RAPPORT VAN BEVINDINGEN ONDERZOEK IN HET KADER VAN VOOR- EN VROEGSCHOOLSE
EDUCATIE
't Beukenootje
Plaats : Winschoten
LRKP nummer : 154445356
Onderzoeksnummer : 290314
Datum onderzoek : 27 september 2016 Datum vaststelling : 25 november 2016
1 INLEIDING . . . 5
2 BEVINDINGEN . . . 7
3 CONCLUSIE. . . 11
REACTIE VAN DE HOUDER . . . 12
BIJLAGE 1 OORDELEN . . . 14
INHOUDSOPGAVE
1 INLEIDING
Op 27 september 2016 heeft de inspectie peuterspeelzaal 't Beukenootje onderzocht. Het onderzoek is uitgevoerd vanwege het toezicht van de Inspectie van het Onderwijs op de kwaliteit van de voor- en vroegschoolse educatie (vve).
Peuterspeelzaal 't Beukenootje is opgenomen in een steekproef waarbij we gegevens verzamelen over de kwaliteit van de voorschoolse educatie ten behoeve van de jaarlijkse rapportage "De staat van het onderwijs".
Tijdens het onderzoek heeft de inspectie de kwaliteit van de voor- en vroegschoolse educatie beoordeeld met een set indicatoren, waarmee zij overeenkomstig de Wet op het Onderwijstoezicht (WOT) kan beoordelen of de vve-locaties op belangrijke onderdelen vve van voldoende kwaliteit biedt. Deze indicatoren hebben betrekking op:
• De voorwaarden voor vve
• De ouders
• De kwaliteit van de educatie
◦ Het vve-programma, zoals dat wordt aangeboden
◦ Het pedagogisch klimaat
◦ Het educatief handelen
• De ontwikkeling, zorg en begeleiding
• De kwaliteitszorg
• De doorgaande lijn tussen de voor- en vroegschool
• De resultaten van vve
Onderzoeksopzet
Het onderzoek bestond uit een vve-locatiebezoek, waarbij:
• Documenten over planning, begeleiding en zorg zijn bestudeerd;
• enkele groepsobservaties zijn uitgevoerd. Deze vve-bezoeken vonden plaats in de dinsdagochtend en de dinsdagmiddaggroep;
• gesprekken met de locatieleiding, ouders, pedagogisch medewerkers en de intern begeleider zijn gevoerd.
Toezichtkader
De inspectie heeft zich bij haar onderzoek onder andere gebaseerd op het Toezichtkader vve 2010 en de werkinstructie toezichtkader voor- en vroegschoolse educatie, maart 2014. Dit document is te vinden op www.onderwijsinspectie.nl.
Opbouw rapport
In hoofdstuk 2 van dit rapport beschrijft de inspectie de bevindingen die uit haar onderzoek naar voren zijn gekomen. Bij de geconstateerde verbeterpunten is tevens een onderbouwing opgenomen. In hoofdstuk 3 volgt de conclusie. In hoofdstuk 4 wordt de houder van de kinderopvanglocatie uitgenodigd om kort te reflecteren op de bevindingen van de inspectie en zo mogelijk aan te geven welke kwaliteitsontwikkelingen hieraan verbonden worden. Bijlage 1 van dit rapport bevat een overzicht van de bij dit onderzoek gebruikte indicatoren en de bevindingen van de inspectie daarover.
2 BEVINDINGEN
Uit het overzicht in bijlage 1 valt op te maken dat de kwaliteit van de voor- en vroegschoolse educatie op de meeste aspecten op orde is, te weten: condities, pedagogisch handelen en kwaliteitszorg.
Daarnaast zijn enkele verbeterpunten geconstateerd op de volgende aspecten:
ouderbeleid, aanbod, educatief handelen en de begeleiding en zorg.
