• No results found

Etmige beschouwingen over onze Marine in verband met de jongste gebeu.rtenissen. in

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Etmige beschouwingen over onze Marine in verband met de jongste gebeu.rtenissen. in "

Copied!
48
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

"LEDENVERGADERING VAN 10 MAART 1933.

Blz. 59-104.

Etmige beschouwingen over onze Marine in verband met de jongste gebeu.rtenissen. in

Nederlandsch-lndU!.

,

---

'S-ORAVI;NHAOE

MARTINUS NIjHOfF 1933

(2)
(3)

LEDENVERGADERING VAN 10 MAART 1933.

Voorzitter: prof. dr.

J.

H. Boeke.

De Voorzitter opent de vergadering.

De notulen der vergadering van 27 Januari worden goedgekeurd en gearresteerd.

Tot leden van het Genootschap zijn door het Bestuur benoemd de heeren L. C. Prey, dr. R. J. W. Reys en M. C. J. We\1e ir.

's-Gravenhage.

Het woord wordt verleend aan den Kapitein-ter-zee b.d. A. Vos, oud-commandant der Marine te Soerabaja, voor het houden van een inleiding getiteld:

Eenige beschouwingen over onze Marine in verband met de jongste gebeurtenissen in Nederlandsch-Indië.

Het tot mij van wege Uw Bestuur gerichte verzoek, reeds heden- avond in Uwen kring eene inleiding te houden over het onderwerp, in de convocatie aangekondigd, hoezeer hoogelijkst door mij ge- waardeerd als gevolg van de bel?ngstelling voor het wel en wee van de Marine, dat daar uit sprak, is door mij met gemengde gevoelens ontvangen. In de eerste plaats wegens de triestheid van het onderwerp, na al hetgeen den laatsten tijd met het Marine- personeel, althans met een deel daarvan, in Indië geschied is; met de Marine dus, waaraan ik ruim 37 jaren ben verbonden geweest, waarvan ruim 3'3 jaar als Officier, met de Marine, waaraan ik mij altijd zoo innig verknocht heb gevoeld, en waarin zich thans voor- vallen hebben voorgedaan, waarvoor elk rechtgeaard -Marineman en elk goed Vaderlander zich diep moet schamen. In de tweede plaats heb ik mij terdege afgevraagd, of de tijd reeds gekomen is voor weloverwogen en meer of minder diepgaande beschou- wingen, nu het onderzoek, dat wordt ingesteld, nog niet is afge- loopen. Toch meen ik met het oog op de actualiteit van het onder- werp, mij niet aan dit verzoek te hebben mogen onttrekken, aan- gezien naar mijne overtuiging, mede gegrond op mijne langjarige ondervinding, thans reeds zoo vele feiten en oorzaken vaststaan, waarop mijne meening en conclusies zijn gegrond. Bovendien hoop

(4)

ik, wellicht bestaande verkeerde denkbeelden over de Marine-toe- standen, eventueel te kunnen wegnemen. Dit neemt niet weg, dat wellicht blijken zal, dat nog verder gegaan moet worden dan ik nu zal aangeven, zoo het onderzoek op andere wonde plekken den vinger mocht leggen. Vandaar dat ik, onder dit voorbehoud, Uwe uitnoodiging ten slotte heb gemeend te moeten aanvaarden.

Het bezit van eene vloot, naar onze draagkracht, is urgent te achten.

Volledigheidshalve zal ik zoO kort mogelijk de vraag behandelen, die zoo dikwerf gedaan wordt, of het aanhouden van eene vol- doende oorlogsvloot in Ned.-Indië noodzakelijk is. En dan behoef ik eigenlijk in dit milieu niet te wijzen op het groote belang van het voortbestaan van den band, die Ned.-Indië met Nederland sinds eeuwen verbindt, een belang geldende voor beide gebiedsdeelen.

In de eerste plaats voor Nederlandsch-Indië zelf.

De redenen van handelsbelang, die onze energieke voorvaderen onder de moeilijkst denkbare omstandigheden deden uitzeilen naar den Oost, mogen de oorzaak geweest zijn van onze vestiging aldaar, de laatste tientallen jaren is het Nederlandsche volk tot inzicht gekomen, dat het daar ook eene zedelijke roeping heeft te ver- vullen. Toen ik in 1899 voor het eerst daar voet aan wal zette, was ons gezag nog in lange niet over geheel Indië gevestigd; on- geregelde toestanden, slavernij, pandelingschap, menscheneterij,

nu en dan zeeroof, knevelarij van de onderdanen door hun eigen vorsten waren nog scherin.g en inslag in sommige buitengewesten.

Wel hadden deze, nog vrijwel onafhankelijke, vorsten bij een kort Contract ons gezag erkend, stonden hier en daar verroeste wapen- schilden op Nieuw-Guinea om den vreemdeling te zeggen "dit .is van ons", maar daadwerkelijk gezag, orde en rust heerschten daar nog niet.

o Sinds onze tweede

J.

P. Co en, de groote Gouverneur-Generaal van Heutsz, de buitenbezittingen, waar nog noodig, onder ons daad- werkelijk gezag bracht en opende voor den nandel, die welvaart bracht, sinds van Heutsz met vervooruitzienden blik het directe Bestuur in nieuwe banen leidde, is daar in Indië, naar Coen voor- spelde, "iets grootsch tot stand gebracht". Tot aan deze ongekende w,ereldcrisis was eene mate van welstand van de Inlandsche en Europeesche gemeenschap over bijkans geheel Indië bereikt, welke weergaloos genoemd mag worden, en welke ontwikkeling en vooruitgang de bewondering en verbazing wekt van al die buiten- landsche mannen van gezag, die ons schoone en onvolprezen Indië bezoeken en bestudeeren. Uit den mond van Clemenceau heb ik persoonlijk zulk een oordeel mogen hooren tijdens diens bezoek aan Soerabaja in 1920. Maar onze groote van Heutsz was niet alleen een militair genie, hij was een niet minder geniaal staats- man; met vérvóóruitzienden blik heeft hij de grondslagen gelegd,

(5)

niet alleen voor den vooruitgang op elk gebied van de Regeerings- taak, maar ook voor vooruitgang van handel en verkeer, waardoor allerwege welvaart kwam. Ziet naar de prachtige wegen in die uitgestrekte gebieden, de duizenden scholen, die helaas thans een overproductie van intellect leveren met de schadelijke gevolgen van dien, hoogeschool, artsenscholen, vakscholen, school v. opleiding 'v.

I nlandsche ambtenaren; ziet naar het bereikte door den Burgerlijk Geneeskundigen Dienst, die ziekten als pest, pokken, cholera, framboesia, berri-berri, malaria ten onder bracht, alles de vloek van Indië van voor weinig tientallen jaren; ziet naar de bevloeiings- werken, enorme havenwerken, electriciteitswerken, spoor en tram- wegen en zooveel meer. Java, van Oost tot West, bergop bergaf, waar mogelijk één bebouwde oppervlakte. Welk een arbeidsveld voor blank en bruin is hier geopend geworden!

Wél trachten de nationalistische en links georiënteerde groepen, onder invloed van Marxistische denkbeelden, de door Nederlandsche energie, eerlijkheid en ondernemingsgeest verkregen resultaten te verkleinen of te negeeren, wél wordt hun kreet "Indië los van Holland" zelfs door zich "Nederlanders" noemende theoretici steeds luider, doch ieder onbevooroordeeld kenner van Indië zal moeten toegeven, dat deze leuze, indien reeds nu doorgevoerd, slechts een ramp voor Indië zou zijn. Evenzeer zou stellig het belang van Indië niet gediend zijn, indien ons Bestuur werd vervangen door dat van eene andere Europeesche, Amerikaansche of Oosterse he Natie, waar het onze zijne plichten jegens land en volk uitnemend vervult.

Doch niet minder is het blijven van Indië onder Nederlandsch Staatsgezag een belang van de eerste orde voor Nederland. "Indië verloren, rampspoed geboren", is eene leus, waaronder eenige jaren geleden, ik meen jhr. Sandberg, eene sprekende brochure uitgaf.

