Nellie Donker
bron
Nellie Donker, De bessen elfjes. A. Storm van Leeuwen, Den Haag 1944
Zie voor verantwoording: http://www.dbnl.org/tekst/donk030bess01_01/colofon.php
© 2011 dbnl
Duindoorn
Nellie Donker, De bessen elfjes
Ik ben het duindoornelfje, Dus hoor ik in het duin, Ik speel graag in het zonnetje, En ben daardoor zo bruin.
Ik speel er met de vlinders, En dans met groot en klein, Ik houd ook van de bijtjes, En van het duinkonijn.
En als mijn bessen rijp zijn, Dan roep ik luid: ‘Piet, Piet, Komt, eet ze op, mijn vogeltjes, Ze smaken fijn, geniet!’
Nellie Donker, De bessen elfjes
Taxus
Nellie Donker, De bessen elfjes
Wie kent mijn mooie taxus niet, Met besjes rozenrood?
Met rijen naalden, glanzend groen, Met zaden hard en groot?
De takken doen ook goede dienst, Men maakt er meubels van, Zeer mooi en sierlijk doet men dat, Ik vraag mij af hoe 't kan.
Des avonds als de zonne daalt, En 't stil is rondom mij, Dan zit ik op de hoogste tak, En zing een liedje blij.
Nellie Donker, De bessen elfjes
Elsbes
Nellie Donker, De bessen elfjes
In de mooie, stille parken, Staat mijn boom in volle gloed, Rood en goud zijn al mijn blaad'ren, Als de herfst zijn intree doet.
Rode, gele, paarse bladeren, 't Is een kost'lijk kleurenspel, Als je in het park eens rondkijkt, Zie je al die schoonheid wel.
De elsbés is niet mooi en kleurig, Eenvoudig is ze, fijn van lint,
Je neemt het mij misschien wel kwalijk, Dat ik mijn bes de mooise vind?
Nellie Donker, De bessen elfjes
Bosbes
Nellie Donker, De bessen elfjes
In de schaduw van de bomen, Tussen het groenfluwelen mos, Staan de kleine bosbesplanten Ver verspreid door 't hele bos.
Als de blauwe bessen rijp zijn, Zie je overal in 't groen Kind'ren, die ze vlijtig plukken, En ze in een mandje doen.
Moeders gaan daar jam van maken, Die zo lekker smaakt op 't brood, Wij zijn trots op onze bessen, Ook al zijn ze niet heel groot.
Nellie Donker, De bessen elfjes
Aalbes
Nellie Donker, De bessen elfjes
Als de lente weer in 't land is.
Lopen al mijn knopjes uit, Duizend bijtjes komen bij mij, Zoemend met een hoog geluid.
Als mijn rode bessen rijpen, Zijn ze zuur, maar mooi en klein, Zeg, wie zou er nu nog schoner Dan de aalbes kunnen zijn?
Nellie Donker, De bessen elfjes
Sneeuwbes
Nellie Donker, De bessen elfjes
Ik kijk vanaf mijn zitplaats De bloementuin in 't rond, Er zijn een massa bloemen, En bijen, die er zoemen, En kevers op de grond.
De vlinders dwar'len vrolijk, En spelen met elkaar, Ze hebben kort te leven, Genieten is hun streven, Ze spelen, spelen maar.
Zien jullie wel mijn bessen, Zo helderwit en broos, De vogels, die ze vinden, Die zullen ze verslinden, Maar 'k ben daarom niet boos.
Nellie Donker, De bessen elfjes
Bitterzoet
Nellie Donker, De bessen elfjes
Tussen kreupelhout en riet, Slingert zich mijn bitterzoet, Op een duintje en langs dijken Doet mijn plant het ook wel goed.
Kind'ren, luister, al mijn bessen, Zijn vergiftig, eet ze niet, Want het zou je stellig schaden, 't Bracht je ouders groot verdriet.
Nellie Donker, De bessen elfjes
Kamperfoelie
Nellie Donker, De bessen elfjes
Ik ben het kamperfoelie-elfje, Wie kent mijn mooie bessen niet?
Wie kent er niet mijn mooie bloemen, Zooals je ze in Juni ziet?
Mijn mooie goudig-gele bloemen, Verspreiden 's nachts een fijne geur, De vlinders komen honing halen, Genietend van het fijnst odeur.
En 's morgens als de zonne opkomt, Dan vliegen zwermen bijen aan, Die dan op hun beurt van de honing, Eens lekker, volop snoepen gaan.
Mijn kamperfoelie, moet je weten, Dat is een echte slingerplant, Je kunt haar vinden in de bossen, Verspreid door ons gehele land.
Nellie Donker, De bessen elfjes
Hulst
Nellie Donker, De bessen elfjes
Al heerst vorst Winter nog zo streng, Mijn hulst blijft fris en groen, Ze valt niet af en wordt niet dor, Zo and're bladeren doen.
Maar als het mooie Kerstfeest komt, Dan is 't met mij gedaan,
Dan plukt men heel mijn hulstboom leeg, Ik zie het droevig aan.
De kooplui in de drukke stad, Die roepen luid en blij:
‘Wat is de hulst dit jaar weer mooi, Komt mensen, koopt van mij.’
