• No results found

‘Maar zo was het leven’ De verbeelding van de dood in Nederlandse prentenboeken

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "‘Maar zo was het leven’ De verbeelding van de dood in Nederlandse prentenboeken"

Copied!
31
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

‘Maar zo was het leven’

De verbeelding van de dood in Nederlandse prentenboeken

Bachelorscriptie

Chawila M.E. Soebhag

S2567636

Begeleider: dr. S. van Voorst

Nederlandse Taal en Cultuur

Rijksuniversiteit Groningen

Groningen, 25 juni 2020

(2)

‘Geboorte en dood brengen beide grote veranderingen en aanpassingsproblemen met zich mee, vaak ongemakken en pijn, maar ook vreugde’

1

De quote hierboven is van Elisabeth Kübler-Ross, een Zweeds- Amerikaanse psychiater die pionierswerk heeft verricht op het gebied van stervensbegeleiding.

2

Stervensbegeleiding is een onderdeel van palliatieve zorg, waarbij een onderscheid wordt gemaakt tussen zorg voor volwassenen en kinderen. Kinderpalliatieve zorg is bedoeld voor kinderen tussen de 0 en 18 jaar die een levensbedreigende of levensduurbeperkende aandoening hebben. Hierbij wordt de nadruk gelegd op het leven en wordt er gekeken naar de mogelijkheden die het kind nog heeft, en niet naar de beperkingen.

3

Dit jaar is er een samenwerking geweest tussen de Rijkuniversiteit Groningen en het kinderpalliatieve zorgteam (KPZT) uit het Beatrix Kinderziekenhuis in het Universitair Medisch Centrum Groningen (UMCG). Deze samenwerking heeft tot het scriptie-project Sterven, rouw en dood geleid, onder begeleiding van Sandra van Voorst. Deze scriptie bestaat als onderdeel van dit project daarom uit twee delen. Het eerste, algemenere deel gaat over het project en over de prentenboeken die ik heb geanalyseerd. Het tweede deel vloeit voort uit het eerste deel en gaat over de relatie tussen tekst en beeld en het verwoorden van de dood in prentenboeken.

Het Beatrix Kinderziekenhuis

Het personeel van het Beatrix Kinderziekenhuis krijgt dagelijks te maken met zieke kinderen. Het KPZT van dit ziekenhuis bestaat uit een multidisciplinair team dat op elkaar is afgestemd en in deze samenwerking zo goed mogelijk zorg probeert te leveren. Hierbij bieden zij maatwerk, omdat elk kind uniek is. Dit doen ze onder andere door veel tijd door te brengen met de gezinnen, huisbezoeken mogelijk maken en het contact laagdrempelig houden. Een ander onderdeel dat hoort bij de gerichte aanpak is het aanbieden van jeugdliteratuur. Volgens de medewerkers zijn boeken een middel om het zware onderwerp dood bespreekbaar te maken. Dit geldt niet alleen voor het zieke kind, maar ook voor de broertjes en zusjes. De boekenlijsten waarover het personeel nu beschikt, zijn gerangschikt op leeftijd. Dit maakt het moeilijker voor het zorgteam om gericht literatuur aan te bieden, omdat de inhoud van de boeken voor het zorgteam onbekend is. De medewerkers hebben daarom aangegeven dat ze graag meer informatie willen over de boeken, zodat ze deze gericht kunnen aanbieden. Daarbij achten zij met name informatie omtrent rouwverwerking en dood van belang.

Methode

1 Kübler-Ross, Elisabeth, Leven met stervenden. Vierde druk. (Baarn: Ambo bv, 1982), 7.

2 Joep Munnichs, Sterven: beleven, verwerking, begeleiding (Houten: Bohn Stafleu van Loghum, 2019), 58.

3 Francis Blokland & Rob Bruntink, ‘Platform Palliatieve Zorg voor Kinderen.

Ouderverenigingen en professionals samen aan de slag,’ Pallium februari, nr. 09 (2007):

76-77.

(3)

Om de wensen van het zorgteam te realiseren, is de hulp ingeschakeld van Sandra van Voorst. Zij heeft een groep van zeven studenten samengesteld, die bereid is om mee te werken aan dit project. Na een kennismaking tussen de studenten en het zorgteam, dat werd vertegenwoordigd door Ria Bakker en Miranda Miedema, zijn de studenten samengekomen om de aanpak van dit project te bespreken.

Jeugdliteratuur is een groot begrip en de boeken die worden aangeboden door het zorgteam variëren van prentenboeken tot young adult boeken.

Dit betekent dat er een scala aan boeken geanalyseerd moest worden variërend in elke leeftijdscategorie. Elke student heeft daarom voor zichzelf besloten op welke leeftijdscategorie hij of zij zich wilde richten.

In mijn geval heb ik mij gericht op prentenboeken. De boeken die ik heb gekozen voor mijn corpus worden verderop in deze scriptie kort samengevat. Bij het kiezen van de boeken zijn bestaande lijsten aangehouden, die worden aangeboden op verschillende websites, zoals www.indewolken.nl, www.kinderpalliatief.nl en www.ziezon.nl. Hierbij is ook gekeken naar beschikbaarheid en verkrijgbaarheid van de boeken.