Laat ik hier doen volgen de "gulden woorden" der slot-alinea over dit zelfde onderwerp van het rapport van de Staatscommissie ("Heemskerk") voor de Verdediging van Ned.-Indië, ingesteld in 1912, en door meer bevoegde krachten opgesteld dan de mijne;

"Uit den aard der zaak is het ondoenlijk, in het veelomvattend

"raderwerk, dat handel, scheepvaart, nijverheid en zoovele andere

"bronnen van welvaart in het land in beweging houdt, tot in de

"uiterste vertakkingen den invloed na te sporen van het koloniaal

"bezit, die in den langen loop der jaren in het geheele volksbestaan

"is doorgeweven. Vast echter staat het feit, dat niet minder dan

"aan het politiek aanzien van Nederland, aan de economische hulp-

"bronnen, ·aan de geheele volkshuishouding in het Moederland door

"den tenietgang van ons gezag in Indië een in zijn g~volgen on-

"berekenbare slag zou worden toegebracht."

Uit dien hoofde is het Nederlandsche Volk verplicht, in Ned.-Indië eene betrouwbare weermacht te onderhouden, zoo krachtig mogelijk om zijn gezag in dat geheele gebied te kunnen handhaven. Dat de vloot in dit uitgestrekte eilandenrijk, met afstanden als van Ierland

(6)

tot aan de Kaspische Zee, van zulk een weermacht een integreerend deel moet uitmaken, en tegenover een buitenlandschen indringer, die natuurlijk van overzee komt, eene zoo groot mogelijke offensieve en defensieve kracht moet kunnen ontwikkelen, ligt in de rede.

Zoolang de algemeene wereldvrede helaas nog niet is verwezen- lijkt, zoolang in den Volkenbond zelven, zich nog zoovele tegenstel- lingen openbaren, zoolang z.g. ontwapeningsconferenties weinig effect sorteeren, zoolang vooral in den Pacific zooveel brandstof ligt opgehoopt, (ziet naar China, Japan, Sovjet-Rusland), en Neder- landsch-Indië ligt in een der knooppunten van het wereldverkeer te water, (ik roep hierbij in Uw herinnering terug de voordracht, gehouden door den kap.-Iuit. t. zee J. van Reede, toenmalig direc- teur der Hoogere Marine-Krijgsschool, luidende "De Strategische Positie van Ned.-Indië", vanaf deze zelfde plaats op 2 Januari 1930 gehouden), zoolang de Nederlandsche Natie is toegetreden tot den Volkenbond en daardoor verplichtingen omtrent handhaving der neutraliteit voor bepaalde gevallen op zich genomen heeft, zóólang zal Nederland zich niet kunnen onttrekken aan den vrijwi\lig op zich genomen plicht, ook daadwerkelijk eene militaire macht, naar zijn draagkracht, te onderhouden.

Drogredenen als die van de geheel-ontwapenaars kunnen slechts als politiek boerenbedrog worden aangemerkt.

Zulk een vloot kan niet bestaan uit politieschepen zonder eenige gevechtswaarde, die bij werkelijke neutraliteitsschennis slechts dezelfde dwingende kracht kunnen uitoefenen als de verroeste wapenschilden, waarover ik het in den aanvang reeds had, maar daarentegen uit meer of minder krachtige oorlogsschepen, in hun soort gelijkwaardig aan soortgelijke van den tegenstander of van den eventueel en bondgenoot, opdat zij voor dien bondgenoot geen blok aan het been zullen zijn. Voorts moet de samenstelling har- monisch zijn, de watervliegtuigen daarin zijn opgenomen, en alles ge- baseerd zijn op een weloverwogen en welomlijnd plan. Aan deze voorwaarden voldoen tegenwoordig onze schepen van oorlog in Indië. Onze vloot aldaar, met uitzondering van de ongelukkige

"De Zeven Provinciën", is, hoewel numeriek klein, in alle opzichten modern en goed geoutilleerd, en wèl geoefend. Over de thans in het licht getreden ernstige fouten in den militairen geest van een deel van het personeel en middelen ter gezondmaking, heb ik het straks, het is de clou .van mijne voordracht. Het gebeurde op Hr. Ms. "De Zeven Provinciën", welker bemanning gedeeltelijk tot muiterij oversloeg en waardoor het 'prestige onzer Marine een zware slag is toegebracht, is wel een gebeuren, dat ieder onzer voor onmogelijk zal hebben gehouden.

De Regeeringsverklaring, op 7 Februari jJ. in de Tweede Kamer afgelegd, vermeldt daarin kort en waardig:

"Ingrijpende maatregelen zullen worden genomen tegen ver-

"derfelijke invloeden, die de geesten hebben rijp gemaakt tot aan-

(7)

"randing van het gezag door landsdienaren, die vrijwillig den plicht

"op zich hebben genomen dat gezag te dienen."

De gebeurtenissen.

Aan de hand van het medegedeelde, op 20 Februari 193J, door den Commandant der Zeemacht in Ned.-Indië aan den Volksraad, breng ik de navolgende gebeurtenissen in chronologische volgorde in herinnering:

16 December 1932: Besturen CAMBO op audiëntie bij den Commandant der Zeemacht te Batavia, wegens de aangekondigde traktements- verlaging van 1 Januari 1933, van 7 % boven de sedert 1 Januari 1932 ingevoerde van 10 %.

29 December 1932: Algemeene ledenvergadering te Soerabaja van ruim 700 leden van den Bond van Minder-Marine-Personeel, voorafgegaan door een stilzwijgende demonstratie dezer korporaals en manschap- pen van Passer-Besar naar Concordia. Stormachtig verloop der vergadering. Telegram met bedekte bedreiging aan Minister van Defensie.

Besloten werd tot algemeene vergadering met Inlandsehen Marine Bond, indien op I januari de uiting van ernstig protest niet het gedachte resultaat zou opleveren.

31 December 1932: Op alle schepen en vaartuigen wordt bekend gemaakt het volgende telegf1!Jm van den Commandant der Zeemacht:

"Als gevolg van tusschen Indische Regeering en Opperbestuur

"gehouden overleg, blijft in afwachting van nadere regeling be-

"staande korting op traktement van 10 % voor militairen der Zee-

"macht gehandhaafd."

N.B. In het telegram van den Minister van Koloniën aan den Gouverneur-Generaal stond daarbij "nog korten tijd".

(Het is m.i. zeer te betreuren, dat deze toevoeging vergeten is in het telegram van den Commandant der Zeemacht. Verkeerdelijk wordt hieruit geconcludeerd, dat de korting nu van de baan is.) Groote vreugde in het CAMBO. Eene later tegengesproken uitlating van den Commandant der Marine te Soerabaja schept mede dezen verkeerden indruk. De R. K. Vereeniging van Marine Personeel en de Vereeniging van Technici begrijpen, dat de korting nog niet van de baan is.

janl1'ari 1933: Vergadering Bond van Marine-Onder-Officieren en 's avonds van Bond van Minder-Marine-Personeel.

2 januari 1933: Het Nederlandsch Eskader vaart uit. In Soerabaja blijven nog 3700 man, waaronder 1500 Europeanen, behoorende onder com- mando Marine-Commandant.

26 januari 1933: Nieuwe sa.larisregeling wordt op de Vloot bekend ge- maakt, behelzende: 4 % korting voor Europeesch personeel, 7 % korting voor Inlandsch. 's Ochtends vergadering Bond van Minder- Marine-Personeel te Soerabaja.

27 Januari 1933: Commandant Zeemacht naar Soera.baja per vliegtuig.

150 korporaals en minderen demonstreeren op Passer-Besar; wor- den verspreid.

Algemeen vergaderverbod.

(8)

28 Januari 1933: 150 passagierende schepelingen vormen optocht op Oedjongweg; tegengehouden door politie en marinepatrouille.

