• No results found

Bachelorthesis Psychologie en Gezondheid

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Bachelorthesis Psychologie en Gezondheid"

Copied!
26
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Bachelorthesis Psychologie en Gezondheid

Departement Psychologie en Gezondheid, Klinische Gezondheidspsychologie,

Universiteit van Tilburg 2008

De gevolgen van angst en depressie voor de patiënt gerichte uitkomsten bij patiënten met chronisch

hartfalen, een systematische literatuurstudie

Björn Henkes 264664

(2)

SAMENVATTING

Achtergrond: Bij chronisch hartfalen spelen patiënt gerichte uitkomsten een belangrijke rol.

Mogelijk worden patiënt gerichte uitkomsten beïnvloedt door angst en depressie. Methode:

Deze systematische review bekijkt de gevolgen van een angststoornis of symptomen van angst en een depressieve stoornis of depressieve symptomen voor gezondheidstoestand, gezondheidsgerelateerde kwaliteit van leven en kwaliteit van leven voor patiënten met chronisch hartfalen. Resultaten: Negen van de 9 beoordeelde studies tonen een significant negatief verband aan tussen depressieve symptomen of een depressieve stoornis en

gezondheidstoestand, 2 van de 3 studies tonen een significant negatief verband aan tussen depressieve symptomen of een depressieve stoornis en gezondheidsgerelateerde kwaliteit van leven en 1 van de 1 studies toont een significant negatief verband aan tussen depressieve symptomen en kwaliteit van leven. Twee van de 3 studies tonen een significant negatief verband aan tussen een angststoornis of symptomen van angst en gezondheidstoestand.

Conclusies: Een angststoornis of symptomen van angst en een depressieve stoornis of depressieve symptomen kunnen de patiënt gerichte uitkomsten negatief beïnvloeden bij patiënten met chronisch hartfalen. Vervolgonderzoek zou zich moeten richten op de gevolgen van een angststoornis of symptomen van angst en een depressieve stoornis of depressieve symptomen voor de kwaliteit van leven van CHF patiënten aangezien hier nog weinig onderzoek naar gedaan is.

205 woorden

Sleutelwoorden: Angst, depressie, chronisch hartfalen, patiënt gerichte uitkomsten, gevolgen, patiënten.

INLEIDING

Chronisch hartfalen is een ernstige aandoening die steeds vaker voor komt. Incidentie,

(3)

ongunstig: de 5 jaarsoverleving bedraagt ongeveer 50% (Joekes, van Elderen, & Scheurs, 2007). Hartfalen is meestal een syndroom van systolische linkerventrikel disfunctie in combinatie met veranderingen in hormonale, circulatoire, musculatoire en respiratoire functies. Deze combinatie zorgt voor een vermindering van het inspanningsvermogen, symptomen van kortademigheid en vermoeidheid. De kosten voor de gezondheidszorg voor de behandeling van deze aandoening zijn erg hoog (Mosterd, & Rosier, 2004).

Deze aandoening brengt, psychologische gevolgen met zich mee. Niet alleen kwaliteit van leven wordt beïnvloed door deze aandoening. Chronisch hartfalen gaat bij een groot deel van de patiënten hand in hand met angst en depressie, deze factoren hoeven hiervan echter geen gevolg te zijn (Laederach-Hofmann, Rohrer-Gübeli, Messerli, & Meyer, 2007). Recent onderzoek toont aan dat bij patiënten met chronisch hartfalen vooral de cognitief emotionele symptomen van depressie aanwezig zijn niet de somatische (Holzapfel et al., 2008). Depressie kan variëren van depressieve symptomen (Holzapfel et al., 2008) tot een depressieve stoornis (Ola, Adewuya, Ajayi, Akintomide, Oginni, & Ologun, 2006). Angst komt bij deze patiënten vaker voor dan in de algemene populatie (Müller-Tasch et al, 2007). Tevens gaat chronisch hartfalen gepaard met een lagere kwaliteit van leven bij de patiënten (van Jaarsveld,

Sanderman, Miedema, Ranchor, & Kempen, 2001). Deze lagere kwaliteit van leven is niet van korte duur, maar heeft een langdurige invloed, bij chronisch hartfalen gaat het fysieke functioneren van de patiënten ook meer en meer achteruit. Dit houdt de kwaliteit van leven laag (van Jaarsveld et al., 2001). Uit onderzoek blijkt dat de score op de fysieke component aanzienlijk lager is (Pihl, Jacobsson, Fridlund, Strömberg, & Mårtensson, 2005), dit neemt echter niet weg dat de geestelijke component ook verminderd is (Hobbs, Kenkre, Roalfe, Davis, Hare, & Davies, 2002). Verder blijkt uit onderzoek dat kwaliteit van leven als uitkomstmaat van belang is (Krümholz et al, 2005). Wat echter echt opmerkelijk is aan kwaliteit van leven, is dat patiënten met chronisch hartfalen de kwaliteit van leven

(4)

belangrijker vinden dan overleven. Patiënten leven zelfs liever korter met een hogere kwaliteit van leven, dan langer met een lagere kwaliteit van leven (Stanek, Oates, McGhan, Denofrio,

& Loh, 2000). Het belang van deze factoren is dat depressie en kwaliteit van leven

voorspellers zijn voor de mortaliteit bij deze ziekte (Faller et al., 2007, Jünger et al., 2005).

Aangezien angst, depressie en een lagere kwaliteit van leven voorkomen bij patiënten met chronisch hartfalen en kwaliteit van leven een belangrijke uitkomstmaat is, zou het goed kunnen zijn dat angst en depressie de kwaliteit van leven systematisch verminderen. Deze systematische literatuurstudie zal zich daarom ook richten op de gevolgen van angst en

depressie voor de kwaliteit van leven bij patiënten met chronisch hartfalen. Als deze gevolgen zijn onderbouwd, dan is het mogelijk om de lage kwaliteit van leven te verbeteren en zo de mortaliteit te doen verminderen.

