Winter
Woordenlijst
Deze woorden vormen de basis van dit thema. In verhalen en/of woordenschatactiviteiten hebben ze een plaats gekregen.
de ambulance de behandeltafel de bek
beschermen beven bezorgd bibberen bovenaan brommen buitelen de chauffeur daarin de deken
de dierenambulance de dierenarts de dierenverzorger dooien
de duif de EHBO-kist eraf
erbij
de etensbak fladderen
het gaas (afrastering) gemak, op zijn ~ de haard de haas de halsband de hamster de handschoen het hek de hondenriem ijskoud in het rond de jas
klappertanden de kop
het koud hebben de kraai
kraken krijsen
de lantaarnpaal de mand de medicijnen meer
meeste de meeuw de merel minder minste de mus de muts neerkomen het net onderaan ondersteboven ontsnappen opgelucht de paniek pikken de poot pret
het prikkeldraad raken
de regenpijp de reiger het riet ritselen de röntgenfoto samen
de schaats schaatsen schatten de schuur de sirene de sjaal de slee sleeën de sloot de snavel
de sneeuwschuiver de staart
staren de sruik de teugels trippelen de trui de vacht de vensterbank verbaasd het verband verjagen de vleugel de voederbak de vogelkooi de voorpoot vriezen vrolijk waarin waarschijnlijk de winterslaap het zadel zorgen voor het zwaailicht 66 Winter
560032_Kleuterplein_Winter.indd 66 12-11-14 10:59