• No results found

Bijlage 1 regels;

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Bijlage 1 regels;"

Copied!
45
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Regels

(2)

Inhoudsopgave

Hoofdstuk 1 Inleidende regels 3

Artikel 1 Begrippen 3

Artikel 2 Wijze van meten 11

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels 133

Artikel 3 Agrarisch met waarden - Landschapswaarden 13

Artikel 4 Bedrijf 29

Artikel 5 Natuur 33

Artikel 6 Verkeer - Gebiedsontsluitingsweg 35

Artikel 7 Waterstaat - Waterlopen 35

Hoofdstuk 3 Algemene regels 37

Artikel 8 Antidubbeltelregel 37

Artikel 9 Algemene bouwregels 38

Artikel 10 Algemene aanduidingsregels 39

Artikel 11 Algemene ontheffingsregels 40

Artikel 12 Algemene wijzigingsregels 42

Artikel 13 Algemene procedureregels 43

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels 44

Artikel 14 Overgangsrecht 44

Artikel 15 Slotregel 45

(3)

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan:

het bestemmingsplan Heusden buitengebied Meijelseweg 53 en 74, 2010 van de gemeente Asten.

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0743.BP02010007-VO01 met de bijbehorende regels en bijlagen.

1.3 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 aangebouwd bijgebouw:

een uitbreiding van het hoofdgebouw, die wat afmetingen betreft ondergeschikt is aan het hoofdgebouw en in functioneel opzicht geen deel uitmaakt van het hoofdgebouw zoals garages, hobbyruimten, schuurtjes, huishoudelijke berg- en werkruimten en tuinhuisjes.

1.6 aan huis gebonden beroep:

de uitoefening van een beroep aan huis op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen terrein, waarbij er geen sprake is van een verkeersaantrekkende werking en de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt; kappers, schoonheidsspecialisten vallen vanwege de verkeersaantrekkende werking niet onder het begrip aan huis gebonden beroep.

1.7 agrarisch bedrijf:

een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of door middel van het houden van landbouwdieren; onder agrarische bedrijven worden tevens begrepen boomteeltbedrijven, sierteeltbedrijven en paardenhouderijen.

1.8 agrarisch gebruik:

het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren.

(4)

1.9 agrarisch technisch hulpbedrijf:

een bedrijf dat is gericht op het verlenen van diensten aan agrarische bedrijven door middel van het telen van gewassen, het houden en/of (medisch) verzorgen van dieren, of de toepassing van andere landbouwkundige methoden, met uitzondering van mestverwerking, zoals: grootveeklinieken, KI-stations, mestopslag- en mesthandelsbedrijven, loonwerkbedrijven (inclusief verhuurbedrijven voor landbouwwerktuigen), veetransportbedrijven en veehandelsbedrijven.

1.10 agrarisch verwant bedrijf:

een bedrijf of instelling gericht op het verlenen van diensten aan particulieren of niet- agrarische bedrijven door middel van het telen van gewassen, het houden van dieren of de toepassing van andere landbouwkundige methoden zoals dierenasiels, dierenklinieken, groencomposteringsbedrijven, hondenkennels, hoveniersbedrijven, stalhouderijen, instellingen voor agrarische praktijkonderwijs, en proefbedrijven.

1.11 ambacht(elijke):

het bedrijfsmatig, geheel of overwegend door middel van handwerk vervaardigen, bewerken of herstellen en het installeren van goederen, alsook het verkopen en/of leveren, als ondergeschikte activiteit, van goederen die verband houden met het ambacht.

1.12 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.13 bed & breakfast:

een nevenactiviteit met als doel het verstrekken van logies en ontbijt, door het beschikbaar stellen van slaap- en sanitaire ruimten, aan steeds wisselend publiek dat voor een korte periode, namelijk één tot enkele nachten, ter plaatse verblijft; onder bed & breakfast wordt niet verstaan overnachting, noodzakelijk in verband met het verrichten van tijdelijke of seizoensgebonden werkzaamheden en/of arbeid.

1.14 bedrijfsactiviteiten:

handelingen en werkzaamheden die plaatsvinden in het kader van de uitoefening van een bedrijf.

1.15 bedrijfswoning:

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is.

1.16 bedrijfsgebouw:

een gebouw dat dient voor de uitoefening van één of meer bedrijfsactiviteiten.

1.17 begane grond:

de eerste bouwlaag boven het peil.

(5)

1.18 bestaande bebouwing:

de bebouwing, zoals deze bestaat of rechtens mag bestaan op het tijdstip van ter inzage legging van het ontwerpplan.

1.19 bestaand gebruik:

het gebruik van grond en opstallen, zoals dat bestaat op het tijdstip dat het plan of planonderdeel rechtskracht heeft gekregen.

1.20 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak.

1.21 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.22 bijgebouw:

een gebouw, behorende bij een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw, dat zich daarvan door zijn constructie of geringere afmetingen visueel onderscheidt.

1.23 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.24 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak.

1.25 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.26 bouwperceelgrens:

een grens van een bouwperceel.

1.27 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.28 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

(6)

1.29 carport/overkapping:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde met tenminste een dak en niet of slechts aan één zijde voorzien van een wand, bestaande wanden van overige gebouwen niet meegerekend.

1.30 cultuurhistorische waarde:

de aan het bouwwerk of gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van dat bouwwerk of dat gebied heeft gemaakt, waarbij het gaat om archeologisch, historisch-landschappelijk en/of historisch-bouwkundig waardevolle zaken, zoals die tot uitdrukking kunnen komen in archeologische elementen, bodemprofiel en reliëf (met name oude akkers), beplanting, verkaveling, slotenpatroon en bebouwing e.d..

1.31 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop/huur aanbieden, waaronder begrepen het uitstallen ten verkoop/verhuur, het verkopen, verhuren en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen/huren voor gebruik, verbruik of aanwending, anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.32 erf:

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een gebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw en de bestemming deze inrichting niet verbiedt.

1.33 extensief recreatief medegebruik:

die vormen van natuurvriendelijke recreatie welke in hoofdzaak zijn gericht op natuur- en landschapsbeleving, zoals wandelen en fietsen;

1.34 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.35 grondgebonden agrarisch bedrijf:

een agrarisch bedrijf waarvan de productie geheel of hoofdzakelijk afhankelijk is van het voortbrengend vermogen van onbebouwde grond in de directe omgeving van het bedrijf.

Afhankelijkheid van de grond kent hierbij de volgende aspecten: voedervoorziening, mestafzet of het bieden van een natuurlijk substraat voor plantaardige teelten.

Grondgebonden bedrijven zijn in ieder geval: akkerbouw-, fruitteelt- en vollegrondstuinbouwbedrijven en boomteeltbedrijven, waarvan de bomen rechtstreeks in de grond zijn geplant. Melkveebedrijven worden ook aangemerkt als een grondgebonden agrarisch bedrijf.

1.36 hagelnetten:

netten ter voorkoming van hagelschade bij onder ander de fruitteelt.

(7)

1.37 hoofdgebouw:

een gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste gebouw valt aan te merken.

1.38 horecabedrijf:

een bedrijf of instelling, waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt en/of waarin zaalaccommodatie wordt geëxploiteerd. Onder exploitatie van zaalaccommodatie wordt verstaan: het bieden van ruimte en voorzieningen voor congressen/beurzen, feesten, vlooien-/rommelmarkten en dergelijke, zulks met uitsluiting van detailhandel en/of van 'vliegende' winkels, ingericht voor tijdelijke verkoop.

1.39 huishouden:

een verzameling van één of meer personen met een relationele binding die één woonruimte bewoont en een economisch- consumptieve eenheid vormt.

