• No results found

Brochure 'het jonge kind'

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Brochure 'het jonge kind'"

Copied!
68
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Het jonge kind

De rol van het schoolbestuur

bij vroegschoolse educatie

(2)

COLOFON

Deze uitgave is gemaakt in opdracht van de PO-Raad.

Auteurs: Oberon en Irene Hemels

Publicatiedatum: tekst 2013/2014, bundeling april 2015

Grafische verzorging: Coers & Roest ontwerpers bno | drukkers

(3)

Inhoud

Voorwoord 5

Een portret van Stichting Ronduit in Alkmaar 6

Een portret van PCBO Amersfoort in Amersfoort 10

Een portret van De Haagse Scholen in Den Haag 16

Een portret van stichting RK Primair Onderwijs in Culemborg 22

Een portret van Innovo in Heerlen 29

Een portret van PCBO Voorst in gemeente Voorst 30

Bestuurder moet meer verantwoordelijkheid nemen

bij kwaliteit van vroegschoolse educatie 36

Opbrengstgericht werken in de kleutergroepen: hoe implementeer je dat ? 42 Een portret van Stichting Prodas in Deurne, Asten en Someren 46 Een portret van stichting Bijzonderwijs in Amsterdam 50 Stichting Kopwerk aan kop: Schakelklas helpt kleuters vooruit 54 Masterclasses zetten opbrengstgericht werken in kleutergroepen op de kaart 58

Portret van SKBO in Oss 62

(4)
(5)

Voorwoord

Een kind dat een goede start maakt, profiteert daar zijn hele leven nog van. Een goede basisschool is daarbij een vereiste, maar daar blijft het niet bij. Ook de periode voordat het kind de basisschoolleeftijd heeft bereikt, heeft een belangrijke invloed op zijn toekomst.

De PO-Raad zet zich daarom in voor één basisvoorziening voor alle kinderen van 2,5 tot 4 jaar. Zo’n voorziening legt de basis voor de verdere ontwikkeling van kinderen. Al geruime tijd werken onderwijs, kinderopvang, peuterspeelzalen en gemeenten op lokaal niveau samen om dit te realiseren.

Goede voor- en vroegschoolse educatie maakt daar deel van uit. Daarmee kunnen taal- en ontwikkelingsachterstanden bij kinderen al op jonge leeftijd zoveel mogelijk worden voorkomen. Met name kinderen die de Nederlandse taal niet van huis uit meekrijgen, hebben hier baat bij. Uit onderzoek weten we dat voor- en vroegschoolse educatie het meest effectief is wanneer die met een doorlopende ontwikkellijn door- loopt naar de basisschool en daarna ook naar het vervolgonderwijs. Zowel landelijke als lokale overheden investeren daarom hierin.

Het goed organiseren van deze voorschoolse voorzieningen is zo makkelijk niet.

De PO-Raad heeft daarom regelmatig een kijkje genomen achter de schermen van scholen en hun besturen die voortvarend werken aan het voorkomen van achterstanden. Hun verhalen werden op de website van de PO-Raad gepubliceerd.

De serie artikelen en portretten over Het Jonge kind die dit opleverde, zijn in deze uitgave gebundeld. Ze dienen als voorbeeld en inspiratie voor het organiseren van goede voor- en vroegschoolse educatie. Zo kunt u lezen over de scholen van de Stichting Bijzonderwijs in Amsterdam die allemaal een eigen peuterspeelzaal in huis hebben. Of over de schakelklassen voor kleuters van de Stichting Kopwerk aan kop uit het noorden van Noord-Holland.

Spelenderwijs leren, moeten we samen goed organiseren. Alleen dan krijgen alle kinderen de kans hun talenten te ontwikkelen.

Rinda den Besten

(6)

Een portret van Stichting Ronduit in Alkmaar

Ronduit is een openbaar bestuur met 13 basisscholen waarvan 1 AZC-school,

daarnaast 1 sbo-school en een REC 4 school met 10 afdelingen in de kop van

Noord-Holland. Van de 13 basisscholen zijn er 7 scholen (8 locaties) die sinds jaar

en dag meedoen in een VVE-traject. Hiervan zijn er op dit moment 2 geen gewich-

tenschool meer. Toch worden ze nog zo behandeld door het schoolbestuur en de

gemeente. De VVE-structuur werkt nog steeds, wel is het werken met program-

ma’s veranderd. Mariëlle Moll, beleidsmedewerker onderwijs en kwaliteitszorg,

vertelt over de organisatie van het vroegschools aanbod.

(7)

In 2006 is men in Alkmaar begonnen met een groep besturen, peuterspeelza- len, kinderdagverblijf en gemeente om gemeentelijke afspraken te maken. Er is toen gekozen om met de KO-totaal pro- gramma’s te gaan werken. Toen zijn de 8 scholen van Ronduit gestart. “Het was toen echt wel een verbetering, er kwam een methode in de onderbouw en tot dan toe werd alleen met projecten gewerkt.”

In de afgelopen 6 jaar is de doelgroep- populatie veranderd en merkt men dat Ik&Ko niet meer voldoende biedt. Het schoolbestuur heeft aangegeven dat het programma niet als keurslijf geldt en dat een school iets kan toevoegen of weglaten van het aanbod naar gelang de populatie dat nodig heeft. Het pro- gramma Ik&KO geldt dus als basis mits de school het aanbod goed in de gaten houdt. Er wordt door het bestuur nog vastgehouden aan dit programma van- wege de doorgaande lijn met de peuter- speelzaal. Echter in de invulling van het vroegschools aanbod bewandelen de scholen hun eigen weg. De doorgaande lijn wordt versterkt doordat alle scholen een peuterspeelzaal in huis hebben, ook daar wordt nog steeds het programma Puk & KO van Ko-totaal gebruikt.

Het bestuur is tevreden over de goede samenwerking die peuterspeelzalen en VVE-basisscholen hebben, “dit hebben we goed voor elkaar met elkaar”, aldus Mariëlle Moll.

Vanuit de bestuursafspraken komt er geen geld voor VVE richting de scholen.

Vanuit de bestuursafspraken maar ook

de gemeentelijke OAB middelen heb- ben 4 scholen een Kleutergroep plus.

Hier is er 8 uur extra ondersteuning in groep 1 en 2 voor kinderen die dat nodig hebben.

ROLOPVATTING VAN HET BESTUUR

Kaders en beleid…

Ronduit heeft een strategisch beleids- plan waarin actielijnen en indicatoren voor VVE zijn geformuleerd. Een van de indicatoren is dat 75% van de doelgroep- leerlingen eind groep 2 minimaal op C-niveau scoort op de toets Taal voor Kleuters. Het strategisch beleidsplan wordt jaarlijks vertaald in een jaarplan.

…maar ook loslaten

Het VVE-programma en de Cito-toetsen vormen een basis voor het vroegschools aanbod. VVE is volgens mevr. Moll meer dan dat. “Het gaat erom dat je als school zicht hebt op wat de peuters aan aanbod hebben gehad. Dan kun je een doorgaande lijn creëren. Eigenlijk gaat het om vroegtijdig achterstanden in taal signaleren en ervoor zorgen dat met extra onderwijsaanbod deze kinderen een goede start kunnen maken in het basisonderwijs.”

De invulling die de scholen maken, gaat langs een eigen weg. “De doelgroep is nu anders dan 6 jaar geleden, dus je moet je blijven aanpassen”.

Zicht houden, ondersteunen en sturen op inhoud

Een van de indicator voor VVE die

genoemd wordt in het strategisch

beleidskader is het hebben van een taal-

(8)

beleidsplan is. In oktober 2012 is vanuit het bestuur een inventarisatie gehouden naar het taalbeleid en de doorlopende leerlijnen in taal. Vaak bleek deze er niet te zijn. Het is wel de bedoeling dat elke school dit jaar een taalbeleidsplan maakt. Er is een format voor het taalbe- leidsplan aangereikt. Het gebruik van het format is niet verplicht. Op deze manier ondersteunt en stuurt het bestuur. De VVE-scholen en de scholen met meer dan 20% gewichten leerlingen moeten per einde schooljaar een taalbeleidsplan hebben. Daarin moet specifieke aan- dacht zijn voor groep 1 en 2 en voor de aansluiting met de voorscholen.

Dialoog

Er is een monitor opgesteld voor VVE.

Het bestuur heeft over 2008-2011 gegevens van de Taaltoets voor Kleuters opgevraagd bij de scholen. Op basis daarvan is de 75% -doelstelling opge- steld. De gegevens over 2012 worden weer gemonitord met als doel vast te stellen of de zelf opgestelde doelen gehaald worden. Het bestuur doet hier analyses op en de algemeen directeur van het bestuur bespreekt deze in het directeurenoverleg met de school-

directeur. Hierbij krijgen directeuren ook terugkoppeling op regelgeving en bijvoorbeeld de bestandsopname. Het bestuur heeft van de VVE-bestands- opname van de Inspectie een boven- schoolse analyse gemaakt, en de scholen bespreken de aandachtspunten met elkaar. Er is recentelijk een werkgroep VVE ingericht.

