• No results found

Felicie Jehu, Een geniaal zestal · dbnl

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Felicie Jehu, Een geniaal zestal · dbnl"

Copied!
225
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Felicie Jehu

bron

Felicie Jehu, Een geniaal zestal. Met illustraties van Jan Sluijters. Gebr. Kluitman, Alkmaar 1917 (2de druk)

Zie voor verantwoording: http://www.dbnl.org/tekst/jehu001geni02_01/colofon.php

© 2013 dbnl / erven Felicie Jehu en erven Jan Sluijters

(2)

Felicie Jehu, Een geniaal zestal

(3)

Eerste Hoofdstuk.

Beraadslaging.

Met een vergenoegd gezicht trad mijnheer Verhagen zijn huiskamer binnen, waar het ontbijt op tafel stond en een viertal meisjes bezig waren hunne boterhammen op te eten, blijkbaar zich haastend, om naar school te komen. Toen ze hun vader zagen, stonden ze allen op en vlogen op hem af, om hem te omhelzen.

‘Goeden morgen, kinderen, goed geslapen? Smoor me niet, als 't je blieft. Tineke, denk er aan, dat ik pas gewasschen ben en dus niet erg gesteld op je melkmondje en Bé, mijn jas is geen servet.’

Hij schudde lachend het vroolijke viertal van zich af

Felicie Jehu, Een geniaal zestal

(4)

en legde Lientje, die op zijn rug geklauterd was, op den grond, waar hij haar begon te kittelen. De achtjarige jongedame gierde het uit en trappelde uit alle macht van zich af.

Nan, die zestien jaar was, keek ongeduldig naar de klok.

‘Toe, Vader, laat haar nou, ze moet eten en naar school, 't is heusch tijd. Tineke komt altijd te laat door den schuld van Lien.’

‘Laat Tineke dan maar vast gaan.’

‘Dat doet ze niet, dat weet u wel, de inseparabels gaan samen naar school en komen samen te laat.’

‘Daarvoor zijn ze dan ook tweelingzusjes.’

‘'k Wou nog een boterham,’ zei Lien.

‘Nog al een, maar kind, je hebt er al vier op. Hier, maak nou voort.’

‘'k Wou ook nog een boterham,’ zei Tineke.

‘Daar hebben we het alweer,’ bromde Nan, ‘ze kan letterlijk niet meer, maar als Lien nog een boterham vraagt, volgt Tineke dadelijk, honger of geen honger. Ben je, klaar, Bé?’

De dertienjarige Bé keek op uit haar boek, waarin ze de laatste vijf minuten ijverig had zitten turen.

‘Met ontbijten, ja, maar ik ken geen steek van mijn les,’ en ze sloeg het boek toe met een komisch wanhopend gezicht, waarna ze met de armen boven haar hoofd, zich eens flink uitrekte.

‘Alweer niet? Vader, u moet toch eens wat meer op die kinderen letten, er komt niets van terecht. Bé kent gewoon nooit haar lessen.’

‘Och kom, het zal zoo erg wel niet zijn, voor mij studeert ze wel, ik ben meestal tevreden, niet waar, meiske?’

‘Wel ja,’ zei Bé, ‘ik kan niet alles te gelijk doen,

Felicie Jehu, Een geniaal zestal

(5)

viool studeeren en lessen leeren en dan studeer ik liever voor Vader.’

‘Bé is een van mijn beste leerlingen, ik heb er niet veel met zooveel aanleg,’

verklaarde haar vader, aan de vele vervelende uren denkend, doorgebracht met aan niet bizonder talentvolle leerlingen vioolles te geven.

Bé maakte zich klaar om naar school te gaan en ook Nan begon haar boeltje bij elkaar te zoeken.

‘U zult verder alleen moeten ontbijten, Paatje, we moeten weg. Er is nog thee in den trekpot, schenk u zelf maar in.’

‘Waar zijn Olga en Vic?’

‘Olga ligt zeker nog in bed, ik heb tenminste nog niets van haar gemerkt en Vic heeft al lang ontbeten, en is al naar haar atelier. Zie zoo, kinders, zeg Vader nu goeden dag, dan gaan we.’

‘Dag meiskes, leer plezierig,’ en de heer Verhagen begon zich een boterham te smeeren.

Maar plotseling scheen hij zich iets te bedenken. Hij legde het mes neer en liep naar de deur.

‘Nan!’ riep hij in de gang. ‘Nan, Nanni, hoor eens!’

‘Ja Vader,’ riep deze, die al bij de voordeur was, terug, ‘wat is er?’

‘Toe, kom eens even hier, ik heb je wat vergeten te zeggen.’

Nan kwam hard terug geloopen.

‘Ja Vader, maar ik moet weg, het is al zoo laat.’

‘Ja, maar je moet toch even naar me luisteren. Ik heb je heelemaal vergeten te zeggen, dat ik met de koffie een gast krijg.’

‘Wat zegt u, een gast?’

‘Ja, kind, een vriend van me nog van het conservatoire, den violist Léonville, een besten vent en een groot

Felicie Jehu, Een geniaal zestal

(6)

kunstenaar. Ik vind het verbazend gezellig hem weer eens te ontmoeten.’

Nan keek niet erg opgewekt bij deze tijding.

Hoe moest dat nu, zij moest naar school, kon dus nergens voor zorgen, Olga bemoeide zich nooit met het huishouden, dus moest alles aan Riek, de

meid-huishoudster, worden overgelaten, die heelemaal niet geschikt was, om onverwachte gasten te ontvangen, want dan deden hare zenuwen zoo raar, zooals ze het uitdrukte.

‘Ja, gut Vader, ik weet het niet, ik moet weg, bespreek u het maar eens met Riek, ik heb heusch geen tijd, dag,’ en weg holde Nan, overtuigd dat ze nauwelijks tijd genoeg had om binnen te zijn, voordat de deur der school zich sloot en nog vaster overtuigd, dat thuis de boel in de war zou loopen, als alles aan Riek moest worden overgelaten, wier humeur tegen dergelijke verrassingen niet bestand was en die dan uit louter onwilligheid zich geen moeite gaf.

Eenigszins verbaasd staarde mijnheer Verhagen de weghollende gestalte na en toen hij de voordeur in het slot hoorde vallen, keerde hij zuchtend naar de huiskamer terug.

Hij zette zich weer aan de ontbijttafel, doch was te veel in gedachte verdiept, om zijn afgebroken maal voort te zetten. Hoe vervelend, dat hij nu op het laatste nippertje er pas aan gedacht had, dat hij dien ochtend een brief van zijn vroegeren studiegenoot ontvangen had, waarin deze hem mededeelde, dat hij van plan was dien dag bij hem te komen lunchen, als hij geen belet deed. Die brief had hem veel genoegen gedaan, hij had Léonville zeker in geen tien jaar gesproken, daar deze steeds reizende was geweest en nu stelde hij er zich veel van voor, dien besten jongen weer eens te ontmoeten.

Felicie Jehu, Een geniaal zestal

(7)

Wat hadden zij een goed leventje gehad, toen zij aan het conservatoire te Parijs studeerden.

Wat een illusies hadden ze zich daar gemaakt van hun toekomstig leven, wat hadden ze naar roem verlangd! Samen hadden ze de wereld door hun spel willen veroveren, samen hun fortuin maken.

En hoe anders was alles gegaan.

Léonville had gekregen wat hij wenschte en was nu een beroemd en algemeen erkend artist.

Hij daarentegen was vroeg getrouwd, te vroeg voor zijn kunst en de zorgen voor het dagelijksch brood voor het zich steeds vermeerderende gezin, hadden als een rem gewerkt op zijne aspiraties. Lessen had hij moeten zoeken en geven en zijn tijd besteden aan het naloopen van dikwijls onbeduidende leerlingen, terwijl Léonville studeeren kon en nog eens studeeren, tot hij zijn doel bereikt had.

Toch had ook hij veel geluk gekend, zoolang zijne lieve vrouw leefde, had hij zich dan ook nooit beklaagd over de richting, waarin hij zijn leven gestuwd had. Zij was het geweest, die er altijd voor gezorgd had, dat hij den moed niet verloor en hun beider opgewekte natuur had hen de zorgen licht doen tellen.

Maar sedert twee jaar was er veel veranderd in zijn huis. Toen had de voor ieder zorgende, goede geest hen moeten verlaten en na dien tijd was het, alsof alles achteruit ging. Het nu niet meer zoo goed bestierde huishouden kostte meer geld, zijne opgroeiende kinderen kregen meer behoeften en de inkomsten werden niet grooter.

Gewoonlijk dacht hij hier niet hard over na, zijn luchthartige, vroolijke aard deed er het zijne toe, om zijn levensopvatting niet zwartgallig te maken, doch van tijd tot tijd kwam het zoo ten volle over hem, dat alles toch

Felicie Jehu, Een geniaal zestal

(8)

heel anders gegaan was, dan hij gehoopt en verwacht had in zijne jonge jaren.

Na den dood van zijn vrouw had hij, in overleg met zijne kinderen, waarvan de oudste toen achttien jaar was, besloten, maar geen juffrouw te nemen en Riek, die hen al vele jaren trouw gediend had en dus geheel met hun huishouden vertrouwd was, tot meid-huishoudster te benoemen. Olga en Vic zouden wel een oogje in 't zeil houden. Doch al heel spoedig bleek het, dat zijn beide oudste, artistiek begaafde dochters, nu juist niet geschikt waren het oppertoezicht over de huishouding te hebben.

Olga, die aan weinig anders dacht dan aan het ontwikkelen van hare muzikale gaven, vooral van haar stem en Vic, die vast besloten was eens een groot schilderes te worden en daaraan al de krachten van haar zeer energiek karakter wijdde.

