• No results found

Cahier 4: Werken aan sociale cohesie in de Gentse wijken

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Cahier 4: Werken aan sociale cohesie in de Gentse wijken"

Copied!
52
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

CAHIER 4

WERKEN AAN SOCIALE COHESIE IN DE GENTSE WIJKEN

(2)

2

Inhoud

Good practises 4

Voorwoord 5

Het verhaal van dit cahier 6

Wat is sociale cohesie? 7

1 Inleiding 7

2 Elementen van sociale cohesie 9

2.1 De gedragscomponent (sociale netwerken) 9

Netwerken gericht op ontmoeting 9

Netwerken gericht op dialoog 10

Netwerken gericht op solidariteit 10

Het Glazen Huis in Gentbrugge 13

Netwerken gericht op collectieve

zelfredzaamheid 18

(3)

3

2.2 De waarden- en normencomponent 19

De Kokerpark-actie in de Brugse Poort 21

2.3 De belevingscomponent 26

Het buurtfeest ‘Coyendans’ in Macharius-Heirnis 29

3 Aanverwante begrippen 34

3.1 Sociaal kapitaal 34

3.2 Sociale infrastructuur 35

4 Bepalende factoren 36

4.1 Buurtkenmerken 36

4.2 Persoons- en gezinskenmerken 38

Een vernieuwde start in de Rooigem 41

Werken op wijkniveau 46

(4)

4

Voorwoord

De samenleving blijft veranderen en nieuwe of grotere uitdagingen komen op ons af:

de moeilijk te keren toename van kansarmoede in de stad, stijging van eenzaamheid, de (super)diversiteit, druk op het gebruik van de openbare ruimte … Deze vraagstukken hebben geen eenduidige of gemakkelijke antwoorden. Een aanpak moet geïnte- greerd tot stand komen en de context en de eigenheid van elke buurt moet in rekening worden genomen.

We moeten dus kunnen diversifiëren.

Hoe stellen we prioriteiten, hoe maken we de juiste keuzes? Hoe zorgen we er vanuit het plaatselijk buurtwerk voor dat we mensen in deze vernieuwde context positief met elkaar verbinden?

En wat bedoelen we eigenlijk met ‘buren met elkaar verbinden’? Hebben we het over bevorderen van sociale netwerken, stimuleren van solidariteit, aanzet- ten tot engagement, werken aan sociale cohesie …?

Het begrip sociale cohesie wordt zelden concreet omschreven. Het wordt veelal gelijkgesteld met sociale netwerken maar zoals verder zal blijken, dekt deze vlag de lading niet helemaal.

Sociale cohesie is complexer en bestaat uit verschil- lende componenten; leg alle aspecten samen en het totaalplaatje wordt duidelijk.

Deze literatuurstudie wil inzicht geven in de inhoud van sociale cohesie, welke aspecten sociale cohesie beïn- vloeden en waar we best op inzetten als we via sociale cohesie de zorg voor buren en buurt willen verhogen.

Het theoretisch discours wordt tastbaar gemaakt door het verweven van ‘good practices’ in het cahier. Het zijn voorbeelden van geslaagde projecten in Gentse buurten die met ondersteuning van het buurtwerk tot bloei kwamen.

Ik hoop dat je geïnspireerd raakt, Resul Tapmaz

Schepen van Welzijn, Gelijke Kansen, Gezondheid en Sport

(5)

5

Het verhaal van dit cahier

Dit cahier is de verwerking van een literatuurstudie, gebaseerd op een 14-tal artikels en onderzoeken (zie de lijst van doorgenomen literatuur achteraan).

Het meeste tekstmateriaal komt uit Nederland en dat houdt meteen een gevaar in: de situatie en het beleid is op een aantal vlakken (bv. huisvesting) heel anders dan bij ons. Hoewel de artikels dus heel interessant waren om te komen tot een uitdieping van het concept, toch kunnen we de resultaten en de aanbevelingen niet zomaar kopiëren naar de Vlaamse context.

Er is weinig onderzoek vanuit de invalshoek buurtwerk beschreven: de impact van buurt- of opbouwwerkacties wordt bijna nergens aangehaald. De genoemde onder- zoeken zijn voornamelijk pure vaststellingen van een bepaalde situatie of ze zijn gevoerd om het effect van stadsvernieuwing te meten.

In dit cahier ontleden we in eerste instantie de term sociale cohesie en geven we meer uitleg bij de termen en deelaspecten. Sociale cohesie situeert zich op verschillende niveaus maar voor ons is de buurt of de wijk (of delen ervan) het meest relevante niveau.

We illustreren dit met een aantal ‘good practices’

uit de Gentse buurten.

Daarna formuleren we een aantal relativeringen en valkuilen bij dit buurtniveau.

Met deze tekst is het verhaal dus zeker niet af.

Enerzijds omdat we nog steeds nieuwe informatie vinden en anderzijds omdat literatuurstudie slechts één poot is waarop we onze visie laten steunen.

Een tweede poot is de dagdagelijkse praktijk.

De vorige cahiers of ‘alternatieve jaarverslagen’

stelden enkele activiteiten van het plaatselijk buurtwerk in de kijker en werden geduid met een artikel, geschreven vanuit onze visie.

Bij dit cahier is de aanpak anders: omdat de bevindingen uit de literatuurstudie interessant zijn voor andere veldwerkers en voor bewoners die actief willen meewerken aan een levendige wijk, delen we graag ons materiaal. Hopelijk werkt het voor jou even inspirerend als het voor ons deed!

Lieve Destoop

Directeur Dienst Buurtwerk

(6)

6

Wat is sociale cohesie?

1 Inleiding

Sociale cohesie is een complex begrip dat vrij eenvoudig gedefinieerd kan worden als de interne bindkracht van een sociaal systeem.

Deze definitie toont meteen aan dat het over een systeemgegeven gaat (en dus op zich moeilijk meet- baar is). In de praktijk wordt afgedaald tot het indivi- dueel niveau (wat doet persoon X? Hoe voelt persoon Y zich?). Door veel individuele resultaten samen te leggen, krijg je een beeld van het systeem.

Sociale cohesie wordt zelden als doel op zich naar voor geschoven maar eerder als middel, als oplossing om andere ‘problemen’ aan te pakken bv. meer veiligheid en een sterker veiligheidsgevoel, meer stabiliteit, een betere leefbaarheid. Ook deze termen zijn op hun beurt soms containerbegrippen.

De aandacht voor sociale cohesie is niet nieuw. Door de opkomst van de industrie ontstonden in veel steden nieuwe, dichtbevolkte wijken waar arbeiders in vaak povere omstandigheden samenwoonden. Het esta- blishment ervaarde dit al gauw als een bedreiging en probeerde de gettovorming te doorbreken. Zo werden

prikkels gegeven om arbeiders te ondersteunen in het verwerven van een eigen huis buiten de stad. Daar- naast ontstond ook een oprechte bezorgdheid voor de arbeiders: vanuit linkse hoek werd ervoor gezorgd dat de eerste sociale huisvestingsprojecten het daglicht zagen.

(7)

7

Sociale cohesie is een beladen begrip: het wordt altijd in een perspectief van verval geplaatst.

‘Vroeger was het beter’ wordt vaak gezegd, wat impli- ceert dat het slecht gaat met de sociale cohesie. Toch is enige voorzichtigheid geboden omtrent dit nostal- gisch gevoel: het was vroeger niet altijd beter maar wel anders want sociale cohesie is tijd- en contextgebon- den. Zo nemen we de laatste decennia een aantal zeer belangrijke evoluties waar in onze maatschappij: de toegenomen (super)diversiteit, de ingang die nieuwe (sociale) media heeft gevonden, de veranderde ge- zins- en arbeidssituaties. We moeten dus op zoek naar andere tools en acties.

Sociale cohesie wordt ook alleen maar aangehaald met betrekking tot de aanpak van probleemwijken, wat doet denken aan het discours over de sociale mix.