Samenwerking met peuterspeelzalen Vanaf het begin is gezamenlijk opge- trokken met andere besturen, de peuterspeelzalen en de gemeente. Er was tot 2010 een stuurgroep VVE onder begeleiding van de OBD, daarna is de

gezamenlijkheid wat ingezakt. Met de bestuursafspraken is de werkgroep weer leven in geblazen. Het bestuur Ronduit is wel altijd nauw betrokken gebleven bij ontwikkelingen en heeft altijd een goede relatie met de peuterspeelzalen gehouden. Ook doet het bestuur actief mee in werkgroepen, zoals de sollicita- tieprocedure voor de HBO-er als coach op de peuterspeelzalen, vanuit het idee dat een van de taken van deze persoon het versterken van de samenwerking met de basisscholen is.

Marielle Moll: “Door dingen als de bestandsopname

bovenschools en centraal op te pakken blijft het niet liggen

en blijf je in ontwikkeling. Het is namelijk niet zo dat scholen

ontwikkeling op dit soort punten automatisch oppakken”.

(9)

Betrokken zijn bij de scholen

Mevr. Moll zoekt de samenwerking met de scholen en stimuleert de samenwer- king tussen de scholen. “Als je laat merken dat je als bestuurder betrokken bent, wordt je ook een intermediair tussen scholen.

Bijvoorbeeld een school had een soort placemat met woorden gemaakt; die mail ik dan rond.” Ze benadrukt het belang om aan te sluiten bij de ontwikkeling van de scholen op het moment. Een voorbeeld is dat er nog niet op alle scholen Cito Taal voor Kleuters werd afgenomen. Er wordt dan aangesloten op de mogelijkheden van de school maar tegelijk worden er piketpaaltjes geslagen, waardoor op dit moment alle scholen werken met de Cito-toets Taal voor Kleuters

AANPAK VAN VERBETERPUNTEN De VVE-bestandsopname is geanalyseerd en hier zijn bovenschoolse actiepunten uitgekomen.

Kwaliteitszorg en opbrengstgericht werken

Een van de verbeterpunten is kwaliteits- zorg en dan met name de borging. Door middel van het taalbeleidsplan moet hier meer richting aan gegeven worden.

Verder is er vanuit OGW veel aandacht voor de resultaten van leerlingen en groep 1 en 2 doet daar vanzelfspre- kend aan mee. Vanuit OGW is er een Beleidsevaluatie-document Opbrengsten opgesteld waarin expliciet groep 1 en 2 zijn benoemd. Dit is een verant- woordingsdocument dat de directeur bespreekt met de algemeen directeur

van het bestuur. Hierin zit een analyse van toetsresultaten, een verklaring en een koppeling aan acties. Eenmaal per jaar wordt dit besproken, bij gesignaleer- de risico’s wordt dit tweemaal besproken.

Ouderbetrokkenheid en doorgaande lijn

Twee andere verbeterpunten die uit de bestandsopname kwamen zijn ouder- betrokkenheid en de doorgaande lijn.

Er gebeurt van alles op de scholen op het vlak van ouderbetrokkenheid maar dit moet nog in beleid gevat en van een visie voorzien.

Het werken aan de doorgaande lijn is door de gemeente opgepakt. In de werkgroep Stadsbrede afspraken is er helder beleid voor gemaakt. Inmiddels is er sprake van een warme overdracht.

Het bestuur heeft de ervaring dat de verbetering van de doorgaande lijn meer op schoolniveau moet plaatsvinden. Het formuleren van acties en deze in een plan zetten moet daarom op dat niveau gebeuren.

Mevr. Moll benadrukt dat het voor een bestuur belangrijk is om te blijven prik- kelen en stimuleren als het gaat om VVE.

“Anders wordt het een vergeten groep. Je

moet zelf wel de drijfveer achter ontwikke-

lingen zijn, bijvoorbeeld door in het format

taalbeleidsplan groep 1 en 2 expliciet te

benoemen.” Daarnaast is het volgens haar

van belang dat een bestuur betrokken

blijft bij het gemeentelijk beleid. “Je moet

in gesprek blijven met de peuterspeelzalen

en kinderopvangorganisatie. Uit gezamen-

lijkheid is winst te behalen.” n

(10)

PCBO Amersfoort is een stichting voor Protestants Christelijk Basisonderwijs in Amersfoort en omgeving en omvat 12 basisscholen en 1 school voor speciaal basisonderwijs voor circa 3300 leerlingen. Er werken ongeveer 300 medewer- kers bij PCBO Amersfoort. Het bestuursbureau bestaat uit 7 medewerkers. Er is 1 directeur-bestuurder, een adjunct-directeur, een beleidsmedewerker onderwijs, een financiële controller en een aantal personen die zich bezig houden met P&O en administratieve zaken. Elke stafmedewerker heeft zijn eigen verantwoordelijk- heid. Lieuwe Medema, beleidsmedewerker onderwijs, vertelt me over de manier waarop het bestuur het vroegschools aanbod aanstuurt.

Een portret van PCBO

Amersfoort in Amersfoort

(11)

Twee van de dertien scholen heeft een schoolgewicht en werkt met een VVE programma. Ze werken met Piramide en Ik en Co. Eén school heeft ook een schoolgewicht, maar gebruikt geen VVE- programma. Op deze school is sprake van een beredeneerd aanbod. In het conve- nant voor- en vroegschoolse educatie dat in de gemeente Amersfoort is opgesteld, is de afspraak vastgelegd dat scholen met een schoolgewicht een beredeneerd aanbod in de groepen 1 en 2 moeten bieden. Dit hoeft niet per se een VVE methode te zijn. Er moet sprake zijn van handelingsgericht werken waarbij de SLO doelen als richtlijnen worden gebruikt.

Met behulp van een observatie en regis- tratie methode moet nagegaan worden of de SLO doelen behaald worden. In het convenant is verder uitgewerkt aan welke kenmerken het beredeneerd aanbod moet voldoen. De scholen van PCBO Amersfoort zonder schoolgewicht hebben ervoor gekozen om het conve- nant ook uit te voeren voor hun VVE- leerlingen. Vroegschoolse educatie wordt dus bij de scholen van PCBO Amersfoort op verschillende manieren ingevuld, doordat voor vroegschoolse educatie een brede definitie wordt gehanteerd.

ROLOPVATTING VAN HET BESTUUR

Meepraten op gemeentelijk niveau PCBO Amersfoort is één van de par- tijen die het convenant in Amersfoort in november 2012 heeft ondertekend.

Aan het moment van ondertekening is een periode voorafgegaan waarin het convenant in overleg tussen de betrok-

ken partijen is voorbereid. Hierbij zijn vertegenwoordigers van de drie grote schoolbesturen, vertegenwoordigers van de grote voorschoolse partijen, de GGD en de gemeente betrokken geweest. Er zijn werkgroepen gevormd waarin nu de verschillende afspraken nader worden uitgewerkt. Dhr. Medema is de vertegen- woordiger namens PCBO Amersfoort en houdt zich dus onder andere bezig met de uitwerking van het VVE beleid op gemeentelijk niveau.

Meenemen in voorbereiding en uitvoering

Tijdens de voorbereidingsfase van het convenant is dhr. Medema op een aantal scholen langs gegaan om directie en leerkrachten te informeren en om hun mening te vragen. Nu het convenant is vastgelegd en verder wordt uitgewerkt bespreekt hij regelmatig in het directie- beraad de voorstellen die uit de gemeen- telijke werkgroepen naar voren komen.

Om mensen mee te nemen in de voor- bereiding en uitvoering van besluiten is het van belang hen tijdig te informeren en aan te haken bij ontwikkelingen die al gaande zijn in de scholen.

Kaders stellen

Alle afspraken die binnen het convenant

gemaakt zijn, passen bij het bestaande

beleid van het bestuur. De afspraken slui-

ten aan bij de algemene lijnen omtrent

een goede doorgaande lijn, handelings-

gericht werken, goede resultaten, pas-

send onderwijs etc. Het algemene beleid

van het bestuur en de afspraken van het

convenant zijn kaderstellend. De scholen

(12)

moeten deze kaders zelf vertalen naar de dagelijkse praktijk in school.

Ondersteunen vs. controleren

Dhr. Medema ondersteunt als beleidsme- dewerker onderwijs scholen bij het vertalen van de kaders naar de dagelijkse praktijk. Hij wordt bijvoorbeeld uitge- nodigd voor studiedagen om een team te informeren of om mee te denken.

Wanneer scholen niet tegemoet komen aan de afspraken van het convenant, is de directeur-bestuurder degene die de scholen aan afspraken kan houden. “Dit is de rolverdeling zoals we die hier hanteren.”

De ontwikkeling van het convenant VVE was de aanleiding voor het bestuur om het onderwijsaanbod in de groepen 1 en 2 hoog op de agenda te zetten en om er actief mee aan de slag te gaan. Naast de ontwikkeling van het convenant hebben ook andere ontwikkelingen binnen de gemeente invloed gehad op de toene-

mende aandacht van het bestuur voor vroegschoolse educatie. Er is bijvoor- beeld subsidie aangevraagd voor de pilotstartgroepen. De ervaringen met de startgroep hebben invloed gehad op de afspraken binnen het convenant.

Verder moest de gemeente bezuinigen op de voorscholen. Scholen hebben toen ruimte geboden aan peuterspeelzalen, waardoor verschillende scholen nu een peutergroep in school hebben. “Zo’n noodzaak is een uitkomst voor een school.”