Toen was het sukkelen geworden, Riek bleek heelemaal niet in staat, het financieel gedeelte van het huisbestuur op zich te nemen en hij zelf was de slechtste financier, die men zich denken kon, zoodat de geldzaken danig in de war liepen, totdat eensklaps de toen nog slechts veertienjarige Nanette zich in minister van financiën ontpopte en aanbood, vooraan het geldelijk beheer van het huishouden op zich te nemen.

Daarna was alles weer wat beter gegaan, maar die goede Nan had niet veel tijd natuurlijk, ze ging nog school en was ook nog zoo jong, zoodat ook nu nog dikwijls zijn rust verstoord werd door rekeningen, die niet betaald konden worden en dingen, die aangeschaft moesten worden en waarvoor geen geld was.

Terwijl hij zoo in gedachte verzonken daar neerzat, werd de deur zachtjes geopend en een bevallig persoontje trad de kamer binnen. Het was Olga, zijn oudste dochter,

Felicie Jehu, Een geniaal zestal

(9)

een klein, tenger meisje van twintig jaar, gekleed in een losse, lichtblauwe

ochtendjapon, die haar allerliefst stond. Haar mooi blond haar was in een artistieke wrong gedraaid, hare groote, zachte, blauwe oogen, haar lief mondje met witte tandjes, dat alles was oorzaak, dat haar heele verschijning een bizonder aangenamen indruk maakte. Ze trad op haar vader toe en legde, achter hem staande, hare beide handjes over zijne oogen.

‘Wie is daar?’ riep ze vroolijk.

Haar vader draaide zich half om en zijn arm om haar middel slaande, trok hij haar bij zich op schoot en kuste haar.

‘Zoo, kleine luilak, ben je daar eindelijk? Hoe dikwijls moet ik je zeggen, dat lang slapen niet gezond is?’

Olga lachte.

‘Ik ben bang, nog heel dikwijls, want het is gewoon zalig in bed, ik kan er 's morgens niet uit. Ik ben tegenwoordig ook zoo erg moe.’

Haar vader keek bezorgd naar het fijne gezichtje, dat er heel teertjes uitzag.

‘Ben je gauwer moe dan vroeger?’ zei hij bezorgd. ‘Hoe is het, poesje, scheelt er wat aan?’

Olga had zich ondertusschen onledig gehouden, met haar vaders knevel op te draaien. In plaats van te antwoorden, klapte ze in hare handen en riep:

‘Es ist erreicht! Wat ziet u er nu pedant uit, kijk eens gauw in den spiegel,’ en van zijn schoot springend, trok ze hem uit zijn stoel op en liep met hem naar den spiegel, die boven den schoorsteenmantel hing. Lachend liet haar vader zich voorttrekken, hij was al weer vergeten, dat hij zich een oogenblik te voren ongerust had gemaakt over haar gezondheid.

Olga had hem intusschen losgelaten en keek met een

Felicie Jehu, Een geniaal zestal

(10)

ontevreden gezicht naar de ontbijttafel, waarop niet veel meer te zien was, dan leege bordjes, vuile theekopjes, een paar gebruikte melkglazen, een stuk brood, een half leeg botervlootje en een niet zeer zindelijk theeblad.

‘Wat een onsmakelijk gezicht,’ zei ze, terwijl ze zich in een gemakkelijken stoel bij het raam liet neervallen, ‘ik zal maar niet ontbijten.’

Haar vader had zich ook weer neergezet en begon zijn gestoord ontbijt verder te gebruiken.

‘Wel eten, poes,’ zei hij, ‘wil ik een eitje voor je koken?’

Doch Olga schudde afwerend het hoofd.

‘Het water kookt niet meer.’

‘Nu, dan vragen we even aan Riek om wat kokend water.’

‘Och neen, Vader, doe dat maar niet, Riek zou het wel geven, maar er zoo bij brommen en ik heb heusch geen trek.’

‘Drink dan tenminste een glas melk.’

‘Ja, dat is goed. Dank u wel, lieve oude Pipa,’ en ze nestelde zich nog wat gemakkelijker in haar stoel, terwijl ze met kleine teugjes het haar gebrachte glas melk begon op te drinken.

‘Olly, nu moet je toch eens hooren, wat ik van morgen voor een brief gekregen heb.’

Belangstellend keek Olga op.

‘Een belangrijken brief, Piep, een nieuwe les misschien?’

‘Neen, heel iets anders. Herinner je je, dat ik je wel eens wat van Charles Léonville verteld heb?’

‘Nou, of ik! Ik denk, dat ieder hier in huis wel wat weet van de stukjes, die u met het mooie Kareltje hebt uitgevoerd in Parijs indertijd. Hé, Parijs, stad van mijn

Felicie Jehu, Een geniaal zestal

(11)

idialen, wanneer zal ik daar eens komen! Die Léonville is erg knap, niet? Ik zou hem wel eens willen zien.’

‘Dat komt dan prachtig, vandaag nog zal je wensch vervuld worden.’

‘Komt hij hier?’

‘Ja, hij schreef me, dat hij hier kwam koffiedrinken. De lunch gebruiken, zooals hij zich uitdrukte.’

‘De lunch gebruiken, schreef hij dat? Goeden hemel, dan verwacht hij een lunch, een warme zeker, dat krijgen we nooit van Riek gedaan.’

‘Neen, daar ben ik ook bang voor. En dan, Nan zou het niet goed vinden, ze zei juist gisterenavond, dat ze blij zou zijn, als het geld van het laatste kwartaal van de lessen ingekomen was, want dat ze zoo goed als niets meer had.’

Olga staarde voor zich uit, terwijl ze een van hare pantoffeltjes op de punt van haar voet op en neer liet dansen. Ze zei echter niets.

Na eenige oogenblikken vroeg haar vader:

‘Nu, wat denk je er van?’

Ze trok hare schouders op.

‘Ik weet het heusch niet, we moeten hem naturlijk goed ontvangen, zoo'n ouden vriend van u, vindt u ook niet?’

‘Niets liever dan dat, maar hoe?’

‘Hij kan me misschien nog van nut zijn ook,’ zette Olga hare overpeinzingen voort,

‘hij is zoo'n bekend artist. Het ga, hoe 't ga, hij moet een warme lunch hebben. Wilt u eens even om Riek bellen?’

Haar vader voldeed aan haar verzoek.

‘Riek zal er niets van willen weten,’ zei hij.

‘We zullen zien, daar komt ze.’

De deur ging open en een magere, hoekige vrouw

Felicie Jehu, Een geniaal zestal

(12)

kwam de kamer binnen. - ‘Wat blieft u, ik was heelemaal boven, 'k heb vandaag beestachtig veel te doen.’

Met een knipoogje van verstandhouding keek mijnheer Verhagen zijn dochter aan.

Dat beloofde niet veel goeds, het was moeielijk na zoo'n inleiding met een verzoek aan te komen, dat nog veel meer drukte veroorzaken zou.

‘Riek,’ zei haar meester, ‘wij zouden vandaag zoo graag een warme lunch hebben.’

Riek keek, alsof ze dacht, dat er bij haar mijnheer een van de vijf op den loop was.

‘Een warme wat?’ vroeg ze, met oogen rond van verbazing.

Mijnheer Verhagen begon hartelijk te lachen.

‘Wat kijk je verschrikt, ik vraag niets onmogelijks, een warm ontbijt, bedoel ik.’

‘Een warm ontbijt? Moeten jullie nou nog ontbijten, een fesoenlijk mensch is al lang aan zijn werk, 't is werempel al kwart voor tien. Een warm ontbijt, hoe verzint u het. Havermout, of wat anders, zeg maar op, ik heb toch niks te doen vandaag, waarom ook niet, Riek is er goed voor, die luiert anders maar. Een warm ontbijt om kwart voor tien, heb je ooit!’ en na haar verontwaardiging gelucht te hebben, maakte Riek zich gereed de kamer te verlaten.

Olga greep haar echter bij haar schort en hield haar terug.

‘Toe Riek,’ zei ze vriendelijk, ‘luister nu eens even en houd vijf minuten je mond.

Neen, neen, niets zeggen,’ en Olga sprong op en legde haar handje op Riek's mond, die zich alweer vertrok om een nieuwe stroom van woorden door te laten.

‘Zal je luisteren, beste van alle huisdraken?’

Riek scheen tegen die maniertjes niet bestand en hoe-

Felicie Jehu, Een geniaal zestal

(13)

wel nog niet heel vriendelijk, was haar gezicht toch opgeklaard en knikte ze toestemmend.

‘Goed dan. In de eerste plaats willen we geen havermout en ook niets anders. We hebben al ontbeten.’

‘Nou, zeg dat dan,’ bromde Riek, ‘meneer vroeg er

toch om. Weet u wel, dat het bij tienen is en dat u om tien uur les hebt?’

Verschrikt keek mijnheer Verhagen op zijn horloge.

‘Hemeltje nog toe, ik moet weg, maak jij de zaak maar in orde, Olly,’ en hij haaste zich de kamer uit.

‘Hoe laat komt hij?’ riep Olly hem na.

Felicie Jehu, Een geniaal zestal

(14)

‘Eén uur pas, je hebt dus den tijd, adiue,’ en weg was hij.

‘'t Is zonde,’ schudde Riek haar hoofd, ‘ie is nog net een kind, ie weet gewoon nooit, hoe laat het is, als ik er niet was, zou ie menig lesje verliezen, doordat ie eeuwig en altijd te laat zou komen.’

‘Gelukkig, dat jij er bent, om hem te waarschuwen,’ vleide Olga, ‘ja, als we jou niet hadden!... Zeg Riek, laten we nu eens ernstig praten.’

‘Maak dan een beetje voort, als 't je blieft, ik heb waarachtig zooveel te doen vandaag.’

‘Zou je het niet een beetje kunnen schikken?’

‘Wat?’

‘Ik bedoel, zou je het werk vandaag niet een beetje kunnen laten liggen?’

‘Waarom?’

‘Omdat ik zoo dolgraag zou willen, dat je om twaalf, of liever tegen één uur, wat lekkers hadt, wat warms weet je.’