Totaalbeeld
De gemeente Winschoten is gestart met een gesubsidieerd begeleidingstraject vve op de peuterspeelzalen vanuit de Bernard van Leer Foundation. Het
begeleidingstraject heeft er onder meer toe geleid dat zowel de coördinator van de peuterspeelzalen als de intern begeleider zijn gestart met de opleiding tot vve-coach. Gezien de tijdsinspanning hebben zij ervoor gekozen wel de bijeenkomsten bij te wonen maar dit traject niet af te ronden met een certificaat. In gezamenlijkheid wordt gewerkt aan verdere professionalisering van de pedagogisch medewerkers op de peuterspeelzalen. Zij volgen diverse trainingen om een verdiepingsslag te kunnen maken in het pedagogisch en educatief handelen. Een doelstelling die nog openstaat, maar om financiële redenen tot 2017 is uitgesteld, is dat alle pedagogisch medewerkers binnen de stichting beschikken over taalreferentieniveau 3F.
Alle peuters in Winschoten krijgen drie dagdelen vve aangeboden, ongeacht of ze als doelgroeppeuter zijn gedefinieerd of niet. De doelgroeppeuters worden ook toegeleid naar een vierde dagdeel.
Net als tijdens de bestandsopname in 2011 beschikt 't Beukenootje over een lokaal in obs De Beukenlaan. Ouders en kinderen lijken zich op hun gemak te voelen op de peuterspeelzaal. De ruimte beschikt over voldoende hoeken en speelmogelijkheden, maar kan aan taligheid winnen. Hier is weinig aandacht voor. Het valt op dat de meeste ouders bij de deur direct afscheid van hun kind nemen en geen (spel)activiteit met hun kind ondernemen of bijvoorbeeld samen een boekje lezen of een puzzel maken.
De kwaliteit van vve op 't Beukenootje is van voldoende niveau. Het is vooral zichtbaar dat de peuterspeelzaalleiding en de intern begeleider een duidelijke regierol op zich nemen en continu werken aan kwaliteitsontwikkeling op de peuterspeelzaal. Een aantal aspecten van de kwaliteitszorg en de begeleiding en zorg die in 2011 nog een verbeterpunt waren, zijn nu voldoende, andere
verdienen nog steeds aandacht.
Toelichting
Condities
Voor het toetsen van de condities neemt de inspectie de oordelen over van de jaarlijkse GGD-inspectie.
Uit het rapport van het laatste GGD onderzoek van 14 juni 2016 blijkt dat er geen sprake is van tekortkomingen op peuterspeelzaal 't Beukenootje. In 2011 werd de peuterspeelzaal nog niet jaarlijks bezocht door de GGD en ontbrak een recent rapport. Dit is nu wel het geval en dat is een duidelijke verbetering.
Ouders
De peuterspeelzaal betrekt ouders onder andere door het organiseren van ouder en kind activiteiten, het versturen van nieuwsbrieven en het bijhouden van een facebookpagina. De pedagogisch medewerkers organiseren een meeloopochtend op de eerste dag van de peuter op de peuterspeelzaal, gaan samen met ouders en kinderen naar de kinderboerderij of geven de ouders van de peuters een vertelkoffer mee. Sinds kort is er een (apart) ouderbeleid-stuk, waarin elke locatie in het, locatiegebonden, pedagogisch werkplan benoemt welke (ouder) activiteiten zij aanbieden/organiseren; veel al gebaseerd op de lokale
ouderpopulatie. Deze activiteiten om ouders te betrekken zijn echter
vrijblijvend. De peuterspeelzaal registreert de kenmerken van de ouderpopulatie bij de intake. Uit deze registraties zijn nog geen conclusies getrokken en deze hebben ook nog niet geleid tot concrete doelstellingen ten aanzien van de ouders in het kader van vve (B1). Ook is er nog geen duidelijk beleid over de wijze waarop de peuterspeelzaal de ouders informeert over vve (B2). Bij de intake worden de ouders geïnformeerd over het gebruik van het programma Piramide. Het is van belang dat de peuterspeelzaal de ouders minstens drie keer tijdens de peuterperiode informeert over de ontwikkeling van hun kind. Dat is nu niet het geval (B7). Wel wordt een uitgebreide intake gehouden op de eerste dag van de peuter op de speelzaal waarin een gesprek plaatsvindt over de ontwikkeling van het kind. De peuterspeelzaal overweegt om direct na de gewenningsperiode een extra observatie te doen en een extra moment in te plannen om met de ouders over de ontwikkeling van hun kind te praten.
Kwaliteit van de uitvoering van vve
De kwaliteit van de uitvoering van vve is overwegend voldoende. Er is sprake van een plezierige sfeer, waarin de peuters kunnen spelen en leren.
