• No results found

IBP-Vitaal Platteland

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "IBP-Vitaal Platteland"

Copied!
14
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

IBP-Vitaal Platteland

VERDUURZAMING WATER- EN BODEMBEHEER HEUVELLAND ZUID-LIMBURG

Propositie in het kader van het IBP-Vitaal Platteland van de partners in het Zuid-Limburgse Heuvelland:

Provincie Limburg, Limburgse Land- en Tuinbouw Bond, Waterschap Limburg, Waterleidingmaatschappij Limburg, Natuurrijk Limburg, Natuurmonumenten, Stichting het Limburgs Landschap, Staatsbosbeheer, Waterregio Maastricht Mergelland, Waterregio Westelijke Mijnstreek.

Maart 2019

(2)

(3)

Het Zuid-Limburgse Heuvelland: Een uniek landschap met samenhangende opgaven

Het Zuid-Limburgse Heuvelland is uniek in Nederland en heeft de bijzondere status van Nationaal Landschap. De bodem bestaat grotendeels uit kalk en lössgronden. Het landschap kenmerkt zich door plateaus, afgewisseld met hellingen, steilranden, graften, holle wegen, droog- en beekdalen met hoogteverschillen van plaatselijk meer dan 100 meter. Deze geven vorm aan het karakteristieke Zuid- Limburgse landschap. Er komen planten en dieren voor die in de rest van Nederland niet of nauwelijks te vinden zijn en er zijn Natura2000-gebieden die de hoogste biodiversiteit van Nederland bezitten. De landbouw kenmerkt zich door grotere bedrijven op de plateaus (voornamelijk akkerbouw), maar heeft zeker op de hellingen en in de (droog)dalen nog een kleinschalig en gevarieerd karakter en is met ca.

60% van het grondgebruik de belangrijkste beheerder van het waardevolle cultuurlandschap. De landschappelijke kwaliteit is één van de belangrijkste kurken waar de economie in Zuid-Limburg op drijft en draagt in belangrijke mate bij aan het leefklimaat van de 600.000 mensen die in Zuid-Limburg wonen.

Deze unieke waarden, die sterk met elkaar verweven zijn, zijn kwetsbaar en staan onder druk.

Een belangrijke opgave is het beperken van de nutriëntenbelasting (met name nitraat) van grond- en oppervlaktewater, waardoor de waterkwaliteit in N2000-gebieden en KRW-beken nog niet voldoet aan de normen. Deze belasting komt uit verschillende bronnen uit binnen- én buitenland, met name industrie, verkeer en landbouw. Hoewel de nutriëntenbelasting van grond- en oppervlaktewater vanaf agrarische gronden – mede als gevolg van de uitspoelingsgevoeligheid van de bodem – de laatste jaren dalende is, is de belasting vaak nog te hoog. Dit heeft gevolgen voor zowel de natuurwaarden als de kwaliteit van het drinkwater.

Het veranderende klimaat heeft tot gevolg dat buien intensiever worden, langer duren en frequenter voorkomen. In Zuid-Limburg komt het water van drie kanten; als neerslag uit de lucht, via snelstromende beken, die buiten hun oevers kunnen treden, en vanaf de hooggelegen plateau’s over maaiveld en over (half)verharde wegen naar de dalen. In combinatie met het veranderende weer neemt het risico op wateroverlast en onveilige situaties, zoals bijvoorbeeld in Meerssen-Ulestraten en Valkenburg, hierdoor flink toe. In Zuid-Limburg gaat het om duizenden huishoudens in tientallen woonkernen die te maken kunnen krijgen met water in de woning.

Tevens vindt lokaal afspoeling over maaiveld (runoff) plaats, waardoor agrarische grond afspoelt naar N2000-gebieden met ecologisch negatieve effecten als gevolg.

Door reeds getroffen en gereguleerde maatregelen, zoals bijvoorbeeld niet-kerende grondbewerking, de aanleg van grasstroken en de aanleg van waterretentie-buffers, is erosie op dit moment beperkt.

Voorkomen moet worden dat deze als gevolg van de klimaat-verandering met extreme buien weer toeneemt.