Het analyseren van de boeken moest binnen het project op een eenduidige manier gebeuren, ondanks de grote verschillen in de doelgroep van de boeken. Na overleg is besloten om een model te maken dat van toepassing moest zijn op elke leeftijdscategorie.

Het model

Het maken van het model is in samenwerking geweest met het ziekenhuis, omdat de informatie die het zorgteam graag wilde hebben voorop stond. Deze informatie is verwerkt in een tabel met drie kolommen. De linker kolom bevat onderdelen waarover informatie werd gezocht, bijvoorbeeld wie er overlijdt in het boek, maar ook welke copingstrategieën er worden toegepast in het boek. In de middelste kolom konden citaten worden toegevoegd om het oordeel, dat in de derde kolom wordt geplaatst, te ondersteunen. De citaten kunnen als argumentatie worden gezien, bijvoorbeeld bij het onderdeel metaforen.

De slaapmetafoor ‘Kijk, het is net alsof hij slaapt’ wordt door het zorgteam resoluut afgeraden, omdat dit kan leiden tot slapeloze nachten bij kinderen. Door in de tweede kolom de citaten van het boek te plaatsen waarin de metaforen voorkomen, kan in de derde kolom een oordeel worden gegeven. Iedere tabel is omgezet naar een rapport, waarin de gevonden informatie is omgezet in een kort verslag. Deze rapporten zijn een voorbode voor het uiteindelijke doel van het zorgteam. Het zorgteam wil graag een online database, waarin de boekenlijsten samenkomen en waarin er gezocht kan worden op zoektermen die het gemakkelijker maken om een boek te vinden dat bij het kind past. De gedachte is dat bij het boek op de website een kort rapport staat, zodat de inhoud in een oogopslag duidelijk is.

Prentenboeken

Voor mijn persoonlijke bijdrage aan het project heb ik prentenboeken

geanalyseerd. De interpretatie van een prentenboek is afhankelijk van de

interactie tussen beeld en tekst. Om die reden heb ik ook de illustraties

betrokken bij mijn analyse. De oorsprong van het prentenboek kan

(4)

gevonden worden in de late Middeleeuwen, toen de boekdrukkunst zich in hoog tempo ontwikkelde. De geïllustreerde fictie was destijds niet uitsluitend voor kinderen, maar ook voor ongeletterden in het algemeen.

Via losse prenten konden morele boodschappen worden overgebracht aan het gehele volk.

4

Tegenwoordig, in de eenentwintigste eeuw, is het prentenboek nog steeds van grote educatieve waarde, omdat deze boeken jonge kinderen een oriëntatie op de wereld bieden, en omdat ze bijdragen aan het esthetisch bewustzijn van kinderen.

5

Dit komt door de combinatie van tekst en beeld, die een context creëert die de lezer uitnodigt tot een diepere vorm van verwerking.

6

Dit is een interessante interactie, waarop dieper wordt ingegaan in het tweede deel van deze scriptie.

Samenstelling van het corpus

Het corpus van deze scriptie bestaat uit tien verschillende prentenboeken, die zijn gekozen via de beschikbare lijsten van het KPZT.

Bij de samenstelling van mijn corpus heb ik tevens rekening gehouden met de beschikbaarheid van de prentenboeken, want als de boeken aanbevolen kunnen worden, vind ik het van belang dat de betreffende gezinnen ook gemakkelijk aan de boeken kunnen komen. De tien boeken die ik heb geanalyseerd, zijn: Kikker en het vogeltje; De eend, de dood en de tulp; De klas neemt afscheid; Het egeltje onder de oude boom; Vos &

Goudvis; Als je dood bent, word je dan nooit meer beter?; Mijn zusje is een sterretje; Je kunt meer dan je denkt; Benjamin; en Job is dood. Het boek Je kunt meer dan je denkt is het enige boek dat zich richt op palliatieve zorg waarbij er sprake is van een levensbeperkende aandoening en geen levensbedreigende. Daarom wordt dit boek niet gebruikt in het tweede gedeelte van deze scriptie. Hieronder worden de tien boeken kort samengevat, om de strekking van de boeken inzichtelijk te maken.

Samenvatting van het corpus

In het boek Kikker en het vogeltje vindt Kikker een vogeltje en probeert te achterhalen wat hiermee aan de hand is.

7

Alle dieren hebben een eigen mening over wat er is gebeurd met het vogeltje, maar het is Haas die de juiste conclusie trekt en zijn vrienden mededeelt dat het vogeltje is overleden. Wat de dood precies is, weet Haas niet. Hij wijst naar de blauwe hemel en geeft aan alleen te weten dat iedereen een keer doodgaat. Wel is hij er stellig van overtuigd dat de vogel begraven moet worden, en dat is ook wat de vrienden doen. Na een plechtige bijeenkomst en een moment van stilte lopen ze weer terug naar huis. Tot Kikker plotseling wegrent en initieert om tikkertje te spelen. De vrienden hebben de grootste lol en keren uiteindelijk vermoeid terug naar hun huis, terwijl er een vogel in een boom zijn lied zingt.

4 Rita Ghesquière, Vanessa Joossen, Helma van Lierop-Debrauwer. Een land van waan en wijs. Geschiedenis van de Nederlandse jeugdliteratuur. (Amsterdam/Antwerpen:

Uitgeverij Atlas Contact, 2014), 247.