100 ma,n, die niettegenstaande verbod in Marinegebouw vergader,·

dt!n, dit belet.

Openluchtvergaderingen verijdeld.

Ongeveer 50 man, die in groepen van 5 demonstreerden voor hu'is van den Eskadercommandant, waar de Commandant der Zeemacht logeerde, verspreid door marine-patrouille.

Nacht 29 op 30 Januari 1933: Twee compagnieën Landmacht komen in Soerabaja voor mogelijke assistentie aan.

30 Januari 1933: Geen gevolg gegeven aan order van aantredt!n door Euro- peesche korporaals en manscha'ppen op Hr. Ms, "Java", "Evertsen"

en "Piet Hein".

Van "Evertsen" bleven 17 Inlandsche sch,epelingen weg.

Van "Java" bleven 7 Inlandsche schepelingen weg.

Commandanten wijzen hunne manschappen op de ernstige en on- vermijdelijke gevolgen van deze dienstweigering, waarna verzet wordt opgegeven, behalve van ongeveer 50 korporaals en manschap- pen en enkele Inlandsche schepelingen. Eenige Inlandsche schepe- lingen plegen verzet en worden ingerekend,

Totaal 64 Europeesche en 9 Inlandsche schepeliJlgeJl iJl ·arrest.

's Middags vloot naar zee.

31 Januari 1933: Alles rustig.

3 Februari 1933: Massale dienstweigering van Inlandsche schepelingen, in totaal 428. Dezen naar Madoera naar quarantainebarakken. Volgende dagen: Nog 42 Inlandsche schepelingen weigeren dienst. Totaa!

aanta,1 dienstweigeraars stijgt tot 470 Inlandsche schepelingen.

4 Februari 1933: M u i ter ij op Hr. Ms. "De Zeven Provinciën", terwijl commandant, eerste officier, vele officieren en een deel der be- manning aan den wal verbleven. Aan boord aanwezige officieren en onder-officieren treden niet op, zooals huil' plicht hen moest voor- schrijven. Officieren en onder-officieren de gevangenen der muiters.

"De Zeven Provinciën" stoomt onder muitercommando naar zee.

bestemming Soerabaja. Aldebaran met Commandant der "Zeven Provinci'ën", gewapende officieren en deel bemanning volgt. "De Zeven Provinciën" weigert nadering van Aldebaran en dreigt.

Aan boord der "Zeven Provinëiën" aanwezig: 16 officieren, waar- van 1 luit. t.z. der 2e klasse, 3 officieren Mar. Stoornv. Dienst der 2e klasse en 12 luit. t.z. der 3e klasse, 9 Europeesche en lnlandsche onder-officieren, 44 Europeesche korporaals en manschappen (waar- van 28 muiters) en 184 lnlandsche korporaals en ma,nschappen

(muiters) ,

6 Februari 1933: Hr. Ms. K VII en K XI met oorlogstorpedo's van Soerabaja vertrokken.

7 Februari 1933: Nederlandsch Eskader, bestaande uit Hr. Ms. "Java",

"Evertsen" en "Piet Hein", na afgeving Inlandsche bemanning, die onbetrouwbaar wordt geoordeeld, van Soerabaja vertrokken.

9 Februari 1933: Nederlandsch Eskader van Tandjong Priok vertrokken naar straat Soenda.

10 Februari 1933: Des morgens 9 uur ontmoeting met "De Zeven Provin-

(9)

ciën" Drie maal werd het navolgende sommatiesein afgegeven per D. T. door het vliegtuig 0 11:

"Geef U onvoorwaardelijk over of geweld zal worden gebruikt.

Stoppen en witte vlag hijschen en groote witte vlag op den bak boven de tent." Om 9 uur 12 m. was sommatiesein afgeloopen. Hier aan werd niet voldaan. "De Zeven Provinciën" seint van 9 uur 3 m.

tot 9 uur 16 m. het volgend bericht uit: "Aan alle autoriteiten. Ab·

soluut geen communistische neiging. Geen geweld in zin, doch alleen protesteeren tegen salariskorting en gevangenneming protesteerend marine-personeel. Ons niet hinderen. Alles wel aan boord. Geen gewonden. Dienst gewoon zijn gang. Verder bevelsovergave aan commandant een dag voor aankomst" (onderteekening): "De Euro- peesche en Inlandsche bemanning".

Om 9 uur 16 m. seinde "De Zeven Provinciën", dat het sommatie- sein ontvangen was. Om 9 uur 18 m., dus 16 minuten na de laatste sommatie, wierp de 0 II van de hoogte van 1200 M. een bom van 50 K.G. Deze enkele bom, voorafgaande aan den eigenlijken bom- aanval, was bedoeld als waarschuwing en was dan ook gericht vóór den boeg van het schip. Maar de kans van treffen van het schip is daarbij allerminst uitgesloten en inderdaad werd het schip getroffen aan bakboord op het tentdek. De bom sloeg door het tentdek heen en ontplofte boven het opperdek. Gedood werden 3 Europeesche schepelingen, 20 Inlanders, 2 zwaar gewond, 2 Europeesche zwaar gewond; licht gewond 2 Europeesche, waaronder I officier en 3 In- landsche schepelingen.

De muiterij was beraamd zoowel door de Inlandsche als door een deel der Europeesche korporaals en manschappen.

Doordat de officieren niet dadelijk de beschikking hadden over geladen pistolen, zijn kostbare oogenblikken, waarin door plotseling- krachtdadig ingrijpen de normale toestand nog hersteld had kunnen worden, verloren gegaan.

De officieren hebben zich, overtuigd van een zekere nederlaag tegen de gewapende sterke overmacht en de vrees voor moord op de gijzelaars en de Europeesche schepelingen, in een defensieve hou- ding op het achterschip laten dringen. De eisch tot overgave van het gebarrikadeerde achterschip en van hun wapens werd door de officieren afgewezen.

Gearresteerd werden na de overgave 28 Europeesche korporaals en manschappen en 184 Inlandsche schepelingen.

De gedragingen van commandant en een aantal officieren van Hr. Ms. "De Zeven Provinciën".

Het laatste bericht hieromtrent , is ingekomen den 4en Maart,

luidende:

Aneta seint uit Batavia:

"De Java-bode meldt, dat duidelijke aanwijzingen thans reeds de

"conclusie veroorloven, dat het gedrag van de meeste officieren, aan

"boord van De Zeven Provinciën, den indruk vestigde, dat zij vol-

"komen het hoofd verloren hadden, dan wel de militaire eigen-

(10)

"schappen misten, welke bij het uitbreken van de muiterij tot spon-

"taan verzet hunnerzijds had kunnen leiden. Bij de onderlinge be-

"sprekingen nadat de muiterij uitbrak, waren velen hunner tegen

"het aanwenden van pogingen om zich weer van het schip meester

"te maken. Slechts enkelen hadden herhaaldelijk plannetjes in die

"richting, doch de meerderheid niet.

"Van de vier aan boord aanwezige officieren van den Marine-

"Stoomvaartdienst waren drie officieren der 2e klasse tegen, en

"slechts één officier 3e klasse vóór verzet.

"Over het algemeen zijn er uiterst weinig lichtpunten in het gedrag

"van de meeste officieren, zoodat het thans zeker is te achten, dat

"verscheidene hunner voor den krijgsraad zullen moeten verschijnen.

"Gebleken is, dat de tucht en de opvattingen van den dienst aan

"boord van De Zeven Provinciën reeds geruim en tijd alles te wen-

"schen overlieten. Dit was het gevolg van het feit, dat het commando

"belangrijk te kort schoot, zoodat het schip het zwarte schaap van

"de Marine genoemd werd. De commandant van De Zeven Pro-

"vinciën, de K. L. t. Zee P. Eikenboom, valt ernstig te laken. Hem

"zal in elk geval ontslag worden verleend, onafhankelijk van de

"vraag, of hij ai dan niet voor een krijgsraad zal moeten verschijnen.