Een sociale mix wordt nagestreefd als een concentra- tie van kansarmen, etnische minderheden... dreigt, met de bedoeling de wijk op te krikken door ‘krachtige mensen’ aan te trekken. Maar niemand pleit voor een sociale mix in villawijken.

Sociale cohesie roept ook connotaties van belangeloze inzet of de normatieve dimensie op. Solidariteit wordt dan ingevuld als een morele waarde die nagestreefd moet worden.

Er zijn echter veel redenen waarom mensen zich al dan niet bewust aansluiten bij sociale netwerken. Deze netwerken kunnen trouwens zeer functioneel zijn en gericht op het vervullen van persoonlijke behoeften.

Gelukkig heeft goede sociale cohesie een aantal po- sitieve gevolgen: een betere gezondheid, meer veilig- heidsgevoel, meer participatie …

Ten slotte uit sociale cohesie zich op verschillende niveaus: van zorgen voor een zieke buur tot deelne- men aan een nationale staking. Wij bekijken vooral het buurtniveau en geven hierover enkele bedenkingen mee.

(8)

8

2 Elementen van sociale cohesie

Bijna alle onderzoeken spreken van 3 terugkerende dimensies:

de gedragscomponent is het meest gekende onder- deel en omvat het bestaan van sociale netwerken tussen mensen. We onderscheiden verschillende trappen: netwerken gericht op ontmoeting, op dialoog, op solidariteit (helpen) en op collectieve zelfredzaamheid.

de waarden- en normencomponent of de mate waar- in mensen al dan niet vanuit een zelfde oordeel naar de dingen kijken

de belevingscomponent of hoe mensen zich voelen in hun straat, buurt, stad ...

We geven een beetje meer uitleg bij de verschillende onderdelen.

2.1 D

egeDragscomponent

(

socialenetwerken

)

Dit sociaal netwerk behelst zowel informele (bv. burencontacten) als formele contacten.

De formele contacten kunnen uitgesplitst worden in individuele initiatieven, zoals de straat proper houden en collectieve initiatieven, zoals een organisatie of een buurtcomité.

Er wordt ook naar verwezen als joint production, de mate waarin rond welzijn samengewerkt wordt op individueel niveau.

Netwerken kunnen dus op verschillende doelen gericht zijn; in de praktijk lopen die doelen door elkaar of lig- gen ze in elkaars verlengde.

Netwerken gericht op ontmoeting Ontmoeting is een breed begrip en gaat van goeiedag zeggen tot elkaar echt leren kennen.

De meeste door ons gekende netwerken zijn op ontmoeting gericht bv. de acties vanuit het buurtwerk.

Ook straatcomités die jaarlijks een zomerfeest organiseren, behoren tot deze categorie.

(9)

9

Let wel: het is niet omdat de mogelijkheid tot ontmoe- ting gecreëerd wordt (het feest, de buurtzaal), dat er ook spontaan nieuwe ontmoeting ontstaat. Meestal is daarvoor nog een extra duwtje in de rug nodig. Ont- moeting is echter de basis om ook tot andere vormen van netwerken te komen.

Netwerken gericht op dialoog

Deze netwerken hebben bewust de bedoeling om mensen met elkaar te laten praten, zonder dat er nood is aan besluiten of acties. Het Platform Goed Nabuur- schap in de Brugse Poort is een voorbeeld: mensen met een verschillende achtergrond worden bij elkaar gezet om over verschillende aspecten van de wijk te praten. Andere topics om over te praten, kunnen zijn:

verschillen, gelijkenissen, gemeenschappelijke belan- gen, bezorgdheden ...

Netwerken gericht op solidariteit

Solidariteit is een begrip dat verschillende sociologen door de jaren heen uitgediept en beschreven hebben.

Er zijn meerdere strekkingen, met telkens een andere bron.

Een mogelijke (overkoepelende) definitie is: ‘Het delen van materiële middelen of immateriële zaken op basis van een gevoel van lotsverbondenheid met en loyaliteit ten aanzien van anderen’ (Stijn Oosterlynck en Nick Schuermans).

Een eerste bron is die van de interdependentie of wederzijdse afhankelijkheid. Door de ver doorgedreven specialisatie in de maatschappij zijn mensen afhanke-

(10)

10

lijk van elkaar inzake het bekomen van goederen en diensten. Zo eet de fabrieksarbeider het brood dat de bakker bakt met de bloem van de molenaar. Deze visie leunt aan bij het liberalisme.

Durkheim lanceerde het idee dat er ook sprake moet zijn van een collectief bewustzijn. Zo ontstond een stroming die solidariteit ziet ontstaan op basis van gedeelde waarden en normen. Hoe diverser de samen- stelling van de maatschappij echter is (of wordt), hoe moeilijker het is om deze basis in stand te houden.

Marx en Weber stelden dat solidariteit ook kan ont- staan vanuit een strijd tegen sociale uitsluiting. Voor Marx was dit vooral een gevolg van klassenbewustzijn en klassenstrijd. Dit idee was meteen de basis van de arbeidersbeweging: solidariteit ontstaat uit de gedeel- de strijd van degenen die zich te kort gedaan voelen.

Deze vorm sluit echter tegelijk ook bepaalde (groepen) mensen uit.

Een laatste klassieke bron bevindt zich meer op het micro-sociologische niveau van de ontmoeting. Binnen deze strekking is het uitgangspunt dat er via interac- tie en dialoog meer kennis en begrip tussen mensen groeit. Dit begrip zet aan tot wederzijds respect, tole- rantie en solidariteit.

Deze vorm van solidariteit blijft wel beperkt tot het intermenselijke en mist de context van de bredere samenleving.

Elke vorm heeft – naargelang het perspectief – zeker zijn waarde maar Oosterlynck en Schuermans stellen dat ze toch iets missen in de steeds duidelijker worden- de superdiversiteit waarin we ons bevinden.

Ze pleiten dan ook voor een ‘nieuw model’ dat vertrekt van de plaats waar mensen zich bevinden. Hierbij gaan ze vooral op zoek naar plekken waar een vorm van gedwongen nabijheid bestaat: plaatsen waar meestal sprake is van een gemeenschappelijk belang.

(11)

11

Vanuit een gedeelde verantwoordelijkheid voor die plaatsen waar we werken, wonen of ontspannen, kan - of we dat nu willen of niet - een nieuwe vorm van solidariteit ontstaan.

Voor het buurtwerk biedt de solidariteit vanuit de ontmoeting en in het verlengde daarvan de plaats, het meest werkbare en relevante kader. We streven ernaar om mensen met elkaar in contact te brengen en (nieuwe) netwerken te laten uitbouwen, zodat ze op die manier solidair kunnen samenleven. We kennen de

‘klassieke’ vormen van ontmoeting, maar daarnaast zoeken we ook vormen die gebaseerd zijn op gemeen- schappelijke belangen en op gedeelde regels voor het gebruik van de openbare ruimte.

Niet alleen de bronnen van solidariteit maar ook andere dimensies ervan zijn belangrijk.

Zo is er een onderscheid tussen sterke en zwakke soli- dariteit. Velen waarschuwen voor de mogelijke nadelen van een (te) sterke solidariteit: mensen zijn vlugger bang voor vernieuwing, ze scheiden zich af van andere groepen, ze worden uitgesloten van de maatschappij (dit verhindert ‘integratie’) of ze worden beperkt door een sterke sociale controle bv. sektes,

jongeren bendes ...

Sterke solidariteit bevat een eigen systeem van sociale controle terwijl bij zwakke solidariteit eerder vertrouwd wordt op een institutie of op de overheid (bv. sociale zekerheid).

Dergelijke netwerken starten vanuit het helpen bv. een boodschappendienst in een sociaal wooncomplex of buddy-projecten zoals Uilenspel vzw. Ze kunnen ook onderdeel zijn van een traject dat start bij ontmoeting.