‘Wat bennen dat nou voor nieuwe kuren?’

‘Er komt een vriend van Vader bij ons koffiedrinken, een groote mijnheer, die het goed gewend is, een Franschman, die eten altijd wat warms om twaalf uur. Vader zou zoo heel graag willen, dat hij goed ontvangen werd. Een biefstukje met gebakken aardappelen, dat is gemakkelijk en dan nog een lekker schoteltje, zou dat niet kunnen?’

‘Dat biefstukje moet dan maar in godsnaam, maar verder doe ik niks.’

‘Zou dat wel genoeg zijn?’

‘As ie nog meer honger heeft, kan ie brood eten.’

‘Maar dan moet er toch iets bij zijn.’

‘Nou, schrijf dan wat rookzult op, de varkensslager is er nog niet geweest.’

Felicie Jehu, Een geniaal zestal

(15)

‘Rookzult, neen, dat is veel te ordinair. Er is tegenwoordig wel gerookte zalm te krijgen, is 't niet?’

‘Gerookte zalm, jawel, maar mensch, dat is zoo duur. Zeventig centen een ons en wat heb je dan nog!’

‘Dat is toch het eenige, wat ik geven durf, hij zal zoo verwend zijn, moet je denken.’

‘Laat ie zijn verwende maag dan maar bij een ander gaan vullen, hier ligt het warempel zoo niet opgeschept.’

‘Eén onsje, Riek, dat kan wel.’

‘Maar kind, denk nou eens, al de kinders zijn er natuurlijk dol op en motten er van hebben en dan is één ons gewoon niks.’

‘Zouden we de kinderen niet vooruit kunnen laten koffiedrinken. Dan behoeft er ook niet zooveel biefstuk te zijn.’

‘Dat 's waar ook, de biefstuk, ik denk, dat Nan mooi kwaad zal zijn, de

slagersboekjes van de vorige maand waren zoo hoog en ze zijn nog niet betaald. Nan zei al zoo ies van ereis geen vleesch eten een middag, gruttenbrei of zoo en nou weer dit. Meneer zal nooit goed vinden, dat de kinders vooruit eten, dat wil ie toch niet.’

‘Neen, daar ben ik ook bang voor. Ze moeten dan maar vooruit wat boterhammen eten, dan hebben ze tenminste niet zoo'n honger meer, vooral Lien en Tien, die kunnen wat aan. Dat is dus afgesproken, je moet ook nog wat vruchten geven, peren en druiven.’

‘Dat moet contant betaald worden, de zalm kan ik ook niet op crediet halen, hebt u geld?’

Olga keek verlegen.

‘Heb jij niet meer?’

‘Ja, voor het gewone huishouden. Toch al niet veel, want het geld voor de lessen is nog niet ingekomen en Nan zei, dat ze haast niks meer had.’

Felicie Jehu, Een geniaal zestal

(16)

‘Dan zal ik het je wel leenen, ik heb nog een paar gulden, maar ik moet ze terug hebben, hoor, ik kan het niet missen.’

‘Nan zal lekker opspelen,’ bromde Riek, ‘weet u wat, neem u hier nou eens netjes stof af, daar heb ik heelemaal geen tijd voor en dan zou ik in de meziekkamer ook de boel eens nakijken, daar staat wel niet veel in, maar de vleugel moet toch schoongemaakt. Gelukkig, dat we hier niet zoo'n salon vol prullen hebben, dan kwamen we der nooit.’

Olga keek terneergeslagen.

‘Ik had willen studeeren. Ik moet mijn stem bepaald even los maken, hij vraagt me misschien wel om voor hem te zingen, neen, dat kan ik niet laten.’

‘Best, ga dan maar studeeren, maar ik heb geen tijd, om hier een hand uit te steken,’

en Riek slofte weg, Olga in eenigszins verslagen toestand achter latend.

Het was waar, de kamer was erg stoffig en ze zouden hier moeten koffiedrinken.

Ze hadden geen andere kamer om te ontvangen, dan deze, de huiskamer en dan Vaders kamer, die Riek altijd de muziekkamer noemde. Hoe laat was het? Half elf al. Mischien kon Nan het nog wel doen, als ze thuis kwam, zij zou dan de vleugel en de rest in Vaders kamer wel een beetje afstoffen, maar ze moest nu eerst gaan studeeren. Morgen had ze les en was nog niet klaar. Die stof in haar keel zou haar ook geen goed doen en het zou toch kunnen, dat hij haar vroeg eens voor hem te zingen. Neen, ze liet het hier maar liggen, Nan zou het wel doen, en zacht neuriënd verliet ze het vertrek en begaf zich naar haar vaders kamer, waar ze weldra in hare zangstudiën verdiept was.

Felicie Jehu, Een geniaal zestal

(17)

Tweede Hoofdstuk.

De genieën.

Zoodra de school uit was, haastte Nan zich naar huis. Ze was den geheelen morgen vervuld geweest van de gedachte, hoe dat gaan moest, die vreemde heer, die zoo maar kwam koffiedrinken en niets in huis, dan een stukje kaas. Misschien had Vader er wel heelemaal niet met Riek over durven spreken, dat zou haar niets verwonderen en als hij het wel gedaan had, dan was het nog de vraag, of Riek voor iets had willen zorgen.

Olga misschien?

Maar neen, die was natuurlijk heel laat beneden gekomen en daarna kalm gaan studeeren. Zou Vader bijtijds aan zijne lessen gedacht hebben, vervuld als hij was van zijn vriend? Ze hoopte het maar. Vader kon soms zoo nonchalant zijn en als hij zijn lessen verloor wist ze werkelijk geen raad.

Felicie Jehu, Een geniaal zestal

(18)

Toen Riek haar open deed, zag ze al dadelijk, dat deze het wist en dat haar humeur op nul stond.

‘Dag Riek, wat een drukte nu weer, hé, Vader heeft je zeker verteld van dien mijnheer, die komt koffiedrinken,’ zei ze, haar goed aan den kapstok hangend.

‘Jawel,’ bromde Riek, ‘ik moet biefstuk bakken en aardappels.’

‘Zoo, wie heeft dat besteld, Vader?’

‘Neen, juffrouw Olga, jawel, ze heeft zich verwaardigd der eigen der eens mee te bemoeien.’

‘Dat valt me mee. Je hebt toch niet al te veel biefstuk besteld?’

‘Vijf ons.’

‘Als dat maar niet te weinig is, we zijn met zoovelen.’

‘Mot maar genoeg zijn, ie krijgt ook nog gerookte zalm.’

‘Gerookte zalm! Hoe kom je daarbij?’

‘Juffrouw Olga zei, dat mos er wezen. 'k Heb één ons gehaald, dat moet je hem dan maar alleen laten opeten.’

‘'k Zal de kinderen tenminste op hun hart drukken, dat ze er niet van nemen mogen.’

‘'k Heb ook nog druiven en peren gekocht.’

‘Hadt je daar dan allemaal geld voor?’

‘Juffrouw Olga heeft het me geleend, die wou alles zoo hebben.’

‘Nu, dan moet ze maar zien, dat ze het terug krijgt, vooreerst is daar niet veel kans op.’

‘Dan zal ik maar eens voor het vleesch gaan zorgen.’

‘Best, ik zal wel dekken. Goede hemel, er is hier nog heelemaal geen stof afgenomen. Waar is Olga?’

‘Boven natuurlijk, ik denk as dat ze der eigen mooi maakt voor de visite.’

‘Mooi maakt, zou ik me ook nog moeten verkleeden?

Felicie Jehu, Een geniaal zestal

(19)

Misschien kan ik wel zoo blijven. Hoe laat komt die mijnheer?’

Doch Riek was al weg en Nan begon haastig het stof af te nemen. Ze kwam nooit klaar. Gelukkig, daar hadt je Bé en de kleintjes. Bé moest maar helpen.

‘Bé, kom eens gauw hier, maak jij dien hoek even schoon, vlug een beetje, als 't je blieft, ik kom nooit klaar.’

‘Ik moet mijne lessen voor vanmiddag nog leeren.’

‘Dat kan me niet schelen, hier is een stofdoek, haast je. Lien, blijf daar af, ga jullie je een beetje opknappen, wasch je eens goed, je ziet er echt vuil uit,’ en Lien en Tien de kamer uitdrijvend, sloot ze de deur achter hen toe en ging haastig voort met haar werk.

Spoedig kreeg de kamer een frisscher aanzien en weldra kon ze met een zucht van verlichting den stofdoek weg bergen.

‘Zie zoo, nu klaarzetten. Toe Bé, haal jij eens vlug schoone servetten. Of neen, je kunt ze misschien niet vinden, ik zal het zelf wel doen,’ en weg draafde Nan, om spoedig met schoon tafelgoed terug te keeren.

‘Zit je daar nu nog, Bé, ga je liever wat opknappen. Ik kon geen enkel heel servet vinden, vin'je het gek, dat er een gaatje in is?’

‘Och wel neen, zijn boterham zal er hem niet minder om smaken. Was dat Olly, die daar uitging? Waar gaat die nu naar toe.’

‘'k Weet niet, toe ga nu, je loopt me maar in den weg en kijk dan meteen eens naar de kinderen en zorg, dat ze schoone schortjes voor doen, dan ben je een beste.’

Bé ging eindelijk en niet lang daarna was de koffietafel gedekt. Nan keek er tevreden naar. Het zag er nog al netjes uit, alleen dat gaatje was moeilijk te bedekken.

Ze kon er wel een schaaltje op zetten, maar dat werd er

Felicie Jehu, Een geniaal zestal

(20)

natuurlijk afgenomen en dan was het te zien.

Daar kwam Olga binnen, eenige mooie chrysanten in haar hand.

‘Kijk Nanni, die moeten we op tafel zetten, dat zal beeldig staan. Vin'je het geen prachtstukken?’