1.40 intensieve veehouderij:

het bedrijfsmatig houden van dieren zonder dat het bedrijf hoeft te beschikken over grond bestemd voor de voerproductie van deze dieren. De dieren worden in stallen of hokken gehouden. Waar in dit bestemmingsplan wordt gesproken over intensieve veehouderij wordt in principe gedoeld op het hebben van een bedrijfsmatige tak van varkens, kippen, vleeskuikens, vleeskalveren, stieren voor de roodvleesproductie, eenden, pelsdieren, konijnen, kalkoenen of parelhoenders (waarvoor een milieuvergunning is verleend). De melkveehouderij wordt niet als intensieve veehouderij beschouwd.

1.41 landbouwdieren:

rundvee, pluimvee (kippen, eenden, ganzen, kalkoenen, parelhoenders, struisvogels e.d.), varkens, schapen, geiten, pelsdieren, konijnen, paarden, wormen e.d., consumptievissen (meerval, forel, paling, zeebaars, zeebrasem, tilapia e.d.).

1.42 mantelzorg:

het bieden van zorg aan een of meer leden van een huishouding die hulpbehoevend is of zijn op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, op basis van vrijwilligheid en buiten organisatorisch verband.

1.43 natuur- en landschapswaarden:

Beleid gericht op ontwikkeling van natuur en landschap binnen de gehele regionale eenheid (peelvenen), oftewel: regionaal natuur en landschapseenheid (RNLE).

(8)

1.44 niet-grondgebonden agrarisch bedrijf:

een agrarisch bedrijf waarvan de productie niet in overwegende mate afhankelijk is van het voortbrengend vermogen van onbebouwde grond in de directe omgeving van het bedrijf.

Niet-grondgebonden bedrijven zijn in ieder geval: intensieve veehouderijen, glastuinbouwbedrijven en gebouwgebonden teeltbedrijven en kwekerijen, zoals champignonteeltbedrijven, witlofkwekerijen, nertsenfokkerijen, viskwekerijen en wormenkwekerijen.

1.45 nevenactiviteit:

een bedrijfs- of beroepsmatige activiteit die in ruimtelijk, functioneel en inkomenswervend opzicht duidelijk ondergeschikt is aan de op de ingevolge dit bestemmingsplan toegestane hoofdfunctie op een bouwperceel of ter plaatse van de aanduiding 'agrarisch bedrijf'.

1.46 ondergronds bouwen:

het onder peil realiseren van een bouwwerk.

1.47 paardenhouderij:

een uit bedrijfseconomisch oogmerk opgezette houderij voor paarden die uitsluitend of in hoofdzaak is gericht op het fokken, trainen, africhten en verhandelen van paarden, waarbij tevens als ondergeschikte nevenactiviteit is toegestaan het geven van instructie aan ruiter en paard; hierbij zijn publieks- en/of verkeersaantrekkende activiteiten niet toegestaan.

1.48 recreatief medegebruik:

het medegebruik van gronden voor routegebonden recreatieve activiteiten , zoals wandelen, fietsen, ruitersprot en kanovaren, en voor het plaatsgebonden recreatieve activiteiten, zoals voor sportvisserij, alsmede voor route-ondersteunende voorzieningen en parkeergelegenheid, zoals picknick, uitzicht-, rust- en informatieplaatsen, voor zover de overige functies van de gronden dit toelaten.

1.49 rnle:

een gebied dat bestaat uit één of meer begeleid natuurlijke eenheden en kleinere bos- en natuurgebieden, met tussengelegen of omringende landbouwgronden. De RNLE valt grotendeels onder de groene hoofdstructuur en voor een beperkt deel onder de agrarische hoofdstructuur en kent daarmee een vergaande bescherming tegen hoogdynamische activiteiten zoals woningbouw, bedrijventerrein-ontwikkeling en plaatsing van windmolens.

1.50 schaduw-hal:

kweekruimte voor sommige uitheemse planten-soorten.

(9)

1.51 seksinrichting:

een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotische- pornografische aard plaatsvinden, onder seksinrichtingen worden in ieder geval verstaan:

een (raam)-prostitutiebedrijf, een seksclub, een privé-huis, een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.52 stedenbouwkundige structuur:

ruimtelijke verschijningsvorm van de bestaande bebouwing, die wordt bepaald door de situering, de aansluitende terreinen, de bouwmassa's, de gevelindeling en de dakvormen.

1.53 teeltondersteunende voorzieningen:

voorzieningen/constructies met als doel het gewas te forceren tot meer groei en/of de oogst te spreiden. Het gaat daarbij om zowel vervroegen als verlengen ten opzichte van normale open teelt en/of beschermen tegen weersinvloeden, ziekten en plagen dat leidt tot een betere kwaliteit van het product. De volgende categorieën teeltondersteunende voorzieningen zijn te onderscheiden:

a. laag/ tijdelijk: teeltondersteunende voorzieningen met een hoogte van maximaal 1,50 m, uitsluitend toegestaan zolang de teelt het vereist met een maximum van 6 maanden, bijvoorbeeld insectengaas, afdekfolies, lage tunnels;

b. hoog/ tijdelijk: teeltondersteunende voorzieningen met een hoogte van minimaal 1,50 m, uitsluitend toegestaan zolang de teelt het vereist met een maximum van 6 maanden, bijvoorbeeld menstoegankelijke wandelkappen, schaduwhallen en hagelnetten;

c. permanent: teeltondersteunende voorzieningen met een permanent karakter, bijvoorbeeld containervelden stellingenteelt (bakken in stellingen, regenkappen) en teeltondersteunende kassen (met inbegrip van tunnel of boogkassen).

1.54 tijdelijke huisvesting van tijdelijke werknemers:

het huisvesten van werknemers, die in een periode van grote arbeidsbehoefte gedurende enkele maanden op een agrarisch bedrijf werkzaam zijn om naar de aard kortdurend werk te verrichten, voorzover noodzakelijk voor een doelmatige bedrijfsvoering.

1.55 voorgevel:

gevel van een gebouw die is gelegen aan de zijde van de openbare weg en die in ruimtelijk opzicht de voorkant van het gebouw vormt.

1.56 voorgevelrooilijn:

de denkbeeldige lijn, evenwijdig aan de as van de weg waaraan gebouwd wordt, op een afstand van de weg die:

a. gelijk is aan de in de regels voorgeschreven afstand van gebouwen uit de as van de weg op het betreffende bouwperceel;

(10)

b. gelijk is aan de afstand van bestaande gebouwen tot de as van de weg op het betreffende bouwperceel, indien die afstand kleiner is dan de in de regels voorgeschreven afstand.

1.57 wandelkappen:

snel en eenvoudig te plaatsen tunnels voor de bescherming tegen slechte weersomstandigheden van buitengewassen.

1.58 weg:

een voor het rij- of ander verkeer bestemde weg of pad, daaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers, de tot de weg of pad behorende bermen en zijkanten, alsmede de aan de weg liggende en als zodanig aangeduide parkeergelegenheden.

1.59 woning:

één complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden, waaronder tevens begrepen gezinsvervangende woonvormen.

(11)

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens:

tussen de zijdelingse grenzen van een bouwperceel en enig punt van het op dat bouwperceel voorkomend (hoofd-)gebouw, waar die afstand het kortst is.

2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouw-onderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.3 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.4 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.5 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of) het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.6 de lengte en/of breedte en/of diepte van een bouwwerk:

tussen de buitenzijde van de gevels of het hart van de scheidsmuren, met dien verstande, dat wanneer de (zij)gevels niet evenwijdig lopen of verspringen, het gemiddelde wordt genomen van de kleinste en de grootste lengte, breedte en/of diepte.

2.7 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.8 de oppervlakte van ondergrondse bouwwerken:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren horizontaal geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.9 de oppervlakte van overkappingen/carports:

het dakvlak neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

(12)

2.10 peil:

a. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;

b. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter hoogte van de hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw.

