• No results found

SP-320. Handleiding DIGITALE CAMERA. Gedetailleerde beschrijvingen van alle functies die laten zien hoe u het uiterste uit uw camera haalt.

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "SP-320. Handleiding DIGITALE CAMERA. Gedetailleerde beschrijvingen van alle functies die laten zien hoe u het uiterste uit uw camera haalt."

Copied!
96
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Voordat u gaat fotograferen

Basisfuncties voor het fotograferen Extra functies voor het fotograferen

Weergeven Printen

Online beelden

Camera-instellingen

Wij zijn u erkentelijk voor de aanschaf van deze digitale Olympus-camera. Lees voordat u uw nieuwe camera gaat gebruiken deze handleiding aandachtig door om u van optimale prestaties en van een lange gebruiksduur van de camera te verzekeren. Bewaar deze handleiding op een veilige plaats zodat u hem ook later nog eens kunt raadplegen.

Voordat u belangrijke opnamen gaat maken, doet u er goed aan eerst enkele proefopnamen te maken teneinde u met uw camera vertrouwd te maken.

In het belang van voortdurende verbeteringen van het product behoudt Olympus zich het recht voor de in deze handleiding gepubliceerde informatie bij te werken of aan te passen.

Neem de veiligheidsmaatregelen aan het einde van deze handleiding in acht.

DIGITALE CAMERA

Handleiding

Gedetailleerde beschrijvingen van alle functies die laten zien hoe u het uiterste uit uw camera haalt.

SP-320 NL

(2)

1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11

De opbouw van deze handleiding

Voordat u gaat fotograferen

Tips voordat u gaat fotograferen

Basisfuncties voor het fotograferen

Aanvullende functies voor het fotograferen

Beelden weergeven

Instellingen

Beelden printen

Aansluiten van de camera op een computer

Appendix

Diversen

Storingen opheffen.

Als u wilt weten wat de namen van de onderdelen zijn, een lijst van menu’s wilt inzien of als u bepaalde onderwerpen zoekt.

Hier vindt u belangrijke aanwijzingen om het beste uit uw camera te krijgen.

Lees dit gedeelte voordat u fotografeert.

Dit hoofdstuk behandelt hoe u de door u gefotografeerde beelden kunt bekijken, bewerken en sorteren.

Dit hoofdstuk beschrijft de instellingen die het gebruik van de camera vereenvoudigen.

Voor het printen van de gefotografeerde beelden.

Als u uw foto's op een PC wilt bekijken. OLYMPUS Master gebruiken.

Blz. 5

Blz. 10

Blz. 17

Blz. 33

Blz. 38

Blz. 53

Blz. 61

Blz. 68

Blz. 76

Blz. 90

Verklaring van de techniek van simpel tot geavanceerd, die een uitleg geeft over alle functies die met het fotograferen te maken hebben.

Geavanceerde functies voor het

fotograferen

Blz. 24

Overzichtstekening van de camera /

Aan de slag

Blz. 4

(3)

NL

3

OVERZICHTSTEKENING VAN DE CAMERA

Microfoon Ontspanknop

POWER-knop

Lens

Zoomknop

Functieknop

Pendelknop (s/r/p/q) Z-knop

(OK / MENU)

Klepje van het batterijcompartiment Statiefaansluiting

Klepje van het kaartje Sleuf voor het kaartje Gelijkspanningsc onnector DC-IN

DISP./GUIDE-knop S -knop (wissen)

<-knop (printen)

Vergrendeling van het batterijcompartiment

QUICK VIEW-knop Flitser

Multiconnector

Luidspreker

[-knop / CUSTOM-knop Zoeker

Zelfontspanner-LED / AF-hulpverlichting

#-knop (flitserfunctie)

Monitor

Bevestigingsoog voor de camerariem

Groene LED Oranje LED

Klepje over de connector

(4)

Aan de slag

Een foto maken

Camerariem bevestigen

a. Plaats de batterij

n q

p

o

44

1600 1600×12001200 SQ1

SQ1 SQ1SQ116001600×12001200 44

a. Zoomen

Uitzoomen: Inzoomen:

44

1600 1600×12001200 SQ1 SQ1

c. Maak uw opname

Maak de foto door de ontspanknop helemaal in te drukken.

(helemaal ingedrukt)

Ontspanknop

b. Scherpstellen

Richt het autofocusteken op uw object m.b.v.

de monitor.

Groene LED

(half ingedrukt)

Ontspanknop

Druk de ontspanknop in en houd deze half ingedrukt om de scherpstelling vast te houden.

• De groene LED geeft aan dat de camera de belichting en scherpstelling vasthoudt.

Autofocusteken

n n

o

(5)

NL

5

Functieknop

Deze camera heeft een stand Fotograferen en een stand Weergeven. Met de functieknop kiest u de instellingen. Kies de gewenste functie en schakel de camera in.

( Over de functieknop

Aanduiding van de vereiste stand van de functieknop

In deze handleiding geven de volgende pictogrammen aan in welke stand de functieknop moet staan bij de verschillende bedieningsfuncties.

Dit geeft een handeling aan waarvoor de functieknop in de stand n moet staan.

Dit geeft een handeling aan waarvoor de functieknop in een van de standen h P A S M r f n moet staan.

Stand Fotograferen

h Met deze functie kunt u een foto maken waarbij alles volledig automatisch wordt ingesteld.

P Aan de hand van de helderheid van het object kiest de camera een optimale combinatie van diafragmawaarde en sluitertijd.

A Hierbij stelt u zelf het diafragma in. De camera kiest automatisch de bijpassende sluitertijd. gBlz. 24

S Hierbij stelt u zelf de sluitertijd in. De camera kiest automatisch het bijpassende diafragma. gBlz. 24

M Hierbij kiest u zelf zowel het diafragma als de sluitertijd.

gBlz. 25

r Hiermee kunt u uw eigen instellingen kiezen en opslaan als uw voorkeursinstellingen. gBlz. 25

f Hier kunt u kiezen tussen 25 standen die specifiek zijn afgestemd op bepaalde lichtomstandigheden. gBlz. 17

n In deze stand kunt u video's opnemen. gBlz. 23 Stand Weergeven q Hiermee kunt u foto's of video's weergeven. U kunt zo ook

geluidsopnamen afspelen. gBlz. 38 Stand Fotograferen

Zet de functieknop in een van deze standen om foto's of video's te maken.

Stand Weergeven

Zet de functieknop in deze stand om foto's of video's te bekijken.

1

Voordat u gaat fotograferen

(6)

Directe knoppen

Deze camera heeft knoppen waarmee de functies direct ingesteld kunnen worden. De directe knoppen hebben verschillende functies in de stand Fotograferen en in de stand Weergeven.

Gebruik van de directe knoppen in de stand Fotograferen

c

#-knop (flitserfunctie) – om de flitserfunctie te selecteren. gBlz. 20

d

[-knop (AE-lock)/CUSTOM-knop gBlz. 29, 60

e

y-knop gBlz. 9, 37

f

QUICK VIEW-knop gBlz. 38

g

Z-knop (OK/MENU) – opent het hoofdmenu van de stand Fotograferen. gBlz. 7

Gebruik van de directe knoppen in de stand Weergeven

c

S-knop (wissen) – om beelden te wissen gBlz. 44, 52

d

<-knop (printen) – print de foto die de monitor weergeeft. gBlz. 61

e

y-knop – om uitleg over de functie op te roepen. Druk tijdens het weergeven herhaal- delijk op deze knop om de weergave in onderstaande volgorde weer te geven. gBlz. 9

g

Z-knop (OK/MENU) – opent het hoofdmenu van de stand Weergeven. gBlz. 7

f g c d e

g“OVERZICHTSTEKENING VAN DE CAMERA“ (Blz. 3)

SQ1 SQ1

’0606. 0303. 2626 1212: 3030 4 ISO ISO400400

+2 .0 1 / 1 0 0 1 / 1 0 0 F 4 . 0 F 4 . 0 SQ1

SQ1

’0606. 0303. 2626 1212: 3030 4 ISO ISO400400

+2 .0 1 / 1 0 0 1 / 1 0 0 F 4 F 4 .0

: 16001600×12001200 SIZE

SIZE 100 100- 00040004

Weergave gedetailleerde

camera-instellingen. Het histogram wordt

weergegeven.

* niet bij video's Alleen f wordt

weergegeven.

Het scherm Weergeven wordt weergegeven.

SQ1 SQ1

’0606. 0303. 2626 1212: 3030 4 100

100- 00040004

1

Voordat u gaat fotograferen

(7)

NL

7

Menu's

Zet de functieknop op een willekeurige stand en druk op Z om de menu's op de monitor weer te geven.g“OVERZICHTSTEKENING VAN DE CAMERA“ (Blz. 3)

De weergegeven menufuncties in de stand Fotograferen en in stand Weergeven zijn verschillend.