‘Beelden,’ verklaarde Nan, enthousiast, ‘maar wat heb je daar wel voor betaald?’

‘Dat komt er niet op aan, ik heb ze gekocht, de prijs gaat je dus niet aan. Kijk, in deze vaas staan ze heerlijk.’

Olga zette haar bloemenschat op tafel.

‘Weet je wat,’ riep Nan, ‘zet ze hier op dat gaatje, aan de bloemen raakt niemand en zoo is het prachtig bedekt.’

‘Goed, maar je mag de kinderen wel waarschuwen, dat zijn zulke touche-à-tout.

Zit mijn haar goed?’ vervolgde ze, haar hoed afzettend en met de hoedespeld een paar lokjes uittrekkend.

‘Snoezig. Ik ga me nu ook gauw even wasschen, blijf jij dan hier, anders ben ik bang, dat de kinderen den boel weer vuil maken.’

‘Best. Is Vic al thuis?’

Ik geloof het niet. Die zal ook raar opkijken,’ en lachend holde Nan naar boven, om kort daarop verfrischt terug te komen, gevolgd door de drie zusjes.

Ze vond Olly bij het raam staan en werd getroffen door haar lief uiterlijk. Wat stond dat japonnetje haar goed. Naar haar toegaande, gaf ze haar een kus.

‘Je ziet er snoezig uit, hoor, moet je met alle geweld dien violist betooveren?’

‘Zoo'n ouden man, hij is van Vaders leeftijd ongeveer, ik geloof iets jonger, dus een jaar of een - twee en veertig. Neen, dat is niets voor mij. Lien, zit nu niet aan de zalm te plukken.’

Felicie Jehu, Een geniaal zestal

(21)

Verschrikt keerde Nan zich om.

Werkelijk, daar zag ze Lientje, die met hare vingers aan het zalmschaaltje zat.

‘Wil je dat wel eens laten,’ riep ze ontsteld, ‘afblijven, zeg ik. Nu moet jullie meteen even luisteren. Je mag niet van de zalm nemen en er niet om vragen, begrepen?

Er is niet veel, nauwelijks genoeg voor dien meneer en Vader, dus krijgt jullie er niets van.’

‘Jakkes,’ pruilde Tineke, ‘het is zoo lekker.’

‘Ik vind het ook lekker en neem er ook niet van, er is niet genoeg en daarmee uit.

Jullie krijgt een stukje biefstuk, ik zal je bedienen en dan niet meer vragen hoor, als je honger hebt, kun je boterhammen eten, zooveel je wilt.’

‘Met niks er op, dank je lekker.’

Nan kreeg het benauwd. Je zoudt zien, die kinderen stuurden alles in de war.

‘Toe, wees nu lief,’ zei ze vleiend, ‘ik kan het heusch niet helpen, dat zalm zoo duur is, jullie mag een stukje koek hebben.’

‘Zeg Nan,’ zei Bé, ‘hoe laat komen ze, ik begin honger te krijgen.’

‘Ik weet niet precies, weet jij het, Olly?’

‘Ja, één uur ongeveer. Als je de kinderen eens vooruit een boterham liet eten, dan waren ze niet zoo hongerig meer.’

‘Daar is het te laat voor, bij éénen. Wat, zit je weer aan de zalm, Lien, ondeugende meid, daar, blijf er af,’ en Nan, driftig, gaf haar zusje een gevoeligen tik op hare vingers.

Een oogenblik stond Lien ontsteld, toen gilde ze het uit.

‘Je mag me niet slaan, ik zal het vertellen, leelijke, nare Nan, je mag me niet slaan!’

Wanhopend keek Nan naar het huilende kind, het was op slaan van éénen, ieder oogenblik kon de verwachte gast

Felicie Jehu, Een geniaal zestal

(22)

komen en Lien brulde het uit, terwijl Tineke op het punt was, ook te beginnen.

‘Hou je toch stil,’ smeekte ze, ‘wat moet mijnheer Léonville nu wel denken.’

‘Dat je een spook bent en...’

Op dit oogenblik ging de deur open en trad Vic binnen, verbaasd naar het tooneeltje kijkend. Het was een flink, knap meisje, met mooie bruine oogen en energieke mond.

Ze keek van de bloemen naar Lien en zei:

‘Wat is hier te doen? Bloemen op tafel en een schreeuwpartij! Heb jullie nog geen koffie gedronken, het is haast één uur.’

Nan bracht Victorine op de hoogte van den toestand en smeekte haar Lien met huilen te doen ophouden. Vic moest lachen om Nan's gezicht.

‘Nanni, wat kijk je, het heeft er iets van, of de heele wereld op je drukt. Lien, hou je mond, oogenblikkelijk of je krijgt met mij te doen. Direkt zwijgen, of je gaat de kamer uit en krijgt geen hap eten,’ en ze greep haar zusje bij een arm, om haar dreigement te volvoeren.

Verschrikt keek Lientje haar aan, ze scheen haar zuster te kennen en te weten, dat ze het best deed, met naar haar te luisteren. Ze hield ten minste op met huilen en liet zich gewillig haar oogen afvegen.

‘Zie zoo, ben je zoet? Dat is je ook maar geraden. Wat, nu tranen in Tineke's oogen, gauw afgeveegd, kom hier, dan zoen ik ze af, zoo is het goed,’ en zich lachend tot Olga wendend, zei ze: ‘die Tineke is toch zoo'n goedig diertje, als die ondeugende Lien zich wat op den hals haalt, heeft ze evenveel verdriet als haar zusje.’

‘Daar komen ze,’ riep Olga, die al dien tijd uit het raam gekeken had, ‘wat ziet die vriend van Vader er leuk uit !’

Felicie Jehu, Een geniaal zestal

(23)

‘Laat eens kijken,’ riepen al de zusjes en drongen zich voor het raam, met moeite teruggeduwd door Olga die met een blos op hare wangen den groet beantwoordde van de juist passeerende heeren.

‘Gedraag je nu een beetje fatsoenlijk,’ zei ze geagiteerd, ‘vergeet nu niet, dat die mijnheer Léonville een vreemde voor ons is,’ en toen Bé nog wat wilde antwoorden, legde ze waarschuwend haar vinger op haar mond, want juist werd de deur geopend en traden haar vader en zijn gast binnen.

‘Hier zijn we,’ zei de heer Verhagen opgewekt, ‘laat ik jullie nu eerst eens aan elkaar voorstellen: mijn dochters, mijnheer Léonville. Dit is de algemeene

voorstelling, nu de particuliere. Dit is Olga, mijn oudste, het zanggenie der familie.’

Olga bloosde, terwijl ze terug boog; hoe dwaas van Vader, om haar het zanggenie te noemen, ze vond het maar half aardig, er was zoo iets spottends in, ze zag wel aan mijnheer Léonville's gezicht, dat hij er om lachen moest.

‘Dit is Victorine, mijn tweede, het schildergenie,’ vervolgde haar vader.

Vic keek den vreemden heer kalm aan en gaf hem een stevigen handdruk.

‘Dan volgen Nanette, ons huishoudgenie en Bé, het vioolgenie.’

Nan en Bé knikten eenigszins verlegen met het hoofd, vooral Nan wist niet goed, hoe zij zich houden moest, hoe bespottelijk van Vader, om haar het huishoudgenie te noemen, alsof dat het eenige was waar ze plezier in had, terwijl ze toch uit pure noodzakelijkheid zich met het huishouden bemoeide. Zoo'n artist vond haar nu natuurlijk dadelijk een vervelende huissloof.

Felicie Jehu, Een geniaal zestal

(24)

‘En nu de tweelingen,’ vervolgde haar vader, ‘of wel het eetgenie en het huilgenie.’

Hij nam de vreeselijk verlegen kinderen ieder bij een arm en trok ze naar voren.

Lachend stak zijn vriend hun een hand toe.

‘Welzoo, zijn dat ook kleine geniëen. Krijg ik een hand?’

Lien was dadelijk bereid, ze had haar durf alweer teruggevonden en stak vrijmoedig haar handje uit, doch Tineke ging achteruit, met tranen in hare oogen.

Haar vader begon een beetje zenuwachtig te lachen.

‘Ze wil haar naam dadelijk eer aan doen. Tineke's tranen zijn een steeds vloeiende bron. 't Is dwaas, maar die eeuwig stroomende waterval irriteert me,’ en eenigszins ruw, duwde hij het kind terug.

Olga trok haar naar zich toe en kuste haar.

‘U maakt haar ook zoo verlegen. Huil maar niet, poes, dat kan Vader nu eenmaal niet hebben. Waar is je zakdoekje, veeg maar gauw die leelijke traantjes af.’

‘En nu: á table! Charles, wil jij tusschen de twee oudsten in gaan zitten, de rest vindt zelf wel een plaats.’

Nan nam de beide jongsten ieder aan een kant en Bé ging naast haar vader zitten.

Riek bracht den biefstuk en de gebakken aardappelen binnen en weldra was men druk aan het eten en praten. Natuurlijk kwam het gesprek spoedig op muziek. Het scheen dat Charles Léonville zijne beide buurmeisjes lang niet onaardig vond. Vooral de kleine, enthousiaste Olga scheen hem goed te bevallen.

‘Mag ik straks ook eens een proefje van het zanggenie hooren?’ vroeg hij.

Olga bloosde van genoegen, maar zei afwerend, dat het heusch de moeite niet waard was, haar stem was niet veel

Felicie Jehu, Een geniaal zestal

(25)

bizonders, daarenboven had ze juist in den laatsten tijd niet veel gestudeerd, ze was dus bang, dat haar stem wat stijf zou zijn.

‘Ze heeft den geheelen ochtend gezongen om haar stem los te krijgen, daarom liet ze den geheelen stofboel voor mij over,’ fluisterde Nan tegen Bé.

Lien, die tusschen hen in zat, hoorde het.

‘Hè, wat jokt Ol dan,’ zei ze, harder dan ze zelf wel wilde.

