1 Kracht en Energie Inhoud
• Wat is kracht? (Inleiding)
• Kracht is een vector
• Krachten samenstellen (“optellen”)
• Krachten ontbinden (“aftrekken”)Krachten ontbinden ( aftrekken )
• Resulterende kracht
• 1ewet van Newton: wet van de traagheid
• 2ewet van Newton:
F
res= m ⋅ a
• Zwaartekracht
• Normaalkracht
• Wrijving
• Veer- en spankracht
• Energie
• Vermogen
• Rendement
Inleiding Kracht en energie
Wat is kracht?
• Kracht is niet dat iemand sterkis
•Watkracht wel is, isweer moeilijk te zeggen
• Wat kracht doet, is makkelijkerte zeggen
Kracht en
snelheidsverandering
Kracht vormveranderingen
K ht (F) k j t (N) Meetinstrument
• Kracht (F) kun je meten (N) Meetinstrument
= Veer-unster
• Voorbeelden van krachten:
• Zwaartekracht
• Wrijvingskracht
• Veerkracht
• Magneetkracht
Grootheden en eenheden
Naam Symbool
a C E F
versnelling veerconstante energie
Naam Symbool
meter per seconde kwadraat m/s2
newton per meter N/m
Joule J
•
F g h m P s t
kracht
zwaartekrachtversnelling hoogte
massa vermogen verplaatsing tijdsduur
Newton N
meter per seconde kwadraat m/s2
meter m
kilogram kg
watt W
meter m
seconde s
•
u t v W η
tijdsduur uitrekking snelheid arbeid
seconde s
meter m
meter per seconde m/s
Joule J
•
3 Kracht is een vector
“vector” is een wiskundeterm een vector teken je als een pijl
richting voorwerp
voorbeeld
begin
lengte
= “aangrijpingspunt”
= kracht (N) = aangrijpingspunt
= richting zwaartepunt
naar beneden
= lengte kracht (N) ^
^
komt overeen met Bijvoorbeeld: 1,0 cm = 20 N^
Krachten samenstellen
F
1F
2Krachten samenstellen
F
1F
2Krachten samenstellen
F
1F
res= F
1+ F
2F
25 Krachten ontbinden
Å 2 methoden Æ
Constructie Berekening
1 R itj i 1 Si i
1. Ruitjespapier 2. Geodriehoek 3. (Scherp) potlood
1. Sinus, cosinus 2. Rekenmachine
Mode, Mode, 1 (Deg) Controle:
sin 90 = 1. Goed sin 90 = 0 89 Fout: Rad sin 90 = 0,89.. Fout: Rad sin 90 = 0,98.. Fout: Gra
Een kracht ontbinden
Sinus & cosinus
F
F ⋅sin α S O
S
=O α
sin →O=S⋅sinα
F
y
α
y = ⋅sin
→F F
S
=A α
cos →A=S⋅cosα →Fx=F⋅cosα En: F 2 = F2 + F2
SOS CAS
α
F ⋅cos α A
Fx
Veel gebruikt geval:
En: F 2 = Fx2 + Fy2
Fx= 4,0 N Fy= 3,0 N
F = 5,0 N
N 0 , 5
N 0 , sinα=3
60 , 0 sin−1 α=
60 ,
=0 37o
=
Resulterende krachten
Vaak werken er verschillende krachtenop een voorwerp.
resulterende kracht = som van de krachten op een voorwerp In formule:
F
res= ∑ F
Heel belangrijk is het onderscheid:
res
= 0 F
1. Er is geenresulterende kracht (Alle krachten heffen elkaar wel op) res
≠ 0
2.
F
Er is wel een resulterende kracht (Alle krachten heffen elkaar niet op)7 1
ewet van Newton (wet van de traagheid)
Een “sleetje” staat op een luchtkussenbaan
• resulterende kracht (bijna) nul
• Het “sleetje” beweegt met (bijna) constante snelheid
1ewet van Newton
Stel: de resulterende krachtop een voorwerp is nul.
1. Het voorwerp staat stil
2. Het voorwerp beweegt met constante snelheid (“in rust”)
(“eenparig”) Of:
Dan geldt:
W t d t h id Wet van de traagheid
Een voorwerp wil in rustblijven ofeenparig bewegen
Voorbeelden
Autogordel: Je botst en hebt geen gordel om
Hoofdsteun: Je staat stil en wordt van achter aangereden Je vliegt naar voren
Je hoofd schiet naar achter
Bocht: Je valt in de bocht Je vliegt de bocht uit
2
eWet van Newton: kracht verandert beweging
Om iets zwaars te versnellen Om iets in beweging te krijgen Is kracht nodig
Om iets zwaars te versnellen Is meer kracht nodig
Dan om iets lichts te versnellen
2
eWet van Newton: voorbeeld
Bij fietsen spelen verschillende krachten:
1. Trapkracht
2. Rolweerstand - is nul bij snelheid nul 3. Luchtweerstand- is nul bij snelheid nul
- hangt van spierkracht af
is (bijna) constant als je fietst is groter bij grotere snelheidj
Krachten kun je optellen en aftrekken
Het resultaat heet: 4. Resulterende kracht
Als er een resulterende krachtis: dan verandert desnelheid
•kracht in de richtingvan de snelheid: versnellen (of netto kracht) 2ewet van Newton:
kracht in de richtingvan de snelheid: versnellen
•kracht tegen de richtingvan de snelheid: vertragen
(1ewet van Newton:)
a m F
res= ⋅
Formule:
9 In formule
a m F
res= ⋅
Voorbeeld: Een fietser weegt met zijn fiets samen 80 kg. Hij versnelt met een lli 0 75 N/k
= m a
F
resa = m F
res1. 2. 3.