5 Ghesquière, Joossen, Van Lierop-Debrauwer, 334.

6 Piet Mooren, Het prentenboek als springplank. Cultuurverspreiding en leesbevordering door prentenboeken. (Nijmegen: Uitgeverij SUN, 2000), 371.

7 Velthuijs, Kikker en het vogeltje. 31

e

druk. Amsterdam: Leopold, 2017.

(5)

Een ander boek is De eend, de dood en de tulp, dat gaat over de naderende dood van de eend.

8

Het boek begint met de zin: ‘‘ Al een tijdje had de eend zo’n gevoel’’. De eend kijkt vervolgens de dood aan, en de dood merkt op dat hij het fijn vindt dat ze eindelijk doorheeft dat hij er is.

Hij stelt zich voor als de dood. De eend reageert hier niet positief op. Ze vraagt of hij haar komt halen, maar de dood antwoordt dat hij er altijd al is geweest voor het geval het leven een nare omwenteling maakt. De eend stelt vervolgens voor om samen naar de vijver te gaan. Eenmaal daar komt de dood erachter dat duiken naar voedsel niet helemaal zijn ding is. Terwijl hij nat is, vraagt de eend aan de dood of ze hem een beetje moet opwarmen. Dat vindt hij erg aardig van haar. De volgende dag is de eend blij dat ze niet dood is, en tot haar verbazing vindt de dood dat ook.

Hij had immers niet kunnen uitslapen als ze wel was overleden, grapt hij.

De eend wilde in eerste instantie niet praten, maar gaat toch dan het gesprek aan met de dood over de dood. Hij reageert noch ontkennend noch bevestigend op haar vragen. Hij vraagt haar wat ze wil doen en de eend geeft aan iets spannends te willen doen. Ze klimmen in een boom en bekijken vanaf boven de vijver waar de eend altijd komt. Terwijl de eend kijkt en denkt aan hoe eenzaam de vijver erbij ligt zonder haar, leest de dood haar gedachten en zegt hij haar dat als zij er niet meer is, de vijver er ook niet meer zal zijn voor haar. Hij stelt haar gerust door aan te geven dat ze geen heimwee hoeft te hebben. Vervolgens klimmen ze samen weer naar beneden. De weken verstrijken en de eend gaat steeds minder naar de vijver. Tot ze op een avond het koud krijgt en aan de dood vraagt of hij haar wil opwarmen. Op de volgende bladzijde is te lezen dat er sneeuwvlokjes naar beneden dwarrelen en dat er iets is veranderd. De eend is dood. De dood tilt de eend op en tilt haar naar een grote rivier. Hij legt haar behoedzaam in het water en geeft haar een zetje. Vervolgens blijft de dood haar nakijken tot ze uit het oog verdwijnt. Hij heeft er even moeite mee, maar, zo eindigt het boek, zo was het leven.

Voor ik meer informatie geef over het plot van De klas neemt afscheid. Wil ik kort ingaan op hoe het boek tot stand is gekomen. Het verhaal is geschreven naar aanleiding van wetenschappelijk onderzoek aan de Rijksuniversiteit Groningen. Hierin zijn emoties geïdentificeerd, die naar voren komen tijdens rouwverwerking bij kinderen. De uitkomsten zijn niet alleen in het verhaal verwerkt, maar zijn ook omgezet naar tips en werkvormen voor in de klas, die achterin het boek zijn toegevoegd. De titel van het boek De klas neemt afscheid beschrijft precies wat er in het verhaal gebeurt; de klas neemt afscheid van haar geliefde klasgenoot Konijn.

9

Het verhaal introduceert een school met een leuke klas, met daarin Konijn. Konijn wordt veel geholpen door zijn vriendjes, want hij is al lang erg ziek en hij kan niet meer beter worden.

Zijn laatste dag in de klas wordt aangekondigd, want hij te ziek is om nog naar school te kunnen gaan. Konijn blijft door middel van een scherm betrokken in de klas, maar op een dag blijft het scherm zwart. Juf Uil deelt het slechte nieuws met de klasgenootjes. Konijn is dood. Alle dieren schrikken en Juf Uil vraagt of de dieren weten wat de dood precies is. Elk klasgenootje reageert anders op die vraag. Eekhoorn zat naast Konijn in

8 Erlbruch. W. De eend, de dood en de tulp. Hoorn: Hoogland & Van Klaveren, 2017.

9 Gmelig Meyling et al., De klas neemt afscheid. Pumbo.nl, 2019.

(6)

de klas en is erg verdrietig, terwijl Vos nauwelijks reageert op de opmerking die Stinkdier maakt: ‘‘Erg hè, van Konijn?’’ In de middag praten de klasgenoten onderling met elkaar op het schoolplein en wisselen ze van gedachten over de dood. De volgende dag praten de dieren in de kring over Konijn. Muis is boos, omdat hij niet meer met Konijn kan voetballen, terwijl Stinkdier zich schuldig voelt en denkt dat Konijn dood is omdat hij niet met Konijn wilde spelen. En Vos die eerst nergens op reageerde, geeft nu aan buikpijn te hebben als hij aan Konijn denkt. Juf Uil geeft aan dat iedereen anders reageert en dat dat ook oké is. De dieren gaan vervolgens afscheid nemen van Konijn, die in een kist ligt. Het staat hen vrij om te kiezen of ze wel of niet naar hem toe willen gaan. Beer durft niet te gaan, terwijl Vogel grapt dat Konijn zo koud is als appelsap uit de koelkast. Na het afscheid vragen de dieren zich af waar Konijn nu heen zal gaan. Ook hier benadrukt Juf Uil dat iedereen daar anders over denkt en dat iedereen daar vrij in is. Ze plaatst een foto van Konijn in de klas, terwijl de klasgenoten aan de leuke dingen denken die ze met Konijn hebben gedaan. Dan is het tijd voor een nieuwe klassenfoto. En het boek eindigt met een klassenfoto waar Konijn ook op staat door middel van een foto in een blauw frame.