't Beukenootje werkt met een jaarrooster en themaplanningen vanuit Piramide, aangevuld met eigen thema's. Daarnaast maakt zij per thema een overzicht waarin behalve de activiteiten ook een aantal doelen benoemd worden. Dit aanbod voor peuters is echter te weinig onderbouwd en doelgericht. Onduidelijk is hoe het aanbod tegemoetkomt aan de taal- en overige ontwikkelbehoeften
van de (doelgroep)peuters. Tevens is niet uitgewerkt in hoeverre het aanbod opklimt in moeilijkheidsgraad (C1.2, C1.3 en C1.4).
Het pedagogisch handelen van de pedagogisch medewerkers is respectvol en zij stimuleren ook de sociale vaardigheden en persoonlijke competenties van de peuters. Net als tijdens de bestandsopname is het talige aanbod in de peuterspeelzaalruimte een aandachtspunt. Bij de start van het thema is de thematafel leeg (wordt langzaam opgebouwd). De ruimte bevat geen letters en cijfers op ooghoogte van de peuters op bijvoorbeeld de muren. Wel zijn voor de letterherkenning enkele labels terug te vinden zoals bijvoorbeeld de kast en de deur. De ruimte is er niet op ingericht dat peuters die dat leuk vinden, worden uitnodigd om bijvoorbeeld op zoek te gaan naar 'hun' letter, zelf te stempelen, een boek te bekijken/lezen, te tekenen of te schrijven (C2.5).
Het pedagogisch en educatief handelen van de pedagogisch medewerkers is op elkaar afgestemd. Dit komt vooral omdat zij al jaren met elkaar samenwerken.
Bijvoorbeeld de ene pedagogisch medewerker richt zich tijdens de inloop meer op de ouders, terwijl de ander met de peuters speelt. Deze rolverdeling is op natuurlijke wijze gegroeid. Het verdient echter aanbeveling om afspraken over de rolverdeling ook vast te leggen, zodat deze voor een ieder duidelijk zijn. In het groepsplan heeft de peuterspeelzaal ruimte opgenomen om de taakverdeling tussen leidsters vast te kunnen leggen. Positief is ook dat de pedagogisch medewerkers de betrokkenheid van de peuters vergroten door mee te spelen of het spel te verrijken.
De pedagogisch medewerkers laten in de interactie met de kinderen ruimte voor de eigen inbreng van de peuters, maar zouden meer open vragen kunnen stellen. Tijdens de observatie is op meerdere momenten waargenomen dat de pedagogisch medewerkers zelf veel aan het woord zijn. Zij kunnen de peuters meer uitdagen te komen tot gesprekjes om de interactie te bevorderen. Ook kunnen zij de peuters meer begeleiden in hun ontwikkeling tot
aanpakgedrag. Bijvoorbeeld bij het maken van een werkje kunnen zij de peuters begeleiden in kleine stapjes en inspelen op de zone van de naaste ontwikkeling van de kinderen (C3.3 en C3.5).
Ontwikkeling, begeleiding en zorg
De peuters worden regelmatig gevolgd op alle vier de ontwikkelgebieden door middel van observaties en peutertoetsen. Wanneer een peuter opvalt, bespreken de pedagogisch medewerkers hem of haar in de zorgbespreking met de intern begeleider (7 à 8 keer per schooljaar). Samen proberen ze te achterhalen wat er met de peuter aan de hand is. Indien nodig wordt een handelingsplan
geschreven waarin wordt beschreven wat risicofactoren en stimulerende
factoren zijn en handreikingen worden beschreven over de aanpak. Tevens worden lange termijndoelen gesteld.
Wat nog ontbreekt in de plannen zijn korte termijndoelen en een planmatige aanpak hoe en wanneer het handelingsplan wordt uitgevoerd (D1.2). Als tijdens de evaluatiemomenten in de zorgbespreking blijkt dat er geen vooruitgang is, onderzoekt de pedagogisch medewerker wat de reden hiervan kan zijn en indien noodzakelijk wordt de aanpak bijgesteld. De intern begeleider schakelt bij ernstige zorg of handelingsverlegenheid op tijd externe hulp in en heeft een netwerk opgebouwd van hulpverleners waaraan zij advies kan vragen, een observatie kan laten doen of waar zij de ouders naar kan doorverwijzen.