"Voorts staat vast, dat de eerste officier·van De Zeven Provinciën,

"de Luit. t. Z. C. Meyer, tegen de voorschriften in, tegelijk met den

"Commandant van boord ging naar de societeit.

"Dit en de verwording van de dienstopvatting aan boord noemt

"het blad de eenige verzachtende omstandigheid bij de uiterst

"treurige houding van de meerderheid der officieren."

Tot zoover de Java-bode.

De bovenstaande berichten, die ongetwijfeld juist zullen zijn, gevoegd bij hetgeen reeds bekend was uit het interview van den luite- nant ter zee der 3-klasse de Vos van Steenwijk; gevoegd bij de be- kend geworden opvattingen van den commandant, die zich van de ontvangen waarschuwingen, eerst van den commandant der Zee- macht, daarna van den commissaris van politie, niets aantrok; gevoegd bij het allerbedroevendste feit, dat de eenige man, die tot het laatst toe aan boord had moeten blijven, n.1. de officier van dienst, op dat oogenblik waarnemend commandant, overboord sprong om den commandant te waarschuwen, in plaats van de leiding te nemen met de bedwinging der muiterij, door alle officieren en onder-officieren om zich te verzamelen met alle mogelijke wapens, al was dat des- noods alléén een sabel;

gevoegd bij het feit, dat de officieren zelfs niet in het bezit schenen te zijn van patronen en pistolen, wat onverantwoor- delijk genoemd moet worden na de ontvangen waarschuwingen;

dit alles maald zulk een ontstellenden indruk, dat dit Iheele ge- beuren voor ieder rechtgeaard officier ongelooflijk klinkt en diep en diep beschamend.

Het verdere onderzoek zal dienen te worden afgewacht.

.Op één belangrijke fout, die nu weer aan het licht is getreden,

(11)

wil ik de aandacht vestigen, en dat is, hoezeer het te bejammeren is, dat de naam van adelborst der I-klasse, oer-oud in onze Marine, sedert eenige jaren vervangen is door dien van "luitenant ter zee der 3-klasse", terwijl die jongelieden naar de ondervinding nog niet de capaciteiten hebben, dien naam van "luitenant ter zee" te dragen. Zij moeten nog van alles leeren en denken nu te zeer, dat zij alles weten. Van deze jeugdige officieren, hoogstens I

Y2

jaar van het Instituut, misschien nog niet eens

Y2

jaar, waren 'er 12 bij het uitbreken der muiterij aan boord; de Vos van Steenwijk was één hunner. In mijn tijd bleven wij 4 jaren dien rang houden, later werd het

3Y2,

allengs 2 jaar, en tegenwoordig worden alle luitenants ter zee 3-klasse na 2 jaar bevorderd, zoo zij voldoende gunstig beoordeeld worden. Deze adelborstentijd werd aan boord geheel als leertijd beschouwd, voor het opdoen van practische ervaring vooral, overal moesten wij met onzen neus bij zijn. Een adelborst der I-klasse, hoewel in naam officier, werd nog niet .voor "vol"

aangezien, zij hadden een eigen verblijf je aan boord, waar het wel eens luidruchtig, maar bovenal gezellig toeging. Dat was de jeugd.

Deed een adelborst wat verkeerd, dàn kreeg hij geducht daarover te hooren, en dat was niet prettig, maar hij was nog een "jonker".

Met zijn nieuwen naam, is zijn aard en kennis en ondervinding niet veranderd. Maar nu zitten zij ook in de longroom, waar zij m.i. nog niet behooren. Zij hooren nu te veel, worden te gauw frère-compagnon met de luitenants ter zee 2-klasse, tegen wie wij in onzen adelborstentijd hoog op zagen, en die ons meestal goed onder den duim hielden en heelemaal niet vriendelijk toespraken, vooral niet, wanneer wij op de wacht eens iets verkeerd deden of vergaten te doen. Dan kon er een briesje staan. Maar daardoor leerden we ook veel van hen, vooral stipt dienst doen. Ik ben overtuigd dat, wanneer één flink officier,Lc. de luitenant ter zee I-klasse, officier van dienst, die nu overboord sprong, zijn plicht was nagekomen en die jeugdige officieren en de onder-officieren had kunnen verzamelen (of dit mog~lijk geweest ware kan ik nu niet beoordeelen) , gewapend natuurlijk, desnoods alleen met hun sabel, en leiding had gegeven bij resoluut optreden, dan zouden ook deze zeer jeugdige officieren niet het hoofd verloren hebben en hun leven hebben ingezet, zooals had behoord, waar zij nu plotseling voor feiten stonden, die zij allerminst schijnen te hebben voor mogelijk gehouden. Ik vraag mij af, of art. 143 W. M. S.

(Wetboek Militair Strafrecht) op het Instituut wel behoorlijk met hen is behandeld, dat voorschrijft:

"De militair, die opzettelijk toelaat, dat een mindere een misdrijf

"pleegt of die, getuige van een door een mindere gepleegd misdrijf

"opzettelijk nalaat tegen den dader de door het belang der zaak

"gevorderde maatregelen van geweld naar vermogen aan te wen-

"den, wordt gestraft gelijk de medeplichtige".

Nu denkt het geheele land, dat 16 volwaardige officieren niet

(12)

wisten op te treden. Hiervan waren er echter 12, die naar hun practische ervaring, zooals de Engelschen dat noemen, "sub- lieutenants" waren, d.i. adelborsten der I-klasse. Dit neemt niet weg, dat hun optreden, voorzoover thans te beoordeelen, zéér valt te laken.

De materiëele positie van het Marine-personeel beneden den rang van officier en de oorzaken der gepleegde ongeregeldheden.

Het laat niet den minsten twijfel, of he·t Marine-Bestuur, zoowel in Nederland als in Ned.-Indië, heeft, vooral nà den wereldoorlog, een open oog gehad voor verbetering der materiëele positie van het personeel. Uiteraard was het Marine-Bestuur gebonden aan de financieele mogelijkheden van zijn budget, terwijl geldelijke be- looningen moeten worden getoetst aan die van andere lands- dienaren. In tijden van financieelen voorspoed zien wij dan ook,· hoe telkens belangrijke verbeteringen intraden, doch bij keeren van het getij, b.v. in 1924, toen bezuinigingen gebiedend nood- zakelijk werden, gewettigd bovendien door daling van het index- cijfer, moesten maatregelen genomen worden, die voor het personeel achteruitgang beteekenden. Dit neemt niet weg, dat ieder staats- dienaar, en in de allereerste plaats de militair, zijn plichten tot in laatste instantie heeft voor oogen te houden. Uiterlijk verzet, demon- stratie e.d. uitingen, mogen nimmer in hun brein opkomen, laat staan tot uitvoering komen.

Onder de vele verbeteringen moge ik noemen:

I. Belangrijke verbeteringen der traktementen en soldijen.

2. Belangrijke verbeteringen der pensioenen en weduwen- pensioenen.

3. Vrije tandheelkundige behandeling.

4. Instelling van het Georganiseerd Overleg.

5. Toestemming aan officieren, onder-officieren en de oudere korporaals onder bepaalde voorwaarden zich door hun gezin naar Ned.-Indië te doen vergezellen op Rijkskosten.

6. Het geven van gehuwdentoelagen.

7. Toekenning van vergoeding bij bevolen overplaatsing voor verhuiskosten van het gezin.

8. Toekenning van uitrustingskosten, ook bij vertrek naar de tropen.

9. Toekenning van woningtoelage aan militair personeel in Oost-Indië.

10. Toekenning tegemoetkomingskosten bij aanschaffing uniform bij bevordering.

. 11. Het verschaffen van goede en goedkoope woningen, expresse- lijk daarvoor gebouwd, aan gehuwde Europeesche onder-officieren

(ook korporaals) en voor Inlandsche onder-officieren en man- schappen. Voor de laatsten is een enorm huizencomplex gebouwd op Tg; Perak.