Het boek Het egeltje onder de oude boom begint met de geboorte van een egeltje op een mooie winterdag in het bos.

10

De ouders zijn erg blij met de komst van hun kindje en de eerste weken verlopen voorspoedig, maar wanneer de lente begint, beginnen de ouders zich zorgen te maken. Het egeltje kan niet goed bewegen en de stekeltjes worden slapper. De ouders besluiten dokter uil om raad te vragen. Dokter uil onderzoekt het egeltje en concludeert dat dit kleine egeltje zijn verjaardag niet zal halen. In de weken die daarna volgen ligt het egeltje vaak onder een oude boom te kijken naar hoe de wind en de zon met de bladeren spelen, want zijn pootjes bewegen, lukt hem al niet meer. In de zomer kan het egeltje alleen nog maar in bed blijven liggen. De ouders van het egeltje wijken niet meer van zijn zijde en wanneer de herfst komt, doet het egeltje voor de laatste keer zijn oogjes dicht. Papa en mama egel begraven hun egeltje onder de oude boom, waar hij tijdens het einde van zijn leven vaak had gelegen. Die avond zien ze iets vanuit de oude boom omhoogvliegen. Ze trekken de conclusie dat hun egeltje een engeltje is geworden en kijken hem na tot hij in de verte verdwijnt.

Dan is er het boek Vos & Goudvis, een boek dat nauwelijks tekst bevat.

11

Op de eerste bladzijde staat: ‘‘O lieve Vis, misschien is het tijd, maar zo kan ik je niet laten gaan’’. Op de bladzijde ernaast kijkt Vos verdrietig naar een zieke Goudvis. De bladzijden die daarop volgen, bevatten geen tekst, maar ze vertellen wel een verhaal. Op elke bladzijde is het duo terug te zien in een andere, maar steeds vrolijke, setting. Het ene moment zijn ze samen aan het zwemmen in de zee, en op het andere moment zitten ze samen op de motor. Op de een-na-laatste bladzijde zijn Vos en Goudvis aan het schommelen bij een zonsondergang, waarbij de volgende tekst staat: ‘‘ Zo Vis, nu mag je’’. Op de laatste bladzijde zit Vos

10 Van Dooijewaard, C. Het egeltje onder de oude boom. Tweede druk. Amsterdam:

Uitgeverij SWP, 2013.

11 Pieters, N. Vos & Goudvis. Wielsbeke: De Eenhoorn, 2015.

(7)

bij het graf van Goudvis, dat gedecoreerd is met herinneringen. Op de grafsteen staat vermeld: ‘‘Hier rust Goudvis. Hij zag de hele wereld!’’.

Een ander boek uit het corpus is Als je dood bent, word je dan nooit meer beter?

12

Het boek introduceert de broertjes Fred en Joep Konijn, die wonen aan de rand van het bos. Joep is de jongste van het stel. Zijn broer Fred is al oud genoeg om naar school te gaan. De broertjes spelen vaak samen met vriendjes, terwijl Buurman Egel op hen past. Op een ochtend is Joep ziek. Dokter Uil komt langs en adviseert aan moeder Konijn om Joep de hele dag te laten slapen. Als Fred in de middag thuiskomt, staan alle dieren uit het bos bij zijn huis. Joep is veel zieker dan gedacht. Fred gaat naar binnen met de gedachte dat dokter Uil Joep nog steeds beter kan maken, maar diezelfde avond overlijdt Joep. Alle dieren komen binnen en huilen, maar Fred begrijpt er niks van. Hij staat in een hoekje van de kamer en denkt dat dokter Uil Joep alsnog beter kan maken. De volgende dag gaat vader Konijn naar de familie Mol om een plek uit te zoeken waar Joep begraven kan worden. Bever doet zijn best om een mooie kist te maken voor Joep. Fred heeft geen zin om te spelen. Hij gaat bij buurman Egel op het bankje zitten. Buurman Egel legt aan Fred uit dat je maar een keer doodgaat, en dat maakt Fred verdrietig. Egel legt uit wat er gaat gebeuren met Joep, en Fred besluit dat hij op de begrafenis wat over zijn broertje wil vertellen. De avond voor de begrafenis heeft Fred een droom. Hij droomt dat het kistje van Joep door een tunnel naar het graf glijdt. Het is gezellig en alle vriendjes glijden mee, maar als Fred vroeg wakker wordt, dan is de tunnel weg en voelt hij zich droevig en alleen. De familie Konijn wacht bij Joep op zijn kamer tot de andere dieren komen, en samen brengen ze Joep naar zijn graf. De ouders van Joep en Fred vertellen allebei iets moois over Joep, en alle dieren huilen. De dagen na de begrafenis blijven vader en moeder Konijn thuis, omdat ze te verdrietig zijn. Fred is ook verdrietig, maar vooral boos omdat hij niet verdrietig wil zijn. Alle dieren zijn heel behulpzaam en dat helpt. Langzaam maar zeker gaat het steeds een beetje beter met het gezin. Op den duur wil Fred ook weer met zijn vriendjes spelen en dat gebeurt op de eerste dag dat de zon weer schijnt. En terwijl Fred met zijn vriendjes speelt op het grasveldje waar Joep ligt, kijkt buurman Egel naar de spelende kinderen met een glimlach op zijn gezicht.