We onderscheiden 3 manieren waarop solidariteit zich uit:

sociaal-emotionele steun: naar de dagelijkse bezigheden van de buren vragen, meeleven met belangrijke gebeurtenissen ...

instrumentele dimensie: gereedschap uitlenen, klus- sen bij de buren, een oogje in het zeil houden als de buren op reis zijn ...

informatie of advies uitwisselen: over de buurt of de bewoners, voorzieningen …

Ten slotte is het van belang te weten dat niet iedereen toegang heeft tot solidariteit, m.a.w. een vangnet is zeker nodig.

(12)
(13)

13

 Good Practise 1

Het Glazen Huis in Gentbrugge

(14)

14

De Glazen Huis-actie in Gentbrugge was een buurt- project waaraan bewoners, buurtorganisaties en een externe partner samen gewerkt hebben. Hun doel:

mensen warm maken en stimuleren om samen met hun buren actie te ondernemen ten voordele van een plaatselijk goed doel, naar analogie met het echte Glazen Huis van Studio Brussel. Om deze doelstelling te bereiken werd een 24 uur durende radiomarathon georganiseerd en uitgezonden vanuit Buurtcentrum Gentbrugge.

Deze radioformat werd verzorgd door de universiteits- radio Urgent.fm. Het hele voortraject, de activiteit zelf en het natraject berustten bij Buurtwerk Gentbrugge, buurtorganisaties en bewoners(groepen).

Naast het inzamelen van een mooi bedrag voor kans- armoedeorganisatie Toontje vzw was dit project ook een originele manier om bestaande netwerken verder uit te bouwen en nieuwe netwerken (al dan niet tijde- lijk) in het leven te roepen. De nadruk lag hierbij vooral op ontmoeting en solidariteit.

Het voortraject werd uitgestippeld door een maande- lijkse werkgroep (bewoners en vertegenwoordigers van organisaties) die zich vooral toespitste op de prakti- sche organisatie van het evenement. Daarnaast dacht deze groep ook creatief na over lokale, kleinere acties die gelinkt waren aan het Glazen Huis Gentbrugge.

Op die manier zagen heel wat buurtinitiatieven het licht: Scrabble for life, soepverkoop, tombola, quizzen, dansavond, spaghettimaaltijd, ontbijt aan huis, auto’s wassen for life … En onder impuls van Urgent.fm zette de Universiteit Gent de 24 uren-actie ‘Zwemmen in het geld’ op touw: iedereen kon zijn/haar steun betuigen via te koop aangeboden lekkers, het meedoen aan spelletjes ...

(15)

15

Elke partner sprak dus het eigen netwerk aan om zoveel mogelijk acties op te zetten en zo veel mogelijk mensen (doelgroepen) aan te trekken voor dit initiatief.

Op buurtniveau overlapten de netwerken vaak: bewo- ners die meededen aan de quiz, engageerden zich om soep te maken, lieten hun auto wassen enz.

Deze kleinschalige initiatieven zorgden voor heel veel ‘kleine ontmoeting’: mensen die elkaar nog niet kenden, namen deel aan de verschillende initiatieven én kwamen elkaar daarna op andere acties opnieuw te- gen. Er was een zekere vorm van herkenning, waardoor er vlotter contact gelegd werd.

Bij de laatste editie was het gekozen goede doel buurt- organisatie Toontje, een vereniging gedragen door vrijwilligers die mensen in (kans)armoede ondersteunt en die al jarenlang actief is in de buurt. Toontje is door heel veel buurtbewoners gekend en gerespecteerd, wat het solidariteitsgevoel voor deze actie alleen maar verhoogde. Een pluspunt was dat ook de vrijwilligers gedurende het hele proces meedachten en actief meewerkten aan de actie, zodat er een wisselwerking/

uitwisseling kwam tussen Toontje en het buurtwerk.

Buurtwerk Gentbrugge ging op zoek naar 12 sidekicks om het radioprogramma mee te presenteren. Deze buurtbewoners werden vooral gerekruteerd via huisbe-

zoeken en contacten binnen bestaande netwerken. Bij de selectie werd gestreefd naar afwisseling op vlak van leeftijd, geslacht, achtergrond en interesses. Omdat deze kandidaten elkaar niet allemaal kenden, werd – voorafgaand aan de korte opleiding die Urgent.fm voorzag – een ‘meet en greet’ gehouden: een informeel koffie- en frisdrankmoment om kennis te maken en elkaar beter te leren kennen.

Na dit project is één van de sidekicks productieleider geworden bij Urgent.fm (kruisbestuiving van netwer- ken); hij doet eveneens mee aan het volgend Gent- brugs project ‘Backtracks’.

(16)

16

Een andere sidekick is voorzitter van de Seniorenraad waardoor de contacten tussen Buurtwerk Gentbrugge en deze raad een stuk intenser geworden zijn.

Ook de medewerkers van buurtorganisatie Toontje engageerden zich achteraf veel meer in de buurt: ze werden vaste partner in het buurtteam, deden mee aan volgende projecten, dienden projectaanvragen in via Wijk aan Zet enz.

Deze actie deed de fierheid van de Gentbruggenaars groeien: de directe betrokkenheid bij en de solidariteit met een lokale vzw was nog groter omdat deze orga- nisatie als een goed doel ‘van ons’ werd gezien. De toegekende ‘steun’ werd ook visueel gemaakt: nadat Toontje het ingezamelde bedrag gekregen had, hield ze de buurtbewoners op de hoogte van de besteding ervan.

Het evenement had een vrij grote impact op de buurt:

veel bewoners kwamen voor het eerst naar Buurtcen- trum Gentbrugge en pikten ook iets op over de wer- king. Daardoor steeg niet alleen het zaalgebruik maar kon het buurtwerk zich ook duidelijker profileren naar de buurt toe. De toen ontstane netwerken worden nu nog altijd aangesproken bij het organiseren van eve- nementen en zijn intussen ook een onderdeel van de werking geworden.

(17)
(18)

18

Netwerken gericht op collectieve zelfredzaamheid

Collectieve zelfredzaamheid is de mate waarin sa- menhang omgezet wordt in gedrag en interventies die het leefklimaat positief beïnvloeden. Het omvat een collectieve ingreep bij problemen als overlast of een reactie tegen de overheid omwille van een verkaveling bv. de Standaert-site in Ledeberg, de Meibloem-site in de Brugse Poort. Belangrijk voor actief burgerschap is een gemeenschappelijk belang vinden of hebben.

Collectieve zelfredzaamheid kan evenwel nooit de overheid vervangen. Er is steeds sprake van een samenwerking tussen overheid, professionelen en burgers.

Er is een onderscheid tussen de bereidheid om samen iets te doen en effectief samen iets doen. Of mensen van de eerste naar de tweede stap overgaan, hangt af van een aantal factoren zoals de ernst van het probleem, het vertrouwen in de buren. Ook het lei- derschap in de omgeving speelt een rol want zonder leiding geen actie. De kans bestaat evenwel dat men- sen de actie helemaal aan de leider overlaten en zelf niet meer ageren.

Om tot collectieve zelfredzaamheid te komen, moet goed omgegaan worden met het spanningsveld rond sociale controle: is de controle te groot, dan voelen mensen zich bedreigd in hun privacy.

Op buurtniveau bekijken we niet enkel de aanwezigheid van netwerken maar ook de interdependentie ervan.

(19)

19 2.2 D

ewaarDenennormen

-

component

Deze component houdt een zekere vanzelfsprekend- heid in: we kijken op dezelfde manier naar de dingen en vinden dezelfde dingen juist of fout. De toegenomen privacy en het wegvallen van netwerken maken dat dit aspect belangrijker geworden is voor het samenleven.

Spanningen tussen verschillende groepen ontstaan vaak vanuit die vanzelfsprekendheid bv. mensen gaan er van uit dat anderen het niet verkeerd vinden dat afval op straat gegooid wordt. Soms is dit een vooroor- deel of zijn er andere redenen voor dit gedrag maar er zijn natuurlijk ook gewoon verschillen tussen groepen.