Kwaliteitszorg
Het vve-beleid binnen de peuterspeelzalen is belegd bij de coördinator en de intern begeleider. Dit beleid wordt organisatiebreed geëvalueerd en op basis van de bevindingen worden verbeterpunten opgesteld. Voor de borging observeren de intern begeleider en de coördinator de pedagogisch medewerkers en bespreken achteraf de ervaringen met hen. Tevens stellen zij
borgingsdocumenten op.
Deze zijn voor de pedagogisch medewerkers beschikbaar op de peuterspeelzaal.
In opdracht van de werkgroep vve, waaraan ook enkele schoolbesturen en de gemeente deelnemen, heeft de coördinator ook de opbrengstgegevens van de peuters aangeleverd. De coördinator geeft aan dat deze een positief
beeld geven. Omdat deze aanlevering slechts één keer heeft plaatsgevonden en nog geëvalueerd moeten worden in de werkgroep, kunnen hier geen conclusies uit getrokken worden.
Doorgaande lijn
De gemeente Winschoten heeft een vve-werkgroep ingericht waarbij behalve de gemeente ook de schoolbesturen en de peuterspeelzaal zijn betrokken. Door deze werkgroep is externe begeleiding ingehuurd speciaal voor het organiseren van de doorgaande lijn van vve. Elke peuterspeelzaal en onderbouwgroep van de basisschool gebruikt een erkend vve-programma. Voor ieder kind dat van de peuterspeelzaal overgaat naar de basisschool, wordt een warme overdracht geregeld. Bij zorgkinderen worden de IB-er en meestal ook de ouders bij de overdracht betrokken. Samen wordt gezocht naar de meest geschikte plaats voor de peuter. (F3) Omdat de peuters van 't Beukenootje uitstromen naar meerdere verschillende basisscholen in de omgeving zijn de indicatoren F5, F6 en F7 over de doorgaande lijn niet beoordeeld.
3 CONCLUSIE
De Inspectie van het Onderwijs constateert dat de kwaliteit van de voorschoolse educatie op peuterspeelzaal 't Beukenootje grotendeels op orde is. Uit het onderzoek is gebleken dat de vve-locatie nauwelijks verbeterpunten kent.
REACTIE VAN DE HOUDER
Dit rapport beschrijft de oordelen van de inspectie over de kwaliteit van de educatie op peuterspeelzaal 't Beukenootje. Daarnaast heeft de inspectie
peuterspeelzaal 't Beukenootje gevraagd te reflecteren op de uitkomsten van het onderzoek en zo mogelijk aan te geven welke kwaliteitsontwikkelingen hieraan verbonden worden.
Hieronder geeft de houder haar reactie:
Reactie op conceptrapport vve onderzoek ’t Beukenootje (onderdeel van Het Oude Ambt Peuteropvang, gemeente Oldambt), dinsdag 27 september 2016.
Het inspectiebezoek op 27 september is door ons als prettig ervaren; de inspecteur toonde zich betrokken en belangstellend; het conceptrapport, zoals het er ligt, geeft een mooi beeld van locatie ’t Beukenootje.
De punten die in het rapport genoemd worden, als verbeterpunten, zullen organisatiebreed onder de loep genomen worden en waar nodig zal het beleid (en daarmee de beleidsstukken) aangepast worden.
B1: Ten tijde van de inspectie lag er een ouderbeleidsstuk in concept.
Dit stuk is afgeleid van onze praktijk. Omschreven staat hoe er gewerkt wordt en wat de uitgangspunten zijn. De, voor de locatie, specifieke activiteiten m.b.t.
ouders staan beschreven in het pedagogisch werkplan van de betreffende locatie. De pedagogische werkplannen zullen n.a.v. het inspectiebezoek onder de loep genomen worden en (eventueel) aangepast.
B2: Op het formulier Kennismakingsgesprek, dat leidsters gebruiken als een peuter op de speelzaal begint, zal een item VVE opgenomen worden. Leidsters kunnen dan ouders informeren over de wijze waarop VVE aangeboden wordt.