(13)

12. Het vestigen van een Militair Tehuis te Soerabaja in de boven- stad, waar de schepelingen zich kunnen verpoozen, zonder genood- zaakt te zijn vertering te maken, en waar een, ik meen ·50 of meer zit-slaapkamers voor weinig geld per week beschikbaar zijn voor ongehuwden, of gehuwden met gezin in Holland, die b.v. wenschen te studeeren voor hoogeren rang of er 's avonds eens uit willen zijn, of voor hen die aan den wal zijn geplaatst.

13. Als boven van een RK. Militair tehuis. Opgemerkt wordt, dat deze Tehuizen gedreven worden door eene Burgervereeniging, en het Gouvernement belangrijke subsidie gaf voor den bouw dier Tehuizen.

14. Beschikbaar stellen van eene cantine voor onder-officieren.

eene voor korporaals en manschappen en eene voor Inlandsche schepelingen aan den Oedjong.

Thans, n\l de financieele positie van Ned.-Indië gelijk staat met een noodtoestand, zijn ook, gelijk aan alle landsdienaren aldaar, met ingang van 1932 kortingen opgelegd op de soldijen van 10 %, en met ingang van I Februari 1933 v00r de Europeesche nog eens 4 % en voor de lnlandsche nog eens 7

%.

Bij de bekendmaking dier laatste kortingen, die eerst voor de Europeanen ook ,op 7 % waren gesteld, hebben zich eenige compli- caties voorgedaan, welke in verband met de bedoeling van deze lezing en den beschikbaren tijd, geene bespreking behoeven, doch die aanleiding gaven tot ontevredenheid en tot verhitting der ge- moederen.

De Minister van Defensie heeft op 7 Febr. in de Tweede Kamer, bij de interpellatie-Drop, een duidelijke uiteenzetting gegeven van deze kortingen.

Nog citeer ik de volgende bepaling uit de nieuwe soldijregeling:

"Schepelingen, die door toepassing van de korting binnen de keerkringen lagere inkomsten genieten, dan waarop zij buiten de keerkringen vertoevende, volgens de op 1-1-32 bestaande regeling, aanspraak hebben vermeerderd met 10 %, worden in het genot van een toelage gesteld ten bedrage van het verschil".

De kortingen van korporaals en minderen variëeren van 10 tot 35 cts per dag.

Wanneer men de cijfers der nieuwe bezoldigingen per 1 Februari bekijkt, dan moet mij van het hart, dat de groote ontstemming onder de Europeesche en Inlandsche schepelingen, die daarvan het gevolg was, mij niet gemotiveerd lijkt in de tegenwoordig financieel abnor- maal moeilijke tijden, welke drukken op bijkans iederéen, en op den doorsnee Nederlander of Inheemsche naar evenredigheid veel zwaarder. Ned.-Indië zag in enkele jaren zijne Staatsinkomsten van 500 miljoen terugloopen naar 250 miljoen; in Nederland alleen heeft men 400.000 werkeloozen, die hunkeren naar werk, en die van heel wat minder gedwongen zijn rond te komen: zij ontvingen in 1932 aan werkeloozensteun 132 miljoen gulden. Dat zijn meer dan

(14)

ontstellende cijfers. Ieder Staatsburger, ook de marineschepeling moet beseffen, dat ook hij zijn offer moet brengen, en dan is deze korting, loopend van 10 tot hoogstens 35 cents per dag, voor den lageren marineschepeling toch zeker niet te hoog, en in geen geval te hoog voor den ongehuwden schepeling, waarvan het gros zijn ruim salaris alleen noodig heeft voor kleeding en menu-plaisir. Aan den gehuwde valt de korting uiteraard zwaarder, maar dat is het lot van alle gehuwden.

Op I Augustus 1932 waren van de 540 Europeesche Marine-

onder-officieren er 509 gehuwd, van wie 322 hun gezin in Indië

hadden.

Van de 1187 Europeesche korporaals en manschappen waren 367 gehuwd. Van deze hadden slechts 15 hun gezin in Indië.

* * *

Eene critische beschouwing van al het gebeurde kan ieder wel- denkend mensch, die alles tegen elkander afweegt, geen andere gevolgtrekking doen maken, dan dat deze heele salarisquaestie, hoe onaangenaam ook, door het Marine-personeel zonder morren had moeten worden aanvaard.

Maar daarbij vraag ik mij af, of het wellicht aan voorlichting van hoogerhand heeft ontbroken, ik bedoel van de zijde der comman- danten. En dat vooral, omdat bekend genoeg is, dat de Bonds- leiding hare leden immer hoogst eenzijdig voorlicht. Toen het begon te gisten, hadden de commandanten, desnoods dagelijks, hunne menschen voor den boeg moeten laten komen en uitleg moeten geven van de oorzaken der onvermijdelijke soldijverlaging. lij had- den niet moeten nalaten, om de menschen hun verondersteld leed gemakkelijker te doen dragen door cijfers en voorbeelden, als het budget van Indië, de nood der cultures, handel, nijverheid, onge- evenaarde werkeloosheid in Holland en Indië, alsmede over de geheele wereld. lij hadden hen moeten voorhouden zich als goede militairen, die het nog steeds oneindig beter hadden dan duizenden en duizenden landgenooten, hun plicht indachtig te blijven en zich kalm en waardig te gedragen, en zich niet te laten ophitsen op ver- gaderingen of waar ook.

Nu dat niet is geschied, hielden de Bonden de leiding bij de voorlichting en blijkt uit alles, dat daarbij alles heeft ontbroken, om de geesten in goede banen te houden. De leiding kon de ver- hitte gemoederen geen baas: dat bewijst de rumoerige vergadering van 700 leden, op 29 December te Soerabaja gehouden. lij heeft niets. geqaan, om den ernst van den financieel en toestand te be- lichten, en om de mensçhen te wijzen op hun plichten als militair.

Daarom zijn zulke vergaderingen een gevaar.

Ik herinner mij in dit verband een gesprek met een der burger- bestuurderen na eene vergadering van het G.O., waaraan ik deel nam. Op mijn vraag, waarom (toen dat jaar wegens den slechten

(15)

financieelen toestand, eveneens traktementsverlaging voor atle ambtenaren moest volgen) de zaak in het orgaan zoo eenzijdig werd belicht, werd mij geantwoord: "Hoe het geld er moet komen is niet onze zaak, wij komen slechts op voor de belangen onzer leden".

Nu zit de Marine en het vaderland met de brokken.

Recht zal worden gedaan zonder onderscheid van rang of klasse, verzwarende of verzachtende omstandigheden zullen in aanmerking worden genomen. De schuldigen zullen hunne straf niet ontIoopen, behalve wellicht de lieden ac\1ter de schermen.

Buiten deze bestraffing zuIlen andere ingrijpende maatregelen door de Regeering worden genomen, reeds aangekondigd bij de opdracht aan de Commissie, benoemd door den Minister van Defensie op 25 Februari j .1., teneinde onze Marine voor altijd te behoeden voor dergelijke excessen, als thans helaas zijn voorgevallen.

Volledigheidshalve vermeld ik deze zooevengenoemde opdracnt, die luidt:

"De Commissie heeft tot opdracht te onderzoeken - en den

"Minister daarbij van advies te dienen - of naast de middelen,

"welke ingevolge de bestaande bepalingen en voorschriftert aan het

"gezag reeds nu ten dienste staan, er andere noodig zijn, al dan

"niet met wijziging van bestaande bepalingen, ter duurzame ver-

"sterking van den goeden. geest in de weermacht en ter duurzame

"betere handhaving van de krijgstucht, waarbij onder meer de op-

"leiding van de officieren en de aanwerving, alsmede de bevordering

"van het vrijwillig dienend personeel punten van behandeling zullen

"moeten uitmaken".

De geest van het Europeesche Marine-personeel in den dagelijksehen dienst. Invloeden van binnen en van buiten de Marine.

Erkend moet worden dat, ondanks de vele duistere invloeden, met het Europeesche personeel in normale tijden, waaronder ik ook de jaren van d.en wereldoorlog reken tot November 1918, zoo hier als in Indië, als regel goed te werken valt. Het vervulde zijne diensten over het algemeen met opgewektheid en het goed opgeleide perso- neel is dan ook ten volle voor zijn taak berekend.