Een voorbeeld: spelende kinderen na 22 uur. Volgens de ene groep moeten kinderen dan al lang in bed liggen (want kinderen zo lang laten opblijven, is ver- waarlozing), terwijl de andere groep van mening is dat kinderen wel naar bed gaan als ze moe zijn.

We vertrekken niet alleen vanuit onze eigen waarden maar we verwachten ook dat anderen die overnemen.

Bovendien mogen we bepaald gedrag niet onmiddellijk vertalen naar ‘een verschil in waarden’; het kan even- eens ontstaan vanuit andere belangen of normen (wat niet hetzelfde is als waarden).

Bij conflicten hierover is communicatie nodig. Soms is het zelfs noodzakelijk om (bepaalde) normen en regels expliciet en zichtbaar te maken. Hiervoor kunnen we netwerken opstarten: deze netwerken zijn dan niet enkel een doel op zich maar ook een middel om rond aspecten van sociale cohesie te werken. Het buurtwerk pakt een conflict niet aan door andere huisvesting in een straat te voorzien of door camera’s te hangen. De instrumenten van het buurtwerk situeren zich meer op het vlak van werken aan communicatie en participatie.

Onderzoek wijst uit dat dit aspect belangrijk is om zich goed te voelen (zie verder) en dat het leidt tot een effect op de samenhang. Het buurtwerk is zeker ‘ge- machtigd’ om hierrond te werken. Andere instrumen- ten zijn bv. burenbemiddeling of buurtbemiddeling.

Ten slotte moeten we ons ervan bewust zijn dat wij als dienst vanuit bepaalde waarden en normen vertrekken dus het expliciet maken ervan dringt zich op.

(20)
(21)

21

 Good Practise 2

De Kokerpark-actie in de Brugse Poort

(22)

22

Zowel zwerfvuil als sluikstort vormen een doorn in het oog van veel mensen en ook in de Brugse Poort zorgt afval voor ergernis en overlast.

Buurtwerk Brugse Poort-Malem besloot samen met het Ecowerkhuis en enkele buurtpartners een originele actie in het Kokerpark te doen: wat als ... we het park niet langer opkuisen?

Als het mooi weer is en er veel mensen in het park zitten, wordt er heel wat zwerfvuil achtergelaten:

flessen en blikjes, chipszakjes, schillen van

zonnebloempitten… Hoewel er enkele vuilbakjes staan, worden die niet altijd gebruikt omdat ze – zoals som- mige parkbezoekers aangeven - te ‘verdekt’ opgesteld zijn.

Veel mensen duiden het verschil in waarden en normen van sommige groepen als oorzaak van dit probleem maar onze stelling was dat dit gedrag eerder uit een soort ‘achteloosheid’ van de parkbezoekers voortvloeit.

Zonder er bij stil te staan, laten mensen hun afval ge- woon op de grond vallen. Aangezien het Ecowerkhuis, Ivago en de Groendienst regelmatig opruimen, merken de bezoekers het effect van hun wegwerpgedrag niet of nauwelijks. Daar komt bij dat – eens er afval ligt – mensen vlugger geneigd zijn om nog meer afval bij te gooien.

En dan is er nog het sluikstortprobleem: zakjes worden afgezet, ‘grof vuil’ wordt in de container van het buurt- werk gedeponeerd enz. Dit gedrag vraagt uiteraard een andere reactie en werd niet meegenomen in onze actie; wij spitsten ons enkel toe op zwerfvuil.

Met onze acties wilden we vooral bereiken dat:

gebruikers zich bewust werden van hun achteloos- heid (of soms bewust gedrag): ze denken erover na en beseffen dat ze een verantwoordelijkheid hebben

(23)

23

gebruikers met de gevolgen van hun gedrag geconfronteerd werden

gebruikers meedachten over én meewerkten aan oplossingen voor dit probleem

Een opkuisactie samen met de speelpleinwerking, het Ecowerkhuis en andere organisaties stond hierbij centraal. Om dit initiatief visueel te maken, werd het zwerfvuil 10 dagen voorafgaand aan deze actie niet meer opgekuist. Sluikstort en gevaarlijk afval bv. glas werd wel weggehaald.

In die periode zetten we wél heel sterk in op communicatie naar de gebruikers van het park:

We stelden met verschillende partners een vragen- lijst op waarmee we het park introkken en mensen interviewden. De vragen gingen over de algemene tevredenheid rond het park, mogelijke (andere) locaties waarvan bezoekers gebruik maakten ...

Naar het einde toe sneden we het afvalprobleem in het Kokerpark aan en peilden we naar wat hiervan als oorzaak gezien werd. We legden ook de verdere stappen van de actie voor en vroegen hierover de mening van de geïnterviewden.

We namen uiteindelijk 58 interviews af waarbij we meer dan 100 mensen bereikten

(sommige interviews namen we in groep af).

De kinderen van de speelpleinwerking maakten leefregels voor het park op. Ook bij de andere geïnterviewden sprokkelden we ideeën voor deze regels.

We plaatsten in het park 3 borden waarop de actie aangekondigd werd en we hingen extra info op in de buurtinfokasten.

(24)

24

We maakten een communiqué en stuurden dit naar alle partners, zodat zij op de hoogte waren van de actie.

De buren werden mondeling én via een flyer ingelicht over de actie.

Er werd een standaardmail met info over de actie opgesteld, zodat er bij eventuele vragen direct gereageerd kon worden.

Een volgende stap was de gezamenlijke opkuis van het park. Op dat moment werden ook de leefregels in het park uitgehangen. De maanden na de opkuis werd opnieuw niet meer opgeruimd, met uitzondering van het moment nét voor de bloemenactie (ongeveer een maand na de opkuis).

De Groendienst verplaatste twee vuilbakjes en we hingen er felgekleurde stickers op, zodat ze nog zicht- baarder werden. Anderhalve maand na de bloemenac- tie sloten we het project af met een (park)feestje.

De actie was een groot succes: al direct na onze com- municatieronde merkten we duidelijk dat het zwerfvuil verminderde. Dit bewees dat vooral achteloosheid een belangrijke basis voor zwerfvuilgedrag vormde en niet een verschil in waarden en normen.

Het project liep zelfs zo goed dat het ook maanden na de afsluiter niet nodig was om op te ruimen.

Er waren natuurlijk wel enkele belangrijke succesfacto- ren, die maakten dat dit traject niet zomaar gekopieerd en toegepast kan worden op andere plaatsen:

• de meeste essentiële factor is de interviewfase, een heel tijdsintensieve fase

• het karakteristieke van het park: het Kokerpark is relatief klein en overzichtelijk en heeft veel vaste ge- bruikers

• het buurtcentrum is in het park gevestigd: opvolging is makkelijker en de (eerder vaste) gebruikers (her)ken- nen de buurtwerkers, wat een vertrouwensband schept Maar de effecten van zo’n actie zijn niet blijvend: 2 jaar later zijn ze grotendeels verdwenen.

Om duurzamere effecten te bereiken, is het van belang om dergelijke acties regelmatig te herhalen.

(25)
(26)

26

2.3 D

ebelevingscomponent

Deze component omvat binding, gehechtheid en identificatie met de buurt: hoe voelen mensen zich in hun straat, wijk, buurt … Mensen kunnen zich perfect

‘thuis voelen’ zonder zich te engageren of veel sociale contacten te hebben in de buurt. Hun keuze ligt eerder bij hun huis, de ligging, het cultureel aanbod …

In dit verband is vertrouwen belangrijk; niet alleen vertrouwen in de buurt en in de buren maar ook in instellingen en in de overheid. Het bepaalt heel sterk of mensen al dan niet in een bepaalde wijk blijven wonen en er zich engageren.

De reputatie of het imago van een buurt (zowel binnen de buurt als daarbuiten) speelt hierin mee. Een bepa- lende factor in het opbouwen van een positief imago is de levendigheid van een buurt: het is belangrijk dat er veel gebeurt (zelfs al nemen mensen zelf niet deel).