Deze problemen hebben een reeks van oorzaken en vergen dus inzet van een breed scala van actoren en betreffen vele doelgroepen. In onderhavig project beperken we ons binnen het projectgebied tot de acties op het gebied van water- en bodembeheer en maatregelen die in samenwerking met de

gemeenten, het waterschap, de waterleidingmaatschappij, de agrarische grondgebruikers en de natuur- organisaties uitgevoerd kunnen worden.

(4)

Verduurzaming van de landbouw en duurzaam bodembeheer bieden een grote kans om deze opgaven gezamenlijk aan te kunnen pakken.

Daarom gaan we voor toekomstbestendig en rendabel boeren in een uniek (kleinschalig) cultuur-

landschap. We willen daartoe de beweging in de landbouw, die al gestart is, in het Heuvelland versnellen en verbreden. In het Heuvelland is ca. 90% van de agrariërs reeds overgestapt naar niet-kerende

grondbewerking, nemen ca. 75 agrariërs deel aan het WML-project Duurzaam Schoon Grondwater en 25 aan het project Slim Bemesten, die beiden gericht zijn op het beperken van de uitspoeling van nitraat.

Voorts nemen veel agrariërs deel aan de collectieve aanpak van het agrarisch natuurbeheer via Natuurrijk Limburg. Daarbij willen we ook kijken naar behoud en versterking van verdienmodellen die passen in een toekomstbestendige landbouw.

Het gebied maakt deel uit van het Nationaal Landschap Zuid-Limburg. Voor het Nationaal Landschap Zuid-Limburg zijn de opgaven in beeld gebracht. De propositie Heuvelland geeft invulling aan een substantieel deel van deze opgaven in het nationaal landschap, met name de landbouwopgave.

In het gebied spelen nog verschillende andere ruimtelijke opgaven zoals de ontwikkeling van de landgoederenzone tussen Maastricht en Valkenburg ( Buitengoed Geul en Maas) en de ontwikkelingen aan de A79. Deze hebben echter geen invloed op het projectgebied.

Gedurende de uitvoering van deze propositie zullen we door een optimale samenwerking tussen partijen de verbreding zoeken naar andere gezamenlijke thema’s in het projectgebied.

1. Hoofdopgaven

De hoofdopgaven van de verduurzaming van water- en bodembeheer in het heuvelland Zuid Limburg zijn:

A) Het behoud en verdere verduurzaming van de landbouw door toekomstbestendige en

natuurinclusieve vormen van grondgebruik met een positieve bijdrage aan de overige opgaven, waarbij ingezet wordt op nieuwe verdienmodellen voor de landbouw, die passen binnen de ambitie van de propositie Heuvelland;

B) Het bereiken van goede milieu- en watercondities voor de (zeer soortenrijke) N2000-gebieden in het Heuvelland;

C) Het verminderen van wateroverlastproblemen in de dorpen in de beekdalen;

D) Bescherming en herstel van de grond- en oppervlaktewaterkwaliteit in het Heuvelland, waaronder de grondwaterbeschermingsgebieden in Zuid-Limburg.

De opgaven hangen met elkaar samen en vragen een transitie van het landelijk gebied gericht op een verduurzaming van het water- en bodemgebruik. De landbouw in het Heuvelland kan een grote bijdrage leveren aan het realiseren van deze opgaves, waarbij een perspectiefrijke agrarische sector belangrijk is voor het duurzaam in stand houden van de maatregelen en bovendien van belang is voor het in stand houden van een toeristisch-recreatief aantrekkelijk Zuid-Limburg. De beoogde transitie is daarmee van groot belang voor het behoud en herstel van vele natuur- en landschapswaarden, die kenmerkend zijn voor het Nationaal Landschap Zuid-Limburg.

(5)

De opgaven in deze transitie zijn groot. Voor het Heuvelland wordt de gezamenlijke opgave voor wateroverlast alleen al ingeschat op € 250 miljoen in 20 jaar tijd. De aanpak van verduurzaming in het Heuvelland starten we dan ook met de focus op gebieden waar de opgaven in samenhang voorkomen en waar we ook in samenhang resultaten kunnen bereiken (zie kaartbijlage 1). Daarmee vormt dit een eerste fase van de aanpak voor het gehele Heuvelland. De beoogde transitie zal naar verwachting ook veel inzichten en praktisch toepasbare voorbeelden opleveren voor andere delen van Limburg en Nederland.