Het zijn verschillende ontwikkelingen die de afgelopen jaren ervoor hebben gezorgd dat voor- en vroegschoolse edu- catie meer aandacht heeft gekregen.

AANPAK VAN VERBETERPUNTEN Dhr. Medema is tevreden over het vroeg- schoolse aanbod op de drie scholen met een schoolgewicht. Echter zijn er volgens hem voor de voorliggende periode

Goede afstemming zowel op gemeentelijk niveau áls op de werkvloer

Voor een bestuur is het belangrijk om betrokken te zijn bij overleg over voor- en vroegschoolse educatie op gemeentelijk niveau en daar met andere partijen afspraken te maken. De goede afstemming op gemeentelijk niveau beïnvloedt de afstemming op de werkvloer. Doordat bijvoorbeeld is afgesproken dat er met een observatie-registratie systeem gewerkt gaat worden, kan informatie van kinderen gemakkelijker overgedragen kan worden.

Daarnaast is goede voeling met de praktijk van groot belang. Lieuwe Medema:

“Je moet ervoor zorgen dat de uitvoerders invloed hebben op ontwikkelingen en dat

ze zich eigenaar voelen van de ontwikkeling. Verder werkt het goed om ervoor te zor-

gen dat nieuwe afspraken en ontwikkelingen rondom VVE niet ervaren worden als een

apart iets, maar dat ze aansluiten bij ontwikkelingen die al in school gaande zijn.”

(13)

nog voldoende verbeterpunten. Deze verbeterpunten komen overeen met de opmerkingen van de Onderwijsinspectie naar aanleiding van de bestandsopna- men. De drie VVE-scholen kwamen ove- rigens positief uit de bestandsopname naar voren.

Interne kwaliteitszorg en doorgaande lijn

Allereerst valt er het nodige te verbete- ren aan de interne kwaliteitszorg en het opbrengstgericht werken in groepen 1 en 2. De (toets-)resultaten van groep 1 en 2 worden nog niet meegenomen bij

de kwaliteitszorg. De verbetering van de doorgaande lijn wordt al ingezet vanuit de afspraken van het convenant. Er wordt tijd vrijgemaakt voor warme overdracht en ook de inhoud van de overdracht wordt verder uitgewerkt. Op dit moment wordt gebruik gemaakt van de POOA-lijst (PeuterObservatie- en

Overdrachtslijst Amersfoort). Daarop worden wel zaken aangevinkt over de ontwikkeling van een kind, maar een school heeft meer aan informatie over wat werkt wel en wat werkt niet bij een kind. De inhoud van de overdracht zal verbeterd worden.

Lieuwe Medema: “Het gaat echter om wat er op de scholen verandert. Daar hebben we als bestuur

een belangrijke rol in”.

(14)

Vakbekwaamheid leerkrachten De vakbekwaamheid van leerkrachten is ook een verbeterpunt. De mate waarin mensen competent zijn is heel divers.

Een belangrijke vraag die het bestuur zichzelf en de directeuren stelt is: ‘In hoeverre maken wij duidelijk wat we van leerkrachten verwachten?’ Een belangrijk uitgangspunt is dat elk niveau binnen een schoolorganisatie voorbeeldgedrag laat zien. “Als ik in het directieberaad een activiteit ga doen, moet ik dat heel goed voorbereiden. Ik moet werkvormen vinden die de directeuren actief maakt en aanzet tot leren. Een bestuur moet eigenlijk ook een goede leraar zijn. Als wij het goede voorbeeld geven, stel je leerkrachten in staat dat te volgen.”

In het kader van de afspraken van het convenant zal de gemeente uitwisseling en scholing faciliteren voor de profes- sionalisering van leerkrachten op het vlak van vroegschoolse educatie.

Vroegschools aanbod op scholen zonder gewicht

Een ander aandachtspunt voor het bestuur is het aanbod in de groepen 1 en 2 op de scholen zonder schoolgewicht.

In principe gelden voor deze scholen de afspraken uit het convenant niet. De scholen krijgen echter ook doelgroep- leerlingen van voorscholen. Lieuwe Medema: “Deze scholen hebben ongeveer net zoveel leerlingen met een gewicht als een school met 200 leerlingen dat wel een schoolgewicht heeft. Door de grootte van de school verschilt de verhouding

tussen wel en geen gewichtenleerlingen, een schoolgewicht is dus maar relatief.

Scholen zonder schoolgewicht krijgen ook leerlingen van voorscholen die VVE hebben genoten. Deze scholen zouden hun leerlingen ook een beredeneerd aanbod moeten bieden, hun leerlingen moeten volgen en gegevens van gewichtenleerlin- gen overdragen aan de gemeente, zodat alle gewichtenleerlingen in de gemeente gevolgd kunnen blijven worden.”

Inhoudelijk betrokken – activerend – analyserend

Bij de verbetering van vroegschoolse educatie vindt dhr. Medema het belangrijk om inhoudelijk betrokken te zijn, door aan te schuiven bij teams en mee te praten. “Je wilt als bestuur dat een school actief aan de slag gaat met verbetering van vroegschoolse educatie.

We zijn nog aan het zoeken hoe we teams

kunnen activeren zonder echt te sturen of

een negatieve sfeer op te roepen. Dat is

nog best lastig. Door inhoudelijke betrok-

kenheid te tonen, door te laten zien dat we

het onderwerp belangrijk vinden, door de

juiste vragen te stellen proberen we teams

te prikkelen om actief ermee aan de slag

te gaan.” Om de juiste vragen te kunnen

stellen is het van belang om goed op de

hoogte te zijn van de ontwikkelingen

rondom vroegschoolse educatie en

verwachtingen van de inspectie en het

beleid vanuit de overheid. “Daarnaast

moet je goed op de hoogte zijn van hoe

het gaat op de scholen en scherp zijn op

waar het naar toe moet.” n

(15)
(16)

De Haagse Scholen is een openbaar schoolbestuur in Den Haag met 54 scholen.

Er zijn 45 basisscholen waarvan 36 locaties met VVE. Voorts omvat de stich- ting nog 9 scholen voor sbo en (v)so. In de periode dat het openbaar onderwijs nog deel uitmaakte van de gemeente, werd het onderwijsbeleid altijd sterk door de gemeente Den Haag gestuurd. Sinds 5 jaar is het openbaar onderwijs verzelfstandigd.

Het bestuur en de scholen van De Haagse Scholen worden ondersteund door het bestuurskantoor. Het bestuurskantoor biedt onder andere ondersteuning op het vlak van financiën, facilitaire diensten, personeelszaken en onderwijsinhoudelijke zaken. Marianne Wolters, beleidsmedewerker onderwijs, vertelt over de invul- ling van het vroegschoolse aanbod binnen De Haagse Scholen en de rol van het bestuur daarbinnen.

Een portret van De Haagse

Scholen in Den Haag

(17)

Sinds de verzelfstandiging is een proces van beleidsontwikkeling op gang geko- men en is op allerlei thema’s de eigen identiteit en vorm gedefinieerd. Een van de recente thema’s daarbij is VVE. Hier is in maart 2013 een nota over verschenen,

“VVE en kwaliteitszorg”. Hierin is een koppeling gemaakt van het onderwijsbe- leid, het kwaliteitsbeleid en de doelstel- lingen van de bestuursafspraken G4/33.

Het is bedoeld om het nieuwe beleid van de gemeente Den Haag rond VVE en ouderbetrokkenheid te verbinden met het beleid van de stichting.

De Haagse voorscholen worden gesubsi- dieerd door de gemeente Den Haag. Dat geldt voor het voorschoolse deel. Het vroegschoolse aandeel wordt gefinan- cierd vanuit de rijksbekostiging. Er is een vaste groep van VVE-scholen, met name in de centrumgebieden in de stad met een hoog aandeel doelgroepkinderen. In andere wijken kan het voorkomen dat de schoolpopulatie in de loop van de jaren verandert. Daardoor ontstaat er op de ene plek een nieuwe noodzaak tot het inrichten van een voorschool, en soms op een andere locatie is het verstandig om de voorschool af te bouwen. Sommige scholen doen aan VVE-light. Dat wordt gedaan op die plaatsen waar het aandeel doelgroepkinderen minder zwaar is een minder intensieve vorm van VVE volstaat.

Voor de zogeheten incidentele doel- groepkinderen die in een school zitten met een laag aandeel doelgroepkinderen is een intensieve aanpak niet noodzake- lijk. Deze leerlingen leren snel bij. Hoe scholen dat aanpakken is aan henzelf.

Het bestuur stuurt daar niet actief op.

ROLOPVATTING

Sturend en verbindend

De rol van het bestuur verandert de laatste tijd. Het bestuur had voorheen op onderwijsgebied vooral een informeren- de rol, maar treedt, sinds het een andere rol heeft gekregen via de Code Goed Bestuur, wetgeving en het inspectieka- der, sterker toezichthoudend en steeds meer sturend op. Een voorbeeld is de kwaliteitsnota VVE. De nota is informe- rend, maar zeker ook sturend bedoeld, er zijn streefcijfers in opgenomen bijvoor- beeld. Omdat op papier staat wat het bestuur wil en kan ondersteunen en wat van de scholen verwacht wordt kunnen bestuur en school met elkaar in gesprek over het onderwijs en VVE. “Er is nu meer het gevoel dat we een rol hebben” aldus Marianne Wolters. De verandering in rol komt zeker ook door de grotere gericht- heid op taal en rekenen en een groeiend besef dat het beter kan.