2.11

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen binnen bouwvlakken of bestemmingsvlakken worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, lichtkoepels, gevel- en kroonlijsten, en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de bouw- en/of de bestemmingsgrens met niet meer dan 0,50 meter wordt overschreden.

(13)

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch met waarden - Landschapswaarden

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch met waarden - Landschapswaarden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a. ter plaatse van de aanduiding 'agrarisch bedrijf': de uitoefening van een grondgebonden agrarisch bedrijf, met de daarbij behorende sleufsilo's, paardenbakken en teeltondersteunende voorzieningen;

b. detailhandel, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.4.3;

c. inpandige statische opslag, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.4.4;

d. behoud, herstel en ontwikkeling van de landschapswaarden;

e. aan huis gebonden beroepen, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.4.2;

f. waterhuishoudkundige doeleinden;

g. extensief recreatief medegebruik;

h. doeleinden van openbaar nut;

i. ter plaatse van de aanduiding 'natuur- en landschapswaarden' is het beleid gericht op ontwikkeling van natuur en landschap binnen de gehele regionale eenheid (de Peelvenen);

een en ander met bijbehorende voorzieningen, waaronder perceelsontsluitingen en sloten.

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing.

3.2 Bouwregels

3.2.1 Algemeen

Op de voor 'Agrarisch met waarden - Landschapswaarden' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde behoeve van de in artikel 3.1 genoemde bestemming.

3.2.2 Regels ter plaatse van de aanduiding 'agrarisch bedrijf'

Ter plaatse van de van de aanduiding 'agrarisch bedrijf' gelden de volgende regels:

BOUWWERKEN ALGEMEEN MIN. MAX.

AFSTAND TOT PERCEELSGRENS 3 m n.v.t.

AFSTAND TOT DE AS VAN DE ALS

“GEBIEDSONTSLUITINGSWEG” BE STEMDE WEG

30 m n.v.t.

(14)

BEDRIJFSGEBOUWEN MIN. MAX.

GOOTHOOGTE n.v.t. 5,5 m

(NOK)HOOGTE n.v.t. 10 m

AFSTAND TOT VOORGEVEL (EN HET

VERLENGDE DAARVAN) VAN

BEDRIJFSWONING

5 m n.v.t.

AFSTAND TUSSEN BEDRIJFSGEBOUW EN BEDRIJFSWONING

5 m n.v.t.

BEDRIJFSWONI NG

MIN. MAX.

GOOTHOOGTE n.v.t. 5,5 m

(NOK)HOOGTE n.v.t. 10 m

INHOUD maximaal 750 m3 (incl. aangebouwde bijgebouwen), tenzij:

de bestaande inhoud van de bestaande woning reeds meer bedraagt, welke inhoud dan als maximum geldt;

het een bestaande (woon)boerderij betreft, waarbij de inhoud van het hele bestaande boerderijlichaam / bouwmassa daarvan als maximum geldt.

VRIJSTAANDE BIJGEBOUWEN BIJ BEDRIJFSWONING

MIN. MAX.

GEZAMENLIJKE OPPERVLAKTE PER

WONING

n.v.t. 80 m²

GOOTHOOGTE n.v.t. 3 m

(NOK)HOOGTE n.v.t. 5,5 m

AFSTAND TOT VOORGEVEL(EN HET VERLENGDE

DAARVAN ) VAN BEDRIJFSWONING

5 m n.v.t.

AFSTAND BIJGEBOUWEN TOT

BEDRIJFSWONING

1,5 m. 25 m

(15)

BOUWWERKEN, GEEN GEBOUWEN ZIJNDE MAX.

HOOGTE MESTBASSINS EN WATERBASSINS 8,5 m HOOGTE VOEDERSILO'S EN MESTSILO'S 15 m

HOOGTE ERFAFSCHEIDINGEN Voor

voorgevelrooili jn: 1 m;

Overige: 2 m

HOOGTE VAN CARPORTS C.Q.

OVERKAPPINGEN

3 m

OPPERVLAKTE VAN EEN CARPORTS C.Q.

OVERKAPPING

20 m²

HOOGTE OVERIGE BOUWWERKEN, GEEN GEBOUWEN ZIJNDE

6 m

3.2.3 Overige regels

a. De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde mag maximaal 2,5 m bedragen, met dien verstande dat de hoogte van erf- en perceelafscheidingen maximaal 1,5 m mag bedragen en de hoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde ten behoeve van extensief recreatief medegebruik, zoals banken, picknicktafels e.d.

maximaal 2 m mag bedragen.

3.3 Ontheffing van de bouwregels

3.3.1 Ontheffing verkleinen afstand tot bebouwing

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in artikel 3.2.2 teneinde de voorgeschreven minimum afstand van bebouwing tot de weg te verkleinen, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

a. de noodzaak vanuit een doelmatige bedrijfsvoering moet aanwezig zijn;

b. de afstand van nieuwe bebouwing tot de as van de weg mag niet minder bedragen dan van bestaande reeds dichter bij die weg gelegen bebouwing; in afwijking hiervan behoeft indien het een bouwperceel betreft dat aan 2 of meer zijden direct grenst aan een weg, slechts tot 1 weg die afstand te worden aangehouden;

c. de verkeersveiligheid mag niet nadelig worden beïnvloed;

d. er dient voldoende parkeerruimte op het eigen erf aanwezig te blijven;

e. de wegbeheerder dient te worden gehoord;

f. de stedenbouwkundige structuur mag niet onevenredig worden aangetast;

g. aangetoond dient te worden dat er geen belemmeringen zijn vanuit het oogpunt van externe veiligheid;

h. de ontheffing mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in artikel 3.1 omschreven doeleinden;

i. indien het een woning of ander geluidgevoelig object betreft, moet voldaan worden aan de Wet geluidhinder.

(16)

3.3.2 Ontheffing bouwhoogte erf- en perceelsafscheidingen

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in 3.2.2 teneinde voor erf- en perceelsafscheidingen buiten ter plaatse van de aanduiding 'agrarisch bedrijf' een grotere hoogte toe te staan tot maximaal 3 m, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

a. de grotere hoogte is noodzakelijk om dieren binnen de wei te houden;

b. de erf- en perceelsafscheidingen zijn uitsluitend toegestaan in de vorm van afrasteringen;

c. het woon- en leefklimaat mag niet onevenredig worden aangetast;

d. de ontheffing mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in artikel 3.1 omschreven doeleinden.

3.3.3 Ontheffing goot- en nokhoogte

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in artikel 3.2.2 teneinde voor de bedrijfsgebouwen (incl. kassen) een hogere goot- en nokhoogte toe te kunnen staan, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

a. aangetoond kan worden dat een grotere hoogte noodzakelijk is ten behoeve van een doelmatige bedrijfsvoering; hiertoe kan advies worden ingewonnen bij de Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen;

b. de goot en nokhoogte van bedrijfsgebouwen, niet zijnde kassen, mag niet meer bedragen dan resp. 6,5 m en 12 m.;

c. de goot en nokhoogte van kassen mag niet meer bedragen dan resp. 8 m en 12 m;

d. het woon- en leefklimaat mag niet onevenredig worden aangetast;

e. de ontheffing leidt niet tot een onevenredige aantasting van de in artikel 3.1 omschreven doeleinden.