versnelling van 0,75 N/kg.
Bereken de benodigde netto kracht.
a m F
= ⋅
N
= ...
F
kg
= 80 m
N/kg 75 ,
= 0 a
N N/kg 60
0,75 kg 80 ⋅
=
F
= 60 N
Zwaartekracht
g m F z = ⋅
zwaartekracht (N)
massa (kg)
zwaartekrachtversnelling
=
gravitatieversnelling (N/k f / 2) ( idd ld i N d l d)
N/kg 81 9
g = 9 , 81 N/kg
(gemiddeld in Nederland) (N/kg ofm/s2)g
Voorbeeld:
Op iemand werkt een zwaartekracht van 750 N. Bereken de massa van die persoon.
N
z
= 750 F
K kg
m=
N/kg 81 ,
= 9
gF
750 N
gm
=
FzN/kg 81 , 9
N
= 750 = 76 , 4 K kg = 76 , 5 kg
Zwaartekracht in evenwicht
F
nOp een tafel
Ligt een voorwerp:
• De aarde oefent er zwaartekrachtop uit
• De tafel oefent ernormaalkracht op uit
F
z−
=
tafel
Het voorwerp ligt stil, dus:
zwaartepunt
F res = F n + F z
n 0 F z
F = −
= 0
dus:
F z
−
=
g m F
z= ⋅
Kinetische energie
2 2
1 m v E = ⋅
energie (J)
massa (kg)
snelheid (m/s) let op: de 3 vormen
1 2
E 2E
m v 2 2 E
= E 2
2 2 1 v m = E
2 2
1 m v E = ⋅
1. 2.
2
2 v
m = E
3.m v 2 E
=
11
Voorbeeld
Een voorwerp van 60 kg heeft een kinetische energie van 450 J. Bereken de snelheid in km/h.
m v 2 E
= 60 kg
J 450 2 ⋅
= = 3 , 8 K m/s
km/h 8
, 3 6 ,
3 ⋅ K
=
km/h ,
13 K
=
Casio: √ (2 × 450 ÷ 60 )
km/h
= 14
Behoud van energie
Energie kan van soort veranderen. Maar de totale hoeveelheid energie blijft constant.
Bijvoorbeeld:
Je schiet een pijl van 0,23 kg recht omhoog met een snelheid van 65 m/s.
De wrijving wordt verwaarloosd. Bereken hoe hoog de pijl komt.j g g p j
2 2 1
kin
m v
E = ⋅
2 21
⋅ 0 , 23 ⋅ ( 65 m/s)
= = 4 , 8 K ⋅ 10
2J
Bij het wegschieten:
J
z
= 0 E
Op het hoogste punt:
J
kin
= 0
E
(Want v= 0 m/s).h g m E
z= ⋅ ⋅ J
10 8 ,
4
2z kin
tot
= E + E = K ⋅
E E
tot= E
kin+ E
z= m ⋅ g ⋅ h
J 10 8
4
2h = 4 , 8 ⋅ 10 J
⋅
⋅ g h K
m
g h m
⋅
= 4 , 8 K ⋅ 10
2J
2 2
m/s 81 , 9 kg 23 , 0
J 10 8 , 4
⋅
= K ⋅ = 2 , 1 K ⋅ 10
2m = 2 , 2 K ⋅ 10
2m
Vermogen
t P W = ⋅
Arbeid (J)
vermogen (W) tijd (s)
Voorbeeld:
Rebecca (massa 55 kg) kan in 7,0 s via een ladder 5,0 m stijgen.
Bereken het vermogen dat Rebecca hierbij ontwikkelt.
Als Rebecca aan de klim begint heeft ze geen energie.
Als Rebecca met de klim stopt heeft ze zwaarte-energie.
Die energie krijgt ze doordat ze arbeid heeft geleverd.
t P=W
t h g m⋅ ⋅
= 7,0s
m 0 , 5 N/kg 81 , 9 kg
55 ⋅ ⋅
= =3,8K⋅102 W=3,9K⋅102 W
Rendement
in nuttig
P
= P η
Rendement
vermogen (W) vermogen (W)
of
in nuttig
E
= E
η
energie (J)energie (J)