Haar stem klonk zoo schel over de tafel, dat ieder naar haar keek.

Olga zag heel rood.

‘Moet je de kamer uit, Lien?’ vroeg Vic streng.

Van verlegenheid werd Lientje brutaal.

‘Bemoei je niet met me,’ zei ze, ‘laat liever die bloemen met rust, anders komt het gaatje in het servet te zien.’

Verschrikt liet Vic de vaas los, waar ze onder het gesprek mee had zitten spelen.

Ze keek Lien dreigend aan, maar zei niets meer.

‘Je hoeft niet te kijken, of je me op wilt eten, je mag me toch niet aanraken, dat wil Vader niet,’ en in tranen uitbarstend, liep ze snikkend de kamer uit.

Oogenblikkelijk viel Tineke, die dit tooneel met groote oogen had zitten aankijken, in, terwijl Bé al haar best deed, haar te sussen.

‘Stil dan Tineke, wees maar gauw zoet, pas op, Vader wordt boos, eet je boterhammetje nu op, wil je een stukje zalm?’

Léonville, die al dien tijd een beetje verbaasd van de een naar de ander had gekeken, reikte het schaaltje met gerookte zalm aan. Doch Tineke, met haar hoofd op haar eenen arm, weerde met den anderen het schaaltje af.

‘Ik mag geen zalm,’ snikte ze.

Felicie Jehu, Een geniaal zestal

(26)

‘Mag je dat niet, kan je er niet tegen?’ vroeg hij, ‘of hou je er niet van.’

‘Jawel,’ snikte het kind, ‘maar Nan heeft gezegd, dat er niet genoeg is en wij er niet van hebben mogen.’

Op zijn beurt een beetje verlegen lachend, trok hij het schaaltje terug en zette het weer op tafel. Nan had wel onder haar stoel willen kruipen, toen hij eenigszins sarcastisch opmerkte: ‘Nan, o, dat is het huishoudgenie, niet waar?’

Haar vader had bij dit alles moeite zich goed te houden. Hij beet zich op zijn knevel, onderwijl ongeduldig met zijn voet trappend.

‘Is het nu haast uit?’ vroeg hij, ‘schaam jullie je niet, Tien, schei uit met dat huilen.’

Een nieuw salvo was het antwoord.

Nu stond Vic, die tot nog toe vrij onvershillig was gebleven, plotseling op, nam Tineke onder hare beide armen en zette haar, zonder een woord te zeggen, de deur uit.

Zie zoo, gelukkig,’ zei haar vader, toen de deur achter het huilende kind gesloten was.

‘Je ziet,’ vervolgde hij, zich tot zijn gast wendend, ‘dat het vaderschap niet louter vreugde en gemak meebrengt.’

‘Nu,’ lachte deze, ‘leven brengt het des te meer mee.’

‘De kinderen worden hier schandelijk bedorven,’ merkte Victorine op. ‘Wat zegt u er van, zou het nu niet veel beter zijn, die twee ondeugende bengels een flink pak slaag te geven, die Lien wordt een door en door brutaal nest en Tineke is een echte schreeuwleelijk.’

‘Ik heb niet veel verstand van kinderopvoeding,’ verklaarde Léonville, ‘ik vind die Lien met haar aardig brutaal gezichtje nog al een leuke bengel.’

Felicie Jehu, Een geniaal zestal

(27)

‘Laten we nu maar over de kinderen zwijgen, we hebben nu rust, kom Charles, bedien je nog eens,’ en mijnheer Verhagen, blij dat de rust hersteld was, begon

wederwaardigheden uit hun jeugd op te halen, waardoor weldra de vroolijke stemming was teruggekeerd.

Toen men verzadigd was, stelde de heer des huizes voor, wat naar zijn kamer te gaan. Nan en Bé waren al verdwenen, ze moesten naar school en Vic verklaarde ook niet langer te kunnen blijven, haar werk wachtte haar.

‘Moeten wij nu uw lief gezelschap al missen,’ zei Léonville, ‘kan dat werk vandaag niet eens blijven rusten?’

Doch Vic verklaarde, dat dit onmogelijk kon. Het model moest toch betaald worden, al kwam ze niet werken en de andere meisjes, met wie ze samen werkte, kwamen haar dan voor.

‘Dring er maar niet verder op aan,’ zei haar vader, ‘Vic is de grootste werkezel, die men zich denken kan, zoo'n woeste ijver als dat kind bezielt, heb ik nooit meer gezien.’

‘Ze wil zeker in den kortst mogelijken tijd beroemd worden,’ schertste Charles.

Doch Vic nam deze woorden heelemaal niet als scherts op.

‘Dat wil ik ook,’ zei ze ernstig, ‘en om dat doel te bereiken, moet ik hard werken, altijd werken, zonder rusten,’ en met een stevigen handdruk nam ze afscheid.

Charles Léonville keek haar na.

‘Een flinke meid,’ zei hij, ‘de energie straalt van haar uit. Ze heeft zeker ook veel talent.’

‘Ik geloof het wel, ze werkt nu alleen, maar een vriend van me, een bekend schilder, helpt haar zoo nu en dan een handje. Hij voorspelt haar een goede toekomst.’

Felicie Jehu, Een geniaal zestal

(28)

‘Hoe komt het toch,’ viel nu Olga in, ‘dat u zoo goed Hollandsch spreekt, mijnheer Leéonville, u is toch een geboren Franschman, niet waar?’

‘Ja, dat wel, maar mijn moeder was een Hollandsche en er op gesteld, dat wij haar taal goed zouden leeren spreken. Het klinkt toch niet heelemaal zuiver, wel?’

‘Nu een beetje vreemd accent heeft u wel, maar ik ben al blij, dat ik geen Fransch met u behoef te spreken, ik weet niet, of ik wel goed durven zou.’

‘Kom, ik twijfel geen oogenblik, of het zou best gaan. En mag ik nu uw stem eens hooren?’

Olga's gezichtje straalde.

‘Ik zou dolgraag willen, maar ik durf niet goed,’ zei ze, er in haar verlegenheid zoo lief uitziende, dat Léonville er op nieuw oor getroffen werd.

‘Ik ben er van overtuigd, dat het best zal gaan,’ zei hij vriendelijk, ‘wie accompagneert?’

‘Vader.’

‘Heerlijk, dan kan ik op mijn gemak luisteren.’

Mijnheer Verhagen zette zich voor den vleugel en Olga begon.

Eerst beefde haar stem een beetje, maar al zingende kreeg ze meer moed en weldra klonk haar mooi geluid vast en helder en ontroerde zij haar hoorder door haar innige voordracht. Toen ze geëindigd had, was het eenige oogenblikken stil in de kamer.

Olga durfde niet opzien, wie weet hoe slecht hij het vond. Daar hoorde ze iemand opstaan en voelde haar hand grijpen.

‘Olga,’ zei Léonville en zijn stem had een heel andere uitdrukking, dan wanneer hij vroolijke grappen vertelde, ‘Olga, dat was heel mooi, heel mooi, kind, ik dank je wel. Je hebt me veel genoegen gedaan.’

Verrukt keek Olga op.

Felicie Jehu, Een geniaal zestal

(29)

Hij, de groote, algemeene erkende artist, vond haar zang mooi!

‘Meent u het?’ vroeg ze gelukkig.

‘Of ik het meen, je stem is mooi en je voordracht ook. Ben je van plan in het publiek op te treden?’

‘Als ik dat kan. Is mijn zang daar goed genoeg voor?’

‘Jawel, je hebt stem genoeg en bent heel muzikaal, maar....’

Olga keek hem gespannen aan.

‘Wat maar?’ vroeg aar vader in haar plaats.

‘Daar is niet alleen talent, maar een sterk gestel voor noodig. Is je dochtertje wel heel sterk?’

Mijnheer Verhagen trok zijne schouders op.

‘Heel sterk, neen, dat is ze niet, een beetje teertjes zelfs. Kon je dat aan haar stem merken?’

‘Niet bepaald, doch ik vond, dat ze er na het zingen zoo moe uitzag, in het publiek optreden is een zeer ontzenuwend werk, ik ben bang, dat het te veel inspanning van haar zou eischen.’

Met gespannen aandacht had Olga dit gesprek aangehoord.

‘Ik zou het toch zoo dolgraag willen,’ zei ze, ‘het is de wensch van mijn leven, ik ben heusch sterk, ik zie er alleen maar wat zwak uit.’

Eenigsins medelijdend keek Léonville haar aan.

Dat deed ze zeker, hoe teer zag ze er uit, met dien koortsachtigen blos op hare overigens zoo witte wangen en die schitterende oogen.

‘Ik had nog al gehoopt, dat u mij misschien in dat opzicht zou kunnen helpen,’

liet ze er een beetje teleurgesteld op volgen.

‘We zullen zien, kind, misschien kan ik je wel helpen, maar dan je best doen, een beetje steviger te worden,

Felicie Jehu, Een geniaal zestal

(30)

melk drinken en eieren eten. Beloof je het me?’

Olga zag hem stralend aan.

‘Ik beloof u alles, als u mij maar gelegenheid verschaft, om mij te laten hooren.

Op een goed concert, bedoel ik.’

‘Op een concert met mij samen bij voorbeeld?’

Olga's gezichtje straalde hoe langer hoe meer.

‘O,’ riep ze, in hare handen klappend, ‘als dat eens kon! Vader, stel u voor, dat dat eens gebeurde.’

Haar vader streelde haar over haar blond hoofdje.

‘Dat zou haast al te mooi zijn, kleintje. Charles, ik vrees, dat je er aan vastzit.’

‘We zullen zien, ik beloof nog niets. Ga nu een beetje rusten, kind, je ziet er doodmoe uit.’

‘Ik rusten! Geen questie van, ik ga studeeren, zoodra u met Vader uit is.’

‘En ik zeg, studeeren, geen questie van. Als je je zoo'n beetje onder mijn leiding stelt, dan eisch ik in de eerste plaats gehoorzaamheid. Naar bed dus en nogmaals dank voor je zang. Slaap lekker.’