3.4 Specifieke gebruiksregels

3.4.1 Verboden gebruik

Onder verboden gebruik als bedoeld in de Wet ruimtelijke ordening, wordt in elk geval verstaan het gebruik van gronden en opstallen voor en/of als:

a. het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik en plaatsvindt ter plaatse van de aanduiding 'agrarisch bedrijf';

b. extensieve vormen van dag- en verblijfsrecreatieve voorzieningen;

c. zorgverlening op scoiaal, fysiek of psychisch vlak;

d. het bedrijfsmatig vervaardigen, opslaan, verwerken of herstellen van goederen en het opslaan en be- of verwerken van producten, tenzij dit plaatsvindt ten behoeve van de agrarische productie binnen het agrarisch bedrijf dan wel uitsluitend betrekking heeft op agrarische producten van het eigen bedrijf;

e. teeltondersteunende voorzieningen, met dien verstande dat dit ter plaatse van de aanduiding 'agrarisch bedrijf' wel is toegestaan;

f. paardenbakken, met dien verstande dat dit ter plaatse van de aanduiding 'agrarisch bedrijf' wel is toegestaan;

(17)

g. sleufsilo's, met dien verstande dat dit ter plaatse van de aanduiding 'agrarisch bedrijf' wel is toegestaan;

h. detailhandel;

i. buitenopslag ten behoeve van nevenactiviteiten;

j. woondoeleinden, met uitzondering van de toegestane bedrijfswoningen;

k. (vrijstaande) bijgebouwen als zelfstandige woning en als afhankelijke woonruimte;

3.4.2 Aan huis gebonden beroep

Een aan huis gebonden beroep is toegestaan onder de volgende voorwaarden:

a. een aan huis gebonden beroep mag worden uitgeoefend in de bedrijfswoning;

b. de woonfunctie blijft in overwegende mate gehandhaafd en de verschijningsvorm als woning wordt niet wezenlijk aangetast;

c. de omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 40% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de woonbebouwing tot een maximum van 80 m2;

d. het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer;

e. parkeren dient op eigen terrein plaats te vinden;

f. detailhandel mag alleen plaatsvinden ondergeschikt aan en in direct verband met het aan huis gebonden beroep;

g. de activiteit dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn in de woonomgeving;

h. de activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner.

3.4.3 Detailhandel

Detailhandel als nevenactiviteit is toegestaan onder de volgende voorwaarden:

a. de activiteit is ondergeschikt aan en staat ten dienste van het agrarisch bedrijf;

b. detailhandel is slechts toegestaan voor zover het streekgebonden producten en agrarisch gerelateerde producten betreft;

c. de omvang van deze activiteit mag niet meer bedragen dan maximaal 50 m2 aan verkoopvloeroppervlak.

3.4.4 Inpandige statische opslag

Ten dienste van het agrarisch bedrijf is inpandige statische opslag toegestaan als nevenactiviteit, tot een maximale vloeroppervlaktev van 400 m². Inpandige statische opslag is niet toegestaan in kassen.

3.5 Ontheffing van de gebruiksregels

3.5.1 Ontheffing agrarisch verwant bedrijf of agrarisch technisch hulpbedrijf

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in artikel 3.4.1 teneinde een vorm van agrarisch verwant bedrijf of agrarisch technisch hulpbedrijf als nevenactiviteit bij een agrarisch bedrijf toe te staan, mits aan de volgende voorwaarden is voldaan:

a. de nevenactiviteit dient plaats te vinden binnen het bestaande bouwvolume;

b. er vindt geen uitbreiding van bebouwing ten behoeve van de nevenactiviteit plaats;

(18)

c. de vloeroppervlakte, die wordt aangewend voor deze nevenactiviteit, mag niet meer bedragen dan 250 m²;

d. de totale vloeroppervlakte van nevenactiviteiten bij het agrarisch bedrijf mag maximaal 500 m² bedragen; de oppervlakte die nodig is voor het plaatsen van kampeermiddelen wordt hierbij niet meegerekend;

e. er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing; daartoe dient een erfbeplantingsplan te worden overlegd;

f. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de milieu- en dierenwelzijnswetgeving;

g. detailhandel ten behoeve van deze nevenactiviteit is niet toegestaan;

h. de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;

i. er dient op eigen terrein te worden voorzien in de parkeerbehoefte;

j. het woon- en leefklimaat mag niet onevenredig worden aangetast;

k. de ontheffing mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in artikel 3.1 omschreven doeleinden.

3.5.2 Ontheffing bed & breakfast

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in artikel 3.4.1 , teneinde voorzieningen ten behoeve van bed & breakfast als nevenactiviteit bij een agrarisch bedrijf toe te staan, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

a. bed & breakfast vindt plaats in de bedrijfswoning en de daarbij behorende bijgebouwen;

b. de gebruiksruimte voor bed & breakfast bedraagt niet meer van 80 m², met een maximum van 10 (éénpersoons)bedden per agrarisch bedrijf;

c. indien en voor zover er sprake is van cultuurhistorische waarden, mogen deze cultuurhistorische waarden door toepassing van de ontheffing niet onevenredig worden aangetast;

d. de verkeersaantrekkende werking van de nevenactiviteit dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;

e. er dient op eigen terrein te worden voorzien in de parkeerbehoefte;

f. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de milieu- en dierenwelzijnswetgeving;

g. de ontheffing mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in artikel 3.1 omschreven doeleinden.

3.5.3 Ontheffing extensieve vormen van dag- en verblijfsrecreatieve voorzieningen Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in artikel 3.4.1, teneinde als nevenactiviteit bij een agrarisch bedrijf extensieve vormen van dag- en verblijfsrecreatieve voorzieningen, zoals een kinderboerderij, theehuis, ambachtelijke ijs- of kaasmakerij, verhuur van fietsen/huifkarren, organiseren van rondleidingen en exposities e.d., toe te staan, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

(19)

a. de nevenactiviteit vindt plaats naast en ter ondersteuning van de agrarische bedrijfsvoering;

b. verblijfsrecreatieve activiteiten in de vorm van kampeermiddelen en stacaravans zijn niet toegestaan;

c. ter plaatse van de aanduiding 'agrarisch bedrijf' zijn verblijfsrecreatieve ruimten toegestaan met een totale oppervlakte van maximaal 250 m²;

d. maneges zijn niet toegestaan;

e. de nevenactiviteit dient plaats te vinden binnen het bestaande bouwvolume;

f. er vindt geen uitbreiding van bebouwing ten behoeve van de nevenactiviteit plaats;

g. de totale vloeroppervlakte van nevenactiviteiten bij het agrarisch bedrijf, exclusief inpandige statische opslag, mag maximaal 500 m² bedragen;

h. de verkeersaantrekkende werking van de nevenactiviteit dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;

i. er dient op eigen terrein te worden voorzien in de parkeerbehoefte;

j. er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing; daartoe dient een erfbeplantingsplan te worden overlegd;

k. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de milieu- en dierenwelzijns-wetgeving;

l. het woon- en leefklimaat mag niet onevenredig worden aangetast;

m. ten behoeve van de nevenactiviteit is ondersteunende horeca toegestaan, zoals de verkoop van ijs, thee e.d met een maximum van 100 m²;

n. detailhandel is uitsluitend toegestaan in ondergeschikte, aan de nevenactiviteit gerelateerde vorm;

o. de ontheffing mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in artikel 4.1. en 4.2. omschreven doeleinden;

p. vooraf advies te worden gevraagd aan de Adviescommissie toerisme en recreatie, voor zover het gronden betreft met de nadere aanduiding 'natuur- en landschapswaarden'.

3.5.4 Ontheffing zorgverlening

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in artikel 3.4.1, teneinde bedrijfsmatige nevenactiviteiten in de vorm van zorgverlening op sociaal, fysiek of psychisch vlak toe te staan bij een agrarisch bedrijf, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

a. de nevenactiviteit dient plaats te vinden binnen het bestaande bouwvolume;

b. er vindt geen uitbreiding van bebouwing ten behoeve van de nevenactiviteit plaats;

c. de vloeroppervlakte, die wordt aangewend voor deze nevenactiviteit, mag niet meer bedragen dan 250 m²;

d. de totale vloeroppervlakte van nevenactiviteiten bij het agrarisch bedrijf, exclusief inpandige statische opslag, mag maximaal 500 m² bedragen;

e. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de milieu- en dierenwelzijnswetgeving;

(20)

f. detailhandel is uitsluitend toegestaan in ondergeschikte, aan de nevenactiviteit gerelateerde vorm;

g. de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;

h. er dient op eigen terrein te worden voorzien in de parkeerbehoefte;

i. het woon- en leefklimaat mag niet onevenredig worden aangetast;

j. de ontheffing mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in artikel 3.1 omschreven doeleinden.