B6: Het beleid dat gevoerd wordt op onze speelzalen is dat er 3 keer in de periode dat de peuter de speelzaal bezoekt een gesprekje met ouders plaatsvindt; in het beleid zal opgenomen worden dat er 6 weken na aanvang teruggekoppeld zal worden aan ouders hoe het met de peuter gaat op de
speelzaal. Er is dan sprake van 1 kennismakingsgesprek en 3 momenten waarop de ouder(s) geïnformeerd wordt over de ontwikkeling van peuter.
C1.2, 1.3 en 1.4 Aan het groepsplan dat bij elk thema ingevuld wordt, zal een overzicht toegevoegd worden met daarop de activiteiten en de doelen genoemd en ook het ontwikkelingsgebied.
Er is een ontwikkeling gaande binnen de organisatie van groep naar individueel kind; beter aansluiten bij het kind. De leidsters volgen hiervoor momenteel een
nauwer aansluiten bij het individuele kind en de zone van de naaste ontwikkeling. Activiteiten worden hier steeds op aangepast.
We zullen daarvoor ook steeds meer in kleinere groepen gaan werken, om beter aan te kunnen sluiten bij de peuters.
C2.5 Om de peuters die er aan toe zijn letters aan te bieden, zullen op alle locaties spelletjes, stempels enz. aangeschaft worden die te maken hebben met letters. Daarnaast laat de praktijk zien dat een krijtbord kinderen in staat stelt
‘te schrijven’. Het is daarom het streven op elke locatie een krijtbord op te hangen.
C3.3 en C3.5: Tijdens de individuele trajecten in het VVE Coachen komen deze punten aan bod: wat gaat goed en wat kan beter? Intern Begeleider en
teamleider zullen hier de komende tijd (jaren) mee bezig blijven. De gelopen trajecten laten heel positieve dingen zien.
D1.2: Op dit moment wordt er in de praktijk gekeken met verschillende voorbeelden hoe het meest praktisch gewerkt kan worden met een zo volledig mogelijk handelingsplan; de korte termijndoelen, planmatige aanpak en uitvoering zijn hiervan natuurlijk onderdeel.
Wij hopen met bovenstaande aanpassingen nog beter VVE aan te kunnen bieden; met name voor de peuters die hier het meest baat bij hebben.
BIJLAGE 1 OORDELEN
In de onderstaande tabellen vermeldt de inspectie welke indicatoren in dit onderzoek zijn betrokken en tot welke bevindingen het onderzoek heeft geleid.
De bevindingen zijn weergegeven in de vorm van een score. De score geeft aan in welke mate de betreffende indicator gerealiseerd is.
Legenda:
1. Staat in de kinderschoenen: verbeteringen zijn dringend nodig. Deze kwalificatie geeft aan dat er écht iets verbeterd dient te worden.
2. Enigszins ontwikkeld: verbeteringen zijn wenselijk. Deze kwalificatie geeft aan dat het wenselijk is dat iets verbeterd wordt.
3. Voldoende.
4. Goed ontwikkeld: een voorbeeld voor anderen. Deze kwalificatie geeft aan dat dit aspect in orde is, en wel op een zodanige manier dat andere voor- en/of vroegscholen hiervan kunnen leren.