Lachend ging Olga weg, na de belofte te hebben gegeven, zijn raad te zullen opvolgen en weldra lag ze heerlijk te rusten.

Ze was moe, vreeselijk moe, dat voelde ze nu eerst. Vervelend, dat ze zoo zwak was, maar ze zou wel gauw aansterken. Hoe heerlijk, dat die vriend van Vader gekomen was en belang in haar stelde, nu begon ze pas goed in haar toekomst te gelooven, en vol van de gedachte aan toekomstige zegepralen sliep ze in, met een koortsachtig blosje op hare wangen en met gloeiende handen.

Felicie Jehu, Een geniaal zestal

(31)

Derde Hoofdstuk.

Het souper.

Den volgenden morgen werd Nan tegen zeven uur wakker.

‘Al bij zevenen,’ dacht ze, ‘en ik had beloofd Bé om half zeven te roepen,’ en vlug sprong ze het bed uit en vloog naar haar zusje, dat nog rustig lag te slapen.

‘Bé sta gauw op, het is al bij zevenen en je wou studeeren.’

Bé opende even hare oogen, maar sloot ze dadelijk weer.

Nan schudde nog eens aan haar arm.

‘Bé, word dan toch wakker, je moet opstaan, studeeren, weet je niet, dat je me gisteren gevraagd hebt, je vroeg te roepen. Om tien uur komt mijnheer Léonville en moet je voor hem spelen.’

Nu was Bé in eens wakker, met verschrikte oogen keek ze Nan aan.

Felicie Jehu, Een geniaal zestal

(32)

‘Nanni! Dat is waar ook, hoe afschuwelijk! Ik durf toch geen streek geven.’

‘Kom,’ zei Nan overredend, de kousen van Bé op bed werpend, ‘wees nu niet zoo flauw, sta op en ga nog gauw wat studeeren. Het zal wel losloopen.’

Aarzelend begon Bé hare kousen aan te trekken.

‘Nan, zeg, zou jij niet doodsbang zijn, als je voor zoo'n beroemd violist moest spelen, vioolspelen nog wel?’

‘Ik zou het een groote eer vinden,’ antwoordde haar zusje, die ook begonnen was zich aan te kleeden.

‘Ja, jij hebt gemakkelijk praten, jij behoeft nooit bang te zijn, dat je zoo iets overkomen zal.’

‘Neen,’ zei Nan bitter, ‘ik ben de huissloof, die nergens anders goed voor is, dan te trachten met weinig geld, het jullie zoo goed mogelijk te doen hebben.’

Verwonderd keek Bé haar aan. Tot haar niet geringe verwondering zag ze tranen in Nan's oogen.

Haar laars neerwerpend, die ze juist wilde aantrekken, ging ze naar haar zusje toe en sloeg hare armen om haar hals.

‘Nannilief, vin'je het naar, dat je geen talent hebt? Ik dacht niet, dat het je iets schelen kon.’

Nan duwde haar ongeduldig van zich af.

‘Laat me maar, het is nu eenmaal uitgemaakt, dat ik geen enkel talent heb. Muzikaal ben ik niet, volgens Vader. Dat ik dol, dol veel van muziek houd, is niets waard, ten minste bij ons niet. In een gewoon huishouden, weet ik zeker, dat ik volstrekt niet voor onmuzikaal zou doorgaan, maar hier, tusschen jou en Olga, ben ik een nul en wordt me kalm te verstaan gegeven, dat het tijd verknoeien is, als ik me oefen.’

Nan zei dit alles op driftigen, hartstochtelijken toon en ontsteld stond Bé haar aan te staren.

Felicie Jehu, Een geniaal zestal

(33)

‘Maar Nan, als je graag door was gegaan met je piano, dan hadt je het aan Vader kunnen zeggen. Ik dacht, dat je blij was, toen je uit mocht scheiden,’ en Bé dacht aan de vele tranen, na iedere les gestort en de wanhoopsuitingen, van het nooit ver te zullen brengen.

‘Ja, ik was graag doorgegaan, maar ik had van een ander, dan van Vader les willen hebben. Je weet zelf het best, hoe Vader, die anders de goedheid zelve is, dadelijk zijn geduld verliest. En dan altijd te moeten hooren, dat er niets van deugt, terwijl je toch zóó je best doet, dat is niet om te verdragen. Jullie zult allemaal naam maken, allemaal, ik alleen zal altijd jullie huishoudster moeten zijn. As ik eenmaal van school ben, wordt het natuurlijk nog erger. Dan worden Lien en Tineke ouder, die zullen ook wel een of ander talent hebben en ik zal alleen goed zijn, om voor jullie allemaal te zorgen. Maar ik bedank er voor, ik doe het niet,’ en Nan begon driftig haar zwaar haar uit te kammen, Bé toesnauwend:

‘Maak dan toch voort, je teut weer zoo vreeselijk.’

Daar stak Vic haar hoofd om de kamerdeur.

‘Ben je nog niet klaar, Bé, je zoudt nog wat oefeningen spelen vóór het ontbijt.

Wacht, ik zal even je haar opmaken, dan gaat het gauwer. Zul je je best doen, straks, Vader zou het zoo vreeselijk naar vinden, als je niet goed speelde, hij is zoo trotsch op je,’ en Vic keek met welgevallen naar haar knap zusje, waarvan ze allen groote verwachtingen hadden. ‘'t Is jammer, dat je niet meer studeert, kind, een paar uur daags, meestal nog minder, wat is dat nu.’

‘Mijn hemel, Vic, ik kan toch niet alles te gelijk doen, op school krijg ik eeuwig standjes, dat ik mijne lessen niet ken en nu zeg jij weer, dat ik niet genoeg studeer.

't Is een hapje, als ze een talent in je zien, wees daarvan over-

Felicie Jehu, Een geniaal zestal

(34)

tuigd, Nan,’ en lachend verdween Bé naar de muziekkamer, waar men haar weldra kon hooren, zich ijverig oefenend

Nan ruimde intusschen de kamer wat op en Vic liet zich op den rand van het bed neervallen en begon een praatje.

Verwonderd keek Nan naar haar.

Dat was ze van haar vlijtige zuster niet gewoon, die had nooit tijd voor dergelijke zaken.

‘Hoe is het Vic, moet je niet gaan ontbijten, je bent anders altijd zoo vlug.’

Vic antwoordde niet, maar bleef rustig zitten, met haar beenen op en neer bengelend.

Nan had nu haar bed afgehaald en zei:

‘Haal jij Bé's bed maar eens af vandaag, je schijnt tijd in overvloed te hebben, ik moet naar beneden,’ en de daad bij het woord voegend, ging Nan naar de deur.

Maar Vic riep haar terug.

‘Toe Nan, loop nu niet weg, ik wou je wat vertellen.’

Verrast keerde Nan zich om.

Wou Vic haar iets vertellen?

Wat zou dat zijn, Vic was in 't algemeen niet erg vertrouwelijk.

‘Wat dan?’ vroeg ze nieuwsgierig.

Vic liet zich van het bed glijden en kwam naar Nan toe. Hare handen op de schouders van haar zusje leggend, keek ze haar in de oogen en zei:

‘Nanette, je zult het niemand vertellen, niet waar, ik wou het juist aan jou zeggen, omdat ik weet, dat je te vertrouwen bent.’

Nan, hoe langer hoe nieuwsgieriger, beloofde natuurlijk geheimhouding.

‘Weet je wat ik gedaan heb?’ vervolgde Vic.

Felicie Jehu, Een geniaal zestal

(35)

Nan trok hare schouders op.

‘Kind, wat zeur je, als ik het wist, behoefde je het mij immers niet vertellen.’

‘Ik heb wat ingezonden voor de tentoonstelling te Amsterdam.’

Nan keek haar verstomd aan.

‘Hoe durfde je!’ zei ze eindelijk.

‘Ja, dat weet ik zelf niet,’ verklaarde Vic zenuwachtig, ‘ik kreeg er ineens zoo'n lust in. Niemand weet het, denk er om, niemand.’

‘Mijnheer Duivenstein ook niet?’

‘Hij zou het vreselijk brutaal van mij vinden. Het was ook brutaal,’ vervolgde ze zuchtend, ‘maar ik kreeg ineens zoo'n gevoel, dat ik het wel eens wagen kon. Als ze het weigeren, komt hij er nooit achter en als het eens

Felicie Jehu, Een geniaal zestal

(36)

aangenomen werd, nu, dan zou hij het wel aardig vinden, niet waar? Ik had zoo'n behoefte, er met iemand over te spreken, maar durfde dat alleen met jou.’

‘Veel eer,’ verklaarde Nan.

‘Nou Vic,’ zei ze toen hartelijk, haar zuster een zoen gevend, ‘ik hoop van harte, dat het aangenomen wordt en je veel, heel veel succes zult hebben. Je verdient het, je werkt zoo hard.’

Arm in arm gingen de zusters daarop naar beneden, waar ze de kleintjes vonden, die ongeduldig op hun ontbijt wachtten.

‘Moet Bé niet komen ontbijten?’ vroeg Lien, ‘'t is al laat.’

‘Bé gaat vanmorgen niet naar school, ze moet spelen voor mijnheer Léonville.’

‘Zij liever dan ik, ik vind dien meneer een akelig mensch, ik hoop, dat ik hem nooit meer zie.’

‘Dat wil ik wel gelooven,’ lachte Vic, ‘je hebt je maar niet eventjes aangesteld. Je schaamt je nu natuurlijk voor hem.’

‘Heelemaal niet, niks hoor,’ verklaarde Lien, met een brutaal snoetje en Tineke bromde de echo ‘niks hoor.’

‘Kijk dat kind nu weer eens brutaal kijken,’ zei Vic tegen Nan. ‘'t Is gek, maar mijn handen jeuken me altijd, om haar eens een pak te geven, als ze zoo'n gezicht zet. Heb jij dat nu nooit?’