In het boek Mijn zusje is een sterretje wordt Peter geïntroduceerd.

13

Peter is een vrolijke jongen van vier jaar. Hij is blij omdat hij een broertje of zusje krijgt. Samen met zijn ouders gaat hij naar de babywinkel om een nieuw bedje te kopen. Ook mag hij een knuffel voor de baby uitkiezen.

Mama is in het ziekenhuis als de baby komt, maar zijn vader kijkt niet blij. De baby is te vroeg geboren. Daarom moeten de ouders van Peter in het ziekenhuis blijven, en moet Peter logeren bij tante Karin. Wanneer de baby is geboren, gaat Peter naar het ziekenhuis om haar te bezoeken. Ze heet Inge en ze ligt in een couveuse. Na het bezoek wil hij bij zijn moeder blijven, maar hij moet weer mee met tante Karin, omdat zijn moeder in het ziekenhuis blijft bij Inge. Peter is op school als hij wordt opgehaald

12 Breebaart, P., en Breebaart, J. Als je dood bent, word je dan nooit meer beter? Tweede druk. Rotterdam: Lemniscaat, 1998.

13 Van Lingen, R. Mijn zusje is een sterretje. Raalte: Advice reclame-bureau, Wijhe en

Veldhuis Media, 2009.

(8)

door zijn tante Karin. Ze gaan naar het ziekenhuis waar Peter opmerkt dat iedereen heeft gehuild. Ze hebben allemaal rode ogen. Dat komt omdat Inge dood gaat. Peter mag Inge op schoot hebben. Hij geeft haar een kusje en wil daarna spelen in de hal met zijn Beer. Dan ligt Inge thuis in haar bed, maar ze leeft niet meer. Iedereen komt langs om afscheid te nemen van haar. De knuffel die Peter heeft gekocht voor Inge legt hij bij haar neer in haar wieg. Het afscheid van Inge is in een ander groot gebouw. De vader van Peter leest een verhaaltje voor en tante Karin draagt een gedicht voor. Peter en de andere kinderen lopen in het rond, terwijl de grote mensen huilen. Twee weken later huilen de ouders nog steeds af en toe, maar Peter weet ze elke keer weer te troosten. Hij vraagt wanneer ze Inge weer gaan zien waarop zijn moeder antwoordt dat Inge een sterretje is geworden. Inge kan niet meer terugkomen, maar ze is wel altijd bij hen als ze aan haar denken en omhoog kijken.

Het boek Je kunt meer dan je denkt opent met het eendje Lina, over wie meteen wordt verteld dat ze al heel lang ziek is.

14

Dan volgt een kennismaking met Ferdi de kikker, de beste vriend van Lina die haar bijna dagelijks bezoekt. Ze hebben het erg gezellig samen, maar vinden het allebei jammer dat Lina niet mee kan naar de vijver. Op een dag is Lina alleen thuis en droomt ze over hoe het zou zijn om met de andere vriendjes samen bij de vijver te spelen. In haar droom komt er ineens een reiger die Ferdi pakt. Lina wil haar vriendje redden en springt het water in. Ferdi schreeuwt en spartelt ondertussen zo hard als hij kan en de reiger laat hem uit zijn snavel vallen. Lina snelt zich naar Ferdi en brengt hem veilig thuis. Al ze wakker wordt, vertelt ze haar droom aan Ferdi. Hij is diep onder de indruk en zegt nog nooit iemand te hebben ontmoet die zo spannend verhalen kon vertellen. Vanaf die dag bedenkt ze elke dag een nieuw verhaal. In eerste instantie komt alleen Ferdi luisteren, maar al gauw komen er meerdere vriendjes. Lina heeft ontdekt waar ze goed in is en daar is ze ontzettend blij mee. In dit boek is er geen sprake van de dood. Daarom zal het niet worden opgenomen in de verdere analyses. Het boek is wel uitgekozen voor het scriptieproject, omdat het aanbevolen kan worden aan kinderen die palliatieve zorg nodig hebben.

Dan is er het boek Benjamin dat gaat over Robin.

15

Robin heeft net een broertje, genaamd Benjamin, gekregen waar hij heel blij mee is. Dan blijkt dat Benjamin erg ziek is, en uiteindelijk sterft hij. Volgens de moeder van Robin is Benjamin naar de sterren gereisd. De dagen zijn ongezellig. De vader van Robin is knorrig en is veel hout aan het hakken, terwijl de moeder van Robin juist verdrietig is en blijft, ondanks de troostpogingen van Robin. De opa en oma van Robin komen vaak langs.