Condities 1 2 3 4
•
•
• Voldoende vve-tijd
• Kwaliteit pedagogisch medewerkers
•
•
•
• A0.1 Er is een recent GGD-rapport beschikbaar
A2 De groepsgrootte voldoet aan de maximumeisen (voorschool) A3 Beroepskracht - kind ratio ("dubbele bezetting")
A4.1 De peuters volgen gedurende voldoende tijd (per week) een vve-programma op de voorschool
A5.2 Alle beroepskrachten zijn toereikend gekwalificeerd (opleiding)
A5.3 Alle beroepskrachten spreken voldoende Nederlands A5.4 Alle beroepskrachten zijn toereikend vve-geschoold A5.5 Er is een jaarlijks vve-opleidingsplan
Ouders 1 2 3 4
•
•
•
•
• B1 Gericht vve-ouderbeleid
B2 Ouders zijn vooraf adequaat geïnformeerd
B3 Intake
B4 Stimuleren om thuis ontwikkelingsstimulerende activiteiten te doen
B5 Participatie in vve-activiteiten in de voorschool/vroegschool
Ouders 1 2 3 4
B7 Rekening houden met thuistaal •
Kwaliteit van de uitvoering van vve 1 2 3 4
Kwaliteit van de educatie: het aangeboden programma
C1.1 Een integraal vve-programma •
C1.2 Werken met een doelgerichte planning •
C1.3 Het activiteitenaanbod gericht op de taalontwikkeling is
voldoende dekkend en geconcretiseerd •
C1.4 Het aanbod klimt op in moeilijkheidsgraad en er wordt
gedifferentieerd •
Kwaliteit van de educatie: het pedagogisch klimaat
C2.1 Het pedagogisch handelen van de pedagogisch medewerkers/
leerkrachten is respectvol •
C2.2 De pedagogisch medewerkers/leerkrachten structureren en
hanteren duidelijke pedagogische gedragsgrenzen • C2.3 De pedagogisch medewerkers/leerkrachten stimuleren de
sociale vaardigheden en de persoonlijke competenties van de • kinderen
C2.4 De pedagogisch medewerkers/leerkrachten bevorderen de
zelfstandigheid van de kinderen en tonen respect voor de • autonomie van het kind
C2.5 De inrichting van de ruimte is aantrekkelijk, uitdagend en
spel- en taal-uitlokkend •
Kwaliteit van de educatie: het educatief handelen
C3.1 Het educatief handelen van beide pedagogisch medewerkers/
leerkrachten is goed op elkaar afgestemd •
C3.2 Er worden structureel effectieve en gerichte activiteiten voor
de taalontwikkeling uitgevoerd •
C3.3 De pedagogisch medewerkers/leerkrachten bevorderen de
interactie met en tussen kinderen •
C3.4 De pedagogisch medewerkers/leerkrachten stimuleren actieve
betrokkenheid van de kinderen en verrijken het spelen en • werken
C3.5 De pedagogisch medewerkers/leerkrachten bevorderen de
ontwikkeling van aanpakgedrag (strategieën) bij de kinderen • C3.6 Het gedrag van de pedagogisch medewerkers/leerkrachten
met de kinderen is responsief •
C3.7 De pedagogisch medewerkers/leerkrachten stemmen de
activiteiten af op verschillen in de ontwikkeling van de • individuele kinderen
Ontwikkeling, begeleiding en zorg 1 2 3 4 Ontwikkeling, begeleiding en zorg binnen de groep
D1.1 Volgen van de brede ontwikkeling van alle kinderen • D1.2 De begeleiding is planmatig voor: de hele groep, de kleine
(tutor)groep en het individuele kind •
D1.3 De evaluatie van de aangeboden begeleiding en zorg • D1.4 Specifieke aandacht voor de taalontwikkeling bij begeleiding
en zorg •
Ontwikkeling, begeleiding en zorg in de bredere zorgketen D2.1 De pedagogisch medewerkers/leerkrachten hebben een
overzicht van de kinderen die zorg nodig hebben die de voor-
resp. vroegschool niet kan leveren, en van de aard van die • zorg
D2.2 De pedagogisch medewerkers/leerkrachten zorgen dat
kinderen aangemeld worden voor externe zorg wanneer de • voor- resp. vroegschool de gewenste zorg niet kan leveren
D2.3 De pedagogisch medewerkers/leerkrachten blijven de
ontwikkeling van kinderen met extra zorg bijhouden •
Kwaliteitszorg binnen de voor- en de vroegschool 1 2 3 4 E1 Er is vve-coördinatie op de voor- resp. vroegschool • E2 De voor- resp. vroegschool evalueert de kwaliteit van vve
regelmatig •
E3 De voor- resp. vroegschool evalueren de resultaten van vve • E4 De voor- resp. vroegschool werkt planmatig aan vve-
verbetermaatregelen •
E5 De voor- resp. vroegschool borgt de kwaliteit van haar vve-
educatie •
Doorgaande lijn 1 2 3 4
F1 Er is vve-coördinatie tussen de voor- en vroegschool • F2 Er is concreet beleid om zoveel mogelijk kinderen te laten
doorstromen naar een vroegschool •
F3 De voor- en vroegschool zorgen voor een warme overdracht • F4 Het aanbod van de voor- en vroegschool is op elkaar
afgestemd •