METHODE

De volgende databases zijn gebruikt om literatuur te vinden: Online Contents Landelijk, Online Contents Tijdschriftartikelen UvT, PsycINFO, PubMed. De artikelen zijn gezocht in de periode van 1990 tot het heden. De zoektermen waren Engels en Nederlands, de gebruikte Engelse zoektermen waren: anxiety, depression, chronic heart failure (CHF), quality of life (QOL), health-related quality of life (HRQOL) en health status (HS), Nederlandse zoektermen bestonden uit: angst, depressie, chronisch hartfalen (CHF), kwaliteit van leven (KVL),

gezondheidsgerelateerde kwaliteit van leven en gezondheidstoestand. Tevens is er binnen de referenties van gevonden artikelen geprobeerd om meer bruikbare artikelen te vinden. Ook is er door middel van e-mail onsuccesvol contact gezocht met een auteur voor een artikel, deze staat in het appendix voor geëxcludeerde artikelen. Er is naar de titels en naar de abstracts van de artikelen gekeken die potentieel gebruikt konden worden. Dit leverde een totaal op van 25 potentieel bruikbare studies.

(5)

Methodologische criteria waren: 1) prospectieve of cross-sectionele studies, 2) de

proefpersonen in iedere studie moesten 18 jaar of ouder zijn, 3) hartproblemen moesten reeds ontwikkeld zijn aan het begin van de studie, 4) de artikelen moesten in het Nederlands of Engels zijn, 5) het artikel moest de volledige tekstversie beslaan en niet alleen een abstract.

De studies zijn gegroepeerd op psychologische voorspellers en de uitkomsten.

Depressie wordt ingedeeld in depressieve symptomen en klinische depressie. Depressieve symptomen worden in de studies op de volgende wijzen gemeten: BDI, HADS, GDS, GDS- SF, MOS-D, SDS of HDRS. Klinische depressie werd vastgesteld volgens de DSM-IV criteria voor MDD door middel van de MINI, een gestructureerd interview IDS-C of PHQ-9.

Angst wordt ingedeeld in angstige symptomen of een angststoornis. Angstige symptomen worden in de studies op de volgende wijzen gemeten: S-STAI of HADS. Een angststoornis werd vastgesteld volgens de DSM-IV criteria voor een paniekstoornis door middel van de PHQ. Kwaliteit van leven werd gemeten met de DAQL. Gezondheidsgerelateerde kwaliteit van leven werd gemeten met de: NHP, DASI of WHOQOL-BREF. Gezondheidstoestand werd gemeten met de: SF-12, SF-36, MLHFQ of KCCQ.

De artikelen zijn methodologisch geëvalueerd volgens de “Check list for statistical review of general papers” van Gardner, Machin & Campbell, (1986), deze lijst geeft een score van 0 - 11 en de score voor iedere studie staat in de tabellen van de resultaten.

RESULTATEN

Uiteindelijk vielen er 11 artikelen buiten de gestelde criteria, in het appendix voor

geëxcludeerde artikelen staan deze artikelen benoemd en beschreven. In totaal bleven er 14 studies over die zullen worden besproken. Van deze beslaan 11 studies depressie, 1 beslaat angst en 2 beslaan beide.

(6)

Depressie

Door de gevonden artikelen is het verschil in kwaliteit van leven, gezondheidsgerelateerde kwaliteit van leven en gezondheidstoestand bij mensen met depressie of depressieve symptomen onderbouwd zoals in Tabel 1 te zien is.

Negen studies beslaan het verband tussen depressie en gezondheidstoestand, de eerste 5 zijn cross-sectionele studies en de overige 4 prospectieve studies. Alle 9 studies tonen een

significant negatief verband aan tussen depressieve symptomen of een depressieve stoornis en gezondheidstoestand. De studie van Bekelman en collega’s, (2007) laat zien dat depressieve symptomen gerelateerd zijn aan het rapporteren van meer symptomen van chronisch

hartfalen. Het aantal gerapporteerde symptomen van chronisch hartfalen is op zijn beurt negatief gecorreleerd met gezondheidstoestand. De studie van Mårtensson, Dracup, Canary,

& Fridlund, (2003) toont aan dat depressieve symptomen een significante voorspeller zijn van de mentale component van de SF-12. Onderzoek van Morgan en anderen, (2006) laat zien dat depressieve symptomen gerelateerd zijn aan een lagere KCCQ score. De studie van Pihl en anderen., (2005) laat zien dat de SDS score significant gerelateerd is aan de mentale en fysieke component van de SF-36. Voor een depressieve stoornis heeft de studie van Müller- Tasch en collega’s, (2007) laten zien dat deze patiënten lager scoren op alle 8 subschalen van de SF-36. Onderzoek door Laederach-Hofmann en collega’s, (2007) waar patiënten een veelomvattend rehabilitatieprogramma doorliepen, heeft laten zien dat een vermindering in depressieve symptomen voor een significante toename zorgt in gezondheidstoestand. Dit wordt beaamd door de studie van Lespérance en anderen, (2003) waar zelfs 3

meetinstrumenten werden gebruikt om depressieve symptomen te meten; bij alle 3 werd de score significant lager na interventie met nefazodone en hier bleek de score op

gezondheidstoestand als gevolg significant te stijgen. De studie van Rumsfeld en collega’s, (2003) met de bedoeling om aan te tonen dat depressieve symptomen op de korte termijn de

(7)

gezondheidstoestand significant doen dalen, toont aan dat na een follow-up van 6 (+/- 2) weken de score op de KCCQ bij patiënten met depressieve symptomen significant lager was dan bij patiënten zonder depressieve symptomen. De studie van Gottlieb en collega’s, (2007) waar patiënten werden behandeld met paroxetine om een depressieve stoornis te verminderen, wijst uit dat remissie van een depressieve stoornis zorgt voor een betere score voor algemene en mentale gezondheid op de SF-36 en een betere score voor emotionele disfunctie op de MLHFQ. Als gekeken wordt naar de methodologisch sterkste studies (score ≥ 9 op de checklist Gardner et al., (1986)) dan vallen de studies van Morgan en collega’s, (2006) en Leaderach-Hofmann en collega’s, (2007) af. Zeven van de 9 studies blijven dan over die allen aanwijzingen geven voor het negatieve verband tussen depressieve symptomen of een

depressieve stoornis en gezondheidstoestand.