3.5.5 Ontheffing gebruik bijgebouw als afhankelijke woonruimte

3.5.5 Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in artikel 3.4.1, en toestaan dat een bijgebouw bij een woning wordt gebruikt als afhankelijke woonruimte, mits:

a. een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg;

b. het gebruik als afhankelijke woonruimte uitsluitend plaatsvindt in een deel van het hoofdgebouw, of in een vrijstaand dan wel een aangebouwd bijgebouw;

c. de oppervlakte die wordt gebruikt als afhankelijke woonruimte, niet meer bedraagt dan de maximaal toegestane gezamenlijke oppervlakte aan bijgebouwen tot een maximum van 80 m² ;

d. de ontheffing mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in artikel 3.1 omschreven doeleinden.

3.5.6 Ontheffing tijdelijke huisvesting werknemers

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in artikel 3.4.1, ten behoeve van tijdelijke huisvesting van tijdelijke werknemers, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

a. de huisvesting vindt plaats in een bestaand bedrijfsgebouw of een gedeelte daarvan;

b. indien de huisvestiging niet gerealiseerd kan worden zoals bedoeld onder a. kan huisvesting plaatsvinden in één of twee woonunits; deze ontheffing wordt voor maximaal 5 jaar verleend;

c. de tijdelijke huisvesting is noodzakelijk voor een doelmatige bedrijfsvoering vanuit het oogpunt van de opvang van de tijdelijke grote arbeidsbehoefte van dat bedrijf;

d. de huisvesting betreft uitsluitend medewerkers, die alleen binnen het bedrijf, waar ze gehuisvest zijn, werkzaamheden verrichten;

e. de huisvesting duurt niet langer dan 6 maanden per kalenderjaar;

f. de totale vloeroppervlakte van de huisvesting bedraagt minimaal 6 en maximaal 9 m² per werknemer;

g. de bebouwingshoogte van een woonunit bedraagt niet meer dan 3 m;

h. de woonunit wordt geplaatst ter plaatse van de aanduiding 'agrarisch bedrijf', maar niet in een bedrijfsgebouw;

i. er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing daartoe dient een erfbeplantingsplan te worden overlegd;

j. voor zover het woonunits betreft, geldt tevens als voorwaarde dat er voldoende structurele voorzieningen ten behoeve van tijdelijke huisvesting elders in de gemeente ontbreken;

(21)

k. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven.

Burgemeester en wethouders trekken de ontheffing in, indien de daaraan ten grondslag liggende tijdelijke grote arbeidsbehoefte niet meer aanwezig is. Voorwaarde daarbij is dat alle voorzieningen ten behoeve van de tijdelijke huisvesting dienen te worden verwijderd.

3.5.7 Ontheffing teeltondersteunende kassen

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in artikel 3.4.1, teneinde teeltondersteunende kassen ter plaatse van de aanduiding 'agrarisch bedrijf' (niet zijnde een glastuinbouw-bedrijf) toe te staan, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

a. de teeltondersteunende kassen staan ten dienste aan een vollegrondstuinbouwbedrijf;

b. ter plaatse van de aanduiding 'agrarisch bedrijf' mag de oppervlakte van teeltondersteunende kassen niet groter zijn dan 1000 m²;

c. de ontheffing leidt niet tot een onevenredige aantasting van de in artikel 3.1 omschreven doeleinden.

3.5.8 Ontheffing tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in artikel 3.4.1, teneinde bouwwerken in de vorm van (lage en hoge) tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen (TOV) op te kunnen richten, zoals tunnelkassen, wandelkappen, schaduwhallen en hagelschermen, met een maximale bebouwingshoogte van 2,5 m en tot een maximum van 1 ha; alsmede boomteelthekken; een en ander mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

a. de voorzieningen dienen noodzakelijk te zijn voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering;

b. de ontheffing mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de doeleinden als omschreven in 3.1.

3.6 Aanlegvergunning

3.6.1

Het is verboden op de in dit artikel bedoelde gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de in het schema in artikel 3.6.4 opgenomen aanlegvergunningplichtige werken en werkzaamheden uit te (doen) voeren.

3.6.2

Het in artikel 3.6.1 vervatte verbod geldt niet voor werken en werkzaamheden:

a. welke plaatshebben ter plaatse van de aanduiding 'agrarisch bedrijf';

b. waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan aanlegvergunning is verleend;

c. welke ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan in uitvoering waren op grond van voorgaand bestemmingsplan;

d. welke betreffen het normale onderhoud en/of landschapsbeheer.

(22)

3.6.3

De in artikel 3.6.1 bedoelde vergunning wordt slechts verleend indien na een belangenafweging blijkt dat er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de doeleinden zoals opgenomen in artikel 3.1. Ten behoeve van de belangenafweging zijn in het schema in artikel 3.6.4 de toetsingscriteria weergegeven.

3.6.4

Aanlegvergunningplich-

tige werken /

werkzaamheden

criteria voor verlening van de aanlegvergunning

het aanbrengen van (infrastructurele)

ondergrondse leidingen

1. het aanbrengen van de leidingen mag niet leiden tot onevenredige aantasting van de agrarische belangen;

2. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de landschapswaarden;

het aanleggen van waterbassins/waterbergi ngen

1. De aanleg van het waterbassin/waterberging is

noodzakelijk in het kader van agrarische bedrijfsvoering;

2. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de landschapswaarden;

aantasting kan worden voorkomen door zorgvuldige inplanting;

3. er mag geen aantasting plaatsvinden van de verkeersveiligheid ter plaatste; dit betekent dat de afstanden die voor de bebouwing ten opzichte van de weg zijn voorgeschreven in 3.3 dienen te worden aangehouden.

het aanbrengen van oppervlakteverhardingen groter dan 200 m²

1. het aanbrengen van verhardingen dient noodzakelijk te zijn in het kader van de agrarische bedrijfsvoering dan wel het recreatief medegebruik;

2. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de landschapswaarden;

het vellen of rooien van houtgewas

er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de landschapswaarden;

het aanbrengen van lage en hoge (voor zover het geen bouwwerken betreft) tijdelijke

teeltondersteunende

1. de activiteiten zijn noodzakelijk voor een

doelmatige agrarische bedrijfsvoering en/of de ontwikkeling van het agrarisch bedrijf;

(23)

voorzieningen uitsluitend zolang de teelt het vereist met

een maximum van 6 maanden,

2. rekening moet worden gehouden met de landschapswaarden;

uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'beschermingszone natte natuurparel':

- het verzetten van grond van meer dan 100 m3 of op een diepte van meer dan 60 cm onder maaiveld, een en ander voor zover geen vergunning vereist is in het kader van de Ontgrondingenwet;

- de aanleg van drainage ongeacht de diepte tenzij het gaat om vervanging van een reeds bestaande drainage;

- het verlagen van de waterstand door de

aanleg van

beregeningsinstallaties;

- het aanbrengen van niet-omkeerbare

verhardingen en/of verharde oppervlakten van meer dan 100 m², anders dan een bouwwerk

de waterhuishoudkundige situatie mag niet

onevenredig worden aangetast

(24)

3.7 Wijzigingsbevoegdheid

3.7.1

Burgemeester en wethouders kunnen deze bestemming op onderdelen wijzigen ten behoeve van vergroting en/of vormverandering ter plaatse van de aanduiding 'agrarisch bedrijf', mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

a. de bestemming gelegen is in of nabij ter plaatse van de aanduiding 'ecologische verbindingszone' en mag worden uitgebreid, mits het functioneren van de verbindingszone niet onevenredig wordt aangetast;

b. de vergroting en/of vormverandering dient noodzakelijk te zijn uit het oogpunt van doelmatige bedrijfsvoering en/of –ontwikkeling, waaronder begrepen het kunnen plaatsen van permanente teeltondersteunende voorzieningen binnen de aanduiding 'agrarisch bedrijf'; hiertoe dient advies te worden ingewonnen bij de Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen;

c. voor grondgebonden agrarische bedrijven en gemengde bedrijven, niet zijnde de intensieve veehouderijtak, is vergroting tot een omvang van 2,5 ha toegestaan;

d. er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing, daartoe dient een beplantingsplan te worden overlegd;

e. de wijziging mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in artikel 3.1 omschreven doeleinden.