Robin geeft aan dat hij een ladder wil maken om Benjamin te bezoeken bij de maan, maar opa zegt dat er geen ladder bestaat die hoog genoeg is.

Robin wil dan een ruimteraket bouwen, zodat hij naar de maan kan vliegen en zijn broertje een kusje kan geven, maar zijn moeder zegt dat dat niet kan. Op school mag Robin praten over Benjamin en samen met de juf maakt hij een tekening die ze vastknopen aan een ballon. De ballon laten ze vliegen en Robin hoopt dat de maan zijn wens leest. In de tussentijd logeert Robin bij tante Sandra, waardoor hij soms vergeet dat

14 Pfister, M. Je kunt meer dan je denkt. Rijswijk: De vier windstreken, 2016.

15 Nijssen, E. Benjamin. Hasselt-Amsterdam: Clavis uitgeverij, 2009.

(9)

hij zijn broertje mist. Met zijn ouders doet hij langzaamaan ook weer leuke dingen. En dan is er een wonder gebeurd, want er komt een nieuw kindje. Robin denkt dat de maan zijn wens heeft gelezen. Vervolgens zien we hoe Robin een zusje heeft gekregen, genaamd Brit. Met de komst van Brit is het huis weer warm en zijn de ouders van Robin weer blij. Het boek sluit af met Robin die vanaf dan elke avond welterusten zegt tegen de maan door een handkusje te werpen naar het sterretje dat het mooiste schittert.

Tot slot is er het boek Job is dood, dat meteen begint met het overlijden van Job.

16

Job is om het leven gekomen toen hij achter een bal de straat op rende terwijl er een auto aankwam. Zijn zusje en broertje, Jasmijn en Bart, blijven achter. Job ligt nog wel in zijn kamer, maar niet meer in zijn bed. Hij ligt in een kist en is koud. De dagen tot aan de begrafenis worden beschreven. Bart zegt tegen Jasmijn dat hij het eng vindt. De opa van Bart stelt hem uiteindelijk gerust. Jasmijn vraagt zich af of Job naar de hemel gaat, waarop haar moeder ontkennend antwoordt, maar geen alternatief antwoord geeft. Bart bezoekt Job elke dag voor de begrafenis. Hij is inmiddels niet meer bang en legt zijn beer bij Job om hem gezelschap te houden. Dan is de begrafenis. Ze mogen nog een keer kijken en dan gaat de kist voorgoed dicht. Er wordt muziek gemaakt, voorgedragen en gezongen, daarna lopen ze naar het graf. Bij thuiskomst besluit Bart altijd aan Job te blijven denken, om hem op die manier in leven te houden.

De boeken vertonen op het eerste gezicht veel overeenkomsten, maar na de analyses van de verhaallijnen werd duidelijk dat ook de illustraties bij de analyses betrokken moesten worden. Het boek De eend, de dood en de tulp heeft de dood als personage, dat wordt afgebeeld als een skelet in kleren. Dit is belangrijk om te benoemen voor het zorgteam, omdat het niet voor ieder kind geschikt kan zijn. Een boek waar de illustraties juist een grote rol spelen, is Vos & Goudvis. Het boek bevat nauwelijks tekst, waardoor het ene kind er zo doorheen kan bladeren, terwijl de ander urenlang kan kijken naar de illustraties. Naast de afbeeldingen blijft het plot ook van belang. Essentiële informatie zoals hoe iemand is overleden is ook vastgelegd. Zo is het goed om te weten dat in Job is dood, Job is overleden door een ongeluk en niet doordat hij ziek was. Ook het vervolg, hoe de nabestaanden omgaan met het verlies van hun geliefden, is van belang voor het zorgteam, en daarin verschillen de boeken ook van elkaar. Soms zijn de verschillen subtiel, maar het blijven verschillen die het ene kind misschien meer zullen aantrekken dan het andere. Door dit uiteen te zetten, is maatwerk mogelijk en kan gerichter advies gegeven worden over geschikte boeken.

16 Verroen, D. Job is dood. Rotterdam: Olga Kinderboeken, 2009.

(10)

De verbeelding van de dood in Nederlandse prentenboeken

‘’Die is dood,’ zei hij toen.

‘Dood,’ zei Kikker, ‘wat is dat?’

Haas wees naar de blauwe hemel.’’

Dit citaat komt uit het prentenboek Kikker en het

vogeltje.

17

In het boek vindt Kikker een vogeltje op de grond. Kikker haalt zijn vriendje Varkentje erbij om te achterhalen

wat er aan de hand is met de vogel. Varkentje denkt dat de vogel slaapt, maar dan komt Eend

langs en zij denkt dat de vogel ziek is. Toevallig komt Haas aanlopen en hij trekt de juiste conclusie: de vogel is dood. Maar wat is dood? Deze vraag staat centraal in dit prentenboek. Tussen het citaat en de illustratie op dezelfde afbeelding (zie figuur 1) lijkt een tegenstelling te bestaan.

Haas wijst in de tekst naar de blauwe hemel, maar uit de afbeelding blijkt iets anders. Er lijkt hier sprake te zijn van een omgekeerde vorm van alternate progress, een relatie tussen tekst en beeld, waarbij het beeld soms op de zaken vooruitloopt of wanneer een illustratie het verhaal kort overneemt.