Voorheen had de gemeente de leiding in de uitwerking van het VVE-beleid. Er was een sterk procesmatige en program- matische insteek. De indruk kon daar- door ontstaan dat als je een programma uitvoerde de kwaliteit goed was. Door kennis van onderzoek is er verandering gekomen in deze opvatting, het gaat om veel meer dan het programma. Ook in de beleving van de scholen is er een groei- end besef dat VVE beter kan. Scholen willen ook dat het voorschoolse aanbod verbetert en spannen zich daarvoor in.

Sommige scholen zouden liever zelf de

regie hebben over ook het voorschoolse

aanbod. Er is een school met een start-

(18)

groep en andere scholen gaan daar kijken voor inspiratie. Het bestuur vond het belangrijk om aan het experiment mee te doen en te bezien of meer tijd, en een sterkere sturing vanuit onderwijs een beter resultaat kan opleveren.

Ondersteunend

Het bestuur stuurt niet alleen, het stopt ook veel energie in de ondersteuning van scholen om de kwaliteit te verbe- teren. Volgens de nieuwe normen van de inspectie hadden veel scholen een verbeteropdracht. Het bestuur helpt scholen bijvoorbeeld met kwaliteitszorg, opbrengstgericht werken en gebruikt daarvoor professionele leergemeen- schappen als middel voor samen leren.

Ook worden brede deskundigheids- trajecten, samen met externe en lan- delijk erkende experts, aan de scholen aangeboden.

Bij de verbetering van de kwaliteit door middel van opbrengstgericht werken wordt het aanbod in de groepen 1 en 2 ook aangepakt.

Toezichthoudend

Uiteraard heeft het bestuur ook een toezichthoudende rol. Er is toezicht via College van bestuur en twee boven- schoolse directeuren. Hier wordt ook VVE in meegenomen. Het systeem van toezicht is gericht op risicodetectie en daarnaast is er ondersteuning. Er zijn binnen De Haagse Scholen 5 resultaatge- bieden gedefinieerd waarop de sturings- focus van de bovenschools directeuren is gericht. Dit zijn onderwijsopbrengsten, leerlingaantallen, ouder- en medewer- kertevredenheid alsmede financiën.

Hierbij zijn indicatoren gedefinieerd waarnaar wordt gekeken. In de praktijk komt er meer aan bod als de boven- Verbeterplannen VVE

De verbeterplannen van de scholen zijn opgesteld in een matrixvorm, dit vinden scholen prettig omdat het handvatten geeft. Marianne Wolters vindt de matrices soms erg gedetailleerd en ze vraagt zich ook wel eens af of het gaat werken om met veel verschillende indicatoren aan de slag te gaan. Het bestuur heeft bewust besloten om geen eigen hogere eisen te stellen aan de scholen dan in de doelstellingen uit de bestuursafspraken wordt gedaan. Deze zijn hoog genoeg.

Om de verbeterplannen te evalueren hanteert het bestuur de PDCA-cyclus. Marianne Wolters: “Zo hebben we ook de andere verbetertrajecten met de scholen geëvalueerd.

In de verbeterplannen zitten ook checkmomenten, als er iets mis is dan volgt een

aangepaste gesprekscyclus met deze school.”

(19)

Marianne Wolters: “We helpen scholen met de analyse van

resultaten en hoe die te gebruiken: ‘wat zie ik, hoe kan ik het

interpreteren, wat leer ik eruit en wat is er goed gegaan en

wat is er minder goed gegaan’. Dit gebeurt in groepen of, als

het nodig is, een op een in de school. Inmiddels zijn we goed

op streek, maar we zijn er nog niet. Wat voldoende is kan

ook goed worden of excellent. We leggen de lat hoog.”

(20)

schools directeur met de schooldirecteur spreekt, maar de hoofdlijn zit hem in de resultaatgebieden.

Rol van de gemeente

Al het achterstandbeleid wordt door de gemeente gemonitord. Daar is immers veel geld mee gemoeid. Het school- bestuur kijkt hier op hoofdlijnen bij mee, mede op basis van de terugkop- peling die ze krijgt van de gemeente.

De gemeente doet dus in hoofdzaak de controle en sturing hierop in plaats van het schoolbestuur.

Het ambtelijk overleg rond VVE is geregeld via het OOGO, daar hangen adviesgroepen onder, waaronder de adviesgroep die zich richt op de peuter- leeftijd en de adviesgroep PRIMO (voor het onderwijs). Een aantal jaren geleden is er een splitsing gemaakt waardoor het onderwijs niet meer in de adviesgroep 0-6 jarigen participeert. Daarin zitten nu alleen nog welzijn en kinderopvang.

Vanwege de bestuursafspraken en de verbetertrajecten is er nu wel weer over- leg, “eigenlijk een soort hersteloperatie”

Binnenkort is er een studiemiddag over VVE waarin de resultaatafspraken cen- traal staan. De Haagse schoolbesturen wordt gevraagd samen met de gemeente het eens te worden over deze resul- taatafspraken met betrekking tot VVE.

Schoolbesturen kunnen hierover van mening verschillen, maar op hoofdlijnen heeft men geen moeite met het meten en inzichtelijk maken. Op voorwaarde dat het een waardevolle meting is en het doel blijft om het peuterwerk en het onderwijs te verbeteren.

Contacten met voorscholen

Het bestuur heeft op beleidsniveau con- tacten met de verschillende welzijnsorga- nisaties in de stad, die in de meerderheid van de gevallen de voorschoolse educatie aanbieden. De Haagse Scholen heeft met 6 verschillende organisaties te maken die peuterwerk aanbieden bij hun scholen. Met de kinderopvang, die in een aantal geval- len ook VVE aanbiedt, is weinig contact ten aanzien van VVE. Dat komt doordat deze centra verspreid zijn over de stad en niet aan een specifieke school zijn gekoppeld.

AANPAK VAN VERBETERPUNTEN

Subsidie uit de bestuursafspraken Vanwege de extra middelen bij de bestuurs- afspraken heeft de gemeente subsidie beschikbaar gesteld voor de verbetering van voor- en vroegschoolse educatie. Hier hebben vrijwel alle scholen zich op inge- schreven. De taak van Marianne Wolters is onder meer het beoordelen van subsidie- aanvragen en verbeterplannen, dit gebeurt op hoofdlijnen. Als een plan te mager is dan wordt dat teruggekoppeld of de boven- schools directeur ingeseind. Als een plan goed is dan wordt dit ten voorbeeld gesteld aan andere scholen ter stimulering.

De gemeente biedt de mogelijkheid aan

de voorscholen waarbij met onderwijs-

adviesorganisatie HCO verbeterplannen

worden opgesteld aan de hand van een

VVE kwaliteitsscan, gebaseerd op VVE-

kwaliteitskaarten die in Den Haag in overleg

met scholen zijn ontwikkeld. Veel van wat er

op scholen gebeurt, is niet in beleidsplan-

nen vastgelegd. Op initiatief van Marianne

(21)

Professionele leergemeenschap (PLG)

Het leren van elkaar is op veel plaatsen ingericht in de vorm van professionele leerge- meenschappen. Dit concept is door het schoolbestuur geïnitieerd en draait nu voor het tweede jaar. De PLG ‘kwaliteitszorg’ is door de schooldirecteuren zelf geïnitieerd.

Het schoolbestuur zorgt voor ondersteuning en faciliteert begeleiding. De PLG werkt met onderlinge visitaties en maakt hier een systeem van dat breder uitgerold kan worden. Er wordt aan deelgenomen op verschillende niveaus (directeuren, IB-ers, leerkrachten).

Er zijn meerdere PLG’s (o.a. op de gebieden opbrengstgericht werken, kwaliteitszorg, excellentie, onderwijsachterstanden, en binnen het sbo en het (v)so). Het schoolbe- stuur treedt hierin stimulerend op. Dat betekent dat het bevordert dat elke directeur aan een van de PLG’s deelneemt.

Niet elke groep die samen iets doet is een PLG en om te voorkomen dat er verwarring ontstaat over de functie van de groep is er een kaderomschrijving gemaakt. Zo moet een PLG aan bepaalde eisen voldoen en een doel hebben dat ook gevolgd wordt en een specifieke werkwijze. Het bestuur volgt de voortgang ook door op bezoek te gaan bij de PLG’s. Aan de PLG die gericht is op het opbrengstgericht werken in de keten neemt de bovenschools directeur ook deel.

Wolters is er een kaderbeleidsplan VVE opgesteld, onder meer in afstemming met datzelfde HCO. De scholen waren hier blij mee. Ze kunnen zo concreter met verbeteracties aan de slag omdat er al een beleidsstuk ligt. En de scholen kunnen hun eigen speerpunten meer nadruk geven, het algemene kader is immers geschetst.

Samen doen en van elkaar leren De middelen uit de prestatiebox worden deels gebundeld ingezet voor bredere trajecten deskundigheidsbevordering, gericht op bijvoorbeeld taal of rekenen.

De groepen 1 en 2 worden hierin mee-

genomen. Als scholen dit nodig hebben, wordt op deelname actief gestuurd. De deskundigheidsbevordering is opgezet volgens een tweeledig systeem: leren van elkaar en leren van expertise.