Snelmenu's

( Stand Fotograferen

( Stand Weergeven

In de stand Albumweergave Over de menu's

OKOK HOLDHOLD RESET RESET

MODE MENU

Functiemenu Hoofdmenu

Snelmenu’s

Menu's zijn onderverdeeld in snelmenu's en functiemenu's.

Voor het rechtstreeks instellen van

menufuncties. Instellingen zijn naar functie

verdeeld in tabbladen.

DIGITAL ZOOM

MODE MENU

OKOK HOLDHOLD RESET RESET OKOK HOLDHOLD

RESET RESET

MODE MENU

Voor videobeelden Voor stilstaande beelden

(standaardinstelling)

gBlz. 20

gBlz. 12 gBlz. 12

gBlz. 35 gBlz. 19

gBlz. 23

ALBUM MOVIE PLAY

CALENDAR MODE MENU

OKOK HOLDHOLD ALBUM ENTRY ALBUM ENTRY ALBUM

EDIT

CALENDAR MODE MENU

OKOK HOLDHOLD ALBUM ENTRY ALBUM ENTRY

Voor videobeelden Voor stilstaande beelden

gBlz. 39

gBlz. 41 gBlz. 41

gBlz. 46,

47, 49 gBlz. 40

gBlz. 39

CLOSE ALBUM

SEL. ALBUM ALBUM MENU

OKOK HOLDHOLD UNDO ENTRY UNDO ENTRY

MOVIE PLAY

CLOSE ALBUM

SEL. ALBUM ALBUM MENU

OKOK HOLDHOLD UNDO ENTRY UNDO ENTRY Voor videobeelden Voor stilstaande beelden

gBlz. 42

gBlz. 43 gBlz. 43

gBlz. 44 gBlz. 40

gBlz. 42

1

Voordat u gaat fotograferen

(8)

Menu's

Functiemenu

( Stand Fotograferen

( Stand Weergeven

TIPS

• Het [MEMORY]-tabblad wordt weergegeven als het interne geheugen in gebruik is.

Het [CARD]-tabblad wordt weergegeven als het kaartje in de camera gestoken is.

Met de pendelknop en Z kunnen de menufuncties ingesteld worden.

Volg de bedieningsaanwijzingen en pijltjes op het scherm op om instellingen te selecteren en te wijzigen.

Voorbeeld: instelling [&] g“OVERZICHTSTEKENING VAN DE CAMERA“ (Blz. 3)

1 Zet de functieknop in een van de volgende standen: PASM

r f.

2 Druk op Z.

• Nu wordt het hoofdmenu geopend.

3 Druk op q om [MODE MENU] te selecteren.

4 Druk op sr om het [CAMERA]-tabblad te selecteren, en druk vervolgens op q.

• Gebruik de pijltjes op het scherm om een instelling met de pendelknop te selecteren en te verrichten.

5 Druk op sr om [

&] te

selecteren, en druk op q.

• Kijk naar de pijltjes op het scherm om opties te selecteren en instellingen te kiezen met de pendelknop.

• Niet beschikbare instellingen kunt u ook niet selecteren.

6 Druk op sr om [OFF], [

&] of [%] te selecteren en druk vervolgens op Z.

• Druk meermaals op Z om het menu te verlaten.

CAMERA-

tabblad Voor het instellen van functies m.b.t. het fotograferen.

PICTURE-

tabblad Om fotostanden in te stellen, bijv. beeldkwaliteit en witbalans.

MEMORY /

CARD-tabblad Voor het formatteren van het interne geheugen of het kaartje Slaat tevens gegevens vanuit het interne geheugen op een kaartje op.

SETUP-

tabblad Voor het instellen van basisfuncties van de camera en instellingen die het gebruik van de camera vereenvoudigen.

PLAY-tabblad Voor het instellen van functies m.b.t. het weergeven.

EDIT-tabblad Voor het bewerken van opgeslagen beelden. Hetzelfde scherm wordt weergegeven als [EDIT] wordt geselecteerd uit het hoofdmenu.

MEMORY / CARD- tabblad

Voor het formatteren van het interne geheugen of een kaartje, en voor het wissen van alle beeldgegevens. Slaat tevens gegevens vanuit het interne geheugen op een kaartje op.

SETUP-

tabblad Voor het instellen van basisfuncties van de camera en instellingen die het gebruik van de camera vereenvoudigen.

Gebruik van de menu’s

0° OFF

PLAYEDITMEMSET

1/2/3/4 ESP

DRIVE ISO AUTO

OFF

SETPICCAMERAMEM

ESP/

Druk op q om door te gaan naar de volgende instelling.

Dit verwijst naar de pendelknop (qr).

De geselecteerde functie wordt weergegeven in een andere kleur.

1

Voordat u gaat fotograferen

(9)

Menu's

NL

9

TIPS

• De bedieningsaanwijzingen die onderaan op het scherm verschijnen hebben betrekking op het menu dat u gaat instellen. In dit geval volgt u de

bedieningsaanwijzingen om de instellingen met behulp van de pendelknop te kiezen of te wijzigen.

Notatie bij het gebruik van menu's

In deze handleiding worden de procedures voor het gebruik van menu’s als volgt voorgesteld:

• Voorbeeld: stappen 1 tot 5 voor het instellen van [&]

Door op knop y te drukken tijdens de menuweergave in de stand Fotograferen of Weergeven, verschijnt automatisch een menugids met uitleg over de menu's.

1 Zodra u een menu hebt geselecteerd, houdt u de knop y ingedrukt.

• De toelichting bij het menu wordt weergegeven.

• Laat de knop y los om de menugids te sluiten.

Hoofdmenu [MODE MENU] [CAMERA] [%]

Gebruik van de functie GUIDE

OK 2

1

GO SELECT

LOW HIGH BEEP OFF

Bedieningsaanwijzingen

Druk op psr om een instelling te selecteren.

Druk op Z om de instelling te bevestigen.

Sets the format for naming folders and files that are to be saved to a new card.

FILE NAME

Als [FILE NAME]

geselecteerd is.

1

Voordat u gaat fotograferen

(10)

In- en uitschakelen van de camera

Druk op de POWER-knop om de camera in te schakelen.

( Inschakelen van de camera

Zet de functieknop in de gewenste stand en druk op de POWER-knop.

• De monitor wordt ingeschakeld.

• Als u de camera inschakelt in de stand Fotograferen, schuift de lens naar buiten.

( Uitschakelen van de camera Druk op de POWER-knop.

• De monitor wordt uitgeschakeld.

• De lens schuift naar binnen.

TIPS

• Het scherm dat rechts afgebeeld is, wordt weergegeven als de instellingen voor datum en de tijd zijn teruggekeerd naar de fabrieksinstellingen. Door de datum en de tijd in te stellen, kunt u bij bijv. kalenderweergave de foto's gemakkelijker beheren. gBlz. 58

Bij het maken van foto's kunt de monitor of de zoeker gebruiken Om de monitor in- of uit te schakelen drukt u meerdere keren op de knop y. gBlz. 6.

TIPS

• Gebruik de monitor als u precies moet weten welk bereik de camera opneemt of om een close-up (macro-opname) van een persoon of bloem te maken.

• Gebruik de zoeker voor gewone kiekjes, landschapsfoto's en andere willekeurige foto's.

TIPS

Als het monitorbeeld donkerder wordt

→ Als u de camera 10 seconden of langer niet gebruikt, wordt het monitorbeeld wat donkerder.

Blijft de camera langer dan 3 minuten ongebruikt, dan gaat de monitor automatisch uit. Met de ontspanknop of de zoomknop kunt u de monitor weer inschakelen.

Voor het instellen van de helderheid van de monitor

→ Pas de helderheid aan met de functie [s]. gBlz. 58 Het monitorbeeld is lastig te zien

→ Helder licht zoals direct zonlicht kan verticale strepen (vlekken) op het beeld van de monitor veroorzaken. Dit heeft geen invloed op de opgenomen foto's.

Opmerking

• Bij gebruik van een voorzetlens worden de randen van de zoeker donkerder (vignettering); gebruik in dit geval de monitor.

Zoeker

• De camera neemt een groter gebied op dan het beeld in de zoeker.

• Als u dichter bij het object komt, verschilt het werkelijk opgenomen beeld (het gearceerde bereik in de afbeelding links) iets van het beeld in de zoeker.