3.7.2

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'agrarisch bedrijf' wijzigen in de bestemming 'Wonen' waarbij na bedrijfsbeëindiging de verbouw van een voormalige bedrijfswoning kan worden toegestaan, een en ander mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

a. aangetoond dient te worden dat agrarisch hergebruik voor de desbetreffende locatie niet aannemelijk is;

b. de bebouwde oppervlakte van de voormalige bedrijfswoning of (woon)boerderij (inclusief de inpandige stal / het inpandig deel) mag niet worden vergroot;

c. de agrarische verschijningsvorm van een voormalige boerderij mag niet worden aangetast;

d. woningsplitsing is niet toegestaan;

e. de bestaande situering van de bebouwing mag niet worden gewijzigd;

f. de wijziging mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de milieu- en dierenwelzijnswetgeving;

g. de bebouwde oppervlakte van de vrijstaande bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 80 m2 per woning;

h. in afwijking van het bepaalde onder g. kan, indien sprake is van sloop van voormalige bedrijfsgebouwen, een gezamenlijke oppervlakte van vrijstaande bijgebouwen bij een woning worden toegestaan van meer dan 80 m2; maximaal 25% van het gesloopte oppervlak aan legaal opgerichte bebouwing mag als bijgebouw worden teruggebouwd, tot een totaal aan vrijstaande bijgebouwen van maximaal 200 m2;

(25)

i. de extra oppervlakte aan bijgebouwen zoals hiervoor genoemd, mag ook worden gevormd door bestaande bijgebouwen, in plaats van herbouw na sloop, mits de overtollige oppervlakte aan bijgebouwen wordt gesloopt;

j. sloop van cultuurhistorisch waardevolle en monumentale panden is niet toegestaan;

k. in afwijking van het bepaalde onder b kan, indien sprake is van sloop van voormalige bedrijfsgebouwen, de inhoud van de woning tot maximaal 900 m3 worden vergroot, per 50 m3 vergroting van de woning dient telkens minimaal 500 m2 aan legaal opgerichte bebouwing te worden gesloopt;

l. het surplus (alle aanwezige bebouwing boven de standaard maximaal toegestane oppervlakte aan bijgebouwen van 80 m2 ) moet in één keer worden gesloopt en deze sloop moet als voorwaarde aan de ontheffing en bouwvergunning worden verbonden;

m. er kan geen toepassing worden gegeven aan de sloopregeling als opgenomen onder h t/m m indien:

1. op deze locatie sloop van de bebouwing al heeft plaatsgevonden, 2. sloop kan plaatsvinden in het kader van de ruimte-voor- ruimteregeling,

3. sloopsubsidie is verkregen op basis van de Regeling beëindiging veehouderijtakken,

4. of de sloop al op andere wijze is verzekerd;

n. de gesloopte oppervlakte mag slechts éénmaal ten behoeve van nieuwe bebouwing in aanmerking worden genomen.

o. de nieuwe woning is niet gelegen binnen een geurhindercontour van één of meer agrarische bedrijven;

p. uit een onderzoek naar de bodemkwaliteit dient te blijken dat de bodem geschikt is voor de nieuwe functie;

q. voldaan wordt aan de bepalingen bij of krachtens de Wet geluidhinder;

r. de wijziging mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in artikel 3.1 omschreven doeleinden;

s. er wordt op de kaart, door middel van het aangeven van een bestemmingsvlak op maat, de bestemming wonen op de gronden gelegd; de regels van de bestemming 'Woondoeleinden' van het bestemmingsplan Buitengebied Asten 2008 worden van overeenkomstige toepassing verklaard.

3.7.3

3.6.3 Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'agrarisch bedrijf' wijzigen in de bestemming 'Bedrijf - Agrarisch verwant', teneinde een agrarisch verwant bedrijf dan wel een agrarisch technisch hulpbedrijf toe te staan, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

a. aangetoond dient te worden dat agrarisch hergebruik voor de desbetreffende locatie niet aannemelijk is;

b. het hergebruik dient te passen in de omgeving;

c. in opzet en ontwikkelingsperspectief dient het om een kleinschalige activiteit te gaan, met in beginsel slechts enkele werknemers;

d. als belangrijke voorwaarde voor hergebruik geldt dat het hergebruik plaatsvindt binnen het bestaande bouwvolume; uitbreiding van bebouwing is niet toegestaan;

(26)

e. in een bedrijfsplan dient te worden aangetoond welke bedrijfsgebouwen noodzakelijk zijn voor de hergebruikfunctie; overtollige voormalige agrarische bedrijfsbebouwing, die niet voor de nieuwe functie wordt gebruikt, dient te worden gesloopt, tenzij de gebouwen een bijzondere cultuurhistorische waarde hebben;

f. er mag geen opslag buiten de gebouwen plaatsvinden;

g. de wijziging mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de milieu- en dierenwelzijnswetgeving;

h. de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;

i. er dient op eigen terrein te worden voorzien in de parkeerbehoefte;

j. detailhandel is niet toegestaan;

k. de wijziging mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in artikel 3.1 omschreven doeleinden;

l. de regels van de bestemming 'Bedrijf - Agrarisch verwant' van het bestemmingsplan Buitengebied Asten 2008 worden van overeenkomstige toepassing verklaard.

3.7.4

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'agrarisch bedrijf' wijzigen in de bestemming 'Wonen', teneinde – naast het gebruik ten behoeve van de woonfunctie - hergebruik van de bedrijfsbebouwing toe te kunnen staan voor inpandige statische opslag, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

a. aangetoond dient te worden dat agrarisch hergebruik voor de desbetreffende locatie niet aannemelijk is;

b. voor de wijziging naar de woonfunctie gelden de voorwaarden als op genomen in 3.7.2. a t/m f;

c. het hergebruik voor inpandige opslag dient te passen in de omgeving;

d. als belangrijke voorwaarde voor hergebruik geldt dat hergebruik plaatsvindt binnen het bestaande bouwvolume;

e. uitbreiding van bebouwing is niet toegestaan;

f. voor de inpandige statische opslag is een vloeroppervlakte van maximaal 1000 m2 toegestaan; overtollige voormalige agrarische bedrijfsbebouwing, dient te worden gesloopt, tenzij het cultuurhistorisch waardevolle panden betreffen;

g. de opslag mag niet plaatsvinden in kassen;

h. er mag geen opslag buiten de gebouwen plaatsvinden;

i. de wijziging mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de milieu- en dieren- welzijnswetgeving;

j. de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;

k. detailhandel is niet toegestaan;

l. de wijziging mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in artikel 3.1. en 3.2. omschreven doeleinden;

(27)

m. er wordt op de kaart, door middel van het aangeven van een bestemmingsvlak op maat, de bestemming wonen op de gronden gelegd; de regels van ('Wonen') van het bestemmingsplan Buitengebied Asten 2008 worden van overeenkomstige toepassing verklaard.