Scholen kunnen externe expertise inscha-

kelen door zich bijvoorbeeld aan te melden

voor het aanbod van School Aan Zet. Het

bestuur heeft de scholen op dit aanbod

gewezen. Het is aan de scholen zelf om

hier gebruik van te maken. In die gevallen

waarin het bestuur de verwachting heeft

dat het goed is voor de school wordt deel-

name actief gestimuleerd. n

(22)

Stichting RK Primair Onderwijs Culemborg heeft 3 basisscholen en 3 peuter- speelzalen onder zich. Het bestuur bestaat uit 7 vrijwilligers, van wie 4 mensen verantwoordelijk zijn voor het dagelijks bestuur en 3 voor het toezichthoudend bestuur. Jos van Zutphen is als algemeen directeur van de stichting verantwoor- delijk voor de dagelijkse aansturing van de scholen.

Een portret van stichting RK Primair Onderwijs

in Culemborg

(23)

Alle drie de basisscholen bieden VVE. De drie basisscholen hebben ieder een peuter- speelzaal inpandig. Op zowel de voorschool als in het basisonderwijs wordt gewerkt met de VVE-methode Piramide. Dit is de metho- de die de gemeente in de begintijd van VVE verplicht heeft gesteld. De gemeente en het schoolbestuur hebben veel geïnvesteerd in de professionalisering van leerkrachten en leidsters in gebruik van de VVE-methode.

Volgens de doelgroep definitie die bin- nen de gemeente Culemborg gehanteerd wordt, hebben de drie scholen de volgende percentages VVE-leerlingen: 3,5%, 15,5% en 16,%. Dit verschilt echter van het percen- tage gewichtenleerlingen op de scholen, dit is respectievelijk 14%, 15,5% en 12,5%. Het betreft voor een belangrijk deel dezelfde leerlingen.

De GGD indiceert de leerlingen. Kinderen met een indicatie gaan vier ochtenden naar de peuterspeelzaal. Nagenoeg alle peuter- speelzalen hebben gemengde groepen, bestaande uit acht VVE-leerlingen en acht niet-VVE-leerlingen.

De wijze waarop de vroegschoolse educatie in groepen 1 en 2 wordt ingevuld verschilt in principe niet tussen de scholen. Voor de drie scholen geldt hetzelfde beleid ten aanzien van VVE. Op alle scholen zijn de leerkrachten dus Piramide gecertificeerd.

Voor nieuwe leerkrachten in groep 1 en 2 die niet Piramide geschoold zijn, wordt een Piramide trainer ingehuurd die deze leerkracht(en) in de praktijk begeleidt en opleidt.

Verder worden er onderwijsassistenten of leerkrachten met RT-taken ingezet voor extra ondersteuning van VVE-leerlingen.

Per school verschilt de inzet van onder- wijsassistenten wel, de school met weinig VVE-leerlingen heeft een halve dag een onderwijsassistent terwijl de school met 16% VVE-leerlingen twee dagen een onder- wijsassistent heeft voor de groepen 1 en 2.

ROLOPVATTING

Kaderstellend en faciliterend

In relatie tot de scholen ziet dhr. Van Zutphen zijn rol hoofdzakelijk als kaderstellend en faciliterend. “Het bestuur stelt het kader dat leerkrachten in groep 1 en 2 Piramide gecertifi- ceerd zijn en draagt zorg voor het geld om die certificering te bewerkstelligen.”

Controlerend

“Vervolgens heb ik namens het bestuur een controlerende rol of de verwachtingen gere- aliseerd zijn, bijvoorbeeld als het gaat het behalen van de gewenste resultaten.” In het kader van opbrengstgericht werken voert dhr. Van Zutphen één keer per kwartaal gesprekken met de directeuren van de scholen over de resultaten, waaronder de resultaten van groep 1 en 2.

Naast dat het bestuur zelf toezicht houdt

op de resultaten van VVE, wordt VVE ook

op gemeentelijk niveau gemonitord. Bij de

gemeente werkt in deeltijd een inspecteur

VVE. Deze persoon heeft VVE-instellingen

in de gemeente eerder begeleid in het

realiseren van een doorgaande lijn. Nu

was hij betrokken bij het opzetten van een

VVE-monitor. “Het idee is om de gegevens

via DAVE geautomatiseerd te verzamelen,

maar dit blijkt tot nu toe lastig. Maar de

gemeente houdt dus ook toezicht op of

gerealiseerd wordt wat is afgesproken.”

(24)

De aansturing vanuit het bestuur op de realisatie van het onderwijsaanbod in groep 1 en 2 verloopt naar tevredenheid van algemeen directeur Van Zutphen.

“De stichting is maar klein, met drie scho- len, wat een groot voordeel is voor een bestuur omdat je dicht bij de scholen staat.

Maar ook omdat bij ons de kaders van het beleid bovenschools worden bepaald.” Van Zutphen legt uit dat zo’n 7 jaar geleden begonnen is met het bovenschools oppakken van een aantal taken. Hij was toen directeur van één van de drie basis- scholen. Vervolgens ging de directeur van één van de andere scholen weg, hij nam deze school onder zijn hoede. Kort daarop ging ook de directeur van de derde school weg, waardoor hij alle drie de scholen in beheer kreeg. In die tijd was het voor hem het meest efficiënt om beleid uit te werken voor de drie scholen tegelijk, dus bovenschools. “Dat betekent niet dat het een grote eenheidsworst is, maar de kaders zijn wel voor alle drie de scholen hetzelfde.”

De uitwerking van het beleid is met de drie nieuwe directeuren van de scholen opgepakt.

AANPAK VAN VERBETERPUNTEN Van Zutphen is tevreden over het vroeg- schools aanbod op de scholen. Er wordt volgens hem voldaan aan alle richtlijnen voor kwalitatief goede VVE. Hij maakt zich vooral zorgen om de voorschoolse educatie.

Koppelen peuterspeelzalen en basisonderwijs

Van Zutphen zou graag zien dat de peuterspeelzalen gekoppeld worden aan basisscholen. Volgens hem zou de basisschool kinderen van 2,5 tot 12 jaar moeten opvangen. Wanneer de scholen het geld dat de gemeente nu heeft voor peuterspeelzaalwerk zouden krijgen, kunnen de scholen, volgens hem, voor hetzelfde geld veel meer bereiken.

Korte lijnen

Doordat de stichting klein is zijn de lijnen tussen de algemeen directeur en de scholen kort. De algemeen directeur staat dicht bij de scholen. Betrokkenheid bij scholen is van groot belang om directer te kunnen schakelen en sturing te kunnen geven aan kwaliteit.

Jos van Zutphen: “Mensen vinden het prettig dat je betrokken bent. Regelmatig scholen

binnen lopen en belangstelling tonen, wordt meer gewaardeerd dan veelal wordt

verondersteld. Het is geen kwestie van (verspilde) tijd, maar van prioriteit. Door die

regelmatige contacten, ben je ook makkelijker benaderbaar voor collega’s en bereik je

personeel makkelijker.”

(25)

Uit het inspectiebezoek voor de bestand- sopname VVE kwamen twee belangrijke verbeterpunten naar voren. Van Zutphen licht toe hoe deze verbeterpunten wor- den aangepakt.

Ouderbetrokkenheid

Een verbeterpunt op dit moment is ouderbetrokkenheid. In de afgelopen jaren is al intensief gewerkt aan ouder- betrokkenheid, maar volgens dhr. Van

Zutphen blijft het lastig om ouders bin- nen te krijgen en met hen te praten over wat ze thuis met hun kind kunnen doen.

Voorwaarde van de gemeente voor de subsidie voor peuterspeelzalen is dat er gewerkt wordt aan ouderbetrokkenheid.

Op dit moment wordt er gewerkt aan formalisering van het beleid ten aanzien van ouderbetrokkenheid.

Monitoring

Een ander aandachtspunt dat door de Inspectie geconstateerd werd, was de monitoring van kinderen. In de afgelo- pen periode is er binnen de gemeente gewerkt aan het opzetten van een VVE monitor. Er zijn afspraken gemaakt over hoe kinderen te volgen en instellingen leveren gegevens aan. Deze monitor is opgezet onder leiding van een oud inspecteur VVE. n

Jos van Zutphen: “Als het gaat om de vroegschoolse educatie

heb ik geen knelpunten. Echter als het gaat om de voorschoolse

educatie, ben ik bang dat als de gemeente gaat bezuinigen

op het reguliere peuterspeelzaalwerk, dan krijg je dat steeds

minder kinderen naar de peuterspeelzaal gaan, dat je eenzijdig

samengestelde peutergroepen ontstaan (bestaande uit alleen

VVE-kinderen), waardoor het probleem straks doorgeschoven

wordt naar groep 1 en 2. Daarmee breek je af wat er in de

afgelopen 10 jaar is opgebouwd in het peuterzaalwerk en

dat heeft ongetwijfeld effect op het niveau in groep 1 en 2.”

(26)

Stichting Innovo is een katholieke onderwijsorganisatie met 51 basisscholen, 2 scholen voor speciaal basisonderwijs en 3 scholen voor (voortgezet) speciaal onderwijs. De Innovo-scholen zijn gevestigd in 15 verschillende gemeenten. Met name de gemeente Heerlen is erg actief op het vlak van VVE en doet daarbij een sterk beroep op de schoolbesturen. Leon Camp, beleidsmedewerker onderwijs bij Innovo, is nauw betrokken bij VVE op de scholen (met doelgroepleerlingen) in de gemeente Heerlen.

