• No results found

Samenhang in het curriculum met behulp van 'genre'

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Samenhang in het curriculum met behulp van 'genre'"

Copied!
6
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Referenties

Commissie Meijerink (2008). Over de drempels met taal en rekenen. Hoofdrapport van de Expertgroep Doorlopende Leerlijnen Taal en Rekenen. Enschede: Expertgroep Doorlopende Leerlijnen Taal en Rekenen.

Cope, B. & M. Kalantzis (eds.) (1993). The powers of literacy. A genre approach to teach- ing writing. London/Washington: The Falmer Press.

Kirkpatrick, L.C. & P.D. Klein (2009). “Planning text structure as a way to improve students’ writing from sources in the compare - contrast genre”. In: Learning &

Instruction, jg. 19, nr. 4, p. 309-321.

Spivey, N.N. (1997). The constructivist metaphor. Reading, Writing and the Making of Meaning. Bingley: Emerald.

Van den Akker, J., K. Gravemeijer, S. McKenney & N. Nieveen (eds.) (2006).

Educational Design Research. Abingdon: Routledge.

Noten

1onderbouw = de eerste 2 leerjaren van het vmbo en de eerste 3 leerjaren van havo en vwo; havo = hoger algemeen voortgezet onderwijs; vwo = voorbereidend wetenschap- pelijk onderwijs.

Ronde 4

Theun Meestringa & Bart van der Leeuw

Nationaal expertisecentrum leerplanontwikkeling (SLO), Enschede Contact: t.meestringa@slo.nl

b.vanderleeuw@slo.nl

Samenhang in het curriculum met behulp van ‘genre’

1. Inleiding

Gedurende hun hele schoolloopbaan leren leerlingen gebruikmaken van een steeds groeiende set van (mondelinge en schriftelijke) tekstvormen. Het loopt van ‘het ver- haal’ in de kleuterklas via ‘nieuwsberichten’ en ‘spreekbeurten’ in hogere klassen van het primair onderwijs naar ‘instructies’, ‘historische beschrijvingen’ en ‘debatten’ in het secundair onderwijs en verder. De leraar die taal/Nederlands onderwijst, heeft de taak

(2)

om de leerlingen hierin wegwijs te maken. Wat hebben al die verschillende, vaak vaks- pecifieke tekstvormen met elkaar gemeen en wat zijn kenmerkende verschillen? Die vraag wordt in het huidige onderwijs niet of nauwelijks beantwoord. Om greep te krij- gen op de enorme waaier aan tekstvormen in het primair, secundair en hoger onder- wijs stellen we voor om gebruik te maken van een eenvoudig, eenduidig en beproefd taalkundig concept: ‘genre’.

2. Waarom genre?

De vraag naar kenmerkende verschillen van teksten bij de diverse vakken is urgent geworden bij taalgericht vakonderwijs. Daarbij gaat het om het stimuleren van de taal- ontwikkeling van leerlingen bij alle vakken. Bij het vormgeven van taalgericht vakon- derwijs komt het aan op een nauwkeurige formulering van vaktaaldoelen, omdat dat de opbouw van de lessen en het handelen van de leraar richting geeft. Nu verschillen die specifieke vaktaaldoelen per vak (Hajer e.a. 2010). De vraag is dan: hoe formuleer je die? Hoe kom je de specifieke kenmerken van de vaktalen op het spoor?

Het eerste waar je hierbij aan denkt, zijn vakwoorden zoals ‘transistor’, ‘beginrijm’,

‘metabolisme’... Dat leidt echter tot (vak)woordenlijstjes. De vakwoorden krijgen in de vaklessen vaak wel de nodige aandacht, maar een vak leren is iets heel anders dan woordjes leren. Het is iets veel groters. Het gaat om het ontwikkelen en hanteren van inzichten in hoe de wereld in elkaar steekt en hoe je de wereld kunt beschouwen. Dat uit zich op verschillende niveaus in de vaktaal. De genrebenadering van de Sydneyschool geeft een samenhangend instrumentarium om greep op de vaktalen te krijgen (bijvoorbeeld Martin & Rose 2008; Rose & Martin 2011). Kenmerkend voor deze benadering is het volgende.