18

In dit geval loopt de afbeelding achter. De lezer moet daarom schakelen tussen tekst en beeld om het verhaal te kunnen volgen.

Het kunnen volgen van een plot is van belang voor de juiste interpretatie van het verhaal. In het proefschrift Geraakt door Prentenboeken van Aletta Kwant staat centraal hoe prentenboeken kunnen bijdragen aan de sociaal-emotionele ontwikkeling van kinderen.

De relaties en interacties in een boek kunnen voor een uitbreiding van de ervaringswereld zorgen, omdat er situaties in beschreven staan waarmee kinderen niet eerder in aanraking zijn gekomen.

19

In dit specifieke corpus staat de dood centraal, waardoor gedragingen van personages een voorbeeldfunctie kunnen zijn voor kinderen. Deze voorbeeldfunctie wordt versterkt wanneer emoties in zowel tekst als illustratie worden benadrukt.

20

De ruimte die hieraan wordt gegeven, verschilt per auteur.

Het dode kind in de literatuur is niet iets nieuws, maar de manier waarop dit onderwerp wordt weergegeven, is wel cultuurhistorisch bepaald.

Constanten hierin zijn het weglaten of verzachten van details rondom de dood van een kind.

21

De onderzoeksvraag in deze scriptie is: hoe draagt de combinatie van woord en beeld bij aan de uitleg van de dood in

17 Velthuis, M. Kikker en het vogeltje, (Amsterdam: Leopold, 2017), z.p. [11].

18 Schwarcz, J.H. Ways of the Illustrator, (Chicago: American Library Association, 1982), 15.

19 Kwant, A, 28-29.

20 Schwarcz, 38.

Figuur 1: Illustratie uit Kikker en het vogeltje, z.p.

[11].

(11)

prentenboeken? Om deze vraag te kunnen beantwoorden, worden de verhalen eerst uiteengezet aan de hand van de drie rouwtaken om aan te tonen hoe de dood wordt verwoord in het corpus. Vervolgens worden de relatie tussen woord en beeld en de illustraties hierbij betrokken.

Verliesverwerking

De dood bevat verschillende aspecten die terug te zien zijn in boeken, en omvat meer dan een begrafenis. De verwoording van de dood wordt in deze scriptie bekeken aan de hand van de drie rouwtaken die De Mönnink heeft uiteengezet in zijn boek Verlieskunde, waarin hij zijn onderzoek naar verlieskunde heeft omgezet naar een handboek voor de praktijk.

Verlies is volgens De Mönnink essentieel voor groei, omdat verlies laat zien dat je als mens hebt gebonden. Helaas gaat verlies ook gepaard met pijn. Daarom is goede verliesverwerking essentieel. De definitie van verliesverwerking zoals deze gegeven wordt in het boek is: ‘‘Het bewust en waardig afscheid nemen – op alle levensniveaus – van een verloren gegaan, geliefd onderdeel van je bestaan en het overgaan naar een nieuw levenshoofdstuk met herinnering aan het oude.’’

22

Voor een positieve verliesverwerking zijn drie rouwtaken nodig: de aanvaardingstaak, de afscheidstaak en de opbouwtaak.

23

Aan de hand van deze taken worden in deze scriptie de verhalen geanalyseerd. Bij de aanvaardingstaak staat het erkennen van het verlies centraal. Een belangrijk onderdeel hiervan is de confrontatie met de overledene. Een dierbare thuis opbaren geeft de mogelijkheid om de overledene aan te raken, te voelen en te zien. Dit maakt dat de dood dan niet meer ontkend kan worden.

24

De tweede taak, de afscheidstaak, gaat over het bewust afscheid nemen.

Afscheidsrituelen, zoals een begrafenis, worden gedefinieerd als symbolische handelingen die aangeven dat de betrokkene zich losmaakt van de oorspronkelijke status-quo.

25

Hoe een afscheidsritueel wordt ingevuld, is voor iedereen anders, maar de aanwezigheid van een afscheidsritueel is noodzakelijk voor goede verliesverwerking. De opbouwtaak, de laatste taak, heeft te maken met het verlies een plek kunnen geven in het dagelijks leven.

26

Mensen die een verlies ondervinden, hebben vaak vragen zoals ‘Waarom moet dit mij overkomen?’. De Mönnink zegt hier het volgende over:

De bevredigende en onderling consistente antwoorden op deze vragen vormen samen het helende verhaal. Er wordt niet naar de waarheid gezocht, maar naar een structuur in de betekenissen en verklaringen, zodat je weer verder kunt leven, zonder voortdurend op een onaangename wijze aan het verlies te worden herinnerd.

(Verlieskunde, p.89)

21 Rick Honings, Olga van Marion & Tim Vergeer. Van Constantijntje tot Tonio. Het dode kind in de Nederlandse literatuur, (Hilversum: Verloren, 2018), 200.

22 De Mönnink, H. Verlieskunde. Handreiking voor de beroepspraktijk, (Amsterdam:

Elsevier, 2010), 38.