Een portret van Innovo

in Heerlen

(27)

‘Samenhangende arrangementen’ is één van de vier beleidslijnen van Innovo.

Het bestuur beziet VVE met name vanuit dat perspectief: ‘Het onderwijs begint niet op 4-jarige leeftijd, maar eerder. De door- gaande lijn is ontzettend belangrijk.’ VVE is daarom – in de gemeente Heerlen – georganiseerd binnen koppels van basis- scholen en peuterspeelzalen, die altijd hetzelfde VVE-programma gebruiken en bij voorkeur in één gebouw gevestigd zijn. De meeste Innovo-basisscholen hebben dus een peuterspeelzaal inpandig.

ROLOPVATTING

Kaders stellen, verantwoordelijkheid geven, controleren

Innovo werkt volgens het subsidiariteit- principe: taken en verantwoordelijk- heden worden zo laag mogelijk in de organisatie belegd. Schoolleiders en leer- krachten bepalen zoveel mogelijk hun eigen koers, bijvoorbeeld waar het gaat om de keuze voor een VVE-programma of om professionaliseringsactiviteiten voor leerkrachten. Innovo stelt daarbij kaders (met bijbehorende prestatie-indicatoren) en oefent ‘signaalgestuurde’ controle uit.

Wanneer de resultaten van een school achterblijven, wordt de directeur daarop bevraagd. Directie en bestuur onder- zoeken dan samen welke verbeteringen nodig zijn.

Informeren en activeren

Daarnaast ziet Innovo het als haar rol om de scholen te informeren en te activeren, onder meer door ze op de

hoogte te stellen van nieuwe ontwik- kelingen en door onderlinge uitwisse- ling te stimuleren. Zo heeft het bestuur de deelname van één van haar scholen aan de pilot Startgroepen gepromoot.

Innovo zorgt voor verspreiding van de opbrengsten daarvan (successen, leerpunten) naar de andere scholen.

Ook werkt Innovo mee aan een groot, regiodekkend onderwijsonderzoek van de Universiteit Maastricht. Daarvoor stelt ze onder meer de toetsresultaten van de scholen beschikbaar. De uitkomsten van dat onderzoek leiden tot nieuwe impulsen en accenten in het beleid van het bestuur en de scholen. Zo bleek uit het onderzoek dat er veel ‘verborgen taalachterstanden’ voorkomen in de regio, bij andere leerlingen dan enkel de formele gewichtenleerlingen. Naar aanleiding daarvan wordt overwogen om sterker te gaan inzetten op VVE (en met name taalontwikkeling) op scholen zonder gewichtenleerlingen.

Gemeentelijk overleg

Verder vertegenwoordigt het bestuur

de Innovo-scholen in de werkgroep

OAB (onderwijsachterstandenbeleid) in

de gemeente Heerlen. Het VVE-beleid,

zoals is vastgelegd in het Convenant

Voor- en Vroegschoolse Educatie, is

daar een belangrijk gesprekspunt. In

de toekomst is het de bedoeling dat

directeuren zelf zitting nemen in dit

soort overleggen, zodat ze ‘dichter bij het

vuur’ zitten. Het is nog onduidelijk hoe

dat gaat uitpakken; een vraag is of deze

taak te combineren is met hun andere

werkzaamheden.

(28)

AANPAK VAN VERBETERPUNTEN Het oordeel van de inspectie ten aanzien van VVE in de gemeente Heerlen was behoorlijk positief. De inspectie heeft echter ook enkele aandachtspunten benoemd en ook Innovo constateert dat er met betrekking tot de vroegschoolse educatie op de scholen nog een aantal verbeteringen wenselijk is.

Doorgaande lijn

In de eerste plaats is de doorgaande lijn met de voorschool een verbeterpunt.

Leon Camp constateert dat de vestiging van de peuterspeelzaal en de basisschool onder één dak nog niet vanzelfsprekend leidt tot een goede afstemming.

‘De kwaliteit van de afstemming blijft altijd een aandachtspunt.’ Hoewel de randvoor- waarden voor het realiseren van een goede doorgaande lijn goed zijn, is door- lopend aandacht nodig voor de kwaliteit van de afstemming.

Innovo stuurt daarop door middel van de volgende (niet-vrijblijvende) prestatie-indicatoren:

• Scholen voeren minimaal één keer per jaar overleg met de peuterspeelzaal;

• Er vindt een warme overdracht plaats van de peuterspeelzaal naar de basisschool.

De gemeente Heerlen is daarnaast ook sterk gericht op het stimuleren van de samenwerking tussen de koppels.

Zo is er een auditsysteem waarbij kop- pels elkaar visiteren en zijn er netwerk- bijeenkomsten waarin koppels met elkaar van gedachten wisselen over hun aanpak. Jaarlijks evalueren de kop- pels de kwaliteit en effecten van hun samenwerking.

Ouderbetrokkenheid

Een tweede aandachtspunt is ouder- betrokkenheid. Innovo heeft het voornemen om ouderbetrokkenheid nadrukkelijker tot speerpunt te verhef- fen en op bestuursniveau steviger beleid te gaan voeren op dit vlak. Dat gebeurt onder meer in navolging op de invoering van Passend Onderwijs.

Vakbekwaamheid van leerkrachten

Een derde aandachtspunt met betrek-

king tot VVE is de vakbekwaamheid

van de leerkrachten. Met name waar

het gaat om het werken met zorg-

leerlingen, zijn op een aantal plekken

verbeteringen wenselijk: hoe kijk je

naar kinderen, hoe en wanneer trek je

conclusies? Hoe registreer je dat en hoe

kom je vervolgens tot een goed plan

voor de begeleiding van deze kinde-

ren? Voor de professionalisering van

leerkrachten zijn in de eerste plaats de

directeuren verantwoordelijk, maar in

het kader van de bevoorwaarding en de

strategische doelen kijkt en denkt het

bestuur mee. n

(29)
(30)

De Stichting PCBO Voorst heeft 5 scholen voor primair onderwijs onder haar beheer, allen in de gemeente Voorst. Zij bevinden zich in de dorpskernen Teuge, Twello, Nijbroek en Voorst. Twee scholen tellen circa 200 leerlingen. Drie scholen tellen elk tussen de 65 en 115 leerlingen. PCBO Voorst biedt in totaal aan 620 tot 670 leerlingen onderwijs. Er werken tussen de 56 en 65 leerkrachten, afhankelijk van het aantal extra middelen die de scholen ontvangen.

Petra van Haren is ruim 8 jaar bestuurder van PCBO Voorst en heeft een aan- stelling van ruim 0,4 fte. Ze heeft 12 uur bestuursondersteuning en 19 uur administratieve ondersteuning voor de scholen.

Een portret van PCBO Voorst

in gemeente Voorst

(31)

In de gemeente Voorst had het bestuur veel gewichtenleerlingen toen etniciteit nog meegenomen werd in de gewich- tenregeling. Op dit moment hebben de scholen heel weinig gewichtenleerlingen en ontvangen daardoor weinig extra middelen. “Sommige scholen hebben combinatieklassen van circa 36 leerlingen, want anders kan je het niet doen uit de basisbekostiging als je ook nog andere kwaliteitseisen stelt aan het onderwijs en mensen daarvoor wil faciliteren.”

De scholen werken in de onderbouw onder andere met de methoden:

Basisontwikkeling, Knoop het in je oren en Laat wat van je horen en Schatkist. De programma’s zijn echter niet leidend. De scholen werken vanuit het OOGO-model, waarbij de onderwijsbehoeften van een kind centraal staan en het onderwijsaan- bod daarop wordt afgestemd. Elke school heeft minimaal één onderwijsassistent in dienst. Daarnaast maken de scholen gebruik van alle mogelijke ondersteu- ning van buiten, bijvoorbeeld ambulante begeleiders, experts, stagiaires, vrijwil- ligers en ouders.

Eén school heeft een peuterspeel- zaal inpandig. Deze peuterspeelzaal wordt beheerd door de Stichting Peuterspeelzalen Apeldoorn die gedeel- telijk gefinancierd wordt door de gemeente. Op één school is een peuter- speelgroep, die gedraaid wordt door een vrijwilliger met een leerkracht-diploma.

Dit betekent dat de kwaliteit van de begeleiding en de afstemming met de basisschool in een doorgaande leerlijn

hoog zijn. Eén andere school neemt deel aan de pilot Startgroep Peuters. Alle scholen werken samen met een lokale buitenschoolse opvang. De peuterspeel- zalen werken allemaal met het program- ma startblokken. Op de VVE-locaties werken gecertificeerde leidsters met een specifiek VVE-programma.

In het kader van de Lokaal Educatieve Agenda (LEA) is in 2011 een beleidskader VVE opgesteld voor een periode van vier jaar. Door terugloop van de hoeveelheid middelen heeft de gemeente in de afge- lopen periode flink moeten bezuinigen.