Drie studies zijn gevonden over het verband tussen depressie en gezondheidsgerelateerde kwaliteit van leven, de eerste cross-sectioneel en de overige 2 prospectief. Twee ervan tonen een significant negatief verband tussen depressieve symptomen of een depressieve stoornis en gezondheidsgerelateerde kwaliteit van leven. De studie van Ola en anderen, (2006) laat zien dat patiënten met een depressieve stoornis significant lager scoren op al de 4 schalen van de WHOQOL-BREF en dat een depressieve stoornis een significante voorspeller is voor een lagere score op deze vragenlijst. De studie van Parissis en anderen, (2007) waar

proefpersonen behandeld werden met levosimendan om depressieve symptomen te

verminderen, laat zien dat verbetering hiervan ook zorgt voor een significant verbeterde score op de KCCQ voor gezondheidstoestand en een significant verbeterde score op de DASI voor gezondheidsgerelateerde kwaliteit van leven. Onderzoek van Aimonino, Tibaldi, Barale, Bardelli, & Pilon, (2007) toont aan dat na interventie in een GHHS of GMW een betere score op de GDS voor depressieve symptomen gepaard gaat met een betere score op de NHP. Als gekeken wordt naar de methodologisch sterkste studies (score ≥ 9 op de checklist (Gardner et

(8)

al., 1986)) dan blijft de studie van Parissis en collega’s, (2007) als enige over om aanwijzingen te geven voor het negatieve verband tussen depressieve symptomen en gezondheidsgerelateerde kwaliteit van leven.

De enige studie die de relatie tussen depressie en kwaliteit van leven beslaat is de cross- sectionele studie van Carels, (2004) die aantoont dat een verminderde fysieke en emotionele kwaliteit van leven significant gerelateerd is aan het rapporteren van meer depressieve symptomen. Deze studie scoorde een 9 op de checklist (Gardner et al., 1986) en valt dus niet af.

Angst

In Tabel 2 worden de 3 studies besproken die het verband tussen angst en verminderde gezondheidstoestand aantonen, 2 ervan tonen een significant negatief verband tussen symptomen van angst of een angststoornis en gezondheidstoestand. De studie van Müller- Tasch en collega’s, (2008) laat zien dat patiënten met een angststoornis een significant lagere gezondheidstoestand hebben dan patiënten zonder een angststoornis. Dit is echter in contrast met de studie van Lespérance en collega’s, (2003) die geen indicatie geeft dat angst een gevolg heeft voor gezondheidstoestand. Verder bleek dat na behandeling met nefazodone gezondheidstoestand significant kan verbeteren onafhankelijk van een daling in symptomen van angst. De studie van Laederach-Hofmann en anderen, (2007) toont echter aan dat een significante daling in symptomen van angst na een veelomvattend rehabilitatieprogramma wel degelijk zorgt voor een verbetering in gezondheidstoestand, vooral op de fysieke component.

Als gekeken wordt naar de methodologisch sterkste studies (score ≥ 9 op de checklist

(Gardner et al., 1986)) dan blijft alleen de studie van Lespérance en anderen, (2003) over die geen aanwijzingen geeft voor het negatieve verband tussen symptomen van angst en

gezondheidstoestand.

(9)

DISCUSSIE

Alle gevonden studies bevestigen het negatieve verband tussen depressieve symptomen of een depressieve stoornis met gezondheidstoestand. Ook het negatieve verband tussen depressieve symptomen met gezondheidsgerelateerde kwaliteit van leven wordt door het merendeel van de studies onderbouwd, verder zijn er aanwijzingen voor het negatieve verband tussen depressieve symptomen en kwaliteit van leven. De meeste studies tonen aan dat er een negatief verband is tussen een angststoornis of symptomen van angst met

gezondheidstoestand.

Iedere studie had zijn limitaties, zo was er bij geen enkele studie vooraf berekend hoeveel proefpersonen er nodig waren om voldoende power te bezitten. Achteraf is er ook geen power berekend, dus moeten de conclusies uit de studies met voorzichtigheid worden geïnterpreteerd. Geen enkele studie had een gelijk aantal mannen en vrouwen, waardoor het moeilijk is om te zien of de gevonden negatieve verbanden bij beide even sterk zijn of dat ze verschillen. Geen enkele studie had aandacht voor mogelijke verschillen tussen depressieve symptomen en een depressieve stoornis of symptomen van angst en een angststoornis. Verder is er een mogelijkheid dat ziektespecifieke en generieke assessment verschillende uitkomsten met zich mee brengen. Ook waren er veel verschillende instrumenten gebruikt om de

psychologische factoren te meten, dit bemoeilijkt de interpretatie van de verschillende studies.

Het negatieve verband tussen depressieve symptomen en kwaliteit van leven,

gevonden door Carels, (2004), moet kritisch bekeken worden, gezien het een cross-sectionele studie is en er geen prospectieve studie is gevonden over dit verband. Dit was ook de enige studie die kwaliteit van leven mat.

De studie van Müller-Tasch en collega’s, (2007) toont een verband aan tussen een depressieve stoornis en gezondheidstoestand, maar deze analyse was univariaat en er werd geen rekening gehouden met mogelijk storende variabelen. De studie van Gottlieb en anderen, (2007) bevat

(10)

wel een multivariate analyse en toont aan dat bij de patiënten waarbij de depressieve stoornis in remissie was de gezondheidstoestand significant steeg, zodat het verband sterker

ondersteund wordt.

Onderzoek van Aimonino en anderen, (2007) over de relatie tussen depressieve symptomen en gezondheidsgerelateerde kwaliteit van leven, scoorde een 6 op de checklist (Gardner et al., 1986) en de p-waarde van de univariate analyse is onbekend, waardoor de resultaten

voorzichtig moeten worden geïnterpreteerd. De studie van Parissis en anderen, (2007) was de enige andere prospectieve studie die het verband tussen depressieve symptomen en

gezondheidsgerelateerde kwaliteit van leven onderzocht. Dit onderzoek scoorde een 9 en deed een multivariate analyse die significant bleek te zijn, dus kan gezegd worden dat, na het bekijken van deze studie, het negatieve verband van depressieve symptomen en

gezondheidsgerelateerde kwaliteit van leven aannemelijk is. Ook de studie van Ola et al., (2006), over het negatieve verband tussen een depressieve stoornis en

gezondheidsgerelateerde kwaliteit van leven, moet kritisch bekeken worden, aangezien deze een 7 scoorde.