POWER-knop

Monitor Functieknop

Y/M/D

Wanneer gebruikt u de monitor en wanneer de zoeker 2

Tips voordat u gaat fotograferen

(11)

NL

11

Als scherpstellen op het object niet lukt

De camera spoort automatisch het object in het beeld op waarop moet worden scherpgesteld. Het contrastniveau is een van de criteria die de camera daarbij hanteert om het object op te sporen. Het is mogelijk dat de camera er niet in slaagt objecten op te sporen waarvan het contrast geringer is dan dat van de omgeving of wanneer in het beeld een vlak met uitzonderlijk sterke contrastverschillen voorkomt. Als dat gebeurt, kunt u het beste het scherpstelgeheugen gebruiken.

1 Richt het autofocusteken op het object waarop u wilt scherpstellen.

• Wilt u een object fotograferen waarop de camera zich moeilijk kan scherpstellen of een snel bewegend object, dan richt u de camera op een object op ongeveer dezelfde afstand als het bedoelde object.

2 Druk de ontspanknop half in zodat de groene LED gaat branden.

• De groene LED gaat branden zodra de camera de belichting en scherpstelling vasthoudt.

• Knippert de groene LED, dan worden de gemeten scherpstelling en belichting niet vastgehouden. In dat geval laat u de ontspanknop los, richt het autofocusteken weer op het object en drukt de ontspanknop opnieuw half in.

3 Kader, met de ontspanknop nog steeds half ingedrukt, uw opname opnieuw af.

4 Druk de ontspanknop helemaal in.

• De camera maakt de opname. De oranje LED knippert tijdens het opslaan van de opname.

Opmerking

• Druk de ontspanknop vooral rustig in. Drukt u te wild op de ontspanknop, dan kan daardoor de camera bewegen waardoor de beelden onscherp worden.

• Zolang de oranje LED naast de zoeker knippert, mag u de batterijen niet uitnemen of de lichtnetadapter niet loskoppelen. Doet u dat toch, dan kunnen daardoor de opgeslagen beelden verloren gaan of kan dat verhinderen dat de zojuist door u gemaakte foto’s worden opgeslagen.

• De gefotografeerde beelden blijven opgeslagen op het kaartje ongeacht of u de camera uitschakelt of dat u de batterijen verwisselt of uit de camera haalt.

• Fotografeert u bij sterk tegenlicht, dan kunnen schaduwpartijen kleur krijgen.

Scherpstellen met het scherpstelgeheugen (focus lock)

44

1600 1600×12001200 SQ1 SQ1

0.0 0.0 F4.0 F4.0 1/200 1/200

Autofocusteken

Ontspanknop

44

1600 1600×12001200 SQ1 SQ1

F4.0 F4.0 1/200

1/200 0.00.0 Groene LED

Ontspanknop

2

Tips voordat u gaat fotograferen

(12)

Beeldkwaliteit

De beeldkwaliteit waarin u beelden en videobeelden opslaat kunt u zelf instellen. Selecteer de gewenste beeldkwaliteit.

Stilstaande beelden (behalve die in het bestandstype RAW) worden opgeslagen in het bestandstype JPEG. Indien een beeld met relatief weinig pixels vergroot wordt, lijkt het vergrote beeld op een mozaïek. Beelden met meer pixels zijn compacter en duidelijker, maar beslaan meer geheugenplaats (groter bestand), waardoor het aantal foto's dat kan

worden opgeslagen kleiner is. Hoewel het bestand bij een hogere compressiefactor kleiner is, veroorzaakt dit een korrelig beeld.

( Normale beeldkwaliteiten

Resolutie

Het gebruikte aantal pixels (horizontaal x verticaal) waarmee een beeld wordt opgeslagen. U kunt uw foto's opslaan met een hoge resolutie om duidelijkere prints te krijgen. Als de resolutie echter hoger wordt, wordt de grootte van het bestand (gegevensomvang) ook groter, waardoor het aantal foto's dat opgeslagen kan worden kleiner wordt.

Compressiefactor

De gefotografeerde beelden worden gecomprimeerd opgeslagen, behalve in de stand [RAW]. Hoe groter de compressiefactor, hoe minder scherp het beeld wordt.

( Speciale beeldkwaliteiten

Beeldkwaliteit RAW

Dit zijn ruwe, onbehandelde gegevens, dat wil zeggen dat alle informatie wat betreft kleur, witbalans, scherpte en contrast zonder aanpassingen wordt opgeslagen. Met behulp van de OLYMPUS-Master- software kunt u deze beelden op de computer bekijken en bewerken. Dit is ook mogelijk met Photoshop- software als u eerst de plug-in installeert die u kunt downloaden vanaf de Olympus-website. Dit soort

“ruwe“ gegevens kunt u niet weergeven met gewone software, en u kunt er ook geen printreserveringen bij instellen. Foto's die zijn gemaakt in de stand [RAW] kunt u wel op de camera zelf bewerken.

gBlz. 46

Beeldkwaliteiten voor stilstaande beelden

Resolutie neemt toe

Applicatie Compressiefactor

Resolutie Lage

compressiefactor Hoge compressiefactor

Selecteer op basis van het printformaat

3072 x 2304 SHQ HQ

2592 x 1944

SQ1

HIGH SQ1

NORMAL 2288 x 1712

2048 x 1536 1600 x 1200 1280 x 960

HIGHSQ2 SQ2

NORMAL 1024 x 768

Voor kleine prints

en websites 640 x 480

Beeldkwaliteit Kenmerken Resolutie

RAW Ongecomprimeerde ruwe beeldgegevens Bestandstype ORF. 3072 x 2304 3:2 (SHQ, HQ) Dit is handig voor het bestellen van foto's bij een foto-ontwikkelcentrale. 3072 x 2048 Beeld opgebouwd uit een groot aantal pixel

Beeld opgebouwd uit een gering aantal pixels

Het beeld wordt helderder

2

Tips voordat u gaat fotograferen

(13)

Beeldkwaliteit

NL

13

3:2

De breedte-hoogteverhouding van het beeld is normaal gesproken 4:3.

Als u de breedte-hoogteverhouding wijzigt naar 3:2, kan een foto- ontwikkelcentrale het beeld afdrukken zonder dat de randen van het beeld verloren gaan.

Videobeelden worden opgeslagen in het bestandstype Motion-JPEG.

Voor stilstaande beelden

Beeldkwaliteiten voor videobeelden

Aantal stilstaande beelden dat kan worden opgeslagen / resterende opnametijd

Beeld-

kwaliteit Resolutie

Aantal stilstaande beelden dat kan worden opgeslagen Intern geheugen Bij gebruik van een 128 MB kaartje Met geluid Zonder geluid Met geluid Zonder geluid

RAW 3072 x 2304 2 2 12 12

SHQ 3072 x 2048 5 5 24 24

3072 x 2048 5 5 27 27

HQ 3072 x 2048 14 15 71 73

3072 x 2048 16 17 80 82

SQ1

2592 x 1944 HIGH 7 7 34 34

NORMAL 20 21 99 102

2288 x 1712 HIGH 9 9 44 44

NORMAL 26 27 126 130

2048 x 1536 HIGH 11 11 54 55

NORMAL 32 33 156 162

1600 x 1200 HIGH 18 18 88 90

NORMAL 50 53 241 257

SQ2

1280 x 960 HIGH 28 29 135 140

NORMAL 75 82 362 399

1024 x 768 HIGH 42 44 204 215

NORMAL 110 127 532 614

640 x 480 HIGH 97 110 469 532

NORMAL 207 276 997 1330

Monitorbeeld bij breedte- hoogteverhouding 3:2

44

3072 3072×20482048 HQ HQ

F4.0 F4.0 1/200

1/200 0.00.0

3:2 3:2

2

Tips voordat u gaat fotograferen

(14)

Beeldkwaliteit

Voor videobeelden

Opmerking

• De in de tabel vermelde aantallen stilstaande beelden die nog kunnen worden opgeslagen en de resterende opnametijd gelden bij benadering.

Hoofdmenu [MODE MENU] [PICTURE] [K]

g“Gebruik van de menu’s“ (Blz. 8)

• Voor h n: Hoofdmenu [K]

1 Voor stilstaande beelden selecteert u [SHQ], [HQ], [SQ1] of [SQ2].

• [RAW] kunt u niet instellen in de stand h of f.

• Als u [RAW] selecteert, kijk dan ook bij “z JPEG-kopie“ (Blz. 15).

Bij video-opnamen kunt u kiezen tussen [SHQ 640 x 480 30fps], [HQ 640 x 480 15fps], [SQ1 320 x 240 30fps] en [SQ2 320 x 240 15fps].

2 Selecteer de gewenste resolutie van de beeldkwaliteit.

Als u [SQ1] of [SQ2] hebt geselecteerd, druk dan na het kiezen van de resolutie op q en selecteer vervolgens[HIGH] of [NORMAL].