3.7.5

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'agrarisch bedrijf' wijzigen in de bestemming 'Recreatie', teneinde hergebruik van de bebouwing toe te staan voor dag- en verblijfsrecreatieve activiteiten, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

a. aangetoond dient te worden dat agrarisch hergebruik voor de desbetreffende locatie niet aannemelijk is;

b. hergebruik voor dagrecreatie kan binnen de gehele bestemming worden toegestaan in of bij vrijkomende agrarische bebouwing, waarbij de navolgende doeleinden kunnen worden toegestaan: kinderboerderij, theeschenkerij en qua aard en omvang overeenkomstige bedrijven;

c. hergebruik voor verblijfsrecreatie kan uitsluitend worden toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'agrarisch bedrijf', gelegen binnen het recreatief ontwikkelingsgebied met een maximum van 500 m2 per locatie;

d. verblijfsrecreatie in de vorm van kamperen in de vorm van een minicamping is binnen het recreatief ontwikkelingsgebied toegestaan met maximaal 25 standplaatsen, buiten het recreatief ontwikkelingsgebied geldt een maximum van 15 standplaatsen;

e. het hergebruik dient te passen in de omgeving;

f. ten behoeve van de recreatieve activiteiten is ondersteunende horeca toegestaan met een maximum van 100 m2 per bedrijf;

g. in opzet en ontwikkelingsperspectief moet het gaan om een kleinschalige activiteit, met in beginsel slechts enkele werknemers;

h. als belangrijke voorwaarde voor hergebruik geldt dat hergebruik plaatsvindt binnen het bestaande bouwvolume;

i. uitbreiding van bebouwing is niet toegestaan;

j. in een bedrijfsplan dient te worden aangetoond welke bedrijfsgebouwen noodzakelijk zijn voor de hergebruikfunctie; overtollige voormalige agrarische bedrijfsbebouwing, die niet voor de nieuwe functie wordt gebruikt, dient te worden gesloopt, tenzij de gebouwen een bijzondere cultuurhistorische waarde hebben;

k. er mag geen opslag buiten de gebouwen plaatsvinden;

l. de wijziging mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de milieu- en dierenwelzijnswetgeving;

m. de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;

n. er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing; daartoe dient een erfbeplantingsplan te worden overlegd;

o. er dient op eigen terrein te worden voorzien in de parkeerbehoefte;

p. vooraf advies te worden gevraagd aan de adviescommissie toerisme en recreatie, voor zover dit gronden betreft met de nadere aanduiding 'rnle';

(28)

q. de wijziging mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in artikel 3.1 omschreven doeleinden;

r. de regels van artikel 12 'Recreatie' van het bestemmingsplan Buitengebied Asten 2008 worden van overeenkomstige toepassing verklaard.

3.7.6

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming van een deel van de gronden, ter plaatse van de aanduiding 'rnle' wijzigen in de bestemming 'Recreatie' teneinde een landschapscamping toe te staan, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

a. de wijziging kan uitsluitend worden toegestaan binnen het op plankaart 2 van het bestemmingsplan Buitengebied Asten 2008 ter plaatse van de aanduiding 'extensief recreatief gebied';

b. het gebruik moet passen in de omgeving;

c. het aantal kampeerplaatsen mag maximaal 60 bedragen;

d. de bruto oppervlakte per kampeerplaats bedraagt gemiddeld 300 m2; e. de camping sluit aan bij de aanduiding 'agrarisch bedrijf';

f. de natuur- en landschapswaarden in de directe omgeving moeten worden verhoogd;

dit dient te worden aangegeven middels een ingediend inrichtingsplan;

g. de oppervlakte aan nieuwe natuur dient tenminste driemaal de gezamenlijke bruto oppervlakte van de kampeerplaatsen te bedragen;

h. behalve de (voormalige) agrarische bedrijfsbebouwing ter plaatse van de aanduiding 'agrarische bedrijf', zijn verspreid over het terrein ten behoeve van sanitaire voorzieningen e.d. kleine gebouwen toegestaan, en een maximale goothoogte van 3 m en een maximale nokhoogte van 5,5 m en een gezamenlijke bebouwde oppervlakte van maximaal 120 m2 ;

i. in een bedrijfsplan dient te worden aangetoond welke bedrijfsgebouwen noodzakelijk zijn voor de hergebruikfunctie;

j. er mag geen opslag buiten de gebouwen plaatsvinden;

k. de wijziging mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de milieu- en dieren welzijnswetgeving;

l. de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;

m. er dient op eigen terrein te worden voorzien in de parkeerbehoefte;

n. vooraf dient advies te worden gevraagd aan de adviescommissie toerisme en recreatie;

o. de wijziging mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in artikel 3.1 omschreven doeleinden;

p. de regels van artikel 12 'Recreatie' van het bestemmingsplan Buitengebied Asten 2008 worden van overeenkomstige toepassing verklaard.

(29)

Artikel 4 Bedrijf

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a. een compostbedrijf en opslag, bewerking en droging van mest;

b. aan huis gebonden beroepen, overeenkomstig het bepaalde in artikel 4.4.2;

c. de landschappelijke inpassing van de bedrijfsgebouwen in de vorm van groen- voorzieningen met een visueel afschermende functie, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - landschappelijke inpassing';

met bijbehorende bouwwerken en voorzieningen.

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing.

4.2 Bouwregels

4.2.1 Algemeen

Op de voor 'Bedrijf' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

a. bouwwerken ten behoeve van de in artikel 4.1 genoemde bestemming;

b. één bedrijfswoning en de daarbij behorende bijgebouwen.

4.2.2 Regels ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak'

Voor het bouwen ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' gelden de volgende regels:

a. bouwwerken, de bedrijfswoning en de daarbij behorende bijgebouwen mogen uitsluitend worden binnen het bouwvlak;

b. voor het bouwen van bouwwerken wordt voldaan aan de volgende maatvoeringseisen:

BOUWWERKEN ALGEMEEN MIN. MAX.

AFSTAND TOT PERCEELSGRENS 3 m n.v.t.

AFSTAND TOT DE AS VAN DE ALS 'VERKEER – GEBIEDSONTSLUITINGSWEG' BE STEMDE WEG

50 m n.v.t.

BEDRIJFSGEBOUWEN MIN. MAX.

OPPERVLAKTE n.v.t. 10.500

GOOTHOOGTE n.v.t. 5,5 m

(NOK)HOOGTE n.v.t. 10 m

AFSTAND TOT VOORGEVEL(EN HET

VERLENGDE DAARVAN ) VAN

BEDRIJFSWONING

5 m n.v.t.

(30)

AFSTAND TUSSEN BEDRIJFSGEBOUW EN BEDRIJFSWONING

5 m n.v.t

BEDRIJFSWONI NG

MIN. MAX.

GOOTHOOGTE n.v.t. 5,5 m

(NOK)HOOGTE n.v.t. 10 m

INHOUD maximaal 750 m3 (incl. aangebouwde bijgebouwen), tenzij:

- de bestaande inhoud van de bestaande woning reeds meer bedraagt, welke inhoud dan als

maximum geldt;

- het een bestaande (woon)boerderij betreft, waarbij de inhoud van het hele bestaande boerderijlichaam/bouwmassa daarvan als maximum geldt.

VRIJSTAANDE BIJGEBOUWEN BIJ BEDRIJFSWONING

MIN. MAX.

GEZAMENLIJKE OPPERVLAKTE PER WONING n.v.t. 80 m²

GOOTHOOGTE n.v.t. 3 m

(NOK)HOOGTE n.v.t. 5,5 m

AFSTAND TOT VOORGEVEL (EN HET

VERLENGDE DAARVAN ) VAN

BEDRIJFSWONING

5 m n.v.t.