Het buurtwerk draagt al jaren bij aan dit positief beeld via straat- en buurtfeesten, nieuwjaarsrecepties … In dit kader wijst o.a. Talja Blokland op het belang van de kleine ontmoeting: de alledaagse maar regelmatige contacten in de winkel, op de bus, aan de schoolpoort.

Mensen herkennen elkaar en praten over koetjes en kalfjes ... kortom, er ontstaat een publieke familiariteit

die belangrijk is om zich thuis te voelen in de buurt en vertrouwen te hebben in de leefomgeving.

Iedereen probeert (on)bewust zijn of haar eigenheid te definiëren o.a. door zich te vergelijken met anderen maar daarvoor moet je die andere herkennen. Zo vorm je je een beeld van die andere en dat gebeurt vooral langs de straat, aan de toonbank van de buurtwinkel enz.

Waar deze knooppunten van contact ontbreken of waar ze niet (meer) gebruikt worden, kan dus een probleem ontstaan: de buren blijven (complete) vreemden voor elkaar. En als mensen niet kunnen inschatten of hun buur al dan niet integer is, worden ze wantrouwig.

(27)

27

Nota’s

(28)
(29)

29

 Good Practise 3

Het buurtfeest ‘Coyendans’

in Macharius-Heirnis

(30)

30

Het begon allemaal met een bescheiden initiatief van het 11.11.11-comité Macharius-Heirnis; een comité dat het plaatselijk buurtwerk samen met enkele bewoners nieuw leven had ingeblazen.

Het initiatief moest een markt worden maar een ‘ande- re markt’: enkele bewoners stelden de vraag naar een soort boerenmarkt, niet alleen vóór de buurt maar ook ván de buurt.

De zoektocht naar plaatselijk talent dat eigen

producten aan de man wilde brengen, verliep via huis- bezoeken. Daarnaast werden de plaatselijke hande- laars uitgenodigd om mee te werken. Er werd rand- animatie voorzien zodat jong en oud van een streepje muziek, een hapje en een drankje konden genieten. Het weer zat mee en de vrolijk gestreepte kraampjes van Buurtwerk Muide zorgden ervoor dat de markt van ver zichtbaar was. De Lousbergkaai liep in een mum van tijd vol met mensen van binnen en buiten de wijk.

Het succes van deze markt bracht andere bewoners op ideeën en werd zo het begin van een groter verhaal.

Voor de volgende editie werd de historische naam

‘De Coyendans’ gekozen. Deze benaming verwees naar de jaarlijkse ophaling van het pachtgeld door de Heirmeesters voor de weiden rond de Sint-Baafsabdij.

Een gebeuren dat telkens weer uitmondde in een groot volksfeest ‘waarbij zelfs de koeien dansten in de wei’.

De keuze om te verwijzen naar de geschiedenis van de wijk zorgde voor aansluitende tentoonstellingen of wijkwandelingen, een openingsritueel met een stoet van paters en heirnismeesters en een jaarlijkse fiets- tocht naar de allereerste koe.

(31)

31

Een werkgroep die actief was rond de rijke wijkgeschie- denis (je kan eigenlijk zeggen dat de wieg van Gent in de Macharius-wijk stond) had immers ontdekt dat de allereerste koe op de weiden van de Sint-Baafsabdij, nl.

de witrik, afkomstig was van Kwadendamme in Neder- land. Er werd een zusterschap gesloten en ook de traditie om jaarlijks een fietstocht te organiseren, was een feit.

En zo was en is dit jaarlijkse buurtfeest de broeihaard van nieuwe initiatieven in de wijk: sociaal-artistieke wijkprojecten van Pier De Cock, pop- en rockconcours

‘De Beloften’ dat uitgroeide tot een zelfstandig wed- strijd voor nieuw talent enz.

De Sint-Baafasbdij werd een aantal keer bewust als onderdeel van de feestlocatie gekozen, want deze site leek in de vergetelheid te raken. Een aantal bewoners nam de draad van de werkgroep rond de wijkgeschie- denis terug op en zorgde voor activiteiten en publica- ties in en over dit museum. Later kregen ‘De Buren van de Abdij’ het vrijgekomen poortgebouw, een deel van het vroegere slachthuis, ter beschikking. Ze bouwden er een leuke ontmoetingsplaats uit voor bezoekers van in en buiten de wijk.

Wat begon als een bescheiden ‘hobbymarkt’ groeide uit tot een groot buurtfeest; met een markt voor en door wijkbewoners, optredens, terras, poëzieaperi- tief, kinderanimatie, wijkwandelingen, tentoonstelling, fietstocht … Elk jaar weer anders, afhankelijk van de inbreng van buurtbewoners en partnerorganisaties.

Tijdens de wijkwandeling van VIZIT vzw over het ont- staan van Gent, wordt er verwezen naar de Coyendans.

Ze beschouwen dit initiatief als een bewijs dat het – dankzij de inzet van bewoners – mogelijk is om een donkere kansarme wijk te veranderen in een levendige

(32)

32

wijk waar het goed is om te wonen. Ook in artikels over de wijkgeschiedenis staat vaak een verwijzing naar dit jaarlijks feest.

Vanuit het buurtwerk hebben we er steeds over gewaakt dat De Coyendans een feest door en voor de buurt is en blijft. We konden destijds echter niet inschatten dat dit feest ook de hefboom kon zijn voor allerhande nieuwe initiatieven. En vooral: dat het het wijkimago én de fierheid van de bewoners over hun wijk zo zou doen keren!

(33)
(34)

34

3 Aanverwante begrippen

Er bestaan veel aanverwante begrippen bv. samenle- ven, sociale samenhang … Vaak overlappen ze elkaar of leggen ze een ander accent.

Twee van die begrippen zijn wél zinvolle aanvullingen:

3.1 s

ociaalkapitaal

Deze term is eigenlijk de sociologische vertaling van hulpbronnen. Aangezien hulpbronnen niet gelijk ver- deeld zijn in onze maatschappij, gaat Talja Blokland er vanuit dat een verdeling (en ook een herverdeling) mogelijk is via sociale cohesie. In dat geval is er sprake van een overdracht van sociaal kapitaal.

Om via netwerken tot overdracht te komen, is het no- dig die overdracht sterk te regisseren.

In het onderzoek ‘Helpt de middenklasse?’ werden de effecten van overdracht van sociaal kapitaal via drie interventietypes onderzocht:

buurtwerk: organiseren van ontmoetingsmogelijkhe- den bv. straatfeesten

oudergroepen in gemengde basisscholen

buddy-projecten: één-op-één, zoals bij inburgering soms gedaan wordt

De overdracht van sociaal kapitaal bleek het hoogst bij de buddy-projecten en het laagst bij het buurtwerk (maar veel hangt af van hoe je acties opzet).

Belangrijker is dat het effect rechtevenredig is met de mate waarin geleid en geregisseerd wordt (doelbewust mensen bij elkaar zetten) maar omgekeerd evenredig is met het aantal bereikte personen.

(35)

35 3.2 s

ocialeinfrastructuur

‘Het geheel van organisaties, diensten, voorzieningen

& betrekkingen die het mogelijk maken dat mensen in redelijkheid in sociale verbanden (buurten, groepen, netwerken, huishoudens) samen kunnen leven en kun- nen participeren aan de maatschappij’

(Engbersen & Sprinkhuizen, 1998).

Er is dus een onderscheid tussen een formele compo- nent (professionele organisaties, diensten en voorzie- ningen) en een informele component

(de bijdrage van burgers, individueel of via collectief verband)

Sociale infrastructuur is een essentiële voorwaarde voor sociale cohesie: hoe meer sociale infrastructuur, hoe meer het ontstaan of onderhouden van netwerken tot de mogelijkheden behoort. Het is niet zo dat sociale infrastructuur spontaan nieuwe, betere of gemengde netwerken voortbrengt (en al zeker geen netwerken tussen mensen met een verschillende achtergrond).

Onderzoek heeft ook uitgewezen dat het zelforgani- serend vermogen hoger is in die buurten, waar een (sterke) traditie bestaat inzake sociale infrastructuur, ook al zijn de structuren zelf al verdwenen (Uitermark:

verlangen naar Wikitopia).