‘Niet bepaald,’ antwoordde Nan lachend en zich tot de kinderen wendend, die maar zoo wat zaten te knoeien, in plaats van te eten, zei ze:

‘Jelui moet naar school, maak dus voort, 't is tijd.’

Niet lang daarna was de huiskamer verlaten, doch weldra kwam de heer des huizes, vergezeld van Olga en Bé.

Mijnheer Verhagen had iets zenuwachtigs over zich; hij

Felicie Jehu, Een geniaal zestal

(37)

praatte druk en animeerde zijn dochters toch flink te eten.

‘Pas op, meiske,’ zei hij schertsend tot Olga, ‘als je niet meer melk drinkt, zeg ik het straks aan Léonville en je weet, je hebt hem gehoorzaamheid beloofd. Je zult je best doen, niet waar, Bé?’

‘Natuurlijk, maar ik ben erg bang, en ik geloof, u niet minder, is 't niet, Paatje?’

Haar vader beet zich zenuwachtig op zijn knevel.

‘Ik vrees, dat ik je in den laatsten tijd wat veel heb laten gaan, ik bedoel, dat ik niet streng genoeg geweest ben voor de techniek en je wat al te weinig oefeningen heb laten spelen.’

‘Het was juist zoo prettig, in den laatsten tijd.’

‘Jawel, dat was het ook, maar het mocht toch niet. Als Léonville ook vindt, dat je echt talent hebt, dan moeten we de zaak toch wat ernstiger aanvatten, meer zooals ik in 't begin deed.’

Bé keek niet erg opgewekt.

‘Als 't u blieft niet; in den laatsten tijd was het veel prettiger en toen heb ik er ook meer plezier in gekregen; in 't begin had ik een hekel aan spelen.’

‘Nu, we zullen zien, want het is bij tienen, laten we maar vast naar mijn kamer gaan.

Even over tienen kwam Léonville en een kwartiertje later klonken de eerste bevende tonen van Bé's viool.

Het ging niet erg goed, ze voelde het; het was, alsof hare vingers verstijfd waren, hare beenen trilden. Eensklaps liet ze den strijkstok vallen, ze kon niet doorspelen.

Angstig keek ze haar vader aan.

Deze zat met gebogen hoofd en gefronste wenkbrauwen. Hij keek niet op, bewoog zich zelfs niet, maar Léonville zei vriendelijk:

‘Ga door, Bé, waarom schei je uit?’

Felicie Jehu, Een geniaal zestal

(38)

Olga, die Bé accompagneerde, was bleek geworden. Wat speelde dat kind nu slecht, veel slechter dan anders.

‘Toe Bétje’ smeekte ze, ‘doe nu je best, je speelt anders zoo mooi, toe lieveling, niet bang zijn, je kunt het wel. Willen we hier nog eens beginnen?’

Gewillig nam Bé den strijkstok weer op en waarlijk, nu ging het beter. Ze raakte er meer in en hoewel niet volkomen technisch juist, speelde ze met veel warmte. Met roode wangen van inspanning, liet ze haar viool zakken, toen de laatste tonen waren weggestorven en vol verwachting keek ze Léonville aan.

Deze knikte eens.

‘Niet onaardig, werkelijk niet onaardig, maar o, wat zal er nog gewerkt moeten worden, voordat, wat je daar speelde, is, zooals het zijn moet. Geef mij je viool eens.

Wil je mij even accompagneeren, Olga? Luister nu eens, hoe dat gespeeld moet worden,’ en weldra zaten allen drie onder de betoovering van zijn heerlijk spel.

‘Goddelijk,’ zuchtte Olga, toen hij geëindigd had en Bé's oogen schitterden. Doch haar vader zag er niet opgewekt uit; hij voelde hoe oneindig hooger zijn vriend stond, dan hij zelf en dat gevoel was niet aangenaam.

Léonville klopte Bé op haar schouder en zei:

‘Nu kind, zal ik je eens wat zeggen. Aanleg heb je, zeer veel aanleg zelfs, maar je kunt nog niet veel. Studeer dus flink; over een maand of vier kom ik hier terug, dan moet je nog eens voor me spelen en als je veel werkt, ernstig werkt vooral, ben ik zeker, dat je dan goed vooruit zult zijn gegaan. Afgesproken?’

Bé knikte toestemmend.

‘Ik zal erg mijn best doen,’ zei ze ‘en dan zal ik hetzelfde weer voor u spelen, maar dan zonder fouten.’

Léonville glimlachte en trok een bedenkelijk gezicht.

Felicie Jehu, Een geniaal zestal

(39)

‘Ik zou dat vooreerst maar laten rusten, dat is nog wat zwaar voor je. Ik wil nog het een en ander met je vader bespreken, tot ziens dus,’ en daar hij haar een hand gaf, begreep Bé, dat ze wel gaan kon.

Toen ze de deur achter zich gesloten had, zei haar vader:

‘Charles, zeg me nu eens eerlijk, heb ik me in dat kind vergist? Ik heb altijd gedacht, dat zij mijn naam nog eens beroemd zou maken, nu ik het zelf niet heb kunnen doen.’

‘Nu, die hoop behoef je niet op te geven; ze is zeer talentvol, bijzonder muzikaal.

Maar dan moet je haar anders aanpakken, haar vooral niet over het paard beuren. Ze speelt met een durf, alsof ze een volslagen artist is en haar techniek is nog gebrekkig.

Je hebt haar op muzikaal gebied een beetje bedorven. Als je je doel wilt bereiken, moet je haar heel hard laten werken en anders dan tot nog toe.’

‘Ze heeft zoo weinig tijd, ze is den geheelen dag op school.’

‘Neem haar daar dan af, laat haar een uurtje daags les nemen, een paar uur wandelen en den overigen tijd aan haar muziekstudie wijden. Laat haar voorloopig oefeningen spelen, niets dan oefeningen.’

‘O hemel,’ viel Olga in, die tot nog toe stil had zitten luisteren, ‘Bé heeft zoo'n hekel aan oefeningen!’

‘We zullen haar niet vragen, of ze er een hekel aan heeft,’ zei haar vader norsch.

Verschrikt keek Olga hem aan. Wat zag hij er ernstig uit, hij leek op Vic op het oogenblik, met dien strengen mond. Had haar vader het land, omdat zijn vriend zijn manier van les geven aan Bé niet goedkeurde? Ook dezen scheen de uitdrukking van zijn gezicht op te vallen.

Felicie Jehu, Een geniaal zestal

(40)

‘Wat doe je me nu denken aan den Verhagen uit den ouden tijd in Parijs, toen kon je ook zoo'n gezicht zetten, of je bergen verzetten zou, als het noodig mocht blijken, om je doel te bereiken.’

‘Maar als de bergen er waren, was het gedaan met de energie,’ was het sombere antwoord. ‘Dat was juist het verschil tusschen ons. Ik had ook niemand, die mij aanspoorde, ik moest steeds op eigen krachten steunen; met Bé zal het anders zijn.’

Olga keek hem bezorgd aan.

‘Als hij haar nu maar niet te streng aanpakt,’ zei ze zacht tot Léonville. ‘Toen hij Bé begon les te geven, zag hij dadelijk het talent in haar en begon haar te overwerken.

Het kind zou er onder door gegaan zijn, als Moeder er niet geweest was, die er een stokje voor gestoken heeft. Moeder had zooveel invloed op hem.’

‘Het zal wel losloopen. Je vader is niet zoo'n bullebak, ik heb hem altijd als een goedhartige, beste jongen gekend.’

‘Vader is de beste man van de wereld, maar het is het teere punt van hem, dat beroemd worden van zijn naam. Daar zou hij veel voor op het spel zetten.’

‘Nu, dat kan ook wel bereikt worden door zijn oudste dochter,’ en galant kuste hij haar de hand. ‘Studeer maar flink, maar pas tevens op je gezondheid, je hoort nog wel van me, voor ik terugkom. Het wordt tijd, dat ik ga. Breng je met naar het station, Louis? Het spijt me, dat mijn bezoek je niet meer heeft opgewekt, maar je hebt mijn raad gevraagd, niet waar?’

Mijnheer Verhagen greep zijn hand.

‘Zeker, dat heb ik ook en ik ben je er hartelijk dankbaar voor. Hoe laat gaat je trein?’

‘Vijf minuten voor twaalven.’

Felicie Jehu, Een geniaal zestal

(41)

‘Dan moeten we gaan,’ en na wederzijdsche dankbetuigingen vertrokken de vrienden.

Aan de koffietafel heerschte dien dag een gedrukte stemming. Vader scheen ontstemd en zat in gedachten verzonken en de kinderen, die dat niet gewoon waren van hun meestal opgewekten vader, waren ook stiller dan anders.

Na de koffie nam mijnheer Verhagen Bé mee naar zijn kamer, en zei, dat hij haar eens ongestoord spreken wilde.

Na een kwartiertje kwam Bé met roode oogen bij de zusjes terug.

‘Ik moet van school,’ snikte ze.

‘Huil je daarom?’ vroeg Lien, ‘ik wou dat ik thuis mocht blijven. Ik vind het op school zoo dolprettig niet.’

‘Ik ook niet,’ stemde Tineke toe.

Doch Bé snikte door.

‘Waarom moet je van school?’ vroeg Nan, ‘is er iets gebeurd?’

‘Neen, maar ik moet den heelen dag vioolstudeeren en krijg maar een uurtje les.

En altijd oefeningen spelen, o, ik doe het niet! Ik wil niet. Wat kan het mij schelen om beroemd te worden, laat die beroemdheid naar de maan loopen!’

Nan barstte in lachen uit en de zusjes stemden daar allen mee in.

‘Kijk eens naar Bé en vraag, waarom stelt dat kind zich zoo aan? Omdat ze beroemd moet worden. Is het niet om te gillen!’ en Nan liet zich op een nabijstaanden stoel neervallen om uit te lachen.