Om aanwijzingen te geven voor het negatieve verband tussen een angststoornis en gezondheidstoestand werd er gekeken naar het onderzoek van Müller-Tasch en collega’s, (2008). Die het verband wel aantoont, maar het betreft een cross-sectionele studie; daardoor kunnen er geen causale conclusies worden getrokken. De studie door Lespérance en anderen, (2003) ontkracht het negatieve verband tussen symptomen van angst en gezondheidstoestand, want de gezondheidstoestand verbetert door vermindering van depressieve symptomen onafhankelijk van de symptomen van angst. Onderzoek van Laederach-Hofmann en anderen, (2007) toont echter aan dat een afname in symptomen van angst wel degelijk van invloed is op een verbetering van de gezondheidstoestand.

(11)

Deze review heeft ook zijn eigen beperkingen. Als eerste is er de restrictie dat het enkel artikelen mogen zijn die in het Engels of Nederlands gepubliceerd zijn. Verder is er sprake van een publicatiebias, er is namelijk alleen gezocht in databases met gepubliceerde artikelen. Ook is er door 1 persoon gezocht naar artikelen, wat ook een bepaalde zoekstrategie en bias met zich meebrengt.

Zoals eerder gesteld voorzag geen enkele studie een powerberekening. Dit zou wenselijk zijn voor vervolgonderzoek, aangezien het dan duidelijk is hoe krachtig de conclusies echt zullen zijn. Ook zijn de studies in deze review gedomineerd door mannen, waardoor het kan zijn dat belangrijke informatie over het verschil tussen mannen en vrouwen over het hoofd gezien kan worden, de studie van Müller-Tasch en anderen, (2008) laat

namelijk zien dat de kans op een paniekstoornis bij patiënten met chronisch hartfalen groter is bij vrouwen dan bij mannen. Echter is het mogelijk dat deze verdeling de werkelijke

verdeling weerspiegelt van de patiëntengroep met chronisch hartfalen. Dus moeten er methodologisch sterke studies opgezet worden.

Er is minder aandacht geweest voor de gevolgen van depressieve symptomen of een depressieve stoornis voor gezondheidsgerelateerde kwaliteit van leven, de enige gevonden studies waren van: Ola en anderen, (2006), Parissis en anderen, (2007) en Aimonino en collega’s, (2007), waaruit blijkt dat dit veld van onderzoek nog open ligt. Nog minder aandacht is besteed aan de gevolgen van depressieve symptomen of een depressieve stoornis voor kwaliteit van leven, alleen de studie van Carels, (2004) onderzocht het verband tussen depressieve symptomen en kwaliteit van leven. Er zijn geen studies gevonden over het

verband tussen een depressieve stoornis en kwaliteit van leven, dus hier is ook onderzoek naar gewenst.

Een nieuw veld van onderzoek ligt open voor de gevolgen van symptomen van angst en een angststoornis op de gezondheidstoestand, gezondheidsgerelateerde kwaliteit van leven

(12)

en kwaliteit van leven. Er zijn 3 studies gevonden en allemaal besloegen ze het verband tussen symptomen van angst of een angststoornis en gezondheidstoestand. Uit de studies van Laederach-Hofmann en anderen., (2007) en Müller-Tasch en collega’s, (2008) blijkt dat er aanwijzingen zijn dat symptomen van angst een gevolg hebben voor gezondheidstoestand, dit wordt tegengesproken door de studie van Lespérance en anderen, (2003), dus dit is zeker iets wat nog nader onderzocht moet worden.

In een algemener perspectief zou het informatief zijn als er studies komen die zowel depressieve symptomen en een depressieve stoornis of symptomen van angst en een

angststoornis meenemen, hierdoor is een vergelijking in niveaus van de symptomen of de stoornis mogelijk.

Het belangrijke van deze review voor de klinische setting is dat kwaliteit van leven als uitkomstmaat van groot belang is (Krumholz et al., 2005) en psychologische factoren zoals angst en depressie lijken van invloed te zijn op kwaliteit van leven, naast bekende medische uitkomsten. Verder moet er bij patiënten met chronisch hartfalen gelet worden op depressieve symptomen, aangezien hiervoor aanwijzingen zijn dat het de kwaliteit van leven negatief beïnvloedt (Carels, 2004). Dit is belangrijk, omdat onderzoek van Stanek en collega’s, (2000) uitwijst dat patiënten liever korter leven met een hoge kwaliteit van leven, dan langer met een lage kwaliteit van leven. Als depressieve symptomen verminderen dan lijkt het erop dat dit de kwaliteit van leven positief beïnvloedt. Verder is de aanwezigheid van depressieve

symptomen of een depressieve stoornis en een lage kwaliteit van leven van belang voor een patiënt, omdat deze factoren voorspellers zijn van de mortaliteit van chronisch hartfalen (Faller et al., 2007, Junger et al., 2005).

Kwaliteit van leven kan op verschillende wijzen door angst en depressie worden beïnvloed, patiënten met depressieve symptomen zijn namelijk minder sociaal actief (Gottlieb et al., 2007, Junger et al., 2004) wat de kwaliteit van leven kan doen verminderen. Verder

(13)

rapporteren patiënten met depressieve symptomen meer symptomen van chronisch hartfalen (Bekelman et al., 2007). Dit kan betekenen dat deze patiënten sensitiever zijn voor het opmerken van symptomen van chronisch hartfalen en zich er meer op richten, waardoor de kwaliteit van leven negatief beïnvloed wordt. Het kan ook betekenen dat er meer selectieve aandacht is voor de symptomen. Ook blijkt dat patiënten met depressieve symptomen meer moeite hebben met het gebruik van medicatie (Morgan et al., 2006) en ook onnauwkeurig zijn met het gebruik van medicatie over het algemeen (Junger et al., 2004, Rumsfeld et al., 2003).