De sociale infrastructuur in een wijk en het gebruik ervan wordt – in vergelijking met netwerken en sociale cohesie - beter in kaart gebracht en gemeten.

Sociale cohesie is een complex fenomeen, dat door heel wat factoren bepaald wordt en dat maakt het moeilijk om de impact van het buurtwerk te meten. Be- kijken hoeveel en welke sociale infrastructuur we opge- richt en onderhouden hebben, is evenwel meetbaarder.

(36)

36

4 Bepalende factoren

We maken een onderscheid tussen buurt-, persoons- en gezinskenmerken.

4.1 b

uurtkenmerken

Veruit het belangrijkste kenmerk is de samenstelling van de buurt, met de stelling: ‘hoe homogener de buurt, hoe meer sociale samenhang’.

Dit kan gezien worden in het perspectief van verschil- lende breuklijnen, waarvan de belangrijkste de etnisch- culturele samenstelling is. Elk onderzoek wijst uit dat naarmate de diversiteit in de buurt toeneemt, de sociale samenhang afneemt. Niet enkel de taal zorgt voor barrières, ook het verschil (of de perceptie ervan) in waarden en normen. ‘Vooruitgang’ betekent voor de meeste mensen minder diversiteit; méér diversiteit wordt dan weer geassocieerd met ‘achteruitgang’.

Ook voor veel mensen van vreemde origine blijkt dit zo te zijn, hoewel de tolerantiedrempel doorgaans hoger ligt.

Diversiteit heeft wel een positieve invloed op toleran- tie, waarschijnlijk omdat mensen zich soepeler moeten opstellen om te kunnen overleven. Sommige mensen gaan ook bewust de diversiteit opzoeken omdat ze zich daar goed bij voelen.

Het onderzoek ‘Migrant zoekt toekomst’ geeft weer dat de gevoelens tegenover verschillende groepen anders zijn m.a.w. er zijn verschillen in etnische afstand. De afstand ten opzichte van moslims is het grootst, terwijl die ten opzichte van bv. mensen uit Thailand een stuk kleiner is.

De breuklijn kan zich ook op het vlak van opleiding en inkomen situeren (volgens sommigen nog belangrijker dan de etnisch-culturele component).

Beide breuklijnen zijn moeilijk te scheiden: etnisch- diverse wijken zijn vaak sociaaleconomisch zwakkere wijken en omgekeerd.

Dirk Geldof wijst er in z’n boek ‘Superdiversiteit, hoe migratie onze samenleving verandert’ op dat er een evenwicht gevonden moet worden tussen werken aan structuur en werken aan cultuur.

Werken aan structuur veronderstelt streven naar gelij- ke kansen voor iedereen (vertrekken vanuit gelijkheid).

Maar dat kan volgens hem alleen maar als je tegelijk ook werkt vanuit de identiteit, die bij iedereen anders is (vertrekken vanuit ongelijkheid).

(37)

37

Een ander kenmerk is het verblijfsduuraspect, waarbij niet de duur van het verblijf centraal staat maar wel de wens om al dan niet lang te blijven. Familie of vrienden hebben die in de buurt wonen, speelt een belangrijke rol en dat is vooral zo bij minderheden zoals de Turkse Gentenaars.

Veel mensen (vooral nieuwkomers) kiezen in eerste instantie voor de woning en niet voor de buurt. Bij mensen die binnen een buurt verhuizen (vooral bij de zogenaamde ‘stijgers’) is de buurt wel van belang voor hun keuze.

Het woningaanbod kan bepalend zijn: sociale huisves- ting of een mix van arbeidershuizen en appartements- gebouwen … Een bepaalde wooninfrastructuur trekt bepaalde groepen aan.

De aanwezigheid van buurtvoorzieningen is zeer relevant, met zowel ‘grote’ als ‘kleine’ ontmoetings- mogelijkheden (winkel, park, frituur). Dit sluit aan bij het hoger vermelde belang van de publieke familiari- teit.

Zoals we eerder vermeld hebben, spelen de fysieke leefomgeving en het (on)veiligheidsgevoel eveneens een belangrijke rol, hoewel oorzaak en gevolg niet altijd duidelijk zijn.

‘Leefbaarheid’ is een containerbegrip maar we onder- scheiden 2 dimensies:

de fysieke leefomgeving: een omgeving waarin alles al dan niet proper en opgeknapt is

de sociale leefomgeving: een omgeving bepaald door menselijk gedrag bv. overlast (of de perceptie ervan) door rondhangende jongeren, lawaaihinder ...

Het lijkt te kloppen dat mensen vooral bezorgd zijn over de 3 V’s: verkeer, veiligheid en vuil.

(38)

38

De bevolkingsdichtheid speelt een rol: hoe dichter de buurt bebouwd is, hoe meer bewoners geneigd zijn zich achter hun gevels terug te trekken.

4.2 p

ersoons

-

engezinskenmerken

Mensen met (jonge) kinderen hebben veelal meer contacten in de buurt; kinderen blijken een bindmiddel voor netwerken te zijn. Vooral scholen zijn belangrijk:

kinderen ontwikkelen er (grote) netwerken, waarin ouders vanzelf betrokken worden. Voorwaarde is dat er in de buurt voldoende ontmoetingsplekken zijn bv.

speelpleintjes.

De sociaaleconomische toestand speelt op verschillen- de manieren een rol. Mensen die het moeilijker hebben, hebben uiteraard meer kopzorgen maar het gaat ver- der: ze zijn ‘gekwetst’. En dit beïnvloedt hun gedrag ten opzichte van anderen. Ze schamen zich vaak voor hun situatie en ontwikkelen daardoor een cultuur van het zwijgen. Deze ‘cultuur’ remt hen af als ze contacten willen leggen of als ze zich willen integreren in netwer- ken. Dit gegeven vormt trouwens één van de drie grote pijlers in het Gents armoedebeleidsplan.

We vermeldden eerder dat de keuze van de woning en de woonplaats een rol speelt bij de identificatie met de buurt, op voorwaarde dat er keuzevrijheid is. Net die

vrijheid is voor mensen die het financieel moeilijker hebben, beperkt.

Ook de algemene betrokkenheid en het onderschrijven van solidariteitswaarden speelt mee: hoe zien mensen het aanbieden van hulp? Een manier om dit te meten, is peilen naar de bereidheid om aan een goed doel te schenken.

Ten slotte wordt ook de deelname aan activiteiten als factor vermeld.

(39)

39

Nota’s

(40)
(41)

41

 Good Practise 4

Een vernieuwde start in de Rooigem

(42)

42

Buurtwerk Rooigem is vrij recent van start gegaan in de wijk. Het buurtwerk koos ervoor om via een projectmatige aanpak een extra inzet te leveren: de werking werd versterkt met een projectmedewerker die als opdracht kreeg de buurtvoorziening verder uit te bouwen.

De opdracht was drieledig:

zaalgebruikers toeleiden zodat de bezettingsgraad stijgt

buurtorganisaties, straatcomités en bewoners bevra- gen rond de zaalinfrastructuur en hen stimuleren om zelf buurtgerichte activiteiten te organiseren

de zaal aankleden en inrichten zodat iedereen er zich thuis voelt

We begonnen met een analyse van de wijk op basis van cijfergegevens en gesprekken met sleutelfiguren.

Eén van de meest opmerkelijke conclusies was dat de wijk een ware verjongingskuur doormaakt. Volgens de bevolkingsgegevens van nieuwe inwoners situeert de grootste leeftijdsgroep zich momenteel tussen 25 en 35 jaar.

In het verleden was er weinig contact met deze doel- groep en het buurtwerk bereikte hen nauwelijks tot niet. Daar tegenover stond dat de oudere inwoners de weg naar Buurtcentrum Rooigem wel vlotjes vonden, temeer daar er geen Open Huis (ontmoetingsplaats voor en door 55+) in de wijk aanwezig is. Voor heel wat oudere, alleenstaande bewoners werden de ont- moetingsnamiddagen in het buurtcentrum een vaste waarde: ze kunnen er een praatje slaan, iets drinken, een boek ruilen via de boekenruilkast, verder werken aan hun handwerk ...