3 Druk op Z.

Beeldkwaliteit Resolutie

Resterende opnametijd

Intern geheugen Bij gebruik van een 128 MB kaartje Met geluid Zonder geluid Met geluid Zonder geluid

SHQ 640 x 480

(30 beelden / s) 14 s 14 s 1 min.

10 s 1 min.

10 s

HQ 640 x 480

(15 beelden / s) 29 s 29 s 2 min.

20 s 2 min.

21 s

SQ1 320 x 240

(30 beelden / s) 39 s 40 s 3 min.

10 s 3 min.

13 s

SQ2 320 x 240

(15 beelden / s) 1 min.

18 s 1 min.

20 s 6 min.

15 s 6 min.

26 s

De beeldkwaliteit wijzigen 44

1600 1600×12001200 SQ1 SQ1

F4.0 F4.0 1/200

1/200 0.00.0

Aantal stilstaande beelden dat kan worden opgeslagen

00:36 00:36 00:36

HQ HQ

0.0 0.0

Resterende opnametijd

Voor videobeelden SELECT GO OK

640×480 15fps HQ

320×240 SQ1 30fps

640×480

SHQ 30fps

320×240 SQ2 15fps

2

Tips voordat u gaat fotograferen

(15)

NL

15

( JPEG-kopie

Foto's in het bestandstype [RAW] kunt u tegelijkertijd ook laten opslaan in het bestandstype JPEG. Bij het opslaan in het bestandstype JPEG kunt u kiezen tussen de beeldkwaliteiten [SHQ], [HQ], [SQ1] en [SQ2], maar u kunt geen resolutie selecteren. Foto's worden opgeslagen in de resolutie dit op op dat moment voor die beeldkwaliteit is ingesteld.

1 Op het scherm [K] selecteert u [RAW], en vervolgens drukt u op q.

2 Selecteer voor de JPEG-kopie een van de instellingen [OFF], [SHQ], [HQ], [SQ1] of [SQ2].

• Selecteer [OFF] als u alleen de [RAW]-gegevens wilt opslaan.

3 Druk op Z.

De gemaakte foto's worden opgeslagen in het interne geheugen. Foto's kunnen tevens opgenomen worden op een optionele xD-Picture card (“kaartje“).

( Basisinformatie intern geheugen

Het interne geheugen is het medium van de camera voor het opslaan van foto's, vergelijkbaar met een film in een conventionele analoge camera. Foto's die opgeslagen zijn in het interne geheugen kunnen eenvoudig gewist of bewerkt worden met een computer. In tegenstelling tot draagbare opslagmedia kan het interne geheugen niet verwijderd of vervangen worden.

( Gebruik van het interne geheugen of het kaartje.

Tijdens fotograferen en weergeven kunt u in de monitor controleren of het interne geheugen of het kaartje in gebruik is.

• Het interne geheugen en een kaartje kunnen niet tegelijkertijd gebruikt worden.

• Het interne geheugen kan niet gebruikt worden voor het fotograferen of weergeven als u een kaartje in de camera heeft gestoken.

• Foto's die opgeslagen zijn in het interne geheugen kunnen naar een kaartje gekopieerd worden.

gBlz. 52 Indicatie op de

monitor Stand Fotograferen Stand Weergeven

[IN] Foto's worden opgeslagen in het

interne geheugen. Foto's worden weergegeven vanuit het interne geheugen.

[xD] Foto's worden opgeslagen op een

kaartje. Foto's worden weergegeven vanuit een kaartje.

SHQ HQ SQ1 JPEG DUPLICATE SETTING

OK OFF

SELECT GO

Intern geheugen en geheugenkaartje

SQ1 SQ1

’0606. 0303. 2626 1212: 3030 4 100

100- 00040004

44

16001600×12001200 SQ1 SQ1

F4.0 F4.0 1/200

1/200 0.00.0

Stand Fotograferen Stand Weergeven

Indicator voor geheugen

2

Tips voordat u gaat fotograferen

Beeldkwaliteit

(16)

1 Indexvlak

Deze ruimte kan gebruikt worden om de inhoud van het kaartje op te schrijven.

2 Contactvlak

Het gedeelte waar de gegevens worden overgedragen van de camera naar het kaartje.

Compatibele kaartjes xD-Picture card (16 MB tot 1 GB)

1 Controleer of de camera uitgeschakeld is.

2 Open het klepje van het kaartje.

( Kaartje erin steken

3 Houd het kaartje vast zoals afgebeeld en steek het in de kaartsleuf zoals op de afbeelding.

• Steek het kaartje recht in het kaartslot tot het op zijn plaats klikt.

• Als u het kaartje er omgekeerd of scheef insteekt, kunt u de contactpunten beschadigen en kunt u het kaartje misschien niet meer uit de camera halen.

( Kaartje verwijderen

4 Duw het kaartje helemaal naar binnen en laat het vervolgens langzaam los.

• Het kaartje steekt iets uit en stopt. Pak het kaartje en haal het eruit.

5 Sluit het klepje van het kaartje.

Het kaartje

Kaartje erin steken en verwijderen

c d

Klepje van het kaartje

Inkeping Klepje van het

kaartje

2

Tips voordat u gaat fotograferen

Intern geheugen en geheugenkaartje

(17)

NL

17

Een bij de situatie passend motiefprogramma kiezen

Met deze functie kunt u kiezen tussen 25 f motiefprogramma's waarbij de instellingen optimaal worden aangepast aan het betreffende motiefprogramma.

J Beeldstabilisatie

Minder bewegingsonscherpte veroorzaakt door schudden of beweging tijdens het nemen van de foto.

Foto's die in donkere omgeving worden genomen, kunnen korrelig zijn.

B Portret)

Deze stand accentueert de huidstructuur van de geportretteerde persoon.

F Landschap

Blauw- en groentinten worden levendig weergegeven.

D Landschap + Portret

Blauw-, groen- en huidtinten worden levendig weergegeven.

G Nachtscène

De camera stelt een langere sluitertijd in dan normaal.

C Sport

Zelfs snel bewegende objecten lijken stil te staan.

U Nacht + Portret

Daarbij stelt de camera een langere sluitertijd in dan normaal.

N Binnenshuis

Ook de sfeer van de achtergrond wordt levendig weergegeven.

W Kaarslicht Geeft warme kleuren weer.

R Zelfportret

Voor het maken van zelfportretten.

c Portret bij beschikbaar licht

Voor het fotograferen van objecten bij weinig licht en zonder flitser.

S Zonsondergang

Rood- en geeltinten worden levendig weergegeven.

X Vuurwerk

De camera stelt een langere sluitertijd in dan normaal.

j Museum

Voor het maken van foto's in musea waar flitsen en geluid niet is toegestaan.

P Achter glas

Voor het fotograferen van een object achter glas.

V Culinair

Voor het fotograferen van gerechten. De kleuren van de gerechten worden levendig weergegeven.

3

Basisfuncties voor het fotograferen

(18)

d Documenten

Het contrast tussen tekst en ondergrond wordt versterkt.

i Veiling

De camera neemt achtereenvolgens 3 foto's met de beste grootte, terwijl de belichting automatisch wordt aanpast.

e Fotograferen & Selecteren1 / f Fotograferen & Selecteren2

De camera fotografeert een reeks beelden. De ongewenste foto's kunnen gewist worden voordat de goede opgeslagen worden. Geschikt voor het maken van foto's van bewegende objecten.

Fotograferen & Selecteren1 (e) De gemeten scherpstelling van het eerste beeld wordt vastgehouden.

Fotograferen & Selecteren2 (f) Fotografeert een reeks beelden en stelt elk beeld afzonderlijk scherp.

Z Strand

Met deze functie fotografeert u uw onderwerp tegen een fraaie lucht of in een mooi landschap.

a Sneeuw

Met deze functie fotografeert u uw onderwerp tegen een fraaie lucht of sneeuwlandschap.

k Onderwater Groothoek1 / l Onderwater Groothoek2 Gebruik het onderwatercamerahuis.

Onderwater Groothoek1 (k) Tijdens het fotograferen wordt elk beeld afzonderlijk scherpgesteld.

Onderwater Groothoek2 (l) De scherpstelling wordt vastgezet op een afstand van ca. 5 m (16,4 ft.). Deze afstand hangt af van de helderheid van het water.

H Under Water Macro (onder water macro) Gebruik het onderwatercamerahuis.

Opmerking

• Indien een motiefprogramma geselecteerd wordt waarbij de flitser niet gebruikt wordt of een motiefprogramma met een lange sluitertijd, kan het voorkomen dat de camera beweegt. U doet er goed aan een statief te gebruiken om te voorkomen dat de camera beweegt.

• Bij sommige motiefprogramma's staan enkele functies niet (geheel) ter beschikking om het gespecialiseerde effect te verkrijgen.