Als gevolg daarvan is de stichting peu- terspeelzalen Voorst overgenomen door een grotere stichting, die meer regionaal opereert. Mede door de bezuinigingen en de overname van de peuterspeelza- len zijn er in de gemeente grote zorgen ontstaan over de continuïteit en kwali- teit van de uitvoering van VVE. Door de verandering van de gewichtenregeling en herverdeling van de achterstandmid- delen zijn echter de inkomsten die de scholen ontvangen voor vroegschoolse educatie ook sterk teruggelopen.

Op dit moment zijn de schoolbesturen,

de stichting peuterspeelzalen en de

gemeente weer om tafel gaan zitten om

nieuwe afspraken te maken. Mevr. Van

Haren hoopt dat er bij de gemeente,

maar ook bij de landelijke overheid meer

besef komt van het belang van een pre-

ventieve aanpak voor álle leerlingen en

dat dit ook gefaciliteerd wordt. Zij is van

mening dat de investering in VVE voor

alle kinderen op langere termijn altijd

wordt terugverdiend.

(32)

ROLOPVATTING

Aansturingsfilosofie

Binnen PCBO Voorst staan drie inspirators centraal:

· David Hopkins: “Elke school een topschool”: hoe verbind je bottom-up met top-down;

· Marzano: “die uitgaat van wat werkt, wij hebben dat aangepast aan wat werkt voor ons.”

· Jay Marino: alignement van beleid op alle niveaus en dat uitwerken op alle niveaus.

Deze cyclus van gesprekken vindt plaats op de verschillende niveaus. Van Haren beschouwt het als haar verantwoorde- lijkheid om te borgen dat de gesprekken op alle niveaus gevoerd worden. Dat is de kern van de aansturingsfilosofie.

Plan – Do – Study – Act

Petra van Haren: “Als het gaat om beleid bijvoorbeeld ten aanzien van opbrengst- gericht werken betekent dat dat ik als bestuurder duidelijk op papier moet heb- ben welke doelen ik stel op bestuursniveau en dat ik deze ook evalueer. Ik heb daar regelmatig een gesprek over met de raad van toezicht. Ik voer met de directeuren een gesprek over de opbrengsten op schoolniveau. Ik heb toegang tot Parnassys waarin ik de resultaten van de scholen kan zien, maar ik ben vooral benieuwd naar de duiding van de resultaten door de directeur en de ib-er. De ib-er voert gesprekken met de groepsleerkrachten over de resultaten. Uit deze gesprekken moet blijken hoe de resultaten geduid kunnen worden en wat dit betekent voor het leerkrachthandelen.

Leerkrachten voeren vervolgens weer gesprekken met leerlingen aan de hand van

portfolio’s over hun prestaties. Iedereen stelt doelen en werkt met dezelfde PDSA-

cyclus. (Plan – Do – Study – Act)

(33)

“Ik moet weten dat de gesprekken gevoerd worden, hoe ze gevoerd worden en waar- om ze gevoerd worden. De professionals zijn zelf in staat dit inhoud te geven.”

Inspireren op alle niveaus

Mevr. Van Haren vindt dat zij een inspira- tor moet zijn in de manier van werken die zij van anderen verwacht. Ze doet dit door een voorbeeld te zijn voor anderen en door te laten zien wat zij belangrijk vindt. Ze loopt regelmatig scholen binnen of schuift aan bij overleggen.

Daardoor laat ze haar betrokkenheid zien, wat mensen motiveert, maar wat ook soms een stok achter de deur is. De kleinschaligheid van het PCBO Voorst beschouwt ze als een belangrijk voor- deel omdat ze daardoor nauw betrokken kan zijn bij wat er in de scholen gebeurt.

Het leiding geven aan scholen is volgens haar telkens een spel tussen inspireren en afleggen van verantwoording.

Ambities helder stellen en aanlokkelijk maken

In het strategisch beleidsplan zijn nor- men geformuleerd ten aanzien van de Cito-resultaten. Deze normen wijken af van de normen van Cito. Twee voorbeel-

den: 65% van de leerlingen op A of B niveau en leerlingen met een D/E-niveau moeten groei laten zien. Van Haren legt uit nog niet alle scholen aan deze hoge ambities voldoen. Er zijn scholen waar naar verwachting drie jaar nodig is om die norm te bereiken. De schoolbestuur- der ziet het als haar taak de ambitie helder neer te zetten en deze ook aan- lokkelijk te maken.

Mensen laten stralen

Een voorbeeld van een manier waarop ze mensen wil inspireren is door ze mee te nemen naar een presentatie van Marzano. Hij komt naar Nederland.

Mevr. Van Haren is stellig van plan om met een aantal personeelsleden naar zijn lezing te gaan, ondanks dat PCBO Voorst hier nauwelijks budget voor heeft.

AANPAK VAN VERBETERPUNTEN

Afstemming voor- en vroegschool Op de school met een inpandige peuter- speelzaal, is warme overdracht nog wel haalbaar. Wanneer de peuterspeelzaal of peuterspeelgroep verderop in het dorp zit, is het niet makkelijk haalbaar

Petra van Haren: “Ik vind dat het mijn rol is om die dingen mogelijk te maken, waardoor je mensen het gevoel geeft dat ze een professional zijn en dat ze dat ook zichtbaar maken, dat ik zorg dat mensen kunnen stralen in hun vak.

Dat soort inspiratiewerk vind ik erg belangrijk”

(34)

om mensen bij elkaar te laten komen voor warme overdracht. Warme over- dracht vraagt een stukje facilitering van mensen. Als het gaat om de inhoudelijke afstemming tussen voor- en vroeg- school valt er bij verschillende scholen nog veel aan kwaliteit te winnen. Een knelpunt daarbij is de mobiliteit van personeel. Mensen die in de beginperi-

ode geschoold zijn door Vversterk, zijn inmiddels doorgeschoven naar andere groepen. Er vindt op dit moment nieuwe scholing plaats van medewerkers, maar dit probleem zal regelmatig terugkeren.

Tussentijdse VVE-indicatie Op dit moment stelt het consultatie- bureau op 2,5 jarige leeftijd vast of Jaarplan/verbeterplan

In een jaarplan worden de ontwikkellijnen beschreven waar een school dat jaar aan werkt. Specifieke verbeterpunten worden verder uitgewerkt in verbeter plannen.

Zowel het jaarplan als een verbeterplan is opgebouwd aan de hand van een plan- do-check-act cyclus of in een plan-do-study-act cyclus. ‘Check’ betreft aspecten die makkelijk gemeten kunnen worden, een voorbeeld hiervan zijn de Arbonormen.

‘Study’ vraagt om nadere analyses, bijvoorbeeld de toetsresultaten. In elk jaarplan en verbeterplan wordt ook vastgelegd hoe deze verbeteringen gerealiseerd gaan worden, wie er bij betrokken zijn en waaruit het gefinancierd wordt.

Gesprekkencylcus

Aan het begin van het schooljaar voert de bestuurder een gesprek met een directeur om het jaarplan met de verbeterplannen vast te stellen. Vervolgens voert zij

halverwege het schooljaar met elke directeur een voortgangsgesprek. Dit gebeurt aan de hand van de balanced scorecard. Dit is een soort voortgangs beoordeling die geen relatie heeft met de beoordeling van het persoonlijk functioneren van een directeur.

Het heeft een signaalfunctie. Wanneer een school op punten oranje of rood scoort, verwacht de bestuurder aan het eind van het jaar verbeteringen te zien.

Aan het eind van het jaar vindt er een gesprek plaats waarin het jaarplan geëva lueerd wordt.

Petra van Haren: “Ik ben niet van de rode kaart, maar wel van de pittige gesprekken

over kwaliteit en verbetering. Ik houd niet van een afrekencultuur, maar ben wel

van de onderlinge gesprekken op elk niveau. Het gaat om elkaar aanspreken maar ook

versterken.”

(35)

een kind (recht heeft op VVE) een VVE-indicatie krijgt. Door een goed VVE-aanbod in de voorschool kunnen kinderen aan het begin van de basis- school VVE niet meer nodig hebben.

Kinderen die volgens de indicatie aanvankelijk geen VVE-kind zijn, kunnen tussen 2,5 en 4 jaar een achterstand oplo- pen, waardoor ze op de basisschool juist wél extra ondersteuning nodig hebben.

Van Haren pleit voor tussentijdse (bijstel- ling van) indicatie van VVE-kinderen door de basisschool. In een gemeentelijk convenant is dit inmiddels geregeld.

Professionalisering

Inherent aan bovenstaande verbeterpun- ten staat de professionaliteit van docen- ten. Leerkrachten die in de onderbouw lesgeven zouden alle leerlijn en ontwik- kellijnen van 2,5 tot 8 jaar moeten ken- nen. Op dit moment ligt de kennis over de leeftijd 2,5 tot 4 bij de peuterspeel-

zaalleidsters en de kennis over de leeftijd 4 tot 8 bij de leerkrachten. Van Haren vindt scholing om kennis over ontwikke- lingspsychologie, gedrag en leerlijnen te vergroten erg belangrijk. Naast leerkrach- ten moeten ook directeuren kennis heb- ben van VVE. “Om draagvlak te creëren in de school moet een directeur veel afweten van VVE.”