(43)

43

Buurtwerk Rooigem ontdekte dus niet alleen een hiaat in het bereik van haar buurtbewoners; ze had ook nog ruimte in de planning om een vernieuwd aanbod te doen dat inspeelde op de vraag van die bewoners.

Om te horen wat er leeft in de buurt, zijn huisbezoeken een handige methodiek.

Naar aanleiding van een welkomstbrunch voor nieuwe bewoners vroegen we de bevolkingscijfers van nieuwe inwoners tot 3 jaar terug op. De 280 adressen werden verdeeld over 4 partners/veldwerkers zodat alle nieu- we bewoners persoonlijk uitgenodigd werden via een huisbezoek. Tijdens deze eerste kennismaking werd ook gepolst naar behoeften en interesses; nuttige info die werd meegenomen in de opmaak van de toekomsti- ge planning.

Naast de nieuwe inwoners spraken we ook de sleutel- figuren van bestaande (zelfstandige) buurtcomités, de brugfiguur en de afgevaardigde van de plaatselijke Parochiale Kring aan. Zij schetsten een ruimer beeld van de wijk en brachten heel bruikbare info voor het buurtwerk aan.

We gingen aan de slag met alle ingezamelde info en organiseerden een reekst activiteiten: een Repair Café met enkele handige reparateurs uit de wijk, een kledingruilbeurs of swishing, een workshop koken voor kinderen, een kinderdiscoshow, een vrouwenverwen- dag, een workshop herbruikbare boodschappentassen maken ...

Deze initiatieven zorgden duidelijk voor een nieuwe

‘schwung’ in het buurtcentrum: we bereikten nieuwe bewoners die niet eerder in contact kwamen met het buurtwerk en leerden nieuwe talenten kennen.

(44)

44

We zorgden ook voor een ‘verjongde’ uitstraling van het buurtcentrum.

Dit leidde al gauw tot een watervaleffect bij de bezoe- kers: eenmaal ze deelgenomen hadden aan een acti- viteit, was de drempel om een tweede maal aanwezig te zijn of om zelf de handen uit de mouwen te steken, veel lager. Zo nam een nieuwe bewoonster deel aan de welkomstbrunch, schreef ze zich vervolgens in voor een workshop gezonde voeding en organiseerde ze zelf een huiskamerconcert (met ondersteuning vanuit het buurtwerk). Een andere bewoner gaf enkele suggesties voor het buurtfeest, engageerde zich in de werkgroep en organiseerde al een eerste buurtpicknick in het nabijgelegen park.

De promotie was bij alle activiteiten een belangrijk onderdeel: een aantrekkelijke flyer ter ondersteuning van een persoonlijke uitnodiging kon heel wat nieu- we bezoekers overtuigen. Ook het verzamelen van e-mailadressen i.f.v. een maandelijkse mailing zorgt nog steeds voor een goede respons. Daarnaast stelden we het kinderaanbod voor in de scholen, wat de herken- baarheid verhoogde en voor extra toeleiding zorgde.

Momenteel bieden we vanuit het buurtwerk een pro- gramma aan, waarbij we inspelen op de wensen van de buurtbewoners. Op die manier bouwen we een band

op met de bewoners en laten we hen kennismaken met de werking van het buurtwerk en het buurtcentrum.

De volgende stap is werken aan een ‘return’ die kan bestaan uit het mee-organiseren of het ondersteunen van buurtactiviteiten. Uiteindelijk willen we komen tot de stap waarbij bewoners zelf activiteiten organiseren voor hun buren/buurt.

We ondervonden wel enkele hindernissen tijdens dit traject:

de ligging van het buurtcentrum: de buurtvoorzie- ning is helemaal niet centraal gelegen en voor veel bewoners een ‘ver’ en onbekend gebouw

de afbakening/grenzen van de wijk: het werkings- gebied van Buurtwerk Rooigem bevat o.a. de statis- tische sector Brugse Poort en het werkingsgebied van Buurtwerk Brugse Poort omvat de statistische sector Rooigem. Dit gegeven maakt het voor bewo- ners moeilijk om hun wijk te definiëren. Vaak zeggen bewoners wel eens: ‘We horen nergens bij’ of ‘We voelen ons meer verbonden met de Brugse Poort’.

(45)

45

Deze afbakening heeft ook zijn consequenties voor de werking van het buurtwerk. Zo lopen bijvoorbeeld de kinderen uit de wijk voornamelijk school in de (basis) scholen buiten de wijk (Mariakerke) en bereikt Basis- school De Boomhut, die net op de grens van de wijk ligt, vooral kinderen uit de Brugse Poort. Doorheen het project merkten we dat een strakke afbakening van onze grenzen geen optie is als we onze doelgroep willen bereiken.

Intussen zijn we bijna één jaar verder en merken we dat er een basis inzake buurtbetrokkenheid is. We sla- gen erin om bewoners te enthousiasmeren om zelf de handen uit de mouwen te steken en hun talent te delen met de buurt. Door de nieuwe contacten hebben we ook een grote gemeenschappelijke interesse gevonden, namelijk muziek, waarmee we aan de slag gaan.

Zo bouwen we stapsgewijs verder, op het tempo van de buurt en haar bewoners.

(46)

46

Werken op wijkniveau

We stelden dat sociale cohesie op verschillende niveaus tot uiting komt. Voor het buurtwerk is het wijk- en buurtniveau (of nog kleiner) het belangrijkste niveau.

Maar is dit wel het juiste niveau?

We bespreken het wijkgericht werken vanuit drie relaties; bij elke vorm formuleren we zowel pro’s als contra’s.

1 Relaties binnen een wijk

Vanuit de relatie bewoner-wijk stellen velen dat de wijk steeds minder relevant is voor sociale netwerking, zeker in heterogene buurten. Slechts 10 % van de persoonlijke relaties zijn (nog) burenrelaties. Redenen:

technologische vernieuwingen, economische verande- ringen, ontzuiling en stadsvernieuwing.

De persoonlijke situatie is evenwel van belang: studen- ten hebben minder binding met hun woonbuurt, terwijl senioren en mensen met schoolgaande kinderen (zeker in de lagere school) doorgaans een hechtere band met hun omgeving hebben.

Daartegenover staat dat de buurt als onmiddellijke leefomgeving belangrijk blijft: een veiligheidsgevoel, een propere straat, rust, speelruimte ... zijn cruciale elementen. Ook voor mensen die vooral ‘bovenwijks’

georiënteerd zijn, blijft de buurt de thuisbasis.

Ook kleine verwachtingen blijven bestaan: groeten, een praatje slaan of beroep doen op je buur als je met vakantie bent.

(47)

47

De buurt is de plaats bij uitstek om mensen samen te krijgen en solidair te maken. Ook inspraakprojecten aarden goed op buurtniveau, mits de representativiteit van de samengestelde groepen niet uit het oog verlo- ren wordt.

In het kader van superdiversiteit wordt geponeerd dat dankzij de nieuwe communicatiemiddelen, het contact met het thuisland makkelijker onderhouden wordt. Dit leidt tot virtuele netwerken.

Daarnaast bestaat bij sommige groepen het fenomeen van de cirkelmigratie, een vorm van migratie waarbij mensen af en toe (en voor langer dan een dag) te- ruggaan naar de plek waar ze vandaan komen en dan weer terugkomen. Het belang van de buurt wordt in deze situatie uiteraard anders ingevuld.

Een zeer belangrijke vraag is dus welke betekenis ver- schillende (groepen van) mensen aan hun buurt geven.