Daardoor wordt de aandoening niet goed behandeld en zullen er meer klachten optreden, wat een slechtere kwaliteit van leven in de hand werkt.

Van angst is er nog weinig bekend over de mechanismen die kwaliteit van leven negatief beïnvloeden. Het is mogelijk dat de aanwezigheid van symptomen van angst de sensitiviteit voor het opmerken van symptomen van chronisch hartfalen kan verhogen, wat de kwaliteit van leven doet dalen. Ook is er een mogelijkheid dat de angst voor de aandoening bijdraagt aan de therapietrouw of deze juist op een bepaalde manier in de weg zit. Een andere mogelijkheid is dat de symptomen van angst zich richten op een angst om te sterven,

waardoor patiënten veel bezig zijn met de dood wat de kwaliteit van leven verlaagt.

Angst en depressie beïnvloeden patiënt gerichte uitkomsten bij patiënten met chronisch hartfalen. Als artsen hier rekening mee houden, kan het verloop van de ziekte positief beïnvloed worden en zal de overlevingsdrang van de patiënten sterker worden en wordt de kans op overleven een stuk groter.

ABSTRACT

Background: Patient-centered outcomes are of importance in chronic heart failure(CHF).

There is a possibility that patient-centered outcomes are influenced by anxiety and depression.

Method: This systematic review will look at the consequences of an anxiety disorder or

(14)

symptoms of anxiety and a depressive disorder or depressive symptoms for health status, health related quality of life and quality of life in patients with CHF. Results: Nine of the 9 reviewed studies show a significant negative association between depressive symptoms or a depressive disorder and health status, 2 of 3 studies show a significant negative association between depressive symptoms or a depressive disorder and health related quality of life and 1 of 1 studies show a significant negative association between depressive symptoms and quality of life. Two of 3 studies show a significant negative association between symptoms of anxiety or an anxiety disorder and health status. Conclusions: Symptoms of anxiety or an anxiety disorder and depressive symptoms or a depressive disorder are likely to affect patient- centered outcomes in a negative way in CHF patients. Future studies are warranted to

research the effects of symptoms of anxiety or an anxiety disorder and depressive symptoms or a depressive disorder for quality of life in CHF patients, because this has not been the topic of much research.

212 woorden

Keywords: Anxiety, depression, chronic heart failure, patient-centered outcomes, consequences, patients.

(15)

REFERENTIES

Aimonino, N., Tibaldi, V., Barale, S., Bardelli, B., & Pilon, S. (2007). Depressive Symptoms and Quality of Life in Elderly Patients With Exacerbation of Chronic Obstructive Pulmonary Disease or Cardiac Heart Failure: Preliminary Data of a Randomized Control Trial. Archives of Gerontology and Geriatrics, 1 (44), 7-12.

Bekelman, D. B., Havranek, E. P., Becker, D. M., Kutner, J. S., Peterson, P. M., Wittstein, I.

S., Gottlieb, S. H., Yamashita, T. E., Fairclough, D. L., & Dy, S. M. (2007). Symptoms, Depression and Quality of Life in Patients With Heart Failure. Journal of Cardiac Failure, 13 (8), 643-648.

Carels, R. (2004). The Association Between Disease Severity, Functional Status, Depression and Daily Quality of Life in Congestive Heart Failure Patients. Quality of Life Research, 1 (13), 63-72.

Faller, H., Störk, S., Schowalter, M., Steinbüchel, T., Wollner, V., Ertl, G., & Angermann, C.

E. (2007). Is Health-Related Quality of Life an Independent Predictor of Survival in Patients With Chronic Heart Failure? Journal of Psychosomatic Research, 5 (63), 533-538.

Gardner, M. J., Machin, D., & Campbell, M. J. (1986). Use of Check Lists in Assessing The Statistical Content of Medical Studies. British Medical Journal, 292 (6523), 810-812.

Gottlieb, S. S., Kop, W. J., Thomas, S. A., Katzen, S., Vesely, M. R., Greenberg, N., Marshal, J., Cines, M., & Minshall, S. (2007). A Double-Blind Placebo-Controlled Pilot Study of

(16)

Controlled-Release Paroxetine on Depression and Quality of Life in Chronic Heart Failure.

American Heart Journal, 5 (153), 868-873.

Hobbs, F. D. R., Kenkre, J. E., Roalfe, A.K., Davis, R. C., Hare, R., & Davies, M. K. (2002).

A Cross-Sectional Study Comparing Chronic Cardiac and Medical Disorders and a Representative Adult Population. European Heart Journal, 23 (23), 1867-1876.

Hölzapfel, N., Müller-Tasch, T., Wild, B., Jünger, J., Zugck, C., Remppis, A., Herzog, W., &

Löwe, B. (2008). Depression Profile in Patients With and Without Chronic Heart Failure.

Journal of Affective Disorders, 1-3 (105), 53-62.

Jaarsveld, C. H. M. van., Sanderman, R., Miedema, I., Ranchor, A. V., & Kempen, G. J. I. M.

(2001). Changes in Health-Related Quality of Life in Older Patients with Acute Myocardial Infarction or Congestive Heart Failure: A Prospective Study. Journal of the American Geriatrics Society, 49 (8), 1052-1058.

Joekes, K., Elderen, T., van., & Schreurs, K. (2007). Self-efficacy and Overprotection Are Related to Quality of Life, Psychological Well-being and Self-management in Cardiac Patients. Journal of Health Psychology, 12 (1), 4-16.

Jünger, J., Schellberg, D., Müller-Tasch, T., Raupp, G., Zugck, C., Haunstetter, A., Zipfel, S., Herzog, W., & Haass, M. (2005). Depression Increasingly Predicts Mortality in the Course of Congestive Heart Failure. The European Journal of Heart Failure, 2 (7), 261-267.

(17)

Krümholz, H. M., Peterson, E. D., Ayanian, J. Z., Chin, M. H., DeBusk, R. F., Goldman, L., Kiefe, C. I., Powe, N. R., Rumsfeld, J. S., Spertus, J. A., & Weintraub, W. S. (2005). Report of the National Heart, Lung and Blood Institute Working Group on Outcomes Research in Cardiovascular Disease. Journal of the American Heart Association, (111), 3158-3166.