1 Druk op sr om een motiefprogramma te selecteren en druk vervolgens op Z.

2 Maak uw opname.

• Houd de ontspanknop ingedrukt voor 'Fotograferen &

Selecteren'.

• Om een ander motiefprogramma te kiezen drukt u op r.

U kunt ook op Z drukken om het hoofdmenu te openen en dan [SCENE] te selecteren.

1

OK D IMAGE STABILIZATION

SELECT GO Een bij de situatie passend motiefprogramma kiezen

3

Basisfuncties voor het fotograferen

(19)

NL

19

( Als [FOTOGRAFEREN & SELECTEREN1] of [FOTOGRAFEREN & SELECTEREN2]

geselecteerd is

• Nadat de foto's genomen zijn, wordt het scherm voor het selecteren van de te wissen foto's

weergegeven.

1 Druk op pq om de foto te selecteren die u wilt wissen en druk dan op s.

Herhaal stap 1 als u nog andere foto's wilt wissen.

2 Als u alle ongewenste foto's geselecteerd heeft, drukt u op Z.

3 Selecteer [YES] en druk op Z.

• De geselecteerde foto's worden gewist en uitsluitend de resterende foto's worden opgeslagen.

U kunt optisch en digitaal op uw object inzoomen. Omdat bij digitaal zoomen maar een klein fragment van de foto wordt vergroot, wordt de foto korrelig bij een sterkere digitale vergroting.

Deze camera beschikt over de volgende zoomfactoren.

Optisch zoomen 3x (gelijk aan 38 mm op 114 mm van een kleinbeeldcamera) Optisch + digitaal zoomen max. 15x ([n] stand: max. 9x)

Denk eraan dat bij sterke vergrotingen de kans op bewegen van de camera groter is.

1 Verdraai de zoomknop.

• Uitzoomen: duw de zoomknop naar de W.

• Inzoomen: trek de zoomknop naar de T.

Hoofdmenu [MODE MENU] [CAMERA] [DIGITAL ZOOM] [ON] g“Gebruik van de menu’s“ (Blz. 8)

• Voor n: Hoofdmenu [DIGITAL ZOOM] [ON]

1 Trek de zoomknop naar de T.

Gebruik van de zoomfunctie

Gebruik van de digitale zoomfunctie

GO OK SELECT

Het geselecteerde beeld wordt aangevinkt 9.

De gemarkeerde foto wordt vergroot.

Inzoomen op uw object

Zoomknop

44

16001600×12001200 SQ1 SQ1

F4.0 F4.0 1/200 1/200 0.00.0

44

16001600×12001200 SQ1 SQ1

F4.0 F4.0 1/200 1/200 0.00.0

Zoombalk

Wit gebied: optisch zoombereik Rood gebied: digitaal zoombereik

Optisch zoomen Digitaal zoomen

3

Basisfuncties voor het fotograferen

Een bij de situatie passend motiefprogramma kiezen

(20)

Dichtbij een object duurt het scherpstellen gewoonlijk langer.

Stelt u daarentegen scherp met de camera ingesteld op macro, dan gaat dat sneller.

& In deze stand kunnen foto's gemaakt worden van een afstand van slechts 20 cm / 7,9" tot het object (als de optische zoom op de grootste groothoek staat).

% In deze stand kunnen foto's gemaakt worden van een afstand van slechts 2 cm / 0,8" tot het object. In de stand [%] is normaal fotograferen ook mogelijk, maar de

brandpuntafstand van de zoomlens wordt automatisch vast ingesteld en kan niet gewijzigd worden.

Hoofdmenu [MODE MENU] [CAMERA] [&]

[&] / [%] g“Gebruik van de menu’s“ (Blz. 8)

• Voor h: Hoofdmenu [&] [&] / [%]

Opmerking

• In de stand supermacro kunt u de zoomfunctie niet gebruiken.

• Als u zich dicht bij het object bevindt, verschilt het beeld in de zoeker van het bereik dat de camera werkelijk opneemt. Gebruik voor de stand macro de monitor.

• In de stand supermacro kunt de flitser niet gebruiken.

Kies de flitserfunctie die het best geschikt is voor de heersende lichtomstandigheden en het effect dat u in uw opname wilt bereiken.

Flitsbereik

W (max.) : ongeveer 0,4 m tot 3,8 m (1,3 ft. tot 12,5 ft.) T (max.) : ongeveer 0,4 m tot 2,2 m (1,3 ft. tot 7,2 ft.)

Autoflitsen (geen functiepictogram)

Bij weinig licht of tegenlicht ontsteekt de flitser automatisch.

Flitsen met onderdrukken van rode ogen(

!)

Het door de flitser geleverde licht is er de oorzaak van dat in flitsopnamen de ogen van uw object soms rood worden afgebeeld. De functie flitsen met onderdrukken van rode ogen zorgt ervoor dat dit verschijnsel in belangrijke mate wordt onderdrukt, door een aantal inleidende flitsen af te geven voordat de hoofdflits ontsteekt.

Invulflitsen met onderdrukken van rode ogen (

H) De hoofdflits gaat pas af na inleidende flitsen die het verschijnsel rode ogen onderdrukken.

Invulflitsen (

#)

De flitser ontsteekt altijd, ongeacht het beschikbare licht. Deze functie dient om schaduwen op het gelaat van personen op te heffen bijvoorbeeld de schaduw van boombladeren en bij tegenlichtopnamen, maar ook om kleurverschuivingen te corrigeren die veroorzaakt worden door kunstlicht (met name van TL-lampen).

Opmerking

Gebruik van de standen macro / supermacro

& %

Gebruik van de flitser

De ogen van uw object zien er rood

it

3

Basisfuncties voor het fotograferen

Inzoomen op uw object

(21)

Gebruik van de flitser

NL

21

Flitser uit (

$)

De flitser ontsteekt nooit, ook niet bij weinig licht.

1 Stel de gewenste flitserfunctie in door herhaald op de knop

# te drukken.

• In de standen S en M verandert de flitserfunctie in de volgorde:

2 Druk de ontspanknop half in.

• In situaties waarbij de flitser nodig is, gaat het #-teken branden (flitser stand-by).

3 Maak de opname door de ontspanknop helemaal in te drukken.

TIPS

De oranje LED knippert of de melding [BUSY] verschijnt.

→ De flitser wordt opgeladen. Wacht tot de oranje LED naast de zoeker dooft.

Opmerking

• In de volgende situaties ontsteekt de flitser niet:

Bij snel repeterende opnamen, auto bracketing, stand supermacro, en panoramaopnamen.

• Als de camera in de stand macro staat met de zoom in de groothoekstand (W) levert de flitser eventueel niet het optimale resultaat. U doet er dan ook goed aan de door u gemaakte opname op de monitor te controleren.

U kunt instellen hoe sterk het flitslicht moet zijn.

Hoofdmenu [MODE MENU] [CAMERA] [w]

g“Gebruik van de menu’s“ (Blz. 8)

1 Druk op sr om de flitssterkte in te stellen en druk vervolgens op Z.

Regelen van de flitssterkte AUTO

(autoflitsen) ! (flitsen met onderdrukken van rode ogen)

# (invulflitsen) H (invulflitsen met

onderdrukken van rode ogen)

$ (flitser uit)

# (invulflitsen) H (invulflitsen met onderdrukken van rode ogen)

$ (flitser uit)

4

1600 1600×121200 SQ1 SQ1

F F4.0 1/200

1/200 0.0

#-teken

3

Basisfuncties voor het fotograferen

(22)

Met deze functie stelt u het tijdstip in waarop de flitser moet ontsteken.

#SYNC1 (voorste sluitergordijn) De flits gaat af nét nadat de sluiter zich volledig geopend heeft.

#SYNC2 (achterste sluitergordijn) De flits gaat af nét voordat achterste sluitergordijn dicht gaat.

Hoofdmenu [MODE MENU] [CAMERA]

[#SYNCRO] [#SYNC1] / [#SYNC2]

g“Gebruik van de menu’s“ (Blz. 8)

Met deze instelling kunt u een in de handel verkrijgbare slave-flitser gebruiken die gesynchroniseerd is met de cameraflitser. De lichtsterkte van de flitser kunt u instellen op 10 niveaus. De flitser werkt ook in de stand Repeterende opnamen, maar de interval tussen de opnamen duurt langer als een hoge flitssterkte is ingesteld. Alle flitserfuncties, behalve [$] (Flitser uit), worden automatisch vervangen door [#].