2 Wijkgerichte aanpak

Problemen zoals werkloosheid of drugshandel ont- staan bijna nooit op wijkniveau. Het heeft dan ook weinig tot geen effect om dergelijke problemen op dat niveau aan te pakken. In het voorbeeld van de drugs- handel is de kans zelfs reëel dat een wijkgerichte aan- pak enkel leidt tot een verschuiving van het probleem.

Het wijkperspectief biedt wel het voordeel dat een probleem in een ruimere context gezien wordt. Als de verloedering van een parkje enkel (sectoraal) vanuit overlastbestrijding bekeken wordt, komt het volledige plaatje nooit in beeld. Een wijkgerichte benadering onderzoekt ook het gebruik van dat park en de onmid- dellijke omgeving, waardoor een meer geïntegreerde aanpak van het probleem mogelijk is. Op die manier worden meer innovatieve en creatieve oplossingen gevonden.

Indien je het probleem niet in de wijk oplost, kan een wijkgerichte benadering toch interessante neveneffec- ten bevatten. Zo kan impulsen geven aan de plaatse- lijke economie nieuwe detailhandel voortbrengen, die voor het kleine ontmoeten interessant is.

(48)

48

En al verschuift de drugshandel naar een naburige wijk, af en toe moet er gewoon ingegrepen worden als een bepaald ‘drugspand’ voor overlast zorgt in de straat.

Om de echte problemen aan te pakken, wordt er best op verschillende niveaus tegelijk ingezet.

3 Afbakening van een wijk

Een ander aspect betreft de afbakening van de wijk of de buurt: we kunnen een buurt bestuurlijk afbakenen of afbakenen op basis van de interpretatie van bewo- ners. Het voordeel van het bestuurlijk afbakenen is dat cijfers gebruikt en vergeleken kunnen worden. Maar niet iedereen gebruikt dezelfde afbakening, hoewel ze meestal opgebouwd is uit verschillende statistische sectoren (op dit niveau is veel cijfermateriaal gebun- deld). Bewoners hebben echter weinig affiniteit met deze afbakening en ze omschrijven hun buurt dan ook anders.

Vertrekken we vanuit de beleving van de bewoners, dan vragen we hen best zelf wat zij als ‘hun buurt’

beschouwen. Het antwoord verschilt van persoon tot persoon en wijkt bijna zeker af van de bestuurlijke om- schrijving. Een ware uitdaging om beide aspecten aan elkaar te koppelen.

Veel bewoners vinden trouwens een kleiner geogra- fisch gebied (de straat, het appartementsgebouw) belangrijker dan de wijk.

De wijk is een beheersbare schaal om mensen persoon- lijk te bereiken: ze biedt kansen om continue (vertrou- wens)relaties op te bouwen en is een ideaal niveau om geïntegreerd te werken.

Maar ook hier houden we best de kerk in het midden:

niet alles hoeft op wijkniveau. Bewoners moeten de keuze krijgen om hun zaken ook elders aan te kaarten.

Zo niet, ontstaat er een nieuwe bureaucratie die ver- tragend werkt, terwijl net soepelheid de boodschap is.

(49)

49

Nabeschouwing

Willen we echt werk maken van het verbinden van buurtbewoners in hun zorg voor elkaar en de buurt, dan is het belangrijk in te zetten op de verschillende aspecten van sociale cohesie.

Het scheppen van een veilig klimaat door herkenning blijkt, zeker in de diverse buurten waar wij werken, een belangrijke voorwaarde om vertrouwen te creëren zodat we de stap naar ontmoeting vanuit gelijkwaar- digheid kunnen zetten. Daarom proberen we kleine terugkerende processen en grote mooie evenementen, die door de bewoners van de wijk gedragen worden en het wijkleven in de kijker plaatsen, te verbinden met bestaande netwerken in de wijk. Werken aan deze verbinding en zeker dáár ingrijpen waar spontaan geen verbinding tot stand komt, vraagt een mix aan metho- dieken. Deze methodieken zijn weloverwogen gekozen vanuit de context van de wijk en vanuit hoe mensen het zelf ervaren.

(50)

50

Deze tekst is gebaseerd op de volgende onderzoeken en uiteenzettingen:

Talja Blokland: Het sociaal weefsel van de stad.

Cohesie, netwerken en korte contacten. 2006.

Gideon Bolt en Morag I. Torrance: Stedelijke herstructurering en sociale cohesie. 2005.

Luk Bral en Guy Pauwels: Maakt de buurt het verschil? Sociale cohesie en de buurt.

(Hoofdstuk 4 uit: ‘Steden binnenstebuiten!’, van de studiedienst van de Vlaamse Regering). 2013.

Lieve Destoop: De straat is van iedereen.

Een cross-cultureel etnografisch onderzoek in de wijk Macharius, Gent. 1993.

Karolien Dezeure en Filip De Rynck: Participatie wordt ge(s)maakt: over de visie van politici en ambtenaren op participatie. 2011.

Dirk Geldof: Superdiversiteit. Hoe migratie onze samenleving verandert. 2013.

NCIS-instituut: Helpt de middenklasse? Op zoek naar het middenklasse-effect in gemengde wijken. 2008.

NCIS-instituut: Vertrouwen houden in de buurt.

Verval, opleving en collectieve zelfredzaamheid in stadsbuurten. 2010.

Platform 31: De wijkengids. Gids voor de aanpak van problematische buurten, wijken en gebieden. 2012.

Sociaal en Cultureel Planbureau, Den Haag: Zekere banden: sociale cohesie, leefbaarheid en veiligheid.

2002.

‘Sociaal’: Sociaal kapitaal en sociale uitsluiting.

2007.

Stad en OCMW Gent: Ontwerp Armoedebeleidsplan 2014-2020. 2013.

Pieter-Paul Verhaeghe, Koen van der Bracht, Bart Van de Putte: Migrant zkt toekomst. Gent op een keerpunt tussen oude en nieuwe migratie. 2012.

Verwey-Jonkerinstituut: De invloed en effecten van sociale samenhang. 2008.

Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling, De wijk nemen. Een subtiel samenspel van burgers, maat- schappelijke organisaties en overheid. 2009

Stijn Oosterlynck en Nick Schuermans:

Superdiversiteit, solidariteit herdenken, in POW Aler.

jaargang 39, nr. 4, oktober 2013

(51)

51

Nota’s

(52)

Werkten mee aan deze publicatie

Peter Dewit

Sofie Van Moeffaert

Jo De Smet

Lieve Destoop

Kristel De Maeseneire

Foto’s

Denis Brissinck

Hugo Velghe

Krysztoff Dorion

Jacqueline Dumortier

Uitgavedatum

Augustus 2015

Vormgeving

Lotte Naudts - www.lottenaudts.be

Meer info

Dienst Ontmoeten en Verbinden ontmoeten.verbinden@stad.gent

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Zzp’ers zien hun opdrachten teruglopen, omdat opdrachtgevers door de huidige wetgeving terughoudend zijn hen in te huren.. De NBBU, de brancheorganisatie van onder meer

Het project sociale cohesie in Spangen, deelgemeente Delfshaven, gemeente Rotterdam is ontstaan vanuit de gedachte, dat onveiligheid niet alleen bestreden moet worden met de

R1: niet dat je met iemand die eh die geen tweeverdiener is geen praatje maakt en goed wij komen hiervoor uit een klein dorp en daar waren de verschillen misschien ietsjes groter

In deze paragraaf zal met name ingegaan worden op de nieuwe verpakkingsmaterialen die uit cellulose gemaakt worden en daarnaast ook nog composteerbaar zijn.. Voor het overzicht

Men wil niet alleen in “de heilige grond” van het land van herkomst begraven worden, maar men presenteert zich en wordt ook aangesproken in sommige (niet onbelangrijke) opzichten

Dit doen we door ge- bruik te maken van empirische verschillen tussen subgroepen die wel ver- klaard kunnen worden als de causaliteit loopt van sociale cohesie naar

Netwerkleden kunnen ook andere praktische hulp geven: zij kunnen ouders of kinderen bijvoorbeeld vergezellen naar afspraken met hulpverleners, hen vervoeren naar afspraken of

[r]