Sturen op verbetering

Aan het begin van het schooljaar maakt

elke school een jaarplan gebaseerd op

het schoolplan. In het jaarplan wordt

beschreven waar dat jaar aan gewerkt zal

worden. Dit betreft een aantal algemene

lijnen die gelden voor alle scholen,

maar elke school bepaalt zelf een aantal

specifieke verbeterpunten. Deze worden

uitgewerkt in verbeterplannen. VVE kan

een onderwerp zijn in het jaarplan, maar

een school kan ook voor VVE een speci-

fiek verbeterplan opstellen. n

(36)

De onderwijsinspectie is kritisch over de huidige stand van zaken van vroegschoolse educatie (VVE). Veel schoolbesturen pakken de taak die ze hebben niet op, zegt Maartje Jacobs, VVE-coördinator en -inspecteur van de onderwijsinspectie.

Bestuurder moet

meer verantwoordelijkheid nemen bij kwaliteit van

vroegschoolse educatie

(37)

Sinds de Wet OKE (Wet Ontwikkelings- kansen door kwaliteit en educatie) hebben schoolbesturen een wettelijke opdracht bij vroegschoolse educatie.

In augustus verscheen een rapport over de stand van zaken rond VVE in Nederland en hoe schoolbesturen deze taak oppakken. Het beeld dat naar voren komt uit de Eindrapportage bestandsopname voor- en vroegschoolse educatie in Nederland is niet onverdeeld positief. Schoolbesturen laten het er te vaak bij zitten, zegt Maartje Jacobs, VVE-coördinator en -inspecteur bij de onderwijsinspectie. “Schoolbesturen met gewogen leerlingen op hun scholen moeten er alles aan doen dat deze kinde- ren zonder achterstand aan groep 3 kun- nen beginnen. Een belangrijke taak die ze nu niet altijd oppakken.” Kinderen uit groep 1 en 2 met een achterstand in hun ontwikkeling krijgen vaak ‘niet de zorg en begeleiding die ze nodig hebben’.

De kwaliteit van voor- en vroegschoolse educatie moet beter, luidt het oordeel van de inspectie. Op meer dan de helft van de basisscholen is verbetering nodig op het gebied van ouderbetrokkenheid, zorg en begeleiding, interne kwaliteits- zorg en de doorgaande leerlijn van voorschool naar vroegschool.

Ook positieve bevindingen

De onderwijsinspecteur waakt voor een te negatief beeld en benadrukt dat ‘een aantal zaken al best goed gaat’. “We zien goede voorbeelden van samenwerking tussen scholen en voorschoolse instel- lingen waaraan andere scholen een voorbeeld kunnen nemen. Ook is het

pedagogisch klimaat en het educatief handelen van de leerkrachten op de meeste scholen van een goed niveau.”

Leerkrachten doen het dus goed, er wordt gewerkt met VVE-programma’s en toch is de vroegschoolse educatie op de meeste basisscholen onvoldoende. Hoe kan dat? Het ontbreekt scholen vooral aan analyse, doelstellingen, planning en evaluatie, legt Jacobs uit. “Leerkrachten

van groep 1 en 2 zijn voldoende in staat

te zien welke kinderen extra zorg nodig

hebben. Zij vinden het echter soms nog

lastig om vervolgens doelgerichte zorg

en begeleiding te bieden. Dan zijn zij

meer gevoelsmatig bezig met welke

kinderen zet ik bij elkaar voor een extra

activiteit in kleine kring en welk doel wil

ik daarmee bereiken? Dat gebeurt te wei-

nig beredeneerd en daardoor mist het

aan effectiviteit. Zorgcoördinatoren en

Maartje Jacobs

(38)

intern begeleiders zouden leerkrachten hierin kunnen begeleiden.”

Specifieke aandacht ontbreekt Scholen organiseren weliswaar veel acti- viteiten voor ouders, maar het betrek- ken van ouders bij de school is lang niet altijd gericht op ouders van doelgroep- kinderen, aldus het inspectierapport.

Jacobs: “Het gebeurt te lukraak. Als maar twintig procent van deze ouders een informatiebijeenkomst bezoekt, moet je dat evalueren en analyseren waarom dat zo is, en dat gebeurt te weinig.”

Daarnaast is de afstemming tussen voor- en vroegschool nog niet optimaal. “Er zijn veel warme overdrachten, maar het gaat er nu om een stap verder te zetten en ervoor te zorgen dat ook sprake is van inhoudelijke afstemming. Daaraan ontbreekt het meestal. Dan zie je op de basisschool een nieuwe aanpak met

andere afspraken en regels waarmee we de overgang voor kleuters onnodig groter maken.” Ook de interne kwali- teitszorg is onvoldoende. “De interne kwaliteitszorg is er op scholen veelal wel, maar specifieke aandacht voor het jonge kind uit groep 1 en 2 ontbreekt omdat het niet standaard in de kwali- teitszorg zit.”

Sterke punten Verbeterpunten

Pedagogisch en educatief handelen

van de leerkracht Doorgaande leerlijn

Warme overdracht Interne kwaliteitszorg

Toegang tot externe zorg Ouderbetrokkenheid

VVE-condities Ontwikkeling, begeleiding en zorg

(m.n. planning en organisatie)

Lijst sterke punten en verbeterpunten VVE, afgeleid uit de Eindrapportage bestands- opname voor- en vroegschoolse educatie in Nederland, Inspectie van het Onderwijs, 2013

De inspectie toetst op vier domeinen: de VVE-condities (formele eisen waar een voorschool aan moet

voldoen), de gemeentelijke

VVE-beleidscontext, de

kwaliteit van VVE en de

resultaten die door de VVE

worden bereikt.

(39)

Aan de slag

Wat vindt Jacobs van kritiek van school- besturen die zeggen alles op orde te hebben en toch onvoldoende scoren?

“Specifieke aandacht voor VVE ontbreekt vaak of er wordt te weinig ingezet op samenwerking. Allemaal essentieel om VVE op een hoger plan te brengen.”

Haar advies aan schoolbesturen is met de verbetermaatregelen aan de slag te gaan. “Op een aantal onderdelen is bij veel scholen flinke verbetering nodig.

PO-Raad over de kwaliteit van de VVE

Uit het rapport van de inspectie blijkt op welke punten schoolbesturen de VVE op hun scholen kunnen verbeteren. Leden van het netwerk School & Omgeving van de PO-Raad geven aan dat zij het niet op alle punten eens zijn met de criteria die de Inspectie hanteert bij het beoordelen van de VVE op een school.

Zodra er geen gemeentelijke afspraken zijn, wordt de kwaliteit van de VVE bijvoor- beeld automatisch als zwak gekenmerkt.

Het netwerk geeft aan dat de kwaliteit van de VVE goed op orde kan zijn, zonder dat er gemeentelijke afspraken bestaan. Uiteindelijk is immers de leerkracht voor de groep het meest bepalend voor de kwaliteit van het onderwijs. Ook de Inspectie geeft aan dat de kwaliteit van het pedagogisch handelen van de leerkracht doorgaans op orde is. Toch kan een school aantoonbaar achterstanden bij kinderen op taal- en rekenen in groep 1 en 2 wegwerken, en tegelijkertijd zwak scoren in de beoordeling van de VVE door de Inspectie.

Ga na of de verbeterpunten van de Inspectie ook van toepassing zijn op uw organi- satie, is het advies van de PO-Raad. Kunt u aantonen dat uw organisatie resultaten behaalt bij het inlopen van eventuele taal- en rekenachterstanden bij het jonge kind?

En dat dit op een planmatige manier gebeurt?

Hier vindt u verschillende publicaties en instrumenten om de kwaliteit van de VVE in kaart te brengen en te interveniëren als verbeteringen gewenst zijn.

Afspraken met voorschoolse voorzie-

ningen over een doorgaande leerlijn is

in de praktijk niet gangbaar, maar wel

noodzakelijk. Soms zijn er wel afspra-

ken gemaakt op bestuursniveau met de

gemeente en de houders van de peuter-

speelzalen en kinderdagverblijven, maar

is de schoolleider daarvan niet op de

hoogte. Zorg dat scholen en leerkrachten

en de voorschoolse voorzieningen elkaar

kennen. Ik zie hierin een belangrijke taak

voor het schoolbestuur.”

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

We gaan bij een onderwerp voor een thema uit van de spelmogelijkheid voor kinderen en kiezen daarom voor thema’s die herkenbaar zijn en betekenis hebben.. Daar worden alle overige

In deze gids vindt u alle belangrijke zaken betreffende de school, verdeeld over 7 hoofdstukken: Onze school, Ons onderwijs, Onze zorg voor kinderen, Onze school en

verbonden is met sociale uitsluiting en wetende dat commons en burgercollectieven voor een groot deel vaak het werk van hoogopgeleide middenklassers zijn, stelt zich de vraag of

EXTERNEN & SAMENLEVING: THEMA’S PEDAGOGIE VAN HET JONGE KIND..  buurtgerichte werking op

- Maak de luier los (en laat deze onder de billen liggen indien de baby getemperatuurd moet worden (bij ziekte of koorts)).. - Observeer de inhoud van de luier bij diarree of

Uit het jaarverslag ‘Bestrijden voortijdig schoolverlaten en schoolverzuim van de regio Zuidoost Brabant 2014-2015’ blijkt dat er verschillende redenen zijn waarom leerlingen niet

Kinderen kunnen alleen kennis verwerven door zelf actief te zijn.. Met dit materiaal willen wij het onderwijs weer teruggeven aan de leerkracht en