Hoofdmenu [MODE MENU] [CAMERA] [QFLASH] [SLAVE]

g“Gebruik van de menu’s“ (Blz. 8)

1 Selecteer een flitssterkte tussen [1] en [10] en druk vervolgens op Z.

Synchronisatie

achterste sluitergordijn

achterste sluitergordijn:

flitser ontsteekt Sluiter gaat dicht

voorste sluitergordijn:

flitser ontsteekt

voorste sluitergordijn

Ontspanknop helemaal ingedrukt Als de sluitertijd op 4 seconden is gezet

4 s

4 s 0

Fotograferen met een slave-flitser (QFLASH) 3

Basisfuncties voor het fotograferen

Gebruik van de flitser

(23)

NL

23

Videobeelden opnemen

1 Kader uw opname af.

• Met de zoomknop kunt u inzoomen op het object.

2 Start de opname door de ontspanknop helemaal in te drukken.

• De indicatie-LED Dataverkeer knippert tijdens het opslaan van de videobeelden.

• Tijdens video-opname brandt het functiepictogram A rood.

3 Om het opnemen van videobeelden te stoppen, drukt u de ontspanknop opnieuw in.

• Als de beschikbare opnametijd verstreken is, wordt de opname automatisch gestopt.

• Als er nog ruimte in het interne geheugen of op het kaartje is, wordt de resterende opnametijd (Blz. 13) weergegeven en is de camera klaar voor opname.

TIPS

Gebruik van de zoomfunctie tijdens video-opnamen

→ Als u [R] op [OFF] zet, kunt u tijdens video-opnamen optisch zoomen. gBlz. 23

→ Zet [DIGITAL ZOOM] op [ON]. gBlz. 19 Opmerking

• De resterende opnametijd kan snel minder worden tijdens het opnemen. U kunt proberen het interne geheugen of het kaartje opnieuw te gebruiken nadat u deze met uw camera hebt geformatteerd. gBlz. 53

• In de stand n kunt u niet flitsen en niet handmatig scherpstellen.

Deze functie vermindert onscherpte als gevolg van bewegen van de camera tijdens video-opnamen. De beelden worden een beetje vergroot opgenomen als [h] op [ON] is gezet.

Hoofdmenu [h] [ON] g“Gebruik van de menu’s“ (Blz. 8)

1 Maak uw opname.

Opmerking

• Als de camera sterk beweegt of als het object snel beweegt, is het mogelijk dat deze compensatiefunctie niet optimaal werkt.

• Bij video-opnamen vanaf een stabiel punt (bijv. een statief) kunt u [h] beter op [OFF] zetten omdat anders een bewegend object het beeld op het scherm kan vertekenen.

Hoofdmenu [MODE MENU] [R] [ON] g“Gebruik van de menu’s“ (Blz. 8)

Opmerking

• Als de camera meer dan 1 m (3,3 ft.) van de geluidsbron is verwijderd, is het mogelijk dat de ingebouwde microfoon het geluid niet duidelijk opneemt.

Camerabewegingen compenseren

Video's met geluid opnemen

00:36 00:36 00:36

HQ HQ

Resterende opnametijd

00:36 00:36 00:36

HQ HQ

0.0 0.0

Verschijnt tijdens compenseren van camerabewegingen.

3

Basisfuncties voor het fotograferen

(24)

Diafragma aanpassen bij het fotograferen

Bij deze functie kunt zelf het diafragma instellen. De camera kiest automatisch de bijpassende sluitertijd.

Kiest u een lagere diafragmawaarde (F-waarde), dan stelt de camera een kleiner bereik scherp zodat de achtergrond van het gefotografeerde beeld wazig wordt afgebeeld. Verhoogt u de diafragmawaarde, dan stelt de camera zich over een groter bereik scherp. Binnen dit grotere scherptedieptebereik worden zowel het onderwerp als de achtergrond scherp afgebeeld. Met deze functie kunt u experimenteren met de wijze waarop de achtergrond wordt afgebeeld.

1 Druk op sr om de

diafragmawaarde (F-waarde) in te stellen.

s : Sluit het diafragma (hogere F-waarde).

r : Opent het diafragma (lagere F-waarde).

Instelbereik:

Groothoek: F 2.8 tot F 8.0 Telefoto: F 4.9 tot F 8.0

• Als de juiste belichting is ingesteld, wordt de F-waarde in groen weergegeven. Als met dit diafragma geen correcte belichting mogelijk is, wordt de F-waarde in rood weergegeven.

Hierbij stelt u zelf de sluitertijd in. De camera kiest automatisch het bijpassende diafragma. Stel de sluitertijd in aan de hand van het object en het soort effect dat u wilt bereiken.

1 Druk op sr om de sluitertijd in te stellen.

s : verkort de sluitertijd.

r : verlengt de sluitertijd.

Sluitertijdenbereik:

1/2 tot 1/1000 s (als [NOISE REDUCTION] is ingeschakeld [ON]: tot max. 4 seconden)

• Als de juiste belichting is ingesteld, wordt de sluitertijd in groen weergegeven. Als met deze sluitertijd geen correcte belichting mogelijk is, wordt de sluitertijd in rood weergegeven.

Opmerking

• Bij opnamen met een langzame sluitertijd doet u er goed aan een statief te gebruiken om camerabewegingen te vermijden.

Met een lagere diafragmawaar de (F-waarde).

Met een hogere diafragmawaard e (F-waarde).

44

1600 1600×12001200 SQ1 SQ1

1/200

1/200F4.0F4.0 0.00.0 Diafragmawaarde

Sluitertijd aanpassen bij het fotograferen

Bij een korte sluitertijd komt een bewegend object scherp op de foto, alsof de beweging bevroren is.

Bij een langzame sluitertijd wordt een bewegend object onscherp afgebeeld, wat de indruk van een beweging geeft.

44

1600 1600×12001200 SQ1 SQ1

F4.0 F4.0 1/200

1/200 0.00.0 Sluitertijd

4

Geavanceerde functies voor het fotograferen

(25)

NL

25

Diafragma en sluitertijd aanpassen bij het fotograferen

Deze stand geeft u meer creatieve mogelijkheden omdat u diafragma en sluitertijd handmatig kunt instellen.

1 Stel het diafragma en de sluitertijd in.

p : verkleint de diafragmaopening (verhoogt de F-waarde).

q : vergroot de diafragmaopening (verlaagt de F-waarde).

s : verkort de sluitertijd.

r : verlengt de sluitertijd.

Instelbereik:

Diafragma: F2.8 to F8.0

Sluitertijd: 15 s tot 1/1000 s (bij diafragma F 8.0: tot 1/2000 s)

• De belichtingscorrectie die de camera berekent en het verschil met de belichting worden aangegeven over een bereik van +/– 3,0 EV.

• Als de belichtingstolerantie in rood wordt weergegeven, wordt dit bereik overschreden.

TIPS

Tijdopnamen maken

1 Druk op r en zet de sluitertijd op BULB.

2 De sluiter blijft dan open staan zolang u de ontspanknop ingedrukt houdt.

• De sluiter kan maximaal 8 minuten open blijven staan.

U kunt fotograferen met de instellingen die u hebt vastgelegd onder [s MY MODE 1] tot [d MY MODE 4].

Alleen de instellingen onder [s MY MODE 1] zijn vooraf ingesteld. gBlz. 60 Hoofdmenu [MODE MENU] [CAMERA] [r 1/2/3/4]

[s MY MODE 1] / [E MY MODE 2] / [c MY MODE 3] /

[d MY MODE 4] g“Gebruik van de menu’s“ (Blz. 8) 44

1600 1600×12001200 SQ1 SQ1

+2.0 +2.0 1/200

1/200 F4.0F4.0 Sluitertijd

Diafragmawaarde Belichtingstolerantie

Mijn eigen instellingen

4

Geavanceerde functies voor het fotograferen

(26)

Scherpstellen

Met deze functie kunt u selecteren hoe de camera scherpstelt op het object.

iESP De camera bepaalt op welk object binnen het scherm scherpgesteld wordt. Zelfs wanneer het object zich niet in het midden van het scherm bevindt, is het mogelijk scherp te stellen.

SPOT De camera stelt zich scherp op het object binnen het autofocusteken.

AREA Bij deze functie verplaatst u het autofocusteken naar het vlak waarop u wilt scherpstellen.

Hoofdmenu [MODE MENU] [CAMERA] [AF MODE]

[iESP] / [SPOT] / [AREA] g“Gebruik van de menu’s“ (Blz. 8) ( Als [AREA] geselecteerd is

1 Verplaats met de pendelknop het autofocusteken naar het gebied waarop u wilt scherpstellen.

• Terwijl het object beweegt, is het autofocusteken groen. Zo lang het autofocusteken groen is, kunt u foto's maken.

2 Houd Z ingedrukt.

• De positie van het autofocusteken is nu ingesteld.

• Om de positie van het autofocusteken achteraf te wijzigen, houdt u Z ingedrukt.

