• No results found

Archeologisch onderzoek in en rond de Sint-Baafskathedraal te Gent, Nieuwsbrief 3

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Archeologisch onderzoek in en rond de Sint-Baafskathedraal te Gent, Nieuwsbrief 3"

Copied!
2
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Archeologisch onderzoek in en rond de Sint-Baafskathedraal te Gent, Nieuwsbrief 3

Dankzij de uitzonderlijke bewaringstoestand van de bodemlagen onder het kerkhofniveau, geeft het archeologisch onderzoek ook nieuwe inzichten over het landschap en de bewoning vóór de bouw van de eerste Sint-Janskerk.

1. Bronstijd-IJzertijd

Ter hoogte van het geplande bezoekerscentrum gaan de oudste vondsten minstens terug tot de Bronstijd (2000-800 v. Chr.) en de IJzertijd (800 v. Chr. -57 v. Chr.). Het is voorlopig niet helemaal duidelijk hoe deze vondsten precies te interpreteren zijn. Gaat het effectief om bewoning op deze plaats of is het aardewerk afkomstig van een nabijgelegen nederzetting? In het laatste geval kan het aardewerk door erosie van de hellingen op de huidige onderzoekslocatie terechtgekomen zijn.

Figuur 1. Sequentie bodempakketten vanaf de Romeinse tijd tot (minstens) de Bronstijd

De bodemkundige analyse leverde heel wat gegevens op over het landschap uit deze periode. Eerst en vooral kon duidelijk afgeleid worden dat het terrein oorspronkelijk sterk afhelde in de richting van de Schelde. Op een afstand van nauwelijks 2m kon reeds een hoogteverschil van 30 à 40cm vastgesteld worden. Deze helling is ook vandaag nog steeds zichtbaar, bijvoorbeeld ter hoogte van de Hoofdkerkstraat waar het hoogteverschil tussen het hoogste en het laagste punt ca. 3,6m bedraagt.

De hellingsgraad zal vroeger waarschijnlijk nog uitgesprokener geweest zijn. Verder konden twee loopniveaus onderscheiden worden. Het onderste loopniveau (A) situeerde zich op ca. 3,15m onder het huidige niveau van de (top van de) Hoofdkerkstraat. Het gaat om een sterk humusrijk pakket, dat zeer traag tot stand gekomen is in een laagte (kom) in het landschap. De 2 pakketten daarboven (B) vormen samen een tweede loopvlak. Deze humusrijke lagen worden afgedekt door zgn.

colluviumpakketten (C): bodemmateriaal dat door erosie van de helling afgespoeld is.

A B B C D C

(2)

2. Romeinse periode

Daarnaast heeft het onderzoek ook onverstoorde bewoningssporen uit de Romeinse periode aan het licht gebracht. Deze vaststelling is uitzonderlijk voor de binnenstad van Gent. De sporen manifesteren zich in de vorm van diepe paalkuilen. Deze kwamen net onder het kerkhofpakket aan het licht, op ca.

1,5m onder het huidige niveau van de (top van de) Hoofdkerkstraat.

Figuur 3. Huistype II C (W. De Clercq (UGent) & Y. Desmet)

De paalkuilen zijn mogelijk in verband te brengen met een houten (hoofd)gebouw van een vrij grote omvang, voorzien van wanden in vlechtwerk. Helaas konden binnen het huidig onderzoek slechts 2 paalkuilen van dit gebouw onderzocht worden. Omwille van deze reden kunnen weinig conclusies getrokken worden m.b.t. het grondplan en de afmetingen van het gebouw. Figuur 3 toont een gebouwtype, dat in de 2de eeuw n. Chr. vaak voorkwam op landelijke sites in de regio van het huidige Gent. Uiteraard kan niet met zekerheid gesteld worden dat de aangetroffen paalkuilen tot dit specifieke type behoorden.

Het voorkomen van een groot aantal fragmenten Doornikse kalksteen en Romeinse mortel suggereren daarnaast de aanwezigheid van een natuurstenen gebouw in de onmiddellijke omgeving van het onderzoeksgebied. Deze vaststelling is opmerkelijk; verdere informatie over dit gebouw ontbreekt evenwel.

Opnieuw leverde de bodemanalyse interessante nieuwe informatie op. In nagenoeg de volledige zone werd een tuin- of landbouwlaag (D) vastgesteld. Het gaat om een pakket met een dikte van minstens 60cm, dat wellicht door de wind tot stand gekomen is en door de mens intensief bemest/bewerkt is.

De Romeinse sporen op deze site zijn te situeren in de 2de eeuw n. Chr., hoewel er ook aardewerk voorkomt uit de 1ste eeuw n. Chr. De Romeinse vondsten sluiten aan bij enkele oudere vondsten uit de buurt die wijzen op intense bewoning op de zandrug.

Figuur 5. Voorbeeld van een geverniste beker (Brulet, Vilvorder & Delage 2010, 333) Figuur 2. Paalkuil met paalkern. Het hout van de

paal is niet meer bewaard.

Figuur 4. Randfragment van een geverniste beker, afkomstig uit Keulen, wellicht 2de eeuw n. Chr.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Tussen de dieren die tijdens de biggenopfokperiode in een conventionele biggenopfokafdeling zijn gehuisvest en in een conventionele vleesvarkenafdeling of in de APF-stal

Op basis van deze voorstellen kan worden vastgesteld dat voor de vleeskalverhouderij vooral van belang zijn de punten met betrekking tot de ontkoppeling van de premie van de

Vergelijking wel of niet toepassen van managementmaatregelen om buitennesteieren te voorkomen met het gemiddeld percentage buitennesteieren Managementmaatregel Wel toepassen

Voor bladrammenas is maaien niet zo'n probleem; gele mosterd vertoont echter geen hergroei en is daardoor niet geschikt om in het voorjaar te worden gezaaid.. In 2000 is

23% van de bossen heeft Grote brandnetel (Urtica dioica) in de kruidlaag; 20% heeft Blauwe bosbes (Vaccinium myrtillus). De algemeenste plantensoorten van het Nederlandse bos staan

Het unieke karakter van PXTM-PLD en het gegeven dat inactivatie groeiverstorend werkt, maakt fosfolipase D een geschikt aangrijpingspunt voor

As most students in physics, my education regarding statistics was based on the view that probability is the number of data points with a particular outcome b, divided by the

De biologische landbouw krijgt het nog niet voor elkaar de kringloop 100 procent te sluiten, terwijl dat wel de intentie is.. Mest, voer en stro zijn vaak deels