Gemeenten hebben in 2018 een stresstest uitgevoerd, waarmee de knelpunten met betrekking tot wateroverlast, droogte en hittestress in beeld zijn gebracht. Water afkomstig van de hellingen, met name in het Heuvelland, veroorzaakt lokaal wateroverlast in de bebouwde kom. Maar wateroverlast wordt niet alleen veroorzaakt in het landelijk gebied. Parallel aan deze propositie wordt door gemeenten en waterschap ook gewerkt aan wateropvang in buffers, het afkoppelen van verhardingen in het stedelijk gebied en maatregelen die burgers zelf kunnen treffen.

De partijen in het landelijke gebied gaan in 2019 in gesprek met de omgeving voor het oplossen van de wateroverlast. Het resultaat wordt in 2020 vastgelegd in een actieprogramma. Daarnaast heeft er al deels een verankering plaatsgevonden in de vastgestelde gemeentelijke rioleringsplannen van de diverse gemeenten.

De propositie Heuvelland versnelt deze aanpak, doordat vooruitlopend op de gemeentelijke actie- programma’s al maatregelen worden beproefd en uitgevoerd. Dit geeft een extra impuls aan het klimaatbestendig en waterrobuust maken van het Heuvelland.

Vraagstukken van (langdurige)leegstand, verpaupering of ondermijning spelen hier voor zover bekend niet. Voor zover mogelijk sluiten we aan bij het Klimaatakkoord zoals die op dit moment vorm krijgt, zowel op landelijk als provinciaal vlak.

2. Beoogd eindresultaat na 3 jaar

A) Er zijn toekomstbestendige verdienmodellen voor land- en tuinbouw uitgewerkt. Daarbij gaat het enerzijds om behoud van rundveebedrijven (grasland) en anderzijds om behoud van fruitteelt.

Daarbij zijn – evenals voor akkerbouw / akkerbouwmatige vollegrondstuinbouw – afzetmarkten voor duurzame producten verkend en in opbouw. Tevens is natuurinclusieve landbouw hierin meegenomen.

B) Een transitie in grondgebruik, gericht op een sterke afname van de nutriëntenbelasting (met name nitraat) van grond- en oppervlakte water ten behoeve van het bereiken van doelstellingen in het kader van Natura2000 en KRW. Tevens wordt hiermee een bijdrage geleverd aan de bescherming van de drinkwaterwinningen in het gebied;

C) Een transitie in grondgebruik met als doel een substantiële afname van wateroverlast in de bebouwde kommen en bodemafspoeling (runoff) naar N2000-gebieden;

D) Een gebiedsbreed gedragen aanpak hebben bereikt, die uitgerold kan worden naar het overige deel van het Heuvelland.

(6)

Een schematische weergave van het water- en bodemsysteem in het heuvelland. Een inzet op “anders boeren” en kleinschalige maatregelen in de hoger gelegen gebieden voorkomt problemen in de dalen en vermindert de noodzaak om hier grootschalige maatregelen te nemen.

3. Gebiedsbegrenzing

We willen deze aanpak uiteindelijk in heel Zuid-Limburg gaan toepassen. De problematiek komt in het hele Heuvelland voor. We hebben echter binnen het totale projectgebied (zie kaartbijlage 1) van deze propositie gekozen voor een Focusgebied (zie kaartbijlage 2), waar we ons als eerste op gaan richten.

Dit is het gebied waar de opgaven urgent zijn en de aanpak op korte termijn kan beginnen. Door de focus op een beperkt gebied kunnen we een afgeronde en haalbare aanpak presenteren in deze propositie met een substantieel effect van de maatregelen.

Het Focusgebied bestaat uit het intrekgebied van de kalktufbronnen van N2000-gebied Bunder- en Elslooërbos, het gebied “SOK Water in Balans Meerssen-Ulestraten” en een gedeelte van het Beneden- en Midden-Geuldal.

(7)

4. Maatregelen

De verduurzaming van het water- en bodembeheer in het Heuvelland start met het verzamelen van kennis en ervaringen uit pilots en proefprojecten. Via een intensief traject met de agrariërs zetten we daarna in op natuurtechnische en teelttechnische maatregelen, eventueel functieverandering en zo nodig civieltechnische oplossingen.