Taal is een sociaal medium om betekenissen uit te wisselen. De taalmiddelen (klanken, letters, woorden, tekens, zinsdelen, tekstdelen…) gebruiken we daarbij gestructureerd:

andere volgorde, andere betekenis (poes <-> soep). Daarbij hangt het van de situatie af wat de betekenis van de gebruikte taal is. Zo is een cel in de biologie iets anders dan bij de politie. In de schoolse grammatica van zinsontleding en woordbenoeming wordt geen rekening gehouden met dit sociale en contextgebonden karakter van taal. Dat is er de oorzaak van dat je met die grammatica ook niet goed greep op vaktalen kunt krij- gen. Met de functionele grammatica (Systemic Functional Linguistics, Halliday &

Matthiessen 2004) kan dat wel, omdat die grammatica juist is ontwikkeld om het soci- ale, contextgebonden uitwisselen van betekenissen met linguïstische middelen in kaart te brengen. In de genrebenadering van taalgericht vakonderwijs gebruiken we elemen- ten van de functionele grammatica.

9

(3)

3. Wat is ‘genre’?

Misschien is muziek of literatuur het eerste waar je aan denkt bij het begrip ‘genre’: er zijn muzikale genres zoals ‘pop’, ‘soul’, ‘bebop’ en ‘barok’ en literaire genres zoals

‘comedy’, ‘science fiction’ en ‘thriller’. Genre staat dan voor een bepaald type creatief product. Aan de hand van bepaalde, structurele elementen hoort een verhaal of een muziekstuk bij een bepaald genre.

Bij taalgericht vakonderwijs gebruiken we het begrip ‘genre’ anders: “een genre is een gefaseerd, doelgericht, sociaal proces” (Rose & Martin 2011:1). Een genre is een manier waarop we volgens een bepaalde structuur bepaalde betekenissen met elkaar delen. Een genre als proces is een abstractie. Genres krijgen vorm in allerhande teksten en tekstsoorten: mondelinge, schriftelijke, multimodale… De spreker of schrijver, luisteraar en lezer maakt in dat proces voortdurend keuzes uit verschillende mogelijk- heden. Vaak gebeurt dat onbewust, maar dat maakt niet uit. De betekenis van de keuze wordt vooral duidelijk uit het alternatief waarvoor niet gekozen is. Bijvoorbeeld:

‘ff w88’. Door die structuur, die lettercijfercombinatie te gebruiken geef je aan infor- meel en vriendschappelijk met elkaar om te (willen) gaan en doe je het verzoek om even geduld op te brengen. De context van het communiceren met sms en chat wordt onmiddellijk door de structuur opgeroepen. In een andere context zou het een ande- re, minder gepaste betekenis kunnen hebben en zou je wellicht beter de volgende for- mulering kunnen gebruiken: ‘Wilt u misschien even in de wachtkamer plaatsnemen?’

‘Genre’ staat hier dus voor de manier waarop teksten binnen een context/een cultuur worden gestructureerd om sociale doelen te bereiken. Het is doelgericht, je wilt een verhaal vertellen, uitleggen hoe iets werkt of een standpunt onderbouwen. We kennen die sociale doelen als communicatieve functies die leerlingen bij taallessen of lessen Nederlands bijvoorbeeld moeten leren herkennen in teksten. Dat gaat vaak zo met vra- gen bij teksten als deze uit het examen vmbo Nederlands GL en TL 2012/1:

25 Wat is het belangrijkste doel van de schrijver met de tekst Speurhond gezocht?

A de lezer aansporen op de juiste manier speurhonden aan te kopen B de lezer informeren over het succes van Nederlandse speurhonden C de lezer overtuigen van het nut van goede speurhonden

D de lezer waarschuwen dat het vaak misloopt bij hondentraining

Hoe zie je wat het doel van de tekst is? De functionele benadering van het begrip

‘genre’ helpt daarbij: het maakt het mogelijk te bespreken welke linguïstische midde- len (tekststructuur, zinsdelen, woorden) gekozen zijn om dat doel te bereiken. Aan welke keuzes kun je zien welk doel wordt nagestreefd? Ook kun je bespreken of die keuze in een bepaalde situatie gelukkig is, anders had gekund of zelfs beter had kun- nen uitvallen (‘ff w88’). Een andere situatie of een andere omgeving stelt misschien andere eisen. Het begrip ‘genre’ geeft ons zo de mogelijkheid om taalgericht vakonder- wijs samenhangend en toch vakspecifiek uit te werken.