Vandaar, dat men in normale tijden aan boord van een ingeslopen

&ociaIistischen geest, waarvan een groot deel, en terecht, wordt ver- dacht, niets bemerkt.

Hoe méér nuttig werk aan boord is te doen, hoe méér de officieren zich persoonlijk bemoeien met hunne ondergeschikten, des te beter is de geest, des te grooter de opgewektheid, waarmede de oefeningen en de werkzaamheden worden verricht. De onbetrouwbare elementen loopen dan te spoedig in de gaten en krijgen geen kans, temeer daar de goede elementen, die der kwade. gelukkig belangrijk over- treffen. Meermalen werd opgemerkt dat de ergste stokebranden juist

(16)

degenen zijn, die zelf nooit of zelden straf oploopen, zich uiterlijk zeer militair gedragen, maat achter de schermen met hun stiekem

"gekanker" over allerlei kleinigheden, den geest afbreuk doen. Dan worden allerlei nietigheden - speldeprikken noemt men dat - aan- gegrepen om de menschen ontevreden te maken.

Zulke ontevreden karakters, die men natuurlijk ook buiten de Marine aantreft, kunnen hun heilloozen invloed uiteraard gemakke- lijker ongestraft tot uiting brengen op grootere, dan op kleinere schepen. Op de laatste, b.v.onderzeebooten, waar officieren, onder- officieren en manschappen van den ochtend tot den avond op elkaar zijn aangewezen en voortdurend met ,elkaar in contact komen, het- geen vooral voor de jongeren verheffend werkt, leert men elkander kennen van haver tot gort, en ontstaat een niet weg te cijferen band. Een reis als van de K XlII maakt van allen vrienden, door alles wat gezamenlijk wordt medegemaakt, en schept een band voor het leven. Hetzelfde was het geval op onze torpedobooten, welke wij vroeger in groot aantal hadden, en waarvan de beman- ning ook geruimen tijd bij elkander bleef; op de mijnenleggers, torpedobootjagers, opnemingsvaartuigen. De z.g. groote schepen, de kruisers en de pantserschepen waren de broeinesten voor de onte- vreden elementen, waar deze zich het gemakkelijkst konden ont- plooien.

Bekijken wij eens een nieuw in dienst gekomen schip. Van allerlei andere schepen en diensten aan den wal, worden de manschappen daarop geplaatst om de bemanningslijst, die precies aantal en qualiteit der opvarenden voorschrijft, te vullen, en zoo worden allerlei elementen toevallig samengebracht. In den aanvang gaat alles .~oed,

ieder doet zijn plicht. Wanneer zich echter eenige ongure elementen aan boord bevinden, begint langzaam en geniepig hun kwaden invloed om den hoek te kijken. Gelukt het deze drijvers te ont- maskeren of van boord te krijgen, dan komt de goede geest ook even zoo snel terug.

Meermalen heb ik dit kunnen opmerken. Ik zal U een vrij recente onderVinding mededeelen. Tijdens de eerste reis van H.r. Ms. "Su- matra" in I 926/27, welke kruiser toen de bekende vlagvertoonreis maakte via het Panamakanaal, was ik destijds Ie-officier. Ofschoon de schepelingen volle gelegenheid hadden, zooals is voorgeschreven, om eventueele klachten of wenschen voor te brengen (want schip en bemanning moeten nog aan elkaar wennen, zooals met ieder onzer, die een nieuw huis gaat bewonen) kwam, liggende in Vera- Cruz, een geval van sabotage voor, n.l. het buitenböord werpen van een klein onderdeel van een kanon, zonder dat in het minst was na te gaan, of dit een uiting kon zijn van ontevredenheid over zeker gebeuren. De commandant was naar Mexico-City voor officieel bezoek aan den president. Kdmt sabotage aan boord voor (gelukkig tegenw'óordig zelden), da,n worden onmiddellijk waar noodig, na werktijd schildwachten uitgezet, ook 's nachts natuurlijk, die elk een

(17)

dienstijver, kweekt slechts "kankeraars" in plaats van karakters.

Dit neemt niet weg, dat invloeden van buiten de geesten kunnen vergiftigen, en dat de opgewekte waandenkbeelden in bepaalde gevallen dien schepelingen te sterk worden, die te weinig karakter hebben, om hun militaire plichten onder alle omstandigheden als No. I te beschouwen. Ook de massa-psychose speelt hierbij een rol.

Tot het gif, dat den laatsten tijd van buitenaf den schepeling trachtte af te brengen van zijn plicht, reken ik ook de taal die ge- sproken werd op de vergaderingen, zooals die gehouden zijn in Soerabaja, naar aanleiding van de aangekondigde salarisverminde- ring, alsmede het gif, dat regelmatig, druppelsgewijs toegediend werd in het Algemeen Marine Weekblad, alsmede in Helder in het socialistische Marinegebouw.

Een enkel voorbeeld. In dat blad van 19 Jan. '33 komt voor een z.g. Indische brief No. 20 onder het hoofd: "De Overwinning". Daarin wordt het volgende gezegd van de plaats gehad hebbende ,.Zwijgende betooging" van 700 man, die marcheerden van Passer Besar naar Toendjoengan, naar het vergaderlokaal Concordia, op 29 Dec. I 932 :

"Het was indrukwekkend en grootsch. Een der marine-autoriteiten

,.zei later, dat in stilzwijgen een sterk protest kan liggen. Dit bleek

"nu men de mannen daar zag loopen. Er werd geen woord gesproken.

"Het was een geweldige demonstratie van solidariteit en kracht.

"Men las van de gezichten, dat men onverzettelijk was en dat, wan-

"neer de regeering zou besluiten de verlaging toch door te voeren,

"het ergste stond te vreezen" .

Ik vraag mij af, of hier nu niet den militairen lezer gesuggereerd wordt, dat volgens den schrijver de menschen van plan zijn dienst te weigeren of andere vergrijpen te plegen, indien de Regeering. de

~\angekondigde traktementsverlaging doorvoert en dat zulks dan heel logisch is ! Hier wordt een dreigement gelegd in die zwijgende be- tooging: het heftige telegram, dien avond aan den Minister van Defensie gezonden, uitte dien geest, doch sprak alleen van "gevolgen zijn niet te overzien". Verder dorst men telegrafisch niet te ·gaan.

Doch deze brief, geschreven vermoedelijk door den Indischen burger-

bondsbestuurder, verklaart m.i. duideiijk de bedoelingen, die trouwens zijn uitgevoerd op 30 Jan.

Mag een Marine-bestuur, dat zich zelf is, voor bedreigingen van

zijn personeel wijken? De vraag stellen, is haar beantwoorden.

Is het voorts niet opmerkelijk, dat in de verslagen over de ver- gadering van 29 Dec. 1932 nergens voorkomt, dat het Bestuur zijn leden, (toen deze vergadering een stormachtig verloop had), ernstig heeft voorgehouden het 1 ste beginsel van het Reglement van Krijgs- tucht, luidende:

"Het nalaten van elk min voegzaam en met de waardigheid' van

den militairen dienst strijdig gedrag en in het algemeen een onaf- gebroken plichtsbetrachting".

(18)

Door deze ondoordachte actie heeft het Marine-personeel nu tevens onmogelijk gemaakt, dat de Minister van Defensie binnenkort tegemoet komt aan de wenschen, verondersteld dat dit mogelijk ware.

Voor bedreiging en geweld mag het gezag niet wijken!

Het is op grond van het bovenstaande mijne overtuiging, dat de leiding van den Bond van M. M. p. in deze geheele traktements- quaestie zijne taak niet heeft begrepen en verstaan, om onberaden stappen als die van de dienstweigeringen te Soerabaja te . voor- komen.

De schuld zit hem in de gebruikte methode en in de mentaliteit zijner leiders.