3 Maak uw opname.

• Het autofocusteken blijft op dezelfde positie staan, ook als de foto gemaakt is.

Opmerking

• Het autofocusteken keert terug naar het beeldmidden zodra u de functieknop draait of de zoomknop bedient.

Als u met autofocus niet exact kunt scherpstellen op het object, zet de camera dan op handmatig scherpstellen en doe dit zelf.

Hoofdmenu [MODE MENU] [CAMERA]

[FOCUS MODE] [MF] g“Gebruik van de menu’s“ (Blz. 8)

1 Druk op sr om scherp te stellen.

• Hierbij wordt het scherpstelgebied vergroot afgebeeld.

Zo kunt u controleren of u goed hebt scherpgesteld.

• De afstandschaal links op de monitor dient ter referentie.

Autofocusstand (iESP / SPOT / AREA)

Handmatig scherpstellen (FOCUS MODE)

Object geschikt voor [iESP] Object geschikt voor [SPOT]

44

50cm 50cm 1m 1m 3m 3m

1600 1600×12001200 SQ1 SQ1

1/200

1/200 F4.0F4.0 0.00.0

4

Geavanceerde functies voor het fotograferen

(27)

Scherpstellen

NL

27

2 Houd Z ingedrukt.

• De scherpstelling wordt vast ingesteld op de door u ingestelde afstand en in de monitor verschijnt in rood de melding MF.

• Als u Z ingedrukt houdt terwijl de melding MF in de monitor staat, verschijnt de afstandschaal en kunt u de scherpstelling aanpassen.

3 Maak uw opname.

• Om terug te keren naar autofocus zet u de [FOCUS MODE] op [AF].

TIPS

Als u de cursor naar de bovenkant van de afstandschaal verplaatst, maar de camera slaagt er niet in zich scherp te stellen op ) (oneindig).

→ Druk op sr om de cursorpositie precies in te stellen terwijl u op de monitor kijkt.

Opmerking

• Als u de zoomknop bedient nadat u hebt scherpgesteld, kan de scherpstelling gaan afwijken.

Stel dan opnieuw scherp.

ON Bij continu autofocus blijft de camera continu scherpstellen op het object dat op dat moment in beeld is zonder dat u de ontspanknop half hoeft in te drukken. Omdat u niet hoeft scherp te stellen, bent u nooit te laat bij het fotograferen van leuke momenten. Ook bij video-opnamen blijft de camera continu scherpstellen op het object.

OFF Met de functie Continu autofocus uitgeschakeld, moet u, om scherp te stellen, de ontspanknop half indrukken.

Hoofdmenu [MODE MENU] [CAMERA] [FULLTIME AF] [ON] / [OFF] g“Gebruik van de menu’s“ (Blz. 8) Opmerking

• Als [FULLTIME AF] op [ON] staat, is het energieverbruik van de batterij groter.

• U kunt [FULLTIME AF] niet gebruiken als [R] op [ON] staat in de stand n.

U kunt de ingestelde scherpstelling vastleggen. AF lock verwijst naar het vastleggen van de plaats van het autofocusteken. Voordat u dit kunt gebruiken, moet u eerst de functie AF-lock hebben vastgelegd onder de [-knop (CUSTOM-knop). gBlz. 60

1 Richt het AF-autofocusteken op het object en druk vervolgens op de knop [.

• De ingestelde scherpstelling is vergrendeld en het AF-lock-teken verschijnt.

• Om AF-lock op te heffen drukt u nogmaals op de knop [.

2 Druk de ontspanknop helemaal in.

TIPS

Als u na de opname de vergrendelde scherpstelling wilt opslaan (AF-memory)

→ Houd de knop [ minstens 1 seconde ingedrukt, zodat het AF-memory-teken verschijnt. De ingestelde scherpstelling blijft vergrendeld zo lang als het AF- memory-teken wordt weergegeven. Druk op knop [ om AF-memory uit te schakelen.

Continu autofocus

AF-lock

44

1600 1600×12001200 SQ1 SQ1

1/200

1/200 F4.0F4.0 0.00.0

AF LOCK

44

1600 1600×12001200 SQ1 SQ1

0.0 0.0 F4.0 F4.0 1/200 1/200 AF-lock-teken

AF MEMORY

44

1600 1600×12001200 SQ1 SQ1

F4.0 F4.0 1/200

1/200 0.00.0 AF-memory-teken

4

Geavanceerde functies voor het fotograferen

(28)

Als AF-lock wordt opgeheven ook al was dit ingeschakeld

→ Na het activeren van AF-lock mag u de functieknop en andere knoppen niet meer bedienen.

Doet u dat wel, dan wordt AF-lock opgeheven.

→ AF-lock wordt ook opgeheven als de camera uit de sluimerstand komt en als de camera of monitor wordt uitgeschakeld.

Opmerking

• Als u na het activeren van AF-lock de zoomknop bedient, kan het beeld onscherp worden. Activeer AF-lock daarom pas nádat u klaar bent met zoomen.

Met deze functie kunt u met autofocus ook scherpstellen op donkere objecten.

ON Zodra u de ontspanknop half indrukt, zal de AF-hulpverlichting automatisch het object verlichten.

OFF De AF-hulpverlichting zal niet gaan branden.

Hoofdmenu [MODE MENU] [SETUP]

[AF ILLUMINATOR] [ON] / [OFF]

g“Gebruik van de menu’s“ (Blz. 8)

Opmerking

• Bij gebruik van een voorzetlens of bij opnamen op een afstand van 50 cm (1,6 ft) of minder, zal de AF-hulpverlichting wel gaan schijnen maar is de scherpstelling mogelijk niet optimaal.

Als u met tegenlicht fotografeert, kan het gelaat van een persoon donkerder lijken. Met spotmeting kan de foto genomen worden op basis van de helderheid in het beeldmidden zonder beïnvloeding van het licht op de achtergrond.

ESP Meet de helderheid in het beeldmidden en in het gebied erom heen afzonderlijk, om een beeld te produceren waarin de helderheid in balans is. Fotografeert u bij sterk tegenlicht, dan is het mogelijk dat het beeldmidden donker wordt afgebeeld.

5 Alleen de helderheid van het beeldmidden wordt gemeten. Geschikt voor het fotograferen van het object in het beeldmidden bij tegenlicht.

4 Meet de helderheid over een breed gebied, met nadruk op het midden van het scherm. Hiermee kunt u voorkomen dat het omgevingslicht de opname te veel beïnvloedt.

Hoofdmenu [MODE MENU] [CAMERA] [ESP / n]

[ESP] / [n] / [4] g“Gebruik van de menu’s“ (Blz. 8) AF-hulpverlichting

AF-hulpverlichting

Een ander vlak kiezen voor het meten van de helderheid van een object (ESP / n )

4

Geavanceerde functies voor het fotograferen

Scherpstellen

(29)

NL

29

AE-lock

Deze functie is uitermate geschikt in situaties waarbij het moeilijk is om een juiste belichting te krijgen, bijvoorbeeld als het contrast tussen onderwerp en omgeving extreem hoog is.

1 Richt de camera op het gedeelte van het beeld dat u optimaal wilt belichten, en druk dan op knop [.

g“Directe knoppen“ (Blz. 6)

• De meting is dan opgeslagen.

• Om AE-lock op te heffen drukt u nogmaals op de knop [.

Met knop [ kunt u AE-lock activeren en opheffen.

• Als u onder knop [ een andere functie dan AE-lock hebt vastgelegd, moet u deze knop eerst opnieuw programmeren.

gBlz. 60

2 Richt het autofocusteken op het object waarop u wilt scherpstellen en druk de ontspanknop half in.

• De groene LED knippert.

3 Druk de ontspanknop helemaal in.

• Zodra de foto gemaakt is, wordt AE-lock automatisch geannuleerd.

TIPS

U kunt na het maken van de foto de vergrendelde belichting opslaan (AE-memory)

→ Na het activeren van AE-lock in stap 1, of nadat u bij stap 2 de ontspanknop half hebt ingedrukt, houd u [-knop langer dan 1 seconde ingedrukt. C verschijnt dan. De belichtingsmeting blijft opgeslagen zolang C wordt weergegeven. Druk op knop [ om AE-memory uit te schakelen.

Als AE-lock wordt opgeheven ook al was dit ingeschakeld

→ Na het activeren van AE-lock mag u de functieknop en andere knoppen niet meer bedienen.

Doet u dat wel, dan wordt AE-lock opgeheven.

→ AE-lock wordt ook opgeheven als de camera uit de sluimerstand komt en als de camera of monitor wordt uitgeschakeld.

Het landschap ziet er donker uit omdat de hemel zo helder is.