(4)

4. Welke genres?

Voor het onderwijs zijn de volgende genres belangrijk:

• de vertelling (Recount): het doel is om vanuit een persoonlijke ervaring te vertellen over een opeenvolging van gebeurtenissen. De stappen (Stages) zijn: ‘Oriëntatie’ ^

‘Vastleggen van gebeurtenissen’ (^ ‘Persoonlijk commentaar’)1.

• het verhaal (Narrative): het doel is om te onderhouden door een opeenvolging van gebeurtenissen te verzinnen en om gevoelens te delen en/of eventueel gedrag te beoordelen. De Stappen zijn: ‘Oriëntatie’ ^ ‘Complicatie’ ^ ‘Oplossing’ (^

‘Evaluatie’).

• het verslag (Report): het doel is om een zaak (een fenomeen) te beschrijven en te classificeren. De stappen zijn: ‘Identificatie’ ^ ‘Beschrijving’.

• de procedure: het doel is beschrijven (instrueren) hoe je iets moet doen, hoe te han- delen. De stappen zijn: ‘Doel’ ^ ‘Benodigd materiaal’ ^ ‘Stapsgewijze instructie’ .

• de verklaring/uiteenzetting (Explanation): het doel is om een gebeurtenis uit te leg- gen en te interpreteren. De stappen zijn: ‘Identificatie van het fenomeen’ ^

‘Verklaring van de sequentie’ (bijvoorbeeld in factoren of oorzaak en gevolg).

• het betoog (Argument/Exposition): het doel is om een stelling te beargumenteren. De stappen zijn: ‘Stelling’ ^ ‘Argumenten’ ^ ‘Bevestiging van de stelling’.

• De beschouwing (Discussion): het doel is om een onderwerp of kwestie vanuit ver- schillende perspectieven te onderzoeken. De stappen zijn: ‘Kwestie’ ^

‘Perspectieven’ ^ ‘Positie’.

De bovengenoemde genres kunnen bij verschillende vakken vakspecifieke invullingen krijgen: een historisch verslag van een bron of een opgraving ziet er anders uit dan een biologisch verslag van een observatie van diergedrag en een aardrijkskundige uiteen- zetting verschilt van een historische ‘uitleg’. Het ontbreekt ons hier aan ruimte om de effecten van die sociale contexten op de linguïstische keuzes te illustreren.

5. Genres bij vakken

De sociale context waarbinnen de genres gerealiseerd worden, heeft drie kenmerken:

• Waarover gaat het (field)?

• Wat is de verhouding tot het onderwerp en tussen spreker en luisteraar, schrijver en lezer (tenor)?

• Wat zijn de verwachtingen over hoe de tekst georganiseerd is (mode)?

Aan de hand van die drie kenmerken kunnen teksten van verschillende vakken func- tioneel grammaticaal geanalyseerd worden (Van der Leeuw & Meestringa 2010; Van

9

(5)

der Leeuw & Ravesloot 2012). Zie voor de toepassing van ‘genre’, field, tenor en mode ook Hajer e.a. (2012).

Op de 26steconferentie ‘Het schoolvak Nederlands’ in Brugge relateren we een wille- keurige set teksten uit verschillende vakken aan het overzicht van genres die voor het onderwijs relevant zijn. In tabel 1 staan de titels van die teksten bij het genre dat in de tekst wordt gerealiseerd en bij het vak waaruit de tekst afkomstig is.

Ak Ge Bi Ne Ec

Vertelling

Verhaal Paolo Verleden

achter je

Verslag Camou-

flage

Procedure Fotos-

ynthese

Uiteenzetting Arm en Virginia Eetstokjes

rijk Grieken

Beschouwing Foto-

synthese

Betoog Fc Deurne

Tabel 1: vakteksten als genres.

Tabel 1 geeft zo een beeld van de horizontale samenhang tussen vakken. Een volgen- de stap is kijken naar de verticale samenhang: binnen de vakken door de jaren heen.

Als we een eenvoudig, eenduidig en beproefd taalkundig concept zoeken om helder- heid te scheppen, hebben we met het begrip ‘genre’ uit de functionele grammatica (SFL) een dergelijk concept in handen.