Laederach-Hofmann, K., Rohrer-Gübeli, R., Messerli, N., Meyer., K. (2007). Comprehensive Rehabilitation in Chronic Heart failure- Better Psycho-Emotional Status Related to Quality of Life, Brain Natriuretic Peptide Concentrations, and Clinical Severity of Disease. Clinical &

Investigative Medicine, 30 (2), 54-62.

Lespérance, F., Frasure-Smith, N., Laliberté, M., White, M., Lafontaine, S., Calderone, A., Talajic, M., & Rouleau, J. (2003). An Open-Label Study of Nefazodone Treatment of Major Depression in Patients With Congestive Heart Failure. Canadian Journal of Psychiatry, 48 (10), 695-701.

Mårtensson, J., Dracup, K., Canary, C., & Fridlund, B. (2003). Living With Heart Failure:

Depression and Quality of Life in Patients and Spouses. The Journal of Heart and Lung Transplantation, 22 (4), 460-467.

Morgan, A. L., Masoudi, F. A., Havranek, E. P., Jones, P.G., Peterson, P. M., Krumholz, H.

M., Spertus, J. A., & Rumsfeld, J. S. (2006). Difficulty Taking Medications, Depression and Health Status in Heart Failure Patients. Journal of Cardiac Failure, 12 (1), 54-60.

Mosterd, W. L., & Rosier, P. F. W. M. (2004). Voor de Praktijk - Richtlijn 'Chronisch Hartfalen'. Nederlandsch Tijdschrift voor Geneeskunde, 148 (13), 609-613.

(18)

Müller-Tasch, T., Peters-Klimm, F., Schellberg, D., Holzapfel, N., Barth, A., Jünger, J., Szecsenyi, J., & Herzog, W. (2007). Depression Is a Major Determinant of Quality of Life in Patients With Chronic Systolic Heart Failure in General Practice. Journal of Cardiac Failure, 13 (10), 818-824.

Müller-Tasch, T., Frankenstein, L., Holzapfel, N., Schellberg, D., Löwe, B., Nelles, M., Zugck, C., Katus, H., Rauch, B., Haass, M., Jünger, J., Remppis, A., & Herzog, W. (2008).

Panic Disorder in Patients With Chronic Heart Failure. Journal of Psychosomatic Research, 3 (64), 299-303.

Ola, B. A., Adewuya, A. O., Ajayi, O. E., Akintomide A. O., Oginni, O. O., & Ologun, Y. A.

(2006). Relationship between depression and quality of life in Nigerian outpatients with heart failure. Journal of Psychosomatic Research, 6 (61), 797-800.

Parissis, J. T., Papadopoulos, C., Nikolaou, M., Bistola, V., Farmakis, D., Paraskevaidis, I., Filippatos, G., & Kremastinos, D. (2007). Effects of Levosimendan on Quality of Life and Emotional Stress in Advanced Heart Failure Patients. Cardiovascular Drugs and Theapyr, 21, 263-268.

Pihl, E., Jacobsson, A., Fridlund, B., Strömberg, A., & Mårtensson, J. (2005). Depression and Health-Related Quality of Life in Elderly Patients Suffering From Heart Failure and Their Spouses: a Comparative Study. The European Journal of Heart Failure, 4 (7), 583-589.

(19)

Rumsfeld, J. S., Havranek, E., Masoudi, F. A., Peterson, E. P., Jones, P., Tooley, J. F.,

Krumholz, H. M., & Spertus, J. A. (2003). Depressive Symptoms Are the Strongest Predictors of Short-Term Declines in Health Status in Patients With Heart Failure. Journal of the

American College of Cardiology, 42 (10), 1811-1817.

Stanek, E. J., Oates, M. B., McGhan, W. F., Denofrio, D., & Loh, E. (2000). Preferences for Treatment Outcomes in Patients With Heart Failure: Symptoms Versus Survival. Journal of Cardiac Failure, 6 (3), 225-232.

(20)

Tabel 1

Overzicht van studies naar depressie als voorspeller van gezondheidsuitkomsten bij chronisch hartfalen Studie Steekproef

(% vrouw)

Leeftijd Voorspellers en meetinstrumenten

Uitkomstmaat en meetinstrumenten

Design Follow- up

Voornaamste uitkomsten Methodologische evaluatie Bekelman et

al., 2007

n = 60 (36,7%) Mediaan (bereik) = 75 (70-81)

Symptomen:

GDS-SF

Gezondheidstoestand:

KCCQ

Cross- sectioneel

N.v.t. Multivariate analyse:

Patiënten met depressieve symptomen rapporteerden meer symptomen van CHF dan patiënten zonder depressieve symptomen (p = .05)

Meer symptomen negatief gecorreleerd met

gezondheidstoestand r= -.54 (p < .001)

9

Mårtensson et al., 2003

n = 48 (0%) + n = 48 partners (100%)

m = 59 (+/- 13.45)

Symptomen:

BDI

Gezondheidstoestand:

SF-12

Cross- sectioneel

N.v.t. Multivariate analyse:

BDI score significante voorspeller voor MCS SF-12 score t = -3.46 (p < .001)

9

Morgan et al., 2006

n = 522 (23 %) m = 59.75 (+/- 18.82)

Symptomen:

MOS-D

Gezondheidstoestand KCCQ

Cross- sectioneel

N.v.t. Multivariate analyse:

Depressieve symptomen

gerelateerd aan lagere score KCCQ (p < .001)

8

Pihl et al., 2005

n = 47 (27.7%) + n = 47 partners (72.3%)

m = 76.5 (+/- 7.75)

Symptomen:

SDS

Gezondheidstoestand:

SF-36

Cross- sectioneel

N.v.t. Multivariate analyse:

MCS en PCS van SF-36 bij patiënten significant gecorreleerd met SDS (p < .001 en p < .001) bij partner alleen MCS (p < .001)