We zetten in op uitvoering van een integrale set van maatregelen per agrarisch bedrijf. Hiervoor willen we ca. 150 agrarische bedrijven bezoeken en 3 jaar lang “omgevingsbewust begeleiden”. Met deze 150 bedrijven wordt ca. 90% van het landbouwareaal in het Focusgebied gedekt.

Het gaat hierbij om het behoud van teelten met een lage nitraatuitspoeling, zoals graslanden en fruitteelt.

In de akkerbouw worden (nieuwe) teelttechnieken (zoals teeltrotatie en groenbemesters) en maatregelen uitgevoerd die de uitspoeling van nutriënten en afspoeling beperken. Tevens wordt er onderzoek gedaan naar nieuwe functies, nieuwe verdienmodellen, nieuwe teelten en/of energieproductie.

Terreinmaatregelen bestaan uit de aanleg van kleinschalige landschapselementen (zoals boerenbuffers en graften), het vergroten van het gehalte organische stof en het vastleggen van CO2 in de bodem.

Hierbij vindt een verduurzaming van de landbouw door toekomstbestendige en natuurinclusieve vormen van grondgebruik plaats. Dit leidt tot duurzame, omgevingsbewuste bedrijven; bedrijven die niet alleen een lust zijn voor hun omgeving, maar die ook qua bedrijfsvoering en verdienmodel toekomstbestendig zijn.

De terreinbeheerders/natuurorganisaties nemen in hun eigen gebieden maatregelen, die veelal aansluiten op de doelstellingen van deze propositie. Zij werken in de haarvaten van het watersysteem, waar water vasthouden en infiltreren belangrijk is en hebben eigendommen op de hellingen waar

verruwing een belangrijke rol kan spelen. De terreinbeheerders zijn ook veelal beheerder en eigenaar van de natuurgebieden waar de nitraatbelasting een rol speelt en waar maatregelen in het kader van de PAS dienen te worden uitgevoerd.

Veel maatregelen voor het beperken van nitraatuitspoeling zijn tevens geschikt om de afspoeling van hemelwater tegen te gaan. Met vrijwel eenzelfde set aan maatregelen wordt dus tegelijkertijd aan twee doelen gewerkt.

Een bijzonder aandachtspunt is verder nog het meehelpen invulling geven aan de energietransitie via energieproductie en via energiebesparing in de landbouwbedrijven.

Concretisering van de beoogde resultaten in de periode tot en met 2021

- 80% van de agrarische bedrijven in het Focusgebied heeft zich akkoord verklaard met een integrale set van bodem- en waterbeheermaatregelen op hun bedrijf of is bezig die set van maatregelen op te stellen; 20% van de bedrijven is al gestart met de uitvoering van die maatregelen;

- het begeleiden van 5 agrarische bedrijven naar een nieuw verdienmodel;

- het vestigen van Lichte Kwalitatieve Verplichtingen (afgekort: LKV) op ca. 40ha, gericht op de verhoging van het organische stofgehalte van de bodem en/of de stopzetting van het gebruik van kunstmest en drijfmest;

(8)

- de aanleg van kleinschalige, waterremmende en/of waterbergende landschapselementen op ca. 15 ha;

- het realiseren van een “groene plus”, de inrichting en/of beplanting van 5 km van natuurtechnische maatregelen (dammen en laagten), zodat deze bijdragen aan doelen m.b.t. soortenbescherming en landschapsverfraaiing;

- een pilot uitvoeren die gericht is op de toepassing van pacht onder voorwaarden op gronden van overheden (bijvoorbeeld: geen gebruik meer van kunst- en/of drijfmest, teeltmaatregelen t.b.v. het vastleggen van CO2 en waterinfiltratie) of braaklegging of beheer door het waterschap (in het kader van waterbeheersing);

- overeenstemming bereikt en vastgelegd tussen alle betrokken overheden over de doelen en instrumenten voor het grondgebruik met het oog op verduurzaming van het water- en bodembeheer.