AFSTAND BIJGEBOUWEN TOT

BEDRIJFSWONING

1,5 m. 25 m

BOUWWERKEN, GEEN GEBOUWEN ZIJNDE MAX.

HOOGTE ERFAFSCHEIDINGEN Voor

voorgevelrooili jn: 1 m;

Overige: 2 m

HOOGTE VAN CARPORTS C.Q.

OVERKAPPINGEN

3 m

OPPERVLAKTE VAN EEN CARPORTS C.Q.

OVERKAPPING

20 m²

HOOGTE OVERIGE BOUWWERKEN, GEEN GEBOUWEN ZIJNDE

6 m

(31)

4.3 Ontheffing van de bouwregels

4.3.1 Ontheffing afstand bebouwing tot de weg

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in artikel 4.2.2 teneinde de voorgeschreven minimum afstand van bebouwing tot de weg te verkleinen, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

a. de noodzaak vanuit een doelmatige bedrijfsvoering moet aanwezig zijn;

b. de afstand van nieuwe bebouwing tot de as van de weg mag niet minder bedragen dan van bestaande reeds dichter bij die weg gelegen bedrijfsbebouwing; in afwijking hiervan behoeft indien het een bouwperceel betreft dat aan 2 of meer zijden direct grenst aan een weg, slechts tot 1 weg die afstand te worden aangehouden;

c. er mogen geen onevenredige verkeerskundige belemmeringen plaatsvinden;

d. er dient voldoende parkeerruimte op het eigen erf aanwezig te blijven;

e. de wegbeheerder dient te worden gehoord;

f. de stedenbouwkundige structuur mag niet onevenredig worden aangetast;

g. aangetoond dient te worden dat er geen belemmeringen zijn vanuit het oogpunt van externe veiligheid;

h. indien het een woning of ander geluidgevoelig object betreft, moet voldaan worden aan de Wet geluidhinder.

4.3.2 Ontheffing maximale oppervlakte bedrijfsgebouwen

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van de in artikel 4.2.2 opgenomen maximale oppervlakte bedrijfsgebouwen, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

a. de in artikel 4.2.2 opgenomen bebouwde oppervlakte mag met maximaal 15% worden vergroot;

b. de belangen van de omliggende (niet) agrarische bedrijven en andere functies worden niet onevenredig aangetast;

c. er vindt geen toename van de milieubelasting plaats;

d. er vindt geen opslag buiten de gebouwen plaats;

e. er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing; daartoe dient een inpassingsplan te worden overlegd wat de schriftelijke goedkeuring van burgemeester en wethouder heeft;

f. de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;

g. de ontheffing mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in artikel 4.1 omschreven doeleinden;

h. het woon- en leefklimaat mag niet onevenredig worden aangetast.

(32)

4.4 Specifieke gebruiksregels

4.4.1 Verboden gebruik

Onder verboden gebruik als bedoeld in de Wet ruimtelijke ordening, wordt in elk geval verstaan het gebruik van gronden en opstallen voor en/of als:

a. het bedrijfsmatig vervaardigen, opslaan, verwerken of herstellen van goederen en het opslaan en be- of verwerken van producten tenzij dit noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik;

b. detailhandel;

c. (ondersteunende) horeca;

d. woondoeleinden, met uitzondering van de toegestane bedrijfswoningen;

e. (vrijstaande) bijgebouwen als zelfstandige woning en als afhankelijke woonruimte;

f. een seksinrichting.

4.4.2 Aan huis gebonden beroep

Een aan huis gebonden beroep is toegestaan onder de volgende voorwaarden:

a. een aan huis gebonden beroep mag worden uitgeoefend in de bedrijfswoning;

b. de woonfunctie blijft in overwegende mate gehandhaafd en de verschijningsvorm als woning wordt niet wezenlijk aangetast;

c. de omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 40% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de woonbebouwing tot een maximum van 80 m2;

d. het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer;

e. parkeren dient op eigen terrein plaats te vinden;

f. detailhandel mag alleen plaatsvinden ondergeschikt aan en in direct verband met het aan huis gebonden beroep;

g. de activiteit dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn in de woonomgeving;

h. de activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner.

4.5 Ontheffing van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in 4.4.1, en toestaan dat een bijgebouw bij een woning wordt gebruikt als afhankelijke woonruimte, mits:

a. een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg;

b. het gebruik als afhankelijke woonruimte uitsluitend plaatsvindt in een deel van het hoofdgebouw, of in een vrijstaand dan wel een aangebouwd bijgebouw;

c. de oppervlakte die wordt gebruikt als afhankelijke woonruimte, niet meer bedraagt dan de maximaal toegestane gezamenlijke oppervlakte aan bijgebouwen tot een maximum van 80 m² ;

d. de ontheffing mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 4.1 omschreven doeleinden.

(33)

Artikel 5 Natuur

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a. behoud, herstel en ontwikkeling van landschappelijke en natuurwaarden;

b. behoud, herstel en ontwikkeling van de bestaande biotopen;

c. het als zodanig instandhouden van de niet-beboste gedeelten;

d. behoud en bescherming van aardkundige waarden;

e. behoud, herstel en ontwikkeling van cultuurhistorische en landschappelijke waarden;

f. waterhuishoudkundige doeleinden;

g. behoud van de natuurlijke hydrologische situatie h. extensief recreatief medegebruik;

i. agrarisch gebruik gericht op natuurbeheer;

j. een en ander met bijbehorende voorzieningen.

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing.

5.2 Bouwregels

5.2.1

Uitsluitend zijn toegestaan bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van deze bestemming met een maximale bebouwingshoogte van 2 m, met dien verstande dat bouwwerken ten behoeve van informatievoorzieningen en entreevoorzieningen zijn toegestaan tot een hoogte van 3 m.

5.3 Specifieke gebruiksregels

Onder verboden gebruik als bedoeld in de Wet ruimtelijke ordening, wordt in elk geval verstaan het gebruik van gronden en opstallen voor en/of als:

a. het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;

b. lawaaisporten;

c. verblijfsrecreatie;

d. het aanbrengen van teeltondersteunende voorzieningen.

5.4 Aanlegvergunning

5.4.1

Het is verboden op de in dit artikel bedoelde gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de in het schema in artikel 5.4.4 opgenomen aanlegvergunningplichtige werken en werkzaamheden uit te (doen) voeren.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

B&W Artikelen 6:4:2, 6:4:5 en 6:4:5a CAR-UWO Besluiten over verlenen buitenge-.. woon verlof in verband met vak- bondsactiviteiten of om

Vervolgens heeft in september 2013 een veldonderzoek naar Rugstreeppad uitgevoerd met gebruik van schuilplaten, waarbij 3x een Rugstreeppad is aangetroffen wat aangeeft dat er

Chateaubanden zijn slechts aan één zijde van de weg aangebracht, er zijn twee insteken gemaakt in de toegangsweg, tussen de banden zijn kieren aanwezig die dusdanig van grootte zijn

aangetast door de reconstructie van de N707 en het feit dat er een op maat gemaakt bermbodem-monitoringsprogramma gevolgd gaat worden, kan gesteld worden dat het belang waartoe

Hier kunt u aangeven voor welke wegen en/of fietspaden ontheffing wordt

De maximale operationele breedte gerekend vanaf de kade is 31,5 meter waarbij het toegestaan is om, langszij een schip of schepen met een maximale breedte van 23 meter , af te

Minimaal twee weken voor aanvang van de werkzaamheden waarvoor de ontheffing is verleend, dient door de ontheffinghouder een ondertekende opdrachtbevestiging van de

Gelet op deze twee perioden van verplichte sluiting dan wel eerdere sluitingstijd van de horeca wordt een ontheffing voor de nog op te leggen precariobelasting over terrassen 2021