9

Müller-Tasch et al., 2007

n = 167 (31.1%)

m = 68.2 (+/- 10.1)

Stoornis:

PHQ-9

Gezondheidstoestand:

SF-36

Cross- sectioneel

N.v.t. Univariate analyse:

Patiënten met depressie scoorden lager op alle 8 subschalen SF-36 (p < .002 tot p < .0001)

9

Ola et al., 2006

n = 100 (42%) m = 63.17 (+/- 10.34)

Stoornis:

MINI

Gezondheidsgerelateerde kwaliteit van leven:

WHOQOL-BREF

Cross- sectioneel

N.v.t. Multivariate analyse:

Patiënten met depressie scoorden lager op alle 4 schalen WHOQOL- BREF (p < .05)

Depressie significante voorspeller lagere score op WHOQOL-BREF (p < .001)

7

(21)

Tabel 1 Vervolgd

Studie Steekproef (% vrouw)

Leeftijd Voorspellers en meetinstrumenten

Uitkomstmaat en meetinstrumenten

Design Follow- up

Voornaamste uitkomsten Methodologische evaluatie Carels, 2004 n = 58

(48.1%)

m = 67.8 (+/- 11.8)

Symptomen:

BDI

Kwaliteit van leven:

DAQL

Cross- sectioneel

N.v.t. Multivariate analyse:

Verminderde fysieke kwaliteit van leven significant gerelateerd aan meer depressieve klachten t(54) = 2.48 (p < .02)

Verminderde emotionele kwaliteit van leven significant gerelateerd aan meer depressieve klachten t(54) = 6.33 (p < .01)

9

Laederach- Hofmann et al., 2007

n = 25 (20%)

18< Symptomen:

HADS

Gezondheidstoestand:

MLHFQ

Prospectief 12 weken Multivariate anlayse:

Na interventie lagere score op HADS depressieve symptomen (p = .002)

Gevolg: betere score op de fysieke component MLHFQ (p = .02)

8

Lespérance et al., 2003

n = 28 (28.6%)

m(bereik) = 59.6 (37-77)

Symptomen:

BDI HDRS CGI

Gezondheidstoestand:

MLHFQ

Prospectief 1, 2, 4, 8, 12 weken

Multivariate analyse:

Na interventie lagere score HDRS (p < .0001), lagere score BDI (p < .0001), lagere score CGI (p < .0001)

Gevolg: betere score MLHFQ (p = .006)

9

Rumsfeld et al., 2003

n = 466 (24.5%)

m = 59.95 (+/- 17.76)

Symptomen:

MOS-D

Gezondheidstoestand:

KCCQ

Prospectief 6 +/- 2 weken

Multivariate analyse:

Score op KCCQ na follow-up omlaag bij patiënten met depressieve symptomen (p < .001)

9

Gottlieb et al., 2007

n = 28 (14.3%)

m = 62 (+/- 15.24)

Stoornis:

IDS-C Veranderingen binnen depressie:

BDI II

Gezondheidstoestand:

SF-36 MLHFQ

Prospectief 4, 8, 12 weken

Multivariate analyse:

Groep behandeld met paroxetine CR toonden meer remissie van depressie aan dan controlegroep 69.2% vs 23.1% (p = .018)

Gevolg: betere score SF -36 algemene gezondheid (p = .05) en mentale gezondheid (p < .01), betere score MLHFQ emotionele disfunctie (p < .05)

9

(22)

Tabel 1 Vervolgd

Studie Steekproef (% vrouw)

Leeftijd Voorspellers en meetinstrumenten

Uitkomstmaat en meetinstrumenten

Design Follow-up Voornaamste uitkomsten Methodologische evaluatie Parissis et

al., 2007

n = 63 (17.5%)

m = 65 (+/-8)

Symptomen:

BDI SDS

Gezondheidstoestand:

KCCQ

Gezondheidsgerelateerde kwaliteit van leven:

DASI

Prospectief Vlak voor ontslag ziekenhuis

Multivariate analyse:

Na interventie verbeterde score BDI (p < .05) en SDS (p < .01) bij de groep behandeld met levosimendan

Gevolg: Betere score DASI (p < .05) en KCCQ (p < .05)

9

Aimonino et al., 2007

n = 38 (%

onbekend)

m = 81.7 (+/- 8)

Symptomen:

GDS

Gezondheidsgerelateerde kwaliteit van leven:

NHP

Prospectief 6 maanden Univariate anlayse:

Patiënten die thuis behandeld werden scoorden na follow-up beter op depressie en kwaliteit van leven (p = onbekend)

6

BDI: Beck Depression Inventory, BDI II: Beck Depression Inventory II, CGI: Clinical Global Impression Scale, GDS: Geriatric Depression Scale, GDS-SF: Geriatric Depression Scale Short Form, HADS: Hospital Anxiety and Depression Scale, HDRS: Hamilton Depression Rating Scale, IDS-C: The Inventory for Depressive

Symptomatology C, MINI: Mini International Neuropsychiatric Interview, MOS-D: Medical Outcomes Study-Depression Questrionnaire, PHQ-9: Patient Healt Questionnaire 9, SDS: Zung Self Rating Depression Scale.

DAQL: Daily Assesment of Quality of Life Diary, DASI: Duke’s Activity Status Index, KCCQ: Kansas City Cardiomyopathy Questionnaire, MLHFQ: Minnesota Living With Heart Failure Questionnaire, NHP: Nottingham Healt Profile, SF-12: 12-Item Short Form Survey, SF-36: 36-Item Short Form Survey, WHOQOL-BREF: World Health Organisation Quality of Life Scale-Brief Version.