5. Kennisleemten en onderzoeksbehoefte

Op basis van recente pilots en studies zoals de pilot Heuvelland, onderzoek naar nitraatbelasting en runoff bij N2000-gebieden, Duurzaam Schoon Grondwater, Slim Bemesten, waarde-netwerken is er al een schat aan kennis en ervaringen op het gebied van te nemen maatregelen beschikbaar.

De belangrijkste kennislacunes zijn hieronder weergegeven. Deze zouden in overleg met partijen nog nader moeten worden aangescherpt en uiteindelijk worden opgepakt door de landelijke onderzoeks- instellingen en kennisinstituten.

A. Bedrijfseconomisch

A1. Wat zijn per saldo de extra kosten bij omschakeling naar een qua water- en bodembeheer verantwoorde productiewijze bij een normaal veeteelt- of akkerbouwbedrijf in het Heuvelland Zuid/Limburg. Te gebruiken in het kader van True Pricing en verkoop via lokale afzetmarkten / korte ketens.

A2. Welke verdienmodellen en teeltcombinaties leveren de minste extra omschakelingskosten op?

A3. Onder welke voorwaarden en in welke situaties is agroforestry en/of voedselbos een voldoende rendabel alternatief?

B. Aanpak nutriënten (met name nitraat)

B1. Is er op basis van de nu bekende maatregelen voor de meest voorkomende teelten een minimale set van maatregelen, gericht op het beperken van runoff en nitraatuitspoeling, te benoemen?

B2. Welke set van maatregelen, zonder ingrijpende aanpassing van de agrarische bedrijfsvoering, is het meest doelmatig voor doelbereik Natura2000 en KRW?

B3. Welk nitraatgehalte mag het grondwater onder agrarische gronden nog zijn om aan de N2000 doelstellingen te voldoen? Hierbij is van belang of er ‘onderweg’ nog denitrificatie plaats. Naar verwachting is dit per grondsoort en dus per inzijggebied verschillend.

B4. Welk aandeel heeft de agrarische sector in vergelijking met andere bronnen in de nitraatbelasting van het grondwater?

(9)

C. Verhoging organische stofgehalte

C1. In welke mate kan dit de nitraatuitspoeling verminderen? (onderzoek proefstation Vredepeel C2. Wat is de meest effectieve en bedrijfseconomische verantwoorde wijze om het organische stof

gehalte te verhogen?

C3. En wat is de bijdrage daarvan aan CO2-vastlegging?

D. Borging duurzaam en omgevingsbewust boeren

D1. Hoe kunnen we duurzaam en omgevingsbewust boeren borgen? d.w.z. een duurzame omslag in landbouwmethoden, de keuze van teelten met aandacht voor effecten op water en bodem.

D2. Zijn de prestatiebeloningen voor omgevingsbewust en/of natuurinclusief boeren, die de provincie Drenthe toepast, over te nemen? En wat is daarvoor nodig?

D3. Zijn er vanuit ruimtelijke ordening en wet- en regelgeving andere instrumenten om te sturen op het verduurzamen van het water- en bodembeheer?

Behoefte aan aanpassing wet- en regelgeving / experimenteerruimte Er is behoefte aan experimenteerruimte en juridisch onderzoek wat betreft:

a. De te ontwikkelen maatregelen vragen mogelijk aanpassing van de mestwetgeving. Op dit vlak is reeds door LNV de bereidheid om experimenteerruimte toe te kennen uitgesproken.

b. Versoepeling van het vergunningstelsel waar het gaat om de aanleg van kleinschalige landschaps- elementen die zijn gericht op waterremming en/of waterberging;

c. Afvalstoffen wetgeving, wanneer er behoefte is om bijvoorbeeld groenafval in de bodem te brengen.

Aandachtspunten m.b.t. vervolg – concretisering van de aanpak

a. Is het zinvol de grotere geldschieters van de agrarische sector, zoals bijvoorbeeld de Rabobank erbij te betrekken? Bijvoorbeeld bij het ontwikkelen van nieuwe verdienmodellen en nieuwe teelten.

b. Hoe gaan we de effecten monitoren om te bepalen in welke mate maatregelen effectief zijn?

c. Belangrijk is tevens om ervaringen te gaan uitwisselen met de andere IBP-VP- en klimaatprojecten en zoveel mogelijk te profiteren van de kennis die elders wordt opgedaan.

d. Zorgen voor aanhaking bij de Limburgse Agrofood Community en voor de verbinding met de innovatieagenda en “future farming”.