Nellie Donker, De bessen elfjes
Kruisbes
Nellie Donker, De bessen elfjes
Ei, Ei, 'k Ben blij,
Mijn kruisbes is een lekkernij.
Ze zijn niet zoet, Ze zijn niet zuur,
Maar echt zo lekker tussenbei.
Ik heb ze groen, Ik heb ze rood, Ik heb ze klein, Ik heb ze groot, Ze zijn niet zuur, En niet te duur, En niet te zoet, Ze smaken goed, Ei, Ei,
Ei, Ei,
De kruisbesstruiken zijn van mij, Ei, Ei,
Ei, Ei,
Daarom zing ik zo blij. -
Nellie Donker, De bessen elfjes
Lijsterbes
Nellie Donker, De bessen elfjes
Lieve vogels, 'k inviteer U Op een kostelijk diner,
Brengt je vriendjes, broers en zusjes.
Allemaal gerust maar mee.
Ja, ik nodig jullie allen, Op deez' grote smulpartij, Komt maar, vogels, lieve vogels, Komt maar allemaal bij mij.
Nellie Donker, De bessen elfjes
Vlier
Nellie Donker, De bessen elfjes
Als de meimaand weer in 't land is, En de vlierboom bloeien gaat, Als de mussen kwett'rend stoeien, En het vinkje lustig slaat, Als de kikkers vrolijk kwaken, En de vlinders dart'len blij, En de muggen zoemend dansen, Dan is 't lente rondom mij.
Duizenden insecten komen, Om te snoepen van het zoet, Om te speuren naar de honing, Maar al gauw weet ieder goed, Dat geen honing is te vinden Bij de mooie, oude vlier, En ze roepen boos en nijdig:
‘Nu, bonjour, we gaan van hier’, Dan gaan onze mieren snuffelen, En die vinden nog wel wat, Want aan ieder bladersteeltje Zit een zoet en kleverig nat.
Van mijn mooie witte bloemen Wordt wel kruidenthee bereid, Die de mensen kan genezen Van verkoudheid, koortsigheid.
Van het vlierhout, moet je weten, 'k Heb 't ten minste eens gehoord, Maken jongens mooie fluitjes, 't Merg wordt er dan uitgeboord.
Jongens, wie van jullie allen, Maakt voor mij zo'n mooie fluit?
'k Jubel dan mijn mooiste liedjes, Op het vlierefluitje uit.
Nellie Donker, De bessen elfjes
Jeneverbes
Nellie Donker, De bessen elfjes
Daar waar de roze dophei bloeit.
Met kelkjes lief en teer,
Daar groeit ook mijn jeneverbes, En vlieg ik heen en weer,
Al brult de storm met woest geweld, Al brandt de zon ook fel,
Al plast de regen klett'rend neer, Ik voel mij wonderwel.
In 't najaar zijn mijn bessen rijp, Dan komt een iedereen,
Die honger heeft en eten wil, Ik weiger heus geen één.
Nellie Donker, De bessen elfjes
Aaronskelk
Nellie Donker, De bessen elfjes
Vroeg in 't voorjaar ben 'k te vinden, De Aaronskelk bloeit forsch en groot, En in Juli heb ik bessen,
Zacht en sappig, vlammend rood.
'k Weet niet of 'k het wel mag zeggen, Want ik vind het eigenlijk raar...
Kom, je moet het toch maar weten...
Nu, mijn bloem ruikt vreselijk naar.
En die lucht lokt vele vliegen, Die dan in de bladschee gaan, Maar ze moeten eerst hun werk doen, Eerder kunnen z' er niet vandaan.
En belaân met kostbaar stuifmeel Vliegen zij de wereld in,
En bevruchten and're bloemen, Zo heeft de Aaronskelk haar zin.
Nellie Donker, De bessen elfjes
Gelderse roos
Nellie Donker, De bessen elfjes
'k Zit al dagenlang te wachten En ik voel mij erg alleen,
Niemand komt eens bij mij praten, Meêlij heeft met mij geenéén.
Als ik roep: ‘Komt lieve vogels, Eet mijn bessen, kom maar hier’.
Gaan ze daad'lijk schamper lachen, En ze danken voor 't plezier.
‘Eet ze zelf maar, lieve kleine’, Roept het hele vogelkoor,
‘Dank je voor de invitatie,
Smul maar zelf, eet smakelijk hoor’.
O, dan ben ik zo verdrietig.
Want ik weet het zelf reeds lang, Dat mijn schone, rode bessen, Mooi wel zijn, maar zuur en wrang.
Nellie Donker, De bessen elfjes
Sleedoorn
Nellie Donker, De bessen elfjes
De bessen van mijn sleedoorn Zijn blauw, ja bijna zwart, Ze zijn niet zoet en lekker, Maar ak'lig wrang en hard.
Maar als het heeft gevroren, Dan zijn ze eetbaar hoor, Al zijn ze lang niet sappig, Toch kan het er mee door.
Mijn hout is hard en stevig, Een kostbaar materiaal, Voor mooie wandelstokken, Wie wist dit? Allemaal?
Nellie Donker, De bessen elfjes