Richt de camera eerst zo dat er weinig van de hemel in beeld is, en vergrendel de op deze wijze gemeten belichting. Vervolgens kadert u het beeld opnieuw af, met meer van de hemel in beeld, en maakt u de foto.

Voorbeeld:

44

1600 1600×12001200 SQ1 SQ1

F4.0 F4.0 1/200

1/200 0.00.0

Zodra AE-lock wordt vergrendeld, verschijnt B.

44

1600 1600×12001200 SQ1 SQ1

F4.0 F4.0 1/200

1/200 0.00.0

4

Geavanceerde functies voor het fotograferen

(30)

Wijzigen van de ISO-gevoeligheid (ISO)

Hoe hoger de ISO-waarde, hoe groter de lichtgevoeligheid van de camera en hoe meer mogelijkheden om bij weinig licht te fotograferen. Bij een hoge ISO-instelling (lichtgevoeligheid) zal echter beeldruis optreden wat een korrelig beeld tot gevolg kan hebben.

Hoofdmenu [MODE MENU] [CAMERA] [ISO]

[AUTO] / [64] / [100] / [200] / [400] / [800]

g“Gebruik van de menu’s“ (Blz. 8)

In sommige gevallen krijgt u betere resultaten wanneer u de door de camera ingestelde belichting met de hand corrigeert (bijstelt). U kunt de belichting corrigeren over een bereik van +2,0 tot –2,0 EV in stappen van 1/3 EV. Nadat de belichting gewijzigd is, kunt u het resultaat op de monitor controleren.

1 Druk op pq.

• Aanpassing met [+] maakt het beeld helderder; met [–] wordt het donkerder.

2 Maak uw opname.

Opmerking

• Soms verkrijgt u bij gebruik van de flitser niet de helderheid (belichting) die u wilde.

• Het is mogelijk dat de belichtingscorrectie niet het gewenste effect heeft als de omgeving van het object bijzonder helder of donker is.

AUTO 64 / 100 / 200 / 400 / 800

De gevoeligheid wordt automatisch aangepast aan de heersende lichtomstandigheden van het object.

Bij daglicht maakt u met een lage ISO-instelling heldere en scherpe foto's. Met een hoge ISO-instelling kunt u bij weinig licht fotograferen.

Helderheid van de foto wijzigen

44

1600 1600×12001200 SQ1 SQ1

+2.0 +2.0 F4.0 F4.0 1/200 1/200

4

Geavanceerde functies voor het fotograferen

(31)

NL

31

Witbalans instellen

De kleur van het object verschilt al naar gelang de lichtomstandigheden. Als bijvoorbeeld daglicht, de ondergaande zon of gloeilamplicht gereflecteerd wordt door wit papier, zal in elk van deze gevallen de gereproduceerde kleur wit er iets anders uitzien. Door de witbalans aan te passen, kunt u natuurlijk ogende kleuren bereiken.

AUTO Stelt voor elke lichtbron automatisch de witbalans in.

PRESET Hiermee selecteert u de witbalans aan de hand van de lichtbron.

5 Voor het fotograferen op een zonnige dag.

3 Voor het fotograferen op een bewolkte dag.

4 Voor het fotograferen bij het licht van de avondzon.

1 Voor het fotograferen bij licht van gloeilampen.

w Voor het fotograferen bij een daglicht-TL-lamp.

Dit type lamp wordt met name binnenshuis gebruikt.

x Voor het fotograferen bij een neutrale witte TL-lamp.

Dit type lamp wordt doorgaans gebruikt in bureaulampen, etc.

y Voor het fotograferen bij een witte TL-lamp.

Dit type lamp wordt doorgaans gebruikt in kantoren, etc.

V Voor het instellen van een exactere witbalans dan die met de bovenstaande instellingen mogelijk is. Om de optimale witbalans bij bepaalde lichtomstandigheden in te stellen, richt u de camera op een wit object onder de lichtbron die u wilt gebruiken, en slaat u deze witbalans op.

Hoofdmenu [MODE MENU] [PICTURE] [WB]

[AUTO] / [PRESET] / [V]

g“Gebruik van de menu’s“ (Blz. 8) ( Als [PRESET] geselecteerd is

1 Stel de witbalans in en druk op Z.

( Als [V] geselecteerd is

1 Terwijl op het scherm [ONE TOUCH WB] staat, richt u de camera op een blad wit papier.

• Zorg dat het papier het beeld helemaal vult en dat er geen schaduw op valt.

2 Druk op Z.

• De nieuwe witbalans is nu ingesteld.

TIPS

• Selecteer naast de aanbevolen witbalans ook eens een andere PRESET-witbalans en vergelijk het resultaat op de monitor.

Opmerking

• Onder speciale lichtbronnen is het mogelijk dat instellen van de witbalans weinig effect heeft.

• Bij het fotograferen met de witbalans op een andere stand dan [AUTO], laat u het beeld weergeven en controleert u de kleuren op de monitor.

• Als de flitser ontsteekt met de witbalans op een andere stand dan [AUTO], kunnen de kleuren op de genomen foto er anders uitzien dan de kleuren die u op de monitor ziet.

ONE TOUCH WB

GO OK CANCEL

44

1600 1600×12001200 SQ1 SQ1

F4.0 F4.0 1/200

1/200 0.00.0

Witbalans met één knop OK PRESET WB

SELECT GO CANCEL

4

Geavanceerde functies voor het fotograferen

(32)

Met de witbalanscorrectie kunt u de ingestelde witbalans subtiel aanpassen.

Hoofdmenu [MODE MENU] [PICTURE] [>]

g“Gebruik van de menu’s“ (Blz. 8)

1 Druk op sr om de witbalans in te stellen en druk vervolgens op Z.

• De kleur wordt steeds blauwer naarmate u vaker op s drukt, en steeds roder naarmate u vaker op r drukt.

• In beide richtingen [RED] en [BLUE] kunt u de witbalans in 7 stappen instellen.

Met deze functies kunt u de scherpte, het contrast en de kleurintensiteit van een foto aanpassen.

Hoofdmenu [MODE MENU] [PICTURE]

[SHARPNESS] / [CONTRAST] / [SATURATION]

g“Gebruik van de menu’s“ (Blz. 8)

1 Druk op sr om de kleurschakering in te stellen tussen [–5] en [+5].

( Als [SHARPNESS] geselecteerd is

• Naar + : De beeldcontouren worden benadrukt waardoor het beeld scherper en levendiger wordt.

• Naar – : De beeldcontouren worden verzacht.

( Als [CONTRAST] geselecteerd is

• Naar + : De lichte en donkere partijen worden duidelijker begrensd, wat het beeld scherper maakt.

• Naar – : De lichte en donkere partijen worden minder duidelijk begrensd, zodat het beeld zachter wordt.

( Als [SATURATION] geselecteerd is

• Naar + : Kleuren worden intenser.

• Naar – : Kleuren worden minder intens.

Witbalanscorrectie

OK RED RED BLUE BLUE

SELECT GO

Indicatie van witbalanscorrectie

Beeldeigenschappen aanpassen (SHARPNESS / CONTRAST / SATURATION)

± 0

CAMPICTURESETMEM SHARPNESS

WB

CONTRAST Als [SHARPNESS]

geselecteerd is

4

Geavanceerde functies voor het fotograferen

Witbalans instellen

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

• Als de batterij gedurende langere tijd niet zal worden gebruikt, plaats deze dan in de camera en laat hem leeg lopen voordat u hem uit de camera verwijdert voor opslag. De

Olympus geeft geen enkele garantie of waarborg, noch uitdrukkelijk noch stilzwijgend aanvaard, ten aanzien van of met betrekking tot de inhoud van dit geschreven materiaal of van

Voordat je de slimme deurbel monteert, verbindt deze eerst met je WiFi verbinding.. Hierdoor kan je de slimme deurbel testen voordat je de deurbel

MODE Mode knop: 3 modes → foto maken, video opname en geluidsopname SNAP Start of Stop voor foto maken, video.. opname en geluidsopname UP Effectieve pixel kiezen DOWN

Bij gebruik van MX1500 (AA) DURACELL ULTRA alkaline batterijen, met beeldscherm aan, zoomen tussen groothoek en volledige telefoto elke 30 seconden waarbij telkens twee beelden

Met HP Photosmart Express kunt u foto's op de camera selecteren om de foto's automatisch af te drukken (zie Opnames markeren voor afdrukken op pagina 45), om online afdrukken van

* WoonVeilig verleent een garantie voor de duur van 2 jaar voor producten die niet zijn aangesloten op een actief WoonVeilig alarmsysteem met WoonVeilig beveiligingsdienst.

De oudere fullframe-dslm’s van Panaso- nic waren redelijk fors, maar bij de Lumix DC-S5 heeft de fabrikant geko- zen voor een veel compacter uiterlijk en meer