(10)

6. Kosten

De opgaven in het Heuvelland zijn groot. Provincie, Waterschap Limburg, Waterleidingmaatschappij Limburg en terreinbeheerders zetten in dit gebied samen al ca. 27,5 miljoen (in 3 jaar tijd, exclusief PAS bijdragen via PIO-projecten) in op de opgaven via agrarische natuurbeheer, functiewijziging en inrichting natuur, PAS-maatregelen in natuurgebieden, Duurzaam Schoon Grondwater, Slim Bemesten en

maatregelen gericht op wateroverlast. Dat is echter nog niet voldoende.

Voor de aanpak in het Focusgebied schatten we de totale extra kosten voor drie jaar in op € 7,5 miljoen.

Voor de verduurzaming van water- en bodembeheer in het Heuvelland in Zuid-Limburg – en een duurzame, toekomstgerichte en rendabele land- en tuinbouw – willen Provincie en waterschap hun gezamenlijke inzet vergroten met € 3,75 miljoen extra voor de komende 3 jaar. Daarnaast levert de landbouw een bijdrage; de omschakeling naar nieuwe teelten, productiewijzen en verdienmodellen kost in de overgangsfase geld. We gaan er vanuit dat dit na de overgangsfase tot een nieuw duurzaam

perspectief leidt.

Daarom vragen we aan het rijk een bijdrage uit de envelop ‘natuur en waterkwaliteit’ van € 3,75 miljoen.

Zie ook de begroting in bijlage 1.

Indien er budget over is, wordt dit ingezet in een ander deel van het totale projectgebied, buiten het Focusgebied.

7. Projectorganisatie

De provincie Limburg treedt op als hoofdaanvrager - namens alle partijen - en zal ook als ‘projectleider’

fungeren. Bepaalde onderdelen van deze propositie kunnen echter ook door partners worden getrokken.

Afstemming tussen betrokken partijen vindt plaats in een ambtelijke projectgroep, onder voorzitterschap van provincie Limburg. Deze projectgroep komt grofweg 1 keer per 2 maanden bij elkaar.

Het Bestuurlijk Overleg Nationaal Landschap Zuid-Limburg heeft deze propositie geadopteerd. In dit bestuursoverleg zal regelmatig de voortgang van de propositie Heuvelland worden teruggekoppeld.

(11)

8. We zijn van start!

De aanpak van de propositie Heuvelland richt zich op de benadering van de agrariërs in het gebied. Zij zitten op een sleutelpositie om een bijdrage te leveren aan het verbeteren van water en bodem. De agrariërs zijn zelf ook op zoek naar maatregelen die goed zijn voor wateren bodem, maar die daarbij ook bijdragen aan behoud van inkomen. Ook nieuwe verdienmodellen zijn daar onderdeel van.

Om de agrariërs op tijd te kunnen benaderen en om zo veel mogelijk aan te sluiten op de seizoensopbouw moeten de voorbereidingen op de aanpak tijdig starten.

Daarom zijn we in 2018 al gestart met de eerste voorbereidingen van de uitvoering van deze propositie.

Voorbereidingen die in ieder geval ook als ‘no regret’ kunnen worden beschouwd.

De intrekgebieden (in concept) en runoff risicolocaties zijn in 2018 in beeld gebracht. Deze geven belangrijke basisinformatie voor de aanpak.

In november is opdracht gegeven aan de WUR (PPO) om een set aan maatregelen (“maatregelenkist”) uit te werken, waarmee de agrariërs kunnen worden benaderd. Deze is in april 2019 gereed.

Voorts is de aanbesteding voor het bezoeken van de agrariërs in voorbereiding.

Tegelijkertijd wordt medio maart 2019 een POP-3 subsidieregeling opengesteld, die aansluit op de doelen van de propositie. Deze regeling betreft “Fysieke investeringen voor innovatie en modernisering van agrarische ondernemingen, onderdeel emissie naar grondwater”.

Een volgende stap is het zorgen voor voldoende kennis en de middelen voor kennisverspreiding. Het opleiden van de adviseurs vormt daarin een belangrijk onderdeel. Evenals de ontwikkeling van modellen die door agrariërs en adviseurs toepasbaar zijn.