Het nog niet door zijn leiders bedorven deel van het personeel zal dat binnenkort of reeds nu 'inzien. Rechtvaardige behandeling van zijne meerderen .geniet het personeel allerwege, de voeding is uitmuntend, de gages zijn, ook voor deze abnormale tijden, ,nu ieder zich moet inkrimpen, alleszins voldoende te achten. Wanneer later hopelijk weder betere tijden komen, zullen deze soldijen ongetwijfeld weer verbetering ondergaan.

Toch moet naar mijne meening aan één zaak algemeen en blijvend grootere aandacht worden besteed op de vloot, en wel aan het:

Contact van commandant en officieren met .hurme manschappen en de militaire paedagogiek.

Het gebeurde, vóóral op Hr. Ms. "De Zeven Provinciën" heeft algemeen den indruk gemaakt, dat de commandant en de officieren zéér onvoldoende bekend waren met wat omging onder het perso- neel, en de vraag doen opkomen, of het onderling contact tusschen officieren en bemanning, in het algemeen op de vloot, wel aan de verwachtingen voldoet.

.. Dat, wanneer een complot door muiters wordt gesmeed, zulks

in diep geheim geschiedt en zulks niet met de officieren of onder-

officieren wordt besproken, is vanzelf sprekend. Naar alle waar-

schijnlijkheid is ook aan boord gecomplotteerd, en moet er10ch wel zéér veel aan het toezicht hebben ontbroken, dat dergelijk gesmoes niet op de een of andere wijze in de gaten is geloopen.

Met name in den avond van den 4den Februari, den dag van uit- breking der muiterij. Slechts één, wellicht eenige, manschappen moeten hun plicht begrepen hebben en dezen hebben op het nippertje (helaas zonder gevolg) den commissaris van politie van Oleh-leh gewaarschuwd. Vermoedelijk hebben deze schepelingen, die ' dus daarvan wisten en daarmede in hun hart niet instemden, den zede-

.lijken moed gemist direct of indirect persoonlijk den commandant

of een der officieren te waarschuwen uit vrees voor wraak.

Overigens kan ik wel de verzekering geven, dat de 'officieren, die reeds meerdere jaren in dienst zijn en geruimen tijd aan boord, hunne ondergeschikten als regel zéér goed kennen, vooral op een

(19)

opleidingsschip. Maar zij kunnen niet in hun binnenste zien, en de psyche van den gesloten inlander te vatten is, voor de jonge offi- cieren in het bijzonder, welhaast ondoenlijk. Ook de taalquaestie is daarbij een beletsel, een groot deel dier inlandsche schepelingen verstaat slecht Hollandsch en de jonge officieren verstaan slecht Maleisch.

De officieren moeten den gedachtengang hunner ondergeschikten vooralleeren begrijpen.

Aan boord zijn alle schepelingen per dienstvak verdeeld in drie divisie's, elk onder een ouder officier als divisiechef, aal1 wien naar omstandigheden meer of minder jongere officieren zijn toegevoegd.

Deze officieren trekken dagelijks met hunne klassen op, geven hen persoonlijk lessen of houden toezicht, wanneer de onder-officieren les geven. Zij behartigen de belangen hunner zg. "bakken", zij onderzoeken de rapporten omtrent misdragingen, houden toezicht op de plunje der schepelingen en zijn belast met hunne militaire vorming. Blijkens artikel 36 van het Reglement van Krijgstucht moeten bij de theorieën over de Krijgstucht en over de discipline, aan de bemanningen tevens bekend gemaakt worden de voor hen van belang zijnde bepalingen van het Wetboek van Strafrecht, van de Wet op de Krijgstucht en van de Wetten betreffende de militaire Rechtspleging. Bij de theorie over de Krijgstucht moet de inhoud van het Reglement van Krijgstucht, voorzoover noodig, nader worden toegelicht. Ook wordt elk militair, blijkens art. 35, zulk een Regle- ment van Krijgstucht uitgereikt, hetwelk blijft behooren tot zijn uitrusting.

Inderdaad worden deze theorieën aan boord nu en dan gehouden.

Blijkens mijne ondervinding van vroeger, gezien ook de uitgebreid- heid van het onderwerp, veel te weinig. In de toekomst zal daaraan voorzeker zeer veel meer aandacht moeten worden gewijd. Deze lessen dienen door de officieren persoonlijk gegeven te worden, anders komt daar heelemaal niets van terecht, alsmede militair- paedagogische lessen.

Op het Kon. Inst. v. d. Marine te Willemsoord wordt uiteraard les gegeven in Militair Straf- en Tuchtrecht en in Militaire Paeda- gogiek. Of aan deze vakken gedurende de laatste jaren die aandacht is besteed, die zij in zoo hooge mate verdienen, kan ik niet beoor- cleelen, doch de resultaten zijn, te beoordeelen naar de houding dei jonge officieren van de Zeven Provinciën, wel bedroevend geweest.

De eerste plichten van den officier schijnen hier vergeten te zijn.

Met betrekking tot de Militair-Paedagogische opleiding van het personeel ga ik nog een stap v~rder, nu gebleken is, hoe een. deel van het personeel belangrijk uit zijn evenwicht is geraakt, onder welke invloeden dan ook. Er valt een tekort te constateeren aan militaire gevoelens van eigenwaarde bij een zeer groot deel van het personeel, anders was het nooit zoover in Indië met sommigen gekomen. Dáárom acht ik het noodig, neen noodzakelijk, dat de

(20)

opvoeden. Niemand kan dat beter dan de commandant, zijn over- wicht, zijn woord als vader van zijn schip, moet de goede militaire bezinning geven en daartoe opvoeden.

Voorloopig zoude ik de eerste 5 dagen der week alle hens voor den boeg laten komen (hiertoe behooren ook de officieren) bij voorkeur tegen het uur van vlaggeparade. Na het plechtige oogenblik van vlag hijschen, waarbij ieder :lan dek het militair- saluut brengt, zoude ik dan eene toespraak richten van 5 à JO minuten of een paar keer 's-weeks gedurende een langeren tijd. Bij deze eerste toespraak zoude ik het symbool, heg repen in de juist verrichte handeling, nader belichten,' en mede- deeJen, dat het mijne bedoeling is, voortaan dagelijks op dat uur mijne bemanning toe te spreken. Dan zoude ik achtereenvolgens in mijne dagelijksche toespraken behandelen al datgene, wat de Marine den laatsten tijd in beroering heeft gebracht, wijzen op verkeerde opvattingen omtrent plicht en tucht, die te voorschijn zijn getreden; ook de redenen behandelen, die tot de vermindering der ,traktementen van alle landsdienaren moesten leiden; de invloeden van revolutionnaire denkbeelden, waardoor het vuur is aangewakkerd, behandelen; om kort te gaan alles, wat op dit oogenblik actueel

i~ en de belangstelling heeft van dat personeel. Tegenover de altijd doorwroetende en onder mooie voorspiegelingen optredende revolu- tionaire partijen, zoekend naar alles, wat de natie verdeelt, predikende den verfoeilijken klassestrijd als een hoog beginsel, met als eind- doel de revolutie, moet het overtuigende, opvoedende en opbouwende woord van den commandant voortaan klinken, waarin hij vooral het besef moet opwekken, dat er nog een ander ideaal is dan het grof-materialistische der S. D. A. P., n.1. dat van trouwen opoffering voor Vorst en Vaderland; voor het Vaderland, voor die verzameling van menschen van éénen stam, sinds eeuwen vereenigd in een Staatsgemeenschap met een schoone historie, die elkaar niet moeten bestrijden en verketteren, maar moeten trachten elkaar ook moreel te verheffen, naast het bevorderen van stoffelijke welvaart voor allen!