Bé werd driftig. Ze stampte op den grond, uitroepend:

‘Schei jullie er uit! Jullie hebt mooi lachen, je hadt maar eens moeten zien, hoe Vader keek, toen hij zei, dat het nu ernst werd met de studie. Jullie weet geen van allen, hoe Vader zijn kan, want je hebt geen van allen les van

Felicie Jehu, Een geniaal zestal

(42)

hem. In den laatsten tijd was de les veel prettiger, maar nu begint het weer en ik ben het slachtoffer!’ en een nieuwe uitbarsting van tranen volgde.

Vic had tot nog toe stil staan toezien en had niet meegelachen om Bè's verdriet.

‘Hoor eens Bé,’ zei ze nu, ‘Vader heeft gelijk. Als je talent hebt, moet je dat ontwikkelen, met alle kracht die in je is, dat ben je verplicht. Wees dus niet laf en zie niet tegen wat moeite op. Wat die toekomstige beroemdheid betreft,’ voegde ze er sarkastisch bij, ‘daar zou ik nu nog maar niet om huilen, zoover zijn we nog niet.

Adieu, ik ga.’

Bé stak haar tong achter haar zusters rug uit.

‘Ze heeft goed praten, ze doet niets liever dan werken, maar ik ben het slachtoffer, ik moet van school, van al mijne vriendinnetjes weg en les nemen van een of andere vervelende, zeurige juffrouw.’

‘Wie weet, wat een aardige juffrouw je krijgt,’ troostte Nan. Toen voegde ze er zuchtend bij: ‘wie weet, wat zoo'n onderwijzeres betaald moet worden, de school was niet erg duur.’

‘Daar heb je Nan weer, met haar gezeur over geld, alsof dat het voornaamste was,’

en Bé trok minachtend haar neusje op.

‘Dat is bij ons het voornaamste,’ zei Nan zuchtend, ‘jullie trekt je er niets van aan, maar ik kan 's nachts soms niet slapen, als ik aan de rekeningen denk, die nog betaald moeten worden. Daar zit Lien alweer aan den suikerpot!’

Lien deinsde met haar mond vol suiker achteruit, toen haar zusje dreigend op haar afkwam, greep Tineke bij een hand en haar met zich meetrekkend, rende ze de kamer uit, om naar school te gaan.

Felicie Jehu, Een geniaal zestal

(43)

's Middags aan tafel scheen Vader zijn opgewektheid alweer te hebben teruggevonden.

Hij verloor die zelfs niet, toen het bleek, dat Nan het noodig had geoordeeld, den extra biefstuk van den vorigen dag te verhalen op een maal zonder vleesch en niets op te disschen dan grut en brei. Olga keek minder opgewekt en Vic informeerde, of Nan gek was geworden. Bé vond het zeer interessant, de melancholieke verongelijkte uit te hangen en at dus met lange tanden, maar de kleintjes vonden het lekker, Lien tevreden, omdat ze zooveel kon eten, als ze maar lustte en Tineke gelukkig, omdat Lientje tevreden was. Vader maakte er gekheid over, hij zei het lief van Nan te vinden, zoo bezorgd voor hun teint te zijn, daar was melkkost immers zoo goed voor? Hij plaagde Olga, die volgens hem zoo weinig at, omdat ze bang was, haar slank figuurtje te verliezen en vroeg Vic naar haar ‘cher maître,’ waar deze immers zoo mee dweepte.

Zijn vroolijkheid deed weldra de algemeene stemming opgewekter worden en Nan was er hem dankbaar voor.

Zie zoo, haar proef om eens een middag geen vleesch op te disschen, liep goed af. Dat wilde ze nu voortaan eens in de week doen. Riek vond het goed, die hield veel van meelspijzen en vond het wel een gemakkelijken pot, zoo eens op een drukken dag en het zou een flinke bezuiniging zijn.

De avond verliep genoegelijk, zelfs Bé kwam weer in haar humeur, alleen zeurden de kleintjes, toen ze naar bed gingen, dat ze zoo flauw waren.

‘Wil je een boterham?’ vroeg Nan.

‘Heb je er wat lekkers op, wat zouts?’ informeerde Lientje.

‘Neen, enkel een stukje koek, of een beetje suiker. Je kunt er ook zout op strooien, als je dat liever wilt.’

Felicie Jehu, Een geniaal zestal

(44)

‘Dank je lekker, eet dat zelf,’ en Tineke's echo klonk, ‘eet dat zelf.’

‘Niets meer hebben dus, dan naar bed, het is laat van avond, over half negen,’ en Nan dreef de kinderen naar boven en hielp ze in bed.

Weer beneden gekomen, vond ze de stemming niet meer zoo opgewekt, als straks.

‘Wat zit jullie somber te kijken,’ zei ze, ‘is er iets?’

‘Niets anders, dan dat je ons honger laat lijden,’ antwoordde Bé.

‘Honger laat lijden? Heeft u honger, Vader?’

‘Nu, ik ben wel een beetje flauw, dat moet ik eerlijk bekennen. Jij niet?’

‘Ik weet het niet, ik geloof het niet,’ zei Nan, die niet wilde weten, dat ze verbazenden trek in iets hartelijks had. Om twaalf uur was schraalhans ook al keukenmeester geweest en hadden ze zich met een stukje koek tevreden moeten stellen.

‘En ik blijf er bij, dat Nan niet snik is,’ barstte Vic uit, ‘ik werk den geheelen dag en heb behoefte aan flink krachtig voedsel. Het kan me niet schelen of het lekker is, maar er moet kracht in zitten. Een volgenden keer geeft ze ons wat rijst in water gekookt en zegt, dat we daar tevreden mee moeten zijn.’

Nan was geschrokken door deze uitbarsting, daardoor antwoordde ze kribbig:

‘Weet je wat, Vic, bemoei jij je in het vervolg met het geldelijk beheer van den heelen rommel, ik gun je dat pretje van harte, dan heb ik meteen wat tijd voor me zelf en zal trachten te ontdekken, welk talent ik nu eens heb, waar ik mijne krachten aan geven kan. Reken er maar op, dat jij voortaan de geldzaken te regelen krijgt, ik bedank er voor, ik doe het niet meer.’

Felicie Jehu, Een geniaal zestal

(45)

Vic keek een beetje verbaasd, ze was niet gewoon, dat Nan zoo gauw boos werd, vooral niet op haar. Ze wist zoo dadelijk niets te antwoorden, doch haar vader hielp haar uit den brand, door Nan eens lachend toe te knikken.

‘Daar komt niets van in. We nemen het neerleggen van de portefeuille niet aan, uw Excellentie, u blijft minister van financiën, we onderwerpen ons aan uw beheer.’

Nan lachte nu ook.

‘'t Spijt me, als u niet goed gegeten hebt, Vadertje, maar heusch, het huishouden kost zooveel. Hebt u nu al die lessen van de familie Rozen betaald gekregen?’

‘Precies vandaag.’

‘Gelukkig, dan kunnen we wat schuld afdoen. Waar hebt u het?’

‘In mijn zak, uw Excellentie.’

‘Is het veel, Paatje?’ vroeg Olga.

‘In ieder geval minder, dan ik gebruiken kan.’

‘Hé Vader, als u toch geld hebt, moest u ons vanavond eens trakteeren, we hebben zoo'n trek,’ zei Bé.

‘Hé ja!’ vielen Olga en Vic in.

‘Mij goed, ik heb er niets op tegen, wat moet het zijn?’

‘Een blikje sardines,’ opperde Olga.

‘Neen, iets nog lekkerders,’ zei Bé.

‘Ik weet het,’ riep Vic, ‘ik zag, toen ik naar huis ging, zoo'n verrukkelijke kreeftensla bij den vischhandel hier op den hoek, een heele groote! Laat Riek die even halen, als zij niet verkocht is.’

‘Die zal wel besteld geweest zijn.’

‘Neen, dat was ze juist niet, ze was afbesteld. Ik maak wel eens een praatje met de juffrouw, omdat haar dochter ook schildert en ik daar wel eens mee in aanraking kom en ze vertelde me juist, dat ze er leelijk mee bleef zitten.’

‘Vivat dan voor de kreeftensla! Bel Riek maar.’

Felicie Jehu, Een geniaal zestal

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

b Langs de Romeinse wegen waren ook veel posten waar koeriers een nieuw paard konden krijgen, zodat ze snel weer door konden reizen om een bericht te bezorgen.. Waarom waren

19 De HEERE God vormde uit de aardbodem alle dieren van het veld en alle vogels in de lucht, en bracht die bij Adam om te zien hoe hij ze noemen zou; en zoals Adam elk levend

Ik geloof Heer ik weet zeker dat u mij nooit alleen laat En uw liefde duurt voor eeuwig Als ik mijn kracht verlies. Ik geloof dat u mij optilt en vasthoudt Ik weet

6:89 BW, waarin voor verbinternssen in het algemeen is bepaald dat de schuldeiser op een gebrek in een prestatie geen beroep meer kan doen, als hij niet binnen

Voorzitter Domus Medica Roel van Giel: 'Schuldig verzuim van voorbije achttien jaar wegwerken'.. 'De komende maanden gaan nog crucialer zijn dan het proces zelf', reageert Roel

Zuske liet zich troosten en toen juffrouw Harmsen haar den volgenden dag een paar beeldjes liet bevoelen en haar beduidde, wat ze voorstelden en hoe ze, zonder zich te bewegen,

‘Ja, zie je, wat zal ik je zeggen, je moet me goed begrijpen, ik zei wel dat Nell niet naar een kostschool ging, maar ik bedoelde daar niet mee, dat ik haar hier hield en weer

want toen Toet gisteren gekomen was en op het hooren van het nieuws van haar vertrek, dadelijk begonnen was, haar tegen haar toekomstig thuis op te zetten, had Nel geantwoord: