Colofon
Projectnummer : 14310309/34924
Auteur : dr. A.W.E. Wilbers
Redactie : drs. S. Moerman
Versie : 1.6
definitief
Opdrachtgever : Gemeente Voorschoten Dhr. R. Klavers
Postbus 393
2250 AJ Voorschoten
© Becker & Van de Graaf bv Noordwijk, juli 2009
Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze dan ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Controle
B. Corver Senior Archeoloog 6-7-2009 Goedkeuring
Mevr. L. Bruning Gemeente Voorschoten 11-1-2010
Archeologisch Bureauonderzoek & Inventariserend Veldonderzoek (IVO), d.m.v. boringen
JP Coenstraat en Leidseweg Gemeente Voorschoten
CIS-code: 34924
SAMENVATTING:
In opdracht van gemeente Voorschoten heeft archeologisch onderzoeksbureau Becker & Van de Graaf bv in mei 2009 een archeologisch bureauonderzoek en een Inventariserend Veldonderzoek (IVO) door middel van boringen uitgevoerd aan de JP Coenstraat en Leidseweg (Parallel) in Voorschoten, gemeente Voorschoten. De aanleiding voor dit onderzoek is dat de bestaande riolering in de straat zal worden vervangen en aangevuld met een hemelwater-/schoonwaterriool. Het schoonwaterriool zal worden aangelegd in onverstoorde grond tussen het huidige riool en de straatrand. Graafwerkzaamheden ten behoeve van deze ontwikkeling zullen zorgen voor een bodemverstoring tot een diepte van 1,5 tot 2,6 m beneden maaiveld. De kans bestaat dat eventueel aanwezige archeologische waarden hierdoor verstoord dan wel vernietigd zullen worden.
Bij de verkennende boringen is vastgesteld dat de bodemopbouw in het plangebied ter hoogte van het schoonwaterriooltracé grotendeels onverstoord aanwezig is onder een ophooglaag van 50 tot 80 cm dikte. Daarnaast zijn de meeste oude vegetatieniveaus aangetroffen onder de gemiddelde grondwaterspiegel, waardoor de gaafheid en conservering van eventuele archeologische resten waarschijnlijk goed zal zijn. Dat zal ook gelden voor eventuele organische resten.
Archeologische niveaus worden verwacht in en direct onder oude vegetatieniveaus. Dergelijke begraven vegetatieniveaus komen in het plangebied op zeer verschillende dieptes voor, zie bijlage 4, tussen 0,5 en 2,5 m beneden maaiveld.
Op basis van de resultaten van het Inventariserend Veldonderzoek wordt geadviseerd om een vervolgonderzoek uit te laten voeren. Een dergelijk vervolgonderzoek kan het beste bestaan uit proefsleuven.
INHOUDSOPGAVE:
ADMINISTRATIEVE GEGEVENS VAN HET PLANGEBIED ... 4
1. INLEIDING ... 5
1.1. Aanleiding ... 5
1.2. Doel- en vraagstelling van het onderzoek... 5
1.3. Ligging van het plangebied ... 6
2. BUREAUONDERZOEK ... 7
2.1. Werkwijze ... 7
2.2. Bekende archeologische waarden ... 7
2.3. Historisch landgebruik ... 8
2.4. Conclusie bureauonderzoek en verwachtingmodel ... 8
3. VELDONDERZOEK ... 9
3.1. Onderzoekshypothese en onderzoeksopzet ... 9
3.2. Werkwijze ... 9
3.3. Resultaten ... 9
3.4. Interpretatie ... 11
4. CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN ... 12
4.2. Aanbevelingen ... 12
4.3. Betrouwbaarheid ... 12
LITERATUUR EN KAARTEN ... 13
LIJST VAN AFKORTINGEN EN BEGRIPPEN ... 14
BIJLAGEN
1. Topografische kaart 2. Archis-informatie 3. Boorlocatiekaart 4. Boorbeschrijvingen 5. Periodentabel 6. Lithologisch profiel
Administratieve gegevens van het plangebied
Toponiem JP Coenstraat en Leidseweg (parallel)
CIS-code 34924
Plaats Voorschoten
Gemeente Voorschoten
Kadastrale aanduiding
Provincie Zuid Holland
Coördinaten Centrum
Hoekpunten 91.420 / 460.605 (w) 91.340 / 460.725 (n) 91.605 / 460.950 (z) Oppervlakte plangebied 3600 m2, tracé van 600 m
Opdrachtgever Gemeente Voorschoten
Contactpersoon: dhr. R. Klavers Postbus 393
2250 AJ Voorschoten Tel: 071-5600763 Uitvoerder Becker & Van de Graaf bv
Contactpersoon: dr. A.W.E Wilbers Postbus 126
2200 AC Noordwijk (ZH) Tel: 071-3326888 Bevoegde overheid Gemeente Voorschoten
Contactpersoon: mevr. Drs. L. Bruning Postbus 393
2250 AJ Voorschoten
Tel: 071-5601826 / 06-53937432 Beheer en plaats van
documentatie
Becker & Van de Graaf, Noordwijk Uitvoeringsdatum veldwerk 15-5-2009
1. Inleiding
1.1. Aanleiding
In opdracht van gemeente Voorschoten heeft archeologisch onderzoeksbureau Becker & Van de Graaf bv in mei 2009 een archeologisch bureauonderzoek en een Inventariserend Veldonderzoek (IVO) door middel van boringen uitgevoerd aan de JP Coenstraat en Leidseweg (Parallel) in Voorschoten, gemeente Voorschoten. De aanleiding voor dit onderzoek is dat de bestaande riolering in de straat zal worden vervangen en aangevuld met een hemelwater-/schoonwaterriool. Het schoonwaterriool zal worden aangelegd in onverstoorde grond tussen het huidige riool en de straatrand. Graafwerkzaamheden ten behoeve van deze ontwikkeling zullen zorgen voor een bodemverstoring tot een diepte van 1,5 tot 2,6 m beneden maaiveld. De kans bestaat dat eventueel aanwezige archeologische waarden hierdoor verstoord dan wel vernietigd zullen worden.1
1.2. Doel- en vraagstelling van het onderzoek
De doelstelling van het bureauonderzoek is het verwerven van informatie aan de hand van bestaande bronnen over bekende of verwachte archeologische waarden binnen het plangebied. Hieruit voortvloeiend wordt een specifieke archeologische verwachting opgesteld. Het doel van het veldonderzoek is het aanvullen en vaststellen van de gespecificeerde verwachting, die gebaseerd is op het bureauonderzoek. Daarnaast wordt inzicht verkregen in de vormeenheden van het landschap in het plangebied, voor zover deze vormeenheden van invloed kunnen zijn geweest op de bruikbaarheid van de locatie door de mens in het verleden. Op basis van de resultaten van het onderzoek kunnen kansarme zones van het plangebied worden uitgesloten en kansrijke zones worden geselecteerd voor behoud of voor vervolgonderzoek. Om deze doelstelling te kunnen realiseren, wordt op de volgende vragen een antwoord gegeven:
Wat is de fysiek-landschappelijke ligging van de locatie?
Hoe is de bodemopbouw in het plangebied en in welke mate is deze nog als intact te beschouwen?
Zijn er archeologische waarden aanwezig in het plangebied?
Wat is de diepteligging van eventueel aanwezige archeologische resten?
Wat is de specifieke archeologische verwachting van het plangebied en wordt deze bij het veldonderzoek bevestigd?
In hoeverre worden eventueel aanwezige archeologische waarden bedreigd door de voorgenomen graafwerkzaamheden?
Kan een aantasting van het mogelijk aanwezige bodemarchief voorkomen worden door planaanpassing?
Het archeologisch bureauonderzoek en het inventariserend veldonderzoek zijn uitgevoerd conform de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA), versie 3.1 (Centraal College van Deskundigen 2006) en de gemeentelijke eisen.
Voor de in dit rapport gebruikte geologische en archeologische tijdsaanduidingen wordt verwezen naar bijlage 5. Afkortingen en enkele vaktermen worden achterin dit rapport uitgelegd (zie lijst van afkortingen en begrippen).
1 Vooralsnog zijn de directe en indirecte verstoring van eventuele archeologische waarden door heiwerkzaamheden onduidelijk.
Derhalve wordt verstoring door heiwerkzaamheden buiten beschouwing gelaten.
1.3. Ligging van het plangebied
De ligging van het onderzochte gebied, ofwel het plangebied, is weergegeven in bijlage 1. Het plangebied bestaat uit de JP Coenstraat en de Leidseweg (parallel). De exacte ligging en contouren van het plangebied zijn nader weergegeven in bijlage 3. Ten tijde van het veldonderzoek was het plangebied in gebruik als straat met klinkers.
2. Bureauonderzoek
2.1. Werkwijze
Bij het bureauonderzoek zijn gegevens verzameld over bekende of verwachte archeologische waarden binnen het onderzoeksgebied.
2.2. Bekende archeologische waarden
Het plangebied staat op de Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden aangegeven als een gebied met een middelhoge trefkans voor archeologische waarden (bijlage 2). Deze waardering is gebaseerd op de ligging van het terrein direct naast de strandwal van Voorschoten. Volgens de IKAW is er ter hoogte van het plangebied een inham in de strandwal. De strandwal zelf heeft een hoge verwachtingswaarde voor archeologische resten.
Volgens de archeologische beleidskaart van de gemeente Voorschoten heeft het plangebied een hoge verwachting voor de periode Neolithicum tot en met Nieuwe tijd (terreintype 5).
In de directe omgeving zijn verschillende onderzoeken verricht en ook verschillende waarnemingen gedaan. Direct ten zuidoosten van het plangebied ligt een AMK-terrein van zeer hoge archeologische waarde (monument 16208). In verband met dit terrein zijn verschillende archeologische onderzoeken verricht (onderzoeksmeldingen 7461, 17992), waarbij zowel in boringen als bij proefsleuven verschillende archeologische resten gevonden zijn (persoonlijke communicatie Nicole van der Ham, Archeomedia; Wijsman/Engelse 2003; Holthausen 2004; Nokkert 2005). Bij de boringen zijn twee mogelijke vindplaatsen aangetroffen, beiden op een strandwal welke op 2,0 m onder maaiveld voorkwam (3,0 m onder NAP). Bij de vindplaats in de zuidwestelijke hoek van het gebied, vlak bij de J.P. Coenstraat, werden in de boringen, op een diepte van 150 tot 200 cm onder maaiveld houtskoolresten, stukjes kwarts en vuursteen (kiezel) en bot aangetroffen (deze vondsten zijn afgebeeld in het dwarsprofiel, bijlage 4). De tweede vindplaats bevond zich in het noordwesten van het gebied en daar werden op ongeveer 1,6 m onder maaiveld houtskoolresten, verbrande leem, een vuursteenafslagje en een scherfje aardewerk aangetroffen. Het aardewerk werd gedateerd in de periode Neolithicum-Bronstijd. Bij het proefsleuvenonderzoek kon vanwege de diepe ligging en problemen met grondwater, van beide vindplaatsen niet worden bepaald of er ook sporen aanwezig waren. Toch kon op grond van aanvullende losse vondsten worden bepaald dat het waarschijnlijk gaat om nederzettingsterreinen uit het Neolithicum.
In het veenpakket boven deze vindplaatsen werd op beide locaties een veenpad aangetroffen. De veenpaden bestonden onder andere uit takkenbossen die neergelegd waren op het veen en soms vastgezet waren met pennen aan de zijkanten, daarnaast kwamen ook andere constructiewijzen voor (persoonlijke communicatie Nicole van der Ham, Archeomedia). De paden waren ongeveer 50-60 cm breed, breed genoeg voor één persoon om overheen te lopen. De paden konden vanaf de vindplaatsen in oostzuidoostelijke richting worden vervolgd en liepen daarmee haaks op de strandwal het veengebied in. Op grond van C14 dateringen van enkele palen uit de veenpaden worden deze paden gedateerd in de periode Midden Bronstijd. De paden komen voor op een diepte van 2,0 tot 3,0 m onder NAP en het verloop van de zuidelijke van de twee is weergegeven in het dwarsprofiel in bijlage 4.
In de buurt van de zuidelijke vindplaats en het tweede veenpad is door RAAP in 2007 een deel van het door Archeomedia onderzochte gebied nogmaals onderzocht. Bij dat booronderzoek zijn geen indicatoren aangetroffen waarna voor het terrein geen vervolgonderzoek is aanbevolen (Onderzoeksmelding 21245).
De hofstede Vredenhoef, afgebroken in 1852, staat op de Archeologische MonumentenKaart als een terrein van hoge archeologische waarde (monument 3180). Het terrein en directe omgeving is meermalen onderzocht (onderzoeksmeldingen 16584, 25885 en 30477) in de meeste gevallen wordt er echter geen vervolgonderzoek aanbevolen omdat de fundamenten van de oude bebouwing niet direct bedreigd worden.
Naast de vondsten ten oosten van het plangebied zijn nog twee waarnemingen te vermelden:
Waarneming 24222 is in ARCHIS abusievelijk geprojecteerd in de Krimwijk maar hoort te liggen bij de RK Kerk ten zuidwesten van het plangebied. Langs de funderingen van deze kerk is bij niet archeologische graafwerkzaamheden een bronzen mes uit de Late Bronstijd aangetroffen. Het is echter niet geheel duidelijk of dit mes in situ aanwezig was of afkomstig is uit gronden die bij de bouw van de kerk zijn aangevoerd (persoonlijke communicatie Dick van der Kooij).
Waarneming 24258: op ongeveer 300 m noordwestelijk van het plangebied werden op de strandwal van Voorschoten scherven aardewerk aangetroffen uit het Late Neolithicum A.
Op grond van de vondsten in de omgeving worden in het plangebied resten verwacht uit het Laat Neolithicum tot en met de Nieuwe tijd. Welke resten en op welke diepte deze voorkomen is sterk afhankelijk van de landschappelijke opbouw in de bodem. Als het gebied niet direct op de strandwal ligt dan kunnen de veenpaden uit de Bronstijd en de vindplaatsen uit het Neolithicum zich doorzetten tot in het plangebied. Ligt het plangebied wel op de strandwal dan kunnen bijvoorbeeld nederzettingssporen voorkomen uit de Bronstijd of IJzertijd gerelateerd aan de veenpaden, tenzij deze verstoord zijn door de aanleg van tuinen en later een woonwijk op dezelfde plaats.
2.3. Historisch landgebruik
Uit historische kaarten en archiefbronnen blijkt dat het plangebied ligt op het terrein dat in de 18e en 19e eeuw in gebruik was als landschapstuin van de buitenplaats ”Vredenhoef”. Vredenhoef was een hofstede, gebouwd in 1580-1581 door de toenmalige burgemeester van Amsterdam, Jacob de Graef.
Deze hofstede lag ongeveer 100 m ten noordoosten van de noordelijkste punt van het plangebied en had voor 1574 een voorganger waarvan echter geen naam bekend is. Deze voorganger, waarschijnlijk een hoeve, is bij het beleg van Leiden door de Spanjaarden vernietigd waarna de grond zonder gebouwen in 1579 werd doorverkocht. De Vredenhoef heeft bestaan tot 1852 toen het werd gesloopt en alleen de boerderijhoeve overbleef (De Boer 1994, persoonlijke communicatie Dick van der Kooij).
Uit de minuutplan van 1811-1832 blijkt dat het plangebied in een landschappelijke tuin ligt ten zuiden van de hofstede. De tuin staat op de kaart vermeld als lustplaats die aan de zuid- en westzijde omgeven werd door een smalle bosrand en aan de oostzijde begrensd werd door een vijverpartij welke nu nog grotendeels aanwezig is langs de Krimkade. In het zuidelijke deel van de tuin kwamen twee boomgaarden voor. De J.P. Coenstraat loopt over de meest zuidelijke van deze boomgaarden (watwaswaar.nl).
In de 20e eeuw is het gebied verder ontwikkeld. In de jaren ‘30 verschenen de eerste huizen langs de Leidseweg (parallel) en uit topografische kaarten blijkt dat rond 1950 werd begonnen met de woonwijk Krimwijk. De J.P. Coenstraat was de laatste grote aanbouw in deze wijk en werd aangelegd tussen 1958 en 1964 (watwaswaar.nl; Dick van der Kooij).
2.4. Conclusie bureauonderzoek en verwachtingmodel
volgens de archeologische beleidskaart van de gemeente Voorschoten ligt het plangebied in een zone waarvoor een hoge archeologische verwachting geldt voor de periode Neolithicum t/m Nieuwe Tijd (terreintype 5 op de beleidskaart). Voor alle bodemingrepen groter dan 30 m2 en dieper dan 30 cm –mv in deze zone is archeologisch onderzoek verplicht gesteld (beleidsnota archeologie, feb.
2009), te beginnen met een bureauonderzoek en enkele controleboringen. Dit (voor)onderzoek is uitgevoerd en bevestigt de hoge verwachting. Als gevolg hiervan dient huidig vervolgonderzoek te worden uitgevoerd.
Op basis van de resultaten van het proefsleuven onderzoek beslist bevoegd gezag of een doorstart naar een opgraving plaatsvindt.
3. Veldonderzoek
3.1. Onderzoekshypothese en onderzoeksopzet
Het doel van het veldonderzoek door middel van boringen is om de in het bureauonderzoek opgestelde specifieke archeologische verwachting te toetsen en waar nodig aan te passen. Tijdens het veldonderzoek wordt vastgesteld waar de oorspronkelijke bodemopbouw intact is gebleven en waar niet. Daarnaast wordt vastgesteld of het bodemprofiel en eventuele archeologische indicatoren aanleiding geven te veronderstellen dat archeologische resten aanwezig kunnen zijn in het plangebied. Het veldonderzoek bestaat uit een booronderzoek.
3.2. Werkwijze
In het plangebied, de JP Coenstraat en de Leidseweg (parallel) zijn 14 boringen gezet (bijlagen 3 en 4). Deze boringen zijn verdeeld over de gebieden die verstoord zullen worden als gevolg van toekomstige graafwerkzaamheden. Er is gebruik gemaakt van een Edelmanboor met een diameter van 10 cm. De boringen zijn beschreven volgens de Archeologische Standaard Boorbeschrijvingsmethode (ASB; SIKB 2008) met behulp van een veldcomputer en het programma Boormanager van I.T. Works. De locaties van de boringen (x- en y-waarden) zijn ingemeten vanuit de topografie. De hoogtes van de boringen (z-waarden) zijn bepaald aan de hand van het AHN. De opgeboorde monsters zijn door middel van zeven in het veld onderzocht op de aanwezigheid van archeologische indicatoren (zoals aardewerk, baksteen, vuursteen, huttenleem en bot). Hierbij is gebruik gemaakt van een zeef met een maaswijdte van 4 mm. Lagen die niet konden worden gezeefd, zijn met de hand en op het oog doorzocht.
3.3. Resultaten
De fysiek-landschappelijke, geologische, geomorfologische en bodemkundige kenmerken van het plangebied en de directe omgeving zijn bepaald aan de hand van verschillende bronnen. Gebruik gemaakt is onder andere van bestaande paleogeografische reconstructies door Pruissers/De Gans (1988) en Van der Valk (1995). Daarnaast is gebruik gemaakt van de resultaten van boor- en proefsleufonderzoeken door Archeomedia in het gebied van Krimwijk II, ten oosten van en direct aangrenzend aan het plangebied. Ten slotte zijn in het geplande schoonwaterriooltracé 14 boringen geplaatst met een diepte van 3,0 m beneden maaiveld. Daarvoor is gebruik gemaakt van een 10 cm Edelmanboor en een 4 cm zuigerboor. De positie van de boringen is ingemeten aan de hand van de topografie, de hoogte van het maaiveld is bepaald met behulp van de AHN. De 14 boringen in het plangebied zijn gecombineerd met enkele tientallen boringen van Archeomedia om te komen tot een dwarsdoorsnede die loopt van de Vliet in het oosten tot aan de Leidseweg in het westen (Bijlage 4).
Uit geologische boringen blijkt dat het pleistocene zand en het basisveen, die samen de basis vormen voor de holocene afzettingen, in het plangebied te vinden zijn op een diepte van ongeveer 13 m onder NAP. Dit pleistocene niveau wordt bedekt door een dik pakket afzettingen van een getijdebekken (vergelijkbaar landschap met de Waddenzee). Door het midden van het plangebied liep tussen ongeveer 6000 voor Chr. en 4350-3850 voor Chr. van westnoordwest naar oostzuidoost een diepe getijdegeul die tot tientallen meters in het Pleistocene zand was ingesneden. Deze geul, welke de Voorschoten geul wordt genoemd (Van der Valk 1995, Pruissers/de Gans 1988), is in het Midden Neolithicum dichtgeslibd en afgesloten door een strandwal. De bovenzijde van de getijdeafzettingen bevinden zich op ongeveer 5 m onder NAP. Deze afzettingen zijn mogelijk alleen aangeboord in boring 72 van Archeomedia waar vanaf ongeveer 5,3 m onder NAP klei voorkomt (bijlage 4).
De strandwal, waarop onder meer het dorp Voorschoten ligt, is ontstaan onder invloed van een vertraging in de zeespiegelstijging die zich aan de Nederlandse kust heeft voorgedaan gedurende het Holoceen. De grote hoeveelheden zand die door de zeespiegelstijging van de zeebodem landinwaarts werden getransporteerd werden niet meer afgezet in de getijdebekkens maar in een aaneengesloten zandrug langs de hele Nederlandse kust. De strandwal van Voorschoten is ontstaan tussen 4350 en 3850 voor Chr. en komt in het plangebied en naar het oosten toe alleen in de
ondergrond voor. De strandwal ligt waarschijnlijk ter hoogte van de Leidseweg en naar het westen daarvan aan het maaiveld.
Achter de strandwal verdween de directe invloed van de zee. De grondwaterspiegel bleef stijgen als gevolg van de zeespiegelstijging en door de verzoeting van het achterland kon er achter de strandwal een dik pakket veen ontstaan. Dit veenpakket dat zowel de getijdegeulafzettingen als de flank van de strandwal bedekt is waargenomen in alle boringen in Krimwijk II (Archeomedia) maar ook in boringen 14 tot en met 11 in het plangebied. De bovenzijde van dit veenpakket bevindt zich op een diepte van 1,0 tot 2,0 m onder NAP. Door de nabijheid van het estuarium van de Oude Rijn werden bij grote overstromingen onder, in en op het veenpakket verschillende pakketten klei afgezet. De belangrijkste daarvan zijn ontstaan rond 1250 voor Chr. en tussen ongeveer 100 voor en 1100 na Chr. Uit paleogeografische gegevens blijkt dat waarschijnlijk rond ongeveer 1250 voor Chr. (Midden Bronstijd) een reeks van overstromingen plaatsvond, waarbij een kreeksysteem binnendrong in het veengebied parallel aan en direct achter de strandwal van Voorschoten (Pruissers/ de Gans 1988). Rondom de kreek werd op het veen een pakket klei afgezet. Zowel de kreek als de kleiafzettingen reiken niet tot in het plangebied, maar door Archeomedia is ter hoogte van boring 90 (bijlage 4) waarschijnlijk wel een zijtak van de kreek aangetroffen op een diepte van ongeveer 2,5 m onder NAP. Opmerkelijk is dat door Archeomedia in het veen twee paden zijn aangetroffen waarvan er één mogelijk naar de kleine zijtak van de kreek toeliep. Van een kleilaag in het veen lijkt geen sprake te zijn behalve dan in een smalle zone direct langs de huidige Vliet. Aan het einde van de Bronstijd was de kreek weer verdwenen en werden de kreek en de veenpaden bedekt met een nieuw pakket veen.
Vanaf het einde van de IJzertijd tot aan het einde van de Vroege Middeleeuwen traden er in het mondingsgebied van de Oude Rijn verschillende grote overstromingen op die een groot gebied bedekten met een dikke laag klei. Ook in het gebied achter de strandwal werd het veen bedekt met klei. Deze kleilaag is in het gebied van Krimwijk II overal aanwezig op het veen en de kleilaag is ook aangetroffen in boringen 10 en 11 in het plangebied (bijlage 4). Zelfs op het strandwalzand in boringen 5 en 6 in de Leidseweg (parallel) is een dunne laag kleiig zand aangetroffen die waarschijnlijk bij deze overstromingen hoort. Gedurende de Late IJzertijd en de Romeinse tijd was mogelijk een kreek aanwezig achter de strandwal van waaruit het kleipakket werd afgezet (Pruissers/de Gans 1988, Persoonlijke communicatie Nicole van der Ham Archeomedia). Het grootste deel van het kleipakket is echter waarschijnlijk afgezet in de Middeleeuwen omdat er door zowel Archeomedia als bij de boringen in het plangebied aardewerkscherven zijn aangetroffen onder de klei die stammen uit de Middeleeuwen.
Uit het dwarsprofiel in bijlage 4 blijkt dat de strandwal in het plangebied en ook naar het oosten een onregelmatige opbouw heeft. Er zijn verschillende uitlopers van zand die doorlopen in het veen en kleigebied in het oosten en ook zijn verschillende humeuze niveaus aanwezig in het zandpakket. Een dergelijk humeus niveau is veelal een aanwijzing voor een oud vegetatieniveau dat later door hernieuwde sedimentatie begraven is geraakt. Aangenomen wordt dat de verschillende begraven vegetatieniveaus en de uitlopers van zand in het veen de resten zijn van verstuivingen van het strandwalzand door de wind en dat de oostzijde van de strandwal dus uit een duinlandschap bestond.
In het plangebied zijn in boring 14 twee uitlopers van zand in het veen aangetroffen. De bovenste van de twee wordt bedekt met een laagje zandig veen dat naar het westen (boringen 11 en 10) overgaat in een laagje humeus zand, mogelijk gaat het hierbij om een oude bodem die ontstaan is in het verstoven zand gedurende de tijd dat dit niveau aan het maaiveld lag.
Onder de Leidseweg (parallel) zijn, in het strandwalzand, twee of mogelijk drie oude vegetatieniveaus aangetroffen. In boring 6 waren drie humeuze zandlagen te onderscheiden, waarvan de onderste twee in boring 5 echter waarschijnlijk maar 1 laag vormden en de bovenste zeer dun was en mogelijk in boring 8 al was verdwenen. Een goede reconstructie was lastig doordat in boring 7 de bovengrond verstoord was, waarschijnlijk door de aanwezigheid van dwars over de straat liggende kabels of leidingen. Het is mogelijk dat het onderste vegetatieniveau in boring 6 overeenkomt met het vegetatieniveau op de bovenste uitloper van zand in boring 14. Omdat het stuk A’ tot A’’ in de dwarsdoorsnede in bijlage 4 eigenlijk loodrecht staat op het stuk A tot A’ is het niet mogelijk een directe relatie te leggen tussen boringen 10 en 6.
Door de ophoging van het plangebied voorafgaand aan de bouw van de Krimwijk, de Leidseweg (parallel) en de JP Coenstraat zijn de oorspronkelijke bodems in het plangebied begraven onder een
0,5 tot 0,8 m dik ophoogpakket. De bodems in het plangebied kunnen daarmee niet goed meer worden geclassificeerd.
3.4. Interpretatie
Tijdens de verkennende boringen is geen direct bewijs aangetroffen voor een mogelijke archeologische vindplaats in het plangebied. Echter op grond van de vondsten in de omgeving worden in het plangebied resten verwacht uit het Laat Neolithicum tot en met de Nieuwe tijd. Bij de verkennende boringen zijn in boring 13 een houtskoolspikkel en in boring 11 een scherfje middeleeuws aardewerk aangetroffen. De houtskoolspikkel bevond zich op dusdanig niveau in de bodem dat het een aanwijzing zou kunnen zijn voor zowel antropogene resten uit het Neolithicum als uit de Midden Bronstijd (bijlage 4). De Middeleeuwse aardewerkscherf daarentegen bevond zich onderin een kleilaag op het veen, waardoor het waarschijnlijk gaat om een verspoelde indicator.
4. Conclusies en aanbevelingen
In opdracht van gemeente Voorschoten zijn in mei 2009 een archeologisch bureauonderzoek en een Inventariserend Veldonderzoek (IVO) door middel van boringen uitgevoerd in verband met de geplande (her)ontwikkeling van het plangebied in de JP Coenstraat en Leidseweg (parallel) in Voorschoten, gemeente Voorschoten.
Bij de verkennende boringen is vastgesteld dat de bodemopbouw in het plangebied ter hoogte van het schoonwaterriooltracé grotendeels onverstoord aanwezig is onder een ophooglaag van 50 tot 80 cm dikte. Daarnaast zijn de meeste oude vegetatieniveaus aangetroffen onder de gemiddelde grondwaterspiegel, waardoor de gaafheid en conservering van eventuele archeologische resten waarschijnlijk goed zal zijn. Dat zal ook gelden voor eventuele organische resten.
Archeologische niveaus worden verwacht in en direct onder oude vegetatieniveaus. Dergelijke begraven vegetatieniveaus komen in het plangebied op zeer verschillende dieptes voor, zie bijlage 4, tussen 0,5 en 2,5 m beneden maaiveld.
4.2. Aanbevelingen
Tijdens het onderzoek is geconstateerd dat het plangebied een hoge verwachting kent voor de aanwezigheid van archeologische waarden. Op basis van de resultaten van het Inventariserend Veldonderzoek wordt geadviseerd om een vervolgonderzoek uit te laten voeren. Een dergelijk vervolgonderzoek kan het beste bestaan uit proefsleuven.
NB. Bovenstaand advies is gecontroleerd door de gemeente Voorschoten. Een PvE omtrent een aanbevolen proefsleuvenonderzoek is reeds geschreven en goedgekeurd. Het PvE kon echter niet als rapportage gedeponeerd worden vandaar dat deze beknopte rapportage is opgemaakt.
4.3. Betrouwbaarheid
Het uitgevoerde onderzoek is op zorgvuldige wijze verricht volgens de algemeen gebruikelijke inzichten en methoden. Het archeologisch onderzoek is erop gericht om de kans op het onverwacht aantreffen dan wel het ongezien vernietigen van archeologische waarden bij bouwwerkzaamheden in het plangebied te verkleinen. Aangezien het onderzoek is uitgevoerd door middel van een steekproef kan echter, op basis van de onderzoeksresultaten, de aan- of afwezigheid van eventuele archeologische waarden niet gegarandeerd worden. Indien archeologische waarden worden aangetroffen dienen deze conform de Monumentenwet 1988, artikel 53, bij het Rijk gemeld te worden.
Literatuur en kaarten
ANWB, 2005: ANWB Topografische Atlas «provincie» 1:25.000, Den Haag.
Centraal College van Deskundigen, 2006: Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie, versie 3.1, Gouda.
Holthausen, O., 2004: Archeologisch onderzoek Zuid-Hoflandse polder te Voorschoten.
Inventariserend veldonderzoek met boringen. Archeomedia rapport A04-241/338-Z.
Nokkert, M., 2005: Voorschoten, Krimwijk II: het proefsleuvenonderzoek aan de prehistorische vindplaats, plus onderzoek aan twee veenpaden. Evaluatierapport en tussentijdse rapportage.
Archeomedia. Conceptrapport niet gepubliceerd.
Pruissers, A.P./W. de Gans, 1988: De bodem van Leidschendam, in Daams, F.H.C.M./J.D. de Kort (red.): Over, door en om de Leytsche Dam, Leidschendam.
Valk, L. van der, 1995: Geology and sedimentology of Late Atlantic Sandy, wave-dominated deposits near The Hague (South-Holland, the Netherlands): a reconstruction of an early prograding coastal sequence. Mededelingen van de Rijks Geologische Dienst, 57.
Wijsman, M./R. Engelse, 2003: Archeologisch bureauonderzoek Zuid-Hoflandse polder te Voorschoten. Archeomedia rapport A03-298-H
Lijst van afkortingen en begrippen
Afkortingen
AMK Archeologische Monumenten Kaart
ASB Archeologische Standaard Boorbeschrijvingsmethode Archis Archeologisch Informatie Systeem
IKAW Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden KNA Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie mv maaiveld (het landoppervlak)
NAP Normaal Amsterdams Peil
PvA Plan van Aanpak
PvE Programma van Eisen
RCE Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed
SIKB Stichting Infrastructuur Kwaliteitsborging Bodembeheer Verklarende woordenlijst
antropogeen door menselijke activiteit veroorzaakt of gemaakt artefact door de mens vervaardigd voorwerp
Edelmanboor een handboor voor bodemonderzoek
eerdgrond grond met een humushoudende minerale bovengrond van meer dan 50 cm, ontstaan door invloed van de mens, vaak gaat het om een esdek
esdek dikke humeuze laag ontstaan door eeuwenlange bemesting; beschermt de oorspronkelijke bodem tegen ploegen en andere verstoringen
horizont kenmerkende laag binnen de bodemvorming
humeus organische stoffen bevattend; bestaande uit resten van planten en dieren in de bodem
leem samenstelling van meer dan 50% silt, minder dan 50% zand en minder dan 25% klei
podzol goed ontwikkelde bodem in gebieden met veel neerslag silt zeer fijn sediment met grootte 0,002-0,063 mm
slak steenachtig afval van metaal- of aardewerkproductie vaaggrond grond zonder duidelijke tekenen van bodemvorming
zavel grondsoort die tussen 8 en 25% klei (deeltjes kleiner dan 0,002 mm) bevat
Bijlage 1: Topografische kaart
Bijlage 2: Archis-informatie
bron: Archis II (RCE).
! !
!
!
!
16208
3180
17992
7461 1055510477
21245
16584
7525
30477
19990
20572
25885
24222
408530 408528
408526 408524
91000
91000
91500
91500
92000
92000
460500 460500
Archeologische informatie
geraadpleegd via archis2 en de website van de RACM
Legenda
( vondstmeldingen
! waarnemingen veenwegen Name
knuppelweg mogelijk verloop plangebied onderzoeksmeldingen
monumenten
Terrein van archeologische betekenis Terrein van archeologische waarde Terrein van hoge archeologische waarde Terrein van zeer hoge archeologische waarde Terrein van zeer hoge archeologische waarde, beschermd
IKAW
lage trefkans (water) middelhoge trefkans (water) hoge trefkans (water) lage trefkans water
middelhoge trefkans ongekarteerd hoge trefkans zeer lage trefkans
0 62.5 125 250Meter
-
Bijlage 3: Boorlocatiekaart
(vondstlocatie mag er uit als er geen vondsten zijn)
Bijlage 4: Boorbeschrijvingen
Projectcode: 14310309_34924 Bijlage 4: Boorprofielen
getekend volgens NEN 5104
Boring: 01
X:
Y:
Datum: 15-05-2009
Opmerking:
Hoogte (m NAP):
0
50
100
150
200
250
300
klinker
0
Zand, matig fijn, zwak siltig, geel, straatzand
-30
Zand, matig fijn, matig siltig, matig humeus, donker grijsbruin, ca1
-80
Zand, matig fijn, matig siltig, sporen roest, geel, ca1
-120
Zand, matig fijn, matig siltig, zwak humeus, licht geelbruin, ca1
-170
Zand, matig fijn, matig siltig, licht geelbruin, ca3
-180
Zand, matig fijn, zwak siltig, zwak schelphoudend, grijs, sc=gruis ca3
-300
Boring: 02
X:
Y:
Datum: 15-05-2009
Opmerking:
Hoogte (m NAP):
0
50
100
150
200
250
300
klinker
0
Zand, matig fijn, zwak siltig, geel, straatzand
-30
Zand, matig fijn, matig siltig, matig humeus, donker grijsbruin, ca1
-70
Zand, matig fijn, matig siltig, zwak humeus, lichtbruin, ca1
-140
Zand, matig fijn, zwak siltig, licht grijsbruin, ca3
-260
Zand, matig fijn, zwak siltig, grijs, ca3
-300
Boring: 03
X:
Y:
Datum: 15-05-2009
Opmerking:
Hoogte (m NAP):
0
50
100
150
200
250
300
klinker
0
Zand, matig fijn, zwak siltig, geel, straatzand
-30
Zand, matig fijn, matig siltig, zwak humeus, sporen baksteen, licht grijsbruin, omg vlekken
-100
Zand, matig fijn, matig siltig, sterk humeus, donkerbruin, ca1 bha
-130
Zand, matig fijn, matig siltig, matig humeus, donker grijsbruin, bhb ca1
-160
Zand, matig fijn, zwak siltig, sporen schelpen, grijsbeige, sc=gruis
-200
Zand, matig fijn, zwak siltig, sporen schelpen, grijs, ca3
-300
Projectcode: 14310309_34924 Bijlage 4: Boorprofielen
getekend volgens NEN 5104
Boring: 04
X:
Y:
Datum: 15-05-2009
Opmerking:
Hoogte (m NAP):
0
50
100
150
200
250
300
350
400
klinker
0
Zand, matig fijn, zwak siltig, geel, straatzand
-40
Zand, matig fijn, matig siltig, matig humeus, sporen roest, donker bruingrijs, omg ca1
-60
Zand, matig fijn, matig siltig, zwak humeus, sporen baksteen, licht grijsbruin, ca1 omg
-90
Zand, matig fijn, zwak siltig, grijsgeel, ca1
-150
Zand, matig fijn, zwak siltig, grijsbeige, ca1
-220
Zand, matig fijn, zwak siltig, grijs, ca3
-350
Zand, matig fijn, zwak siltig, zwak schelphoudend, grijs, sc=gruis en schelpen
-400
Boring: 05
X:
Y:
Datum: 15-05-2009
Opmerking:
Hoogte (m NAP):
0
50
100
150
200
250
300
klinker
0
Zand, matig fijn, zwak siltig, geel, straatzand
-60
Zand, matig fijn, matig siltig, zwak humeus, donkergrijs, ca1
-80
Zand, uiterst fijn, kleiïg, laagjes klei, laagjes zand, grijs, ca1
-100
Zand, matig fijn, matig siltig, matig humeus, donker bruingrijs, ca1 bovenin h3 bha
-120
Zand, matig fijn, matig siltig, zwak humeus, resten riet, resten hout, donkerbruin, ca1 h2 band 150 wortelhout
-160
Zand, matig fijn, zwak siltig, grijsbruin, ca1
-200
Zand, matig fijn, zwak siltig, grijs, ca3
-300
Boring: 06
X:
Y:
Datum: 15-05-2009
Opmerking:
Hoogte (m NAP):
0
50
100
150
200
250
300
klinker
0
Zand, matig fijn, zwak siltig, geel, straatzand
-70
Zand, matig fijn, matig siltig, zwak humeus, bruingrijs, omg
-80
Zand, matig fijn, zwak siltig, brokken klei, lichtgrijs, ca1 kl=onderin
-100
Zand, matig fijn, matig siltig, matig humeus, donkerbruin, ca1 bha loodzand onderin
-130
Zand, matig fijn, matig siltig, donkergrijs, ca1 bhb
-140
Zand, matig fijn, matig siltig, zwak humeus, zwak houthoudend, bruin, ca1 bhb
-160
Zand, matig fijn, zwak siltig, bruinbeige, ca1
-210
Zand, matig fijn, zwak siltig, grijsbeige, ca1
-240
Zand, matig fijn, zwak siltig, grijs, ca3
-300
Projectcode: 14310309_34924 Bijlage 4: Boorprofielen
getekend volgens NEN 5104
Boring: 07
X:
Y:
Datum: 15-05-2009
Opmerking:
Hoogte (m NAP):
0
50
100
150
200
250
300
klinker
0
Zand, matig fijn, zwak siltig, geel, straatzand
-100
Zand, matig fijn, zwak siltig, lichtgrijs
-140
Zand, matig fijn, matig siltig, sporen baksteen, brokken veen, brokken klei, grijs, omg
-180
Zand, matig fijn, zwak siltig, grijsbeige, ca1
-250
Zand, matig fijn, zwak siltig, grijs, ca3
-300
Boring: 08
X:
Y:
Datum: 15-05-2009
Opmerking:
Hoogte (m NAP):
0
50
100
150
200
250
300
klinker
0
Zand, matig fijn, zwak siltig, geel, straatzand
-80
Zand, matig fijn, matig siltig, matig humeus, laagjes veen, donkerbruin, loodzand
-95
Zand, matig fijn, zwak siltig, lichtgrijs, ca1
-110
Zand, matig fijn, matig siltig, matig humeus, donkerbruin, loodzand
-120
Zand, matig fijn, zwak siltig, sporen hout, grijs, ca1 ho 200
-220
Zand, matig fijn, zwak siltig, sporen schelpen, grijs, sc=gruis ca3
-300
Boring: 09
X:
Y:
Datum: 15-05-2009
Opmerking:
Hoogte (m NAP):
0
50
100
150
klinker
0
Zand, matig fijn, zwak siltig, geel, straatzand
-100
Zand, matig fijn, zwak siltig, sporen puin, brokken zand, omg gestaakt op betonpuin
-190
Projectcode: 14310309_34924 Bijlage 4: Boorprofielen
getekend volgens NEN 5104
Boring: 10
X:
Y:
Datum: 15-05-2009
Opmerking:
Hoogte (m NAP):
0
50
100
150
200
250
300
klinker
0
Zand, matig fijn, zwak siltig, geel, straatzand
-70
Zand, matig fijn, matig siltig, matig humeus, zwak
baksteenhoudend, donkergrijs, omg
-90
Zand, matig fijn, matig siltig, grijs
-100
Zand, matig fijn, matig siltig, matig humeus, laagjes veen, laagjes klei, sporen hout, donkergrijs, gelaagd of omg ca1
-130
Zand, matig fijn, zwak siltig, grijs, ca1
-170
Zand, matig fijn, zwak siltig, matig humeus, resten planten, donker grijsbruin, ca1
-180
Zand, matig fijn, zwak siltig, sporen schelpen, grijs, ca3 sc=gruis
-300
Boring: 11
X:
Y:
Datum: 15-05-2009
Opmerking:
Hoogte (m NAP):
0
50
100
150
200
250
300
350
400
klinker
0
Zand, matig fijn, zwak siltig, geel, straatzand
-60
Zand, matig fijn, matig siltig, zwak humeus, zwak
baksteenhoudend, donkergrijs, omg
-95
Zand, uiterst fijn, kleiïg, matig humeus, sporen aardewerk, donker bruingrijs, ca1
-130
Zand, matig fijn, zwak siltig, laagjes veen, laagjes klei, lichtgrijs, ca1
-140
Veen, mineraalarm, bruinrood, bovenin drbr
-190
Veen, sterk zandig, grijsbruin
-200
Zand, matig fijn, zwak siltig, matig wortelhoudend, grijs, ca1
-220
Zand, matig fijn, zwak siltig, grijs, ca3
-400
Boring: 12
X:
Y:
Datum: 15-05-2009
Opmerking:
Hoogte (m NAP):
0
50
100
150
200
250
300
klinker
0
Zand, matig fijn, zwak siltig, geel, straatzand
-60
Zand, matig fijn, sterk siltig, matig humeus, donkergrijs, ca1
-130
Zand, matig fijn, matig siltig, zwak humeus, brokken veen, brokken klei, zwak houthoudend, sporen baksteen, donkergrijs, omg
-200
Veen, sterk zandig, zwak houthoudend, bruinrood
-210
Zand, matig fijn, zwak siltig, zwak humeus, bruingrijs, ca1
-230
Zand, matig fijn, zwak siltig, grijs, ca3
-300
Projectcode: 14310309_34924 Bijlage 4: Boorprofielen
getekend volgens NEN 5104
Boring: 13
X:
Y:
Datum: 15-05-2009
Opmerking:
Hoogte (m NAP):
0
50
100
150
200
250
300
gazon
0
Zand, matig fijn, matig siltig, zwak humeus, sporen hout, sporen baksteen, licht grijsbruin, omg
-70
Zand, matig fijn, matig siltig, zwak baksteenhoudend, zwak puinhoudend, zwak houthoudend, grijsbruin, omg 4x eerder hierin gestaakt
-210
Veen, sterk zandig, bruinrood
-240
Zand, matig fijn, matig siltig, matig humeus, zwak wortelhoudend, sporen houtskool, grijsbruin, ca1
-265
Zand, matig fijn, zwak siltig, grijs
-300
Boring: 14
X:
Y:
Datum: 15-05-2009
Opmerking:
Hoogte (m NAP):
0
50
100
150
200
250
300
gazon
0
Zand, matig fijn, matig siltig, matig humeus, matig wortelhoudend, sporen baksteen, donker bruingrijs, omg
-50
Klei, sterk zandig, donkergrijs, omg
-80
Veen, sterk zandig, grijszwart, omg korrelig
-120
Klei, matig siltig, grijs,
-130 ca1
Zand, uiterst fijn, kleiïg, grijsbruin, ca1
-150
Veen, mineraalarm, resten riet, donkerbruin
-200
Veen, sterk zandig, resten hout, donkerbruin
-220
Zand, matig fijn, zwak siltig, resten hout, zwak wortelhoudend, grijs, ho bovenin wo=riet
-260
Veen, sterk zandig, resten hout, donkerbruin
-280
Zand, matig fijn, zwak siltig, grijsbruin, ca1
-300
Bijlage 5: Periodentabel
Bijlage 6 Lithologisch profiel
n
n
n
n
n
n
n n
n
n
n
n n n
n nn nn
n
n n n n n n n n n n nn n n n n n n
n n n n n
) ) ) ) ) ) ) ) ) ) ) ) ) ) )) ) ) ) ) ) ) ) ) ) ) ) ) )
) ) ) ) ) ) ) ) ) ) ) ) ) )
V
ü ü
)
ü
C ü ü S ü ü
.
G
A A' A''
Vliet Vijver
1 2
3 4
5 6
7 8
9 10
11 12
14
5a 4a
90
89
88 74
75
76
77 84
83 79
80 149 150 13
3a 1a
72
87
86
85
82
81 148
40a 15a 38a 39a 16a 73
0.00 m NAP
-6.00 m NAP -5.00 m NAP -4.00 m NAP -3.00 m NAP -2.00 m NAP -1.00 m NAP
-100 0 100 200 300 400 500 600 700 800 900 1000 1100
Projectnummer:
14310309/34924 Projectnaam:
J.P. Coenstraat en Leidseweg (parallel), Voorschoten
Lithologische profiel
Afstand (m)
Legenda
strandwal/duin zand
humeus zand veen
veraard veen zandig veen klei
humeuze klei
kleiig zand ophoogzand ophoogklei verstoord
V aardewerk ) pijpesteel C schelp
S bot
.
glas G baksteen ü houtskool
veenpad
NAP-lijn
) boorpunt n booreinde
zuid-oost noord-west zuid-west noord-oost