(12)

Bijlage 1: Kostenschattingen en inzet investeringsmiddelen

A. Inschatting kosten

Activiteit Inschatting kosten

150 bedrijven 3 jaar begeleiden bij Omgevingsbewust ondernemen en monitoring (“leren en doen”)

inclusief projectleiding en deskundige advisering/ondersteuning

2,3 mln

Behoud en ontwikkeling van teelten en nieuwe verdienmodellen door marktverkenning. Met name aandacht voor behoud van grasland en fruitteelt. Daarnaast stimulering van akkerbouwmatige teelten en maatregelen die de uitspoeling van nutriënten en afspoeling beperken.

1,0 mln

Praktijkonderzoek op agrarische gronden naar nieuwe maatregelen en perspectiefvolle, duurzame teelten

0,5 mln

Vestiging van Lichte Kwalitatieve Verplichtingen op ca. 40 ha inclusief pilot: natuur- en milieupacht op overheidsgronden

1,4 mln

Aanleg kleinschalige, waterremmende en/of waterbergende landschaps- elementen op ca. 15 ha

0,8 mln

Verbreding maatregelen: BOOT-maatregelen, aanpak erfafspoeling en aanpassing mechanisatie en teelttechniek

0,9 mln

Projectcoördinatie en inhuur juridische kennis 0,1 mln

Communicatie en voorlichting 0,2 mln

Onvoorzien 0,3 mln

Totaal 7,5 mln

B. Financiering door partijen:

Organisatie Toezeggingen

Provincie Limburg

0,5 mln uit de middelen voor Verduurzaming landbouw/ ander bodembeheer 0,5 mln uit de middelen voor POP3 [onderdeel waterbeheer]

1,9 mln uit de middelen gereserveerd voor bodem- en watermaatregelen via PIO-projecten

Waterschap 0,75 mln

WML inzet i.k.v. Duurzaam Schoon Grondwater

Gemeenten PM

St. NaLi PM

TBO’s uit eigen middelen van de TBO’s t.b.v. waterremmende en/of waterbergende maatregelen op of in de directe omgeving van natuurterreinen van de TBO’s Eigen bijdragen

grondeigenaren

PM, afhankelijk van de mate waarin bedrijven geholpen worden om te schakelen naar een toekomstbestendig verdienmodel.

Subtotaal 3,75 mln

Rijk 3,75 mln

Totaal 7,5 mln

(13)

Kaartbijlage 1: Projectgebied verduurzaming water- en bodembeheer Heuvelland Z-Limburg

(14)

Kaartbijlage 2: Focusgebied verduurzaming water- en bodembeheer Heuvelland Z-Limburg

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Door recidivegegevens te relateren aan de wijze van beëindiging en aan inhoudelijke kenmerken van de contrair beëindigde zaken, met name ook de perceptie van het recidiverisico

rhPTH 1-84 is geregistreerd voor gebruik als aanvullende behandeling van volwassen patiënten met chronische hypoparathyreoïdie wiens toestand onvoldoende onder controle kan

Door goede samenwerking met IKNL en de goede procedures van IKNL, zijn op heel korte termijn deze twee richtlijnen aangeboden en.. gewaardeerd op

De raad adviseert het rijk het nationaal beleidskader met de 'Agenda voor een Vitaal Platteland' en de 'Nota Ruimte' te beperken tot de kerndoelen en deze op een scherpe en

De Raad is om diverse redenen van oordeel dat het in de praktijk niet mogelijk zal zijn om de essentiële indicatoren die bepalend zijn voor het behoud van de mainportfunctie van

Een andere bezwaar tegen het gebruik van indicatorsystemen als een kardinaal meetinstru- ment is de discrepantie tussen het ecologische en fysiologische optimum van soorten

• Afvalscheiding moet zo veel mogelijk worden gestimuleerd door invoering van diftar (betaling per aanbieding); Wel dient het variabele tarief voor de aanbieding van containers

Voor chu’ers zal de manier waarop hij zijn baanbrekende uitspraak formuleerde herkenbaar zijn geweest: ‘Het zou veel meer naar mijn natuur zijn om te zeggen: chu, blijf vooral