Referenties

Hajer, M., E. van der Laan & T. Meestringa (2010). Taalgericht de vakken in!

Achtergronden bij dertien lessenserie. Enschede: SLO/Platform Taalgericht Vakonderwijs.

Hajer, M, T. Meestringa, B. van der Leeuw, J. Prenger, K. de Glopper & G. van Dijk (2012). ‘Genre, geletterdheid en vaktaalontwikkeling’. In: N. de Jong, K.

Juffermans, M. Keijzer & L. Rasier (red.). Papers of the Anéla 2012 Applied Linguistics Conference. Delft: Eburon, p. 349-414.

(6)

Halliday, M.A.K. & C.M.I.M. Matthiessen (2004). An introduction to functional grammar. London: Arnold.

Martin, J. & D. Rose (2008). Mapping genres: mapping culture. London: Continuum.

Rose, D. & J.R. Martin (2011). Learning to Write, Reading to Learn: Genre, knowledge and pedagogy in the Sydney School. London: Equinox.

Van der Leeuw, B. & T. Meestringa (2011a). “Eisen aan schrijfvaardigheid in de bovenbouw havo/vwo”. In: Levende Talen Tijdschrift, jg. 12, nr. 2, p. 14-24.

Van der Leeuw, B. & C. Ravesloot (2012). Boekverslagen analyseren met het referentie- kader taal. Enschede: SLO

Noten

1Het symbool ^ staat in de functionele grammatica voor “gevolgd door”. Het sym- bool benadrukt de stapsgewijze structuur van genres. Er zijn meestal een paar stappen nodig.

Ronde 5

Nora Bogaert

Centrum voor Taal en Onderwijs, KU Leuven Contact: nora.bogaert@arts.kuleuven.be

Van een stevige fundering naar hoge toppen:

taalontwikkelend vakkenonderwijs en beleid

Om hun publiek in te wijden in wetenschap, technologie en techniek maken scholen en andere onderwijsinstellingen gebruik van ‘cognitief-academische taal’ (CAT, schooltaal). Het is een complexe taalvariëteit, voor alle leerders. Goed onderwijs besteedt dan ook de nodige zorg aan het verwerfbaar maken van CAT en aan het ont- wikkelen van CAT-vaardigheden. Dat vergt de inzet van alle teamleden.

In deze presentatie wordt een taalontwikkelende aanpak omschreven voor de lessen van niet-taalvakleerkrachten/-docenten, aan de hand van een handvol concrete advie- zen, gericht op het leggen van stevige (talige en andere) funderingen die leiden naar hoge toppen wat vakkennis en CAT-vaardigheden betreft. De voorgestelde praktijken dragen bij tot krachtige taalleeromgevingen, waarin principes zoals ‘betekenisvolheid’,

9

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Ik denk dat elke docent in het hoger onderwijs die te maken krijgt met studenten die zijn toegelaten op grond van een diploma dat bewijst dat ze niveau B2 van het ERK beheersen

Die zijn het er met elkaar over eens: “zowel studenten als docenten ervaren een grote breuk tussen het schoolvak Nederlands op middelbare scholen en de vereiste taalvaardigheden van

Talensensibilisering kan bewust ingepland worden in de lessen: tijdens de voorlees- week worden er boekjes voorgelezen in verschillende talen, bij de komst

Vervolgens is voor alle onderwijs- sectoren de stand van zaken van het schoolvak Nederlands beschreven.. Daarvoor heb- ben de SLO-taalexperts de leerplandocumenten voor het vak

De behoefte aan professionalisering van zittende docenten is extra groot, doordat veel ROC’s er (mede in het kader van goed personeelsbeleid) voor hebben gekozen om docenten in

In het bijzonder leerlingen met leesmoeilijkheden kunnen worden geholpen door stripromans om zich de gelezen gebeurtenissen concreet voor te stellen: ze hoe- ven immers

Na betaling van een contributie kunnen instellingen voor hoger onderwijs in Nederland en Vlaanderen alle personeelsleden binnen de instelling die zich daadwer- kelijk bezighouden

Aan de hand van kwantitatief onderzoek van de aandacht van de Nederlandse kritiek voor Vlaamse literatuur wordt bovengenoemde hypothese getoetst: is er al dan niet sprake van