Zijne onderwerpen liggen voor het grijpen in de bijzondere tijden

die 'wij nu beleven, doch er zijn verder onderwerpen genoeg uit

de geschiedenis van ons Vaderland; ons Vorstenhuis; onze koloniën;

Gns zeewezen; onze groote mannen; onze staatsinstellingen; onze militaire wetten; onderwerpen op sociaal- en maatschappelijk gebied, het ideaal der ontwapening; de noodzakelijkheid tot het onderhouden, zoolang nog geen algemeene o.ntwapening en wereldvrede bestaat, van een weermacht en zoo honderden onderwerpen meer.

Dit alles, samengekoppeld aan een mannelijk woord, om zijn plicht te vervullen naar eer en geweten, moet het zijn tot in den

.dood, dat alles moet, naast stipte plichtsbetrachting, de opvoedende

kracht zijn, die op onze oorlogsschepen en in de kazernes zal dienen

(21)

te worden in werking gesteld als logische en m.i. eenig mogelijke tegenkracht tegen de afbrekende, onvaderlandslievende tonen, die tegenwoordig in woord en geschrift de goede militaire eigen- schappen, welke onze mannen in ruime mate bezitten of die bij hen sluimeren, trachten te ondermijnen.

Een commandant, die de aandacht van zijn bemanning op die manier weet te binden - en dat moet elke commandant, die zich voorbereid voor wat hij wil zeggen, kunnen en verstaan - zal, daar ben ik van overtuigd, succes hebben, want de mannen aan boord zijn vatbaar voor een goed, pakkend, opwekkend woord met zedelijke strekking, doch ook enorm vatbaar voor critiek, afbraak en mooipraterij van andere zijde, die de gevolgen van. dat gestook niet overziet en geene verantwoordelijkheid draagt. Van de resul- taten dier laatste "opvoeders" hebben wij nu in den laatsten tijd wel genoeg de schaduwzijden ondervonden.

Mijne conclusie is deze:

Het contact van commandanten en officieren met de bemanningen, zooals ik het zie, is in de Marine te zeer verwaarloosd en moel verbeterd worden.

De Marinebonden van Europeesche Onder-officieren en manschappen, hun ontstaan en hunne leiding. Het Algemeen

Marine-Weekblad .

. Het feit, dat de Europeesche lagere Marine-schepelingen, als- mede het overgroote deel der onder-officieren, voortkomen uit den werkmansstand, en grootendeels uit het min of meer sociaal- democratisch georiënteerde deel, is oorzaak, dat deze partij reeds sinds een 30-tal jaren getracht heeft, dit personeel tot zich te trekken. Ongeveer 35 jaar geleden deed het belangen-vereenigings- leven voor het eerst zijn intrede bij de Marine met de oprichting van den z.g. "Matrozenbond", gevolgd door den "Stokersbond" en een "Mariniersbond" . Ontslagen Marine-schepelingen van onver- dachte anti-militairistische eigenschappen, kregen bij den "Matro- zenbond" de leiding, een wekelijksch courant je, het spoedig be- ruchte "Anker", werd het orgaan, waarin alle mogelijke grieven en grief jes breed werden uitgemeten op tendentieuse wijze, terwijl de toon van het blad allerminst geschikt was om den goeden mili- tairen geest te bevorderen. Toegegeven wordt, dat te dien tijde de materieele positie der onder-officieren en manschappen, indien gehuwd, slecht was. De Marine was als gevolg van haar ambulant karakter, bij de betaling van haar personeel sinds jaren feitelijk ingesteld op betaling van ongehuwden, want vóór 30 à 35 jaàr was het aantal ongehuwden overwegend. Aangezien boven de soldij, vrije voeding, huisvesting en geneeskundige verpleging extra wordt verstrekt, alsmede pensioen, was het salaris in dien tijd voldoende voor kleeding en verdere uitgaven van den ongehuwden schepeling,

(22)

doch huwde deze, dan was het voor hem spoedig misère. Als waschvrouw of werkster trachtten de echtgenooten dan hunne schamele inkomsten wat te verhoogen. Ook zij vermeld, dat ook de voeding in de jaren vóór ± 1890, door weinig afwisseling (4 X snert en 3 X boonen per week) veel te wenschen overliet, doch hierin kwam reeds vóór 1900 groote verbetering tDt stand, zood at deze thans "uitmuntend" genoemd moet worden.

De maandelijksche soldij in Nederland van den matroos Ie klasse was b.v. in 1897 f 22.-, en zoo hij kanonnier was en in het bezit van het certificaat van goed gedrag, f 28.-. Voor een gehuwd man, in dien stand, toen onvoldoende. Het gebeurde in die jaren dan ook zelden, dat de oudere matrozen, na eindiging van hun eerste dienstverband op hun 28ste jaar, bijteekenden. Ook het overige personeel, officieren incluis, genoot zeer lage betaling. Als gevolg van de daardoor opgewekte ontevredenheid, is dan ook de oprichting van die eerste bonden te verklaren, waar in ,menig op- zicht materieele verbetering noodig was, terwijl het Marinebestuur destijds weinig neiging vertoonde tot algemeene positieverbetering.

Het waren toen eenmaal andere tijden.

Het bovengenoemde courant je, het "Anker", werd al spoedig aan boord verboden wegens den opruienden en anti-militairen geest, die daarin tot uiting kwam.

Omdat de leiders (administrateur van den bond en redacteu'r van het orgaan) felle sociaal-democraten waren, is het duidelijk, dat de richting van dien matrozenbond, later door fusie met Stokers-en Mariniers-bond omgezet in den "Bond van minder Marine-Perso- neel", ofschoon in naam "neutraal", meer en meer den sociaal- democratischen kant uitging, al werd daar, en nu nog niet, niet ruiterlijk voor uitgekomen. Zich bewegende uitsluitend op het terrein, de materieele belangen der leden te bevorderen (volgens de Statuten hebben de CAMBO-bonden zich tot taak gesteld de belangen voor te staan van alle aangesloten leden en dat te doen langs wettigen weg en met inachtneming van de krijgstucht), was de taktiek, om de kool en de geit te sparen, terwijl de leiders, immer op bedekte wijze, maar daardoor juist gevaarlijk, trachtten, om de sociaal-democratische beginselen bij dat personeel in te druppelen. Vooral het orgaan spreekt, in deze, boekdeel en. Bij deze taktiek was noodig, openlijk te verkondigen, in dienst zooveel mogelijk zijn plicht te doen, doch de gevolgen van het gestook' van het orgaan en van heftige bondsleden aan boord openbaarden zich periodiek, doorda:t de ongunstige elementen, wegens vermeende' of werkelijke grieven, hieraan nu en dan uiting gaven door sabotage.

Ik beschuldig den Bond niet, dat zijn Bestuur daar direct toe aan- zette, integendeel, meermalen kondigde de leiding sabotage openlijk

<d. Maar ook meermalen liet het orgaan zich dubbelzinnig uit.

Behalve door deze geniepige methode geschiedde indertijd méér openlijke obstructie in die gevallen, waar van "Dienst" niet altijd

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Copyright and moral rights for the publications made accessible in the public portal are retained by the authors and/or other copyright owners and it is a condition of

De Engelstalige producten kunnen lage hcentiepnjzen bieden, omdat hun kosten reeds gedekt zijn op de ruime interne markt vooraleer ze in Europa nog eens vele malen opnieuw

nog te bezien of de Europese gedachten over Rusland onder indruk van de Grote Hervormingen werkelijk zo naadloos samenvloeiden en uitmondden in het idee van convergentie. De

Voor het overnemen van (een) gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16 Auteurswet 1912), dient men zich tot de uitgever te

‘To the majority of Westerners… Russia appeared no longer as an alien world but rather as an extension of their own civilization, though still in a immature stage of development.’ 11

This dissertation endeavours to reconstruct the images of reforming Russia as presented in the European works in their original form, to place them in the con- text of the

De suggestie van Martin Malia dat de fluctuaties in het westerse beeld van Rus- land een weerspiegeling zouden zijn van de verschillende culturele stromin- gen in de westerse

 Nadat Lenin naar Rusland kwam probeerde hij met de kleine groep Bolsjewieken in Rusland de macht te grijpen d.m.v. Macht aan de sovjets