(23)

Tabel 2

Overzicht van studies naar angst als voorspeller van gezondheidsuitkomsten bij chronisch hartfalen Studie Steekproef

(% vrouw)

Leeftijd Voorspellers en meetinstrumenten

Uitkomstmaat en meetinstrumenten

Design Follow-up Voornaamste uitkomsten Methodologische evaluatie Müller-Tasch et

al., 2008

n = 258 (22.9%)

m = 61.1 (+/- 16.69)

Stoornis:

PHQ

Gezondheidstoestand:

SF-36

Cross- sectioneel

N.v.t. Multivariate analyse:

Patiënten met angststoornis scoorden lager op alle 8 componenten SF-36 (p = .05 tot p < .01) tegenover controlegroep

8

Laederach- Hofmann et al., 2007

n = 25 (20%)

18< Symptomen:

HADS

Gezondheidstoestand:

MLHFQ

Prospectief 12 weken Multivariate anlayse:

Na interventie lagere score op HADS angstige symptomen (p = .0002)

Gevolg: betere score op de fysieke component MLHFQ (p = .02)

8

Lespérance et al., 2003

n = 28 (28.6%)

m(bereik) = 59.6 (37-77)

Symptomen:

S-STAI

Gezondheidstoestand:

MLHFQ

Prospectief 1, 2, 4, 8, 12 weken

Multivariate analyse:

Na interventie weinig verschil in score S-STAI ( p = .54), wel verbetering op score MLHFQ (p = .006)

9

HADS: Hospital Anxiety and Depression Scale, PHQ: Patient Healt Questionnaire, S-STAI: Spielberger’s State Trait Anxiety Inventory.

MLHFQ: Minnesota Living With Heart Failure Questionnaire, SF-36: 36-Item Short Form Survey

(24)

APPENDIX

Deichert, N. T. (2007). Depression As a Mediator of the Social Support-Physical Functioning Relationship in a Sample of Patients With Congestive Heart Failure. Dissertation Abstracts International, 4-B (68), 2711.

Reden van exlusie: Volledige tekstversie niet gevonden en auteur onbereikbaar.

Havranek, E. P., Ware, M. G., & Lowes, B. D. (1999). Prevalence of Depression in Congestive Heart Failure. The American Journal of Cardioligy, (84), 348-349.

Reden van exlusie: Kwaliteit van leven, gezondheidsgerelateerde kwaliteit van leven of gezondheidsstatus bleek niet gemeten in de studie.

Haworth, J. E., Moniz-Cook, E., Clark, A. L., Wang, M., Waddington, R., & Cleland, J. G. F.

(2005). Prevalence and Predictors of Anxiety and Depression in a Sample of Chronic Heart Failure Patients With Left Ventricular Systolic Dysfunction. The European Journal of Heart Failure, 5 (7), 803-808.

Reden van exlusie: Kwaliteit van leven, gezondheidsgerelateerde kwaliteit van leven of gezondheidsstatus bleek niet gemeten in de studie.

Jaarsma, T., Halfens, R., Huijer Abu-Saad, H., Dracup, K., Stappers, J., & Ree, J. van. (1999).

Quality of Life in Older Patients With Systolic and Diastolic Heart Failure. European Journal of Heart Failure, 2 (1), 151-160.

Reden van exlusie: Geen maten voor angst en depressie, alleen maar psychosociale aanpassing.

(25)

Konstam, V., Moser, D. K., & Jong, M. de. (2005). Depression and Anxiety in Heart Failure.

Journal of Cardiac Failure, 6 (11), 455-463.

Reden van exlusie: Meet alleen prevalentie angst en depressie, geen relatie met kwaliteit van leven, gezondheidsgerelateerde kwaliteit van leven of gezondheidsstatus.

Schowalter, M. (2004). Depression and Quality of Life in Patients With Chronic Heart Failure. Journal of Psychosomatic Research, 6 (56), 622.

Reden van exlusie: Alleen samenvatting was beschikbaar.

Schweitzer, R. D., Head, K., & Dwyer, J. W., (2007). Psychological Factors and Treatment Adherence Behavior in Patients With Chronic Heart Failure. Journal of Cardiovascular Nursing, 1 (22), 76-83.

Reden van exlusie: Geen verband in studie tussen kwaliteit van leven, angst en depressie.

Strömberg, A., & Måtensson, J. (2003). Gender Differences in Patients With Heart Failure.

European Journal of Cardiovascular Nursing, 1 (2), 7-18.

Reden van exlusie: Literatuurstudie.

Rector, T. S. (2005). A Conceptual Model of Quality of Life in Relation to Heart Failure.

Journal of Cardiac Failure, 3 (11), 173-176.

Reden van exlusie: Literatuurstudie.

(26)

Yu, D. S. F., Lee, D. T. F., Woo, J., & Thompson, D. R. (2004). Correlates of Psychological Distress in Elderly Patients With Congestive Heart Failure. Journal of Psychosomatic Research, 6 (57), 573-581.

Reden van exlusie: Gezondheidstoestand en depressie werden in een regressieanalyse gebruikt, maar er werd geen onderling verband tussen beide aangetoond in de studie.

Weisshaar, D. M., & Hetges, E. L. (2006). Anxiety and Quality of Life in CHF patients and their caregivers. The Journal of Heart and Lung Transplantation, 25 (2S), 117-118.

Reden van exlusie: Alleen samenvatting was beschikbaar.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

interventie. Verschillende onderzoeken concluderen dat een vriendelijkheidsinterventie niet enkel welbevinden verhoogt maar ook depressieve symptomen verlaagt. Er is echter weinig

Het doel van het huidige literatuuronderzoek is in kaart te brengen welke positieve psychologische interventies al in de behandeling van eetstoornissen gebruikt worden en wat

Er is nog weinig kennis over deze effecten van een PPI op het welbevinden op lange termijn, waardoor het niet mogelijk is om na te gaan of PPIs gunstig kunnen zijn voor mensen

Daarnaast werden de studies geïncludeerd wanneer zij (2) betrekking hadden op de effectiviteit van PPI’s conform de definitie van Sin en Lyubomirsky, hiervoor dienden de

Ondanks dat alle veldwerk in loon- werk wordt uitgevoerd, is extra tijd nodig voor toezicht en afdekken van kuilen.. – Het schoonmaken van de stal vergt ieder jaar

Both the Core Value Puzzle Game and Core Value Presentation included similar learning elements, but only during a serious game the learning elements are embedded

Step three – left and right identification for remaining segments This step is also the same as the left and right leg identification in the full-body configuration case (see

Furthermore, the regulation of ‘biomass for energy’, in particular the European legal framework on biofuels (which are a specific application of biomass), will