23 De Mönnink, 44.

24 De Mönnink, 144.

25 De Mönnink, 76.

26 De Mönnink, 68.

(12)

Voor nabestaanden lijkt een verlies draagbaarder te worden wanneer er een oorzaak gevonden kan worden waaraan de dood verweten kan worden, bijvoorbeeld een ziekte of ouderdom. Hetzelfde geldt ook voor het omgaan met het verlies. De gedachte dat de overledene zich ‘op een betere plek bevindt’, bijvoorbeeld in de hemel bij God, is een vorm van privégeloof.

27

Privégeloof betekent dat je op symbolisch niveau op zoek gaat naar betekenis voor een verlies.

28

Voor verliesverwerking bij gezinnen worden drie extra taken onderscheiden: het openlijk erkennen van het verlies, ordening in de chaos creëren en het opbouwen van nieuwe relaties en een nieuwe toekomst. Het openlijk erkennen zorgt voor duidelijkheid binnen een gezin. Elk gezinslid kan anders omgaan met het verlies, maar door goede communicatie is het verlenen van steun binnen het gezin toegankelijker.

Realistisch omgaan met het verlies is van belang om dubbelzinnigheid te voorkomen. Met name bij jonge kinderen is betrokkenheid belangrijk, omdat het afweren van het kind voor een geïsoleerde ervaring kan zorgen voor complicaties.

29

De openheid en eerlijkheid tegenover het kind moet op kindniveau worden gebracht. Hetzelfde geldt voor het afscheid nemen.

Een kind moet de ruimte krijgen om dit op zijn/haar eigen manier te kunnen doen.

30

De communicatie met het kind is daarbij van belang, onder andere vanwege de volgende reden:

Zij [kinderen die oplossingen zoeken voor het verlies in magisch denken] kunnen bedenken dat er hoogst persoonlijke oorzaken bestaan voor het verlies. Schuldgevoelens of gevoelens van persoonlijke verantwoordelijkheid komen voor juist daar waar er geen reden voor is. (Verlieskunde, p.258)

Deze manier van kijken heeft gevolgen voor het verwerkingsproces. In het boek Grief in Children brengt Dyregrov rouwverwerking bij kinderen in kaart. Over de communicatie en betrokkenheid van kinderen bij de dood is hij zeer duidelijk:

31

By excluding the children from seeing the dead person or from participating in the funeral, by hiding their reactions from children, or by shutting the childrens out from the adult world in other ways, adults can make worse a situation that is already difficult for children.

(Grief in Children, p.77)

Naast het benoemen van het belang van goede communicatie, gaat Dyregrov ook in op de mogelijke gevolgen van slechte communicatie.

Wanneer kinderen niet volledig worden betrokken bij het

27 De Mönnink, 90.

28 De Mönnink, 84.

29 De Mönnink, 129.

30 De Mönnink, 258.

31 Atle Dyregrov, Grief in Children – A Handbook for Adults (Londen: Jessica Kingsley

Publishers, 2008), 77-82.

(13)

verwerkingsproces, moeten ze met zelf verzamelde informatie de missende kennis rondom de dood invullen, en deze informatie hoeft niet altijd correct te zijn. Dit kan leiden tot onrealistische situaties en kan daarmee fantasieën over de dood of over de overledene creëren, die redelijk snel een angstaanjagende vorm kunnen aannemen, waardoor een kind angstig kan worden.

32

De tweede taak die is weggelegd voor een gezin, is het ordenen van de chaos. Dat uit zich op twee manieren, waarbij de eerste zich richt op de gezinsdynamiek. Gezinsleden kunnen naar elkaar toetrekken, maar kunnen zich ook afzonderen. Dit laatste kan ingaan tegen het belang van het gezin, omdat het de open communicatie kan belemmeren. De tweede manier is de gezinsstructuur. Wanneer een gezinslid is overleden of gaat overlijden, moet er een nieuwe ordening komen binnen het gezin. Dit heeft te maken met de keuze of de betreffende persoon wel of niet nog tot het gezin wordt gerekend; bijvoorbeeld wanneer een gezinslid is overleden, maar er nog wel foto’s van de overledene in het huis staan. Dit is een manier voor het gezin om zichzelf te reorganiseren.

33

De laatste taak, het opbouwen van nieuwe relaties en een nieuwe inhoud geven aan bestaande relaties, heeft te maken met de omgeving van het gezin.

Relaties hoeven niet inhoudelijk te veranderen, maar dit kan wel gebeuren wanneer er sprake is van wijziging naar aanleiding van de overledene. Een voorbeeld hiervan is een weduwe die een nieuwe relatie aangaat, die wordt afgekeurd door haar vrienden.

34

Zoals te lezen is, zijn de drie gezinstaken gericht op zowel korte termijn als langere termijn als het gaat om de eenheid van het gezin. In de analyses is het niet mogelijk om de drie gezinstaken bij elk boek te betrekken, omdat sommige verhalen zich daar niet voor lenen, maar de dynamiek binnen het gezin wordt wel besproken in verband met het rouwproces van het kind.

Accepteren duurt soms even

Om te kunnen rouwen, is aanvaarding van de dood van groot belang. Een confrontatie met de dood, door het zien van de overledene, maakt dat het ontkennen van de realiteit wordt bemoeilijkt. Maar hoe is het voor een kind mogelijk om te weten of iemand is overleden en niet slaapt? Een hulpmiddel bij het uitleggen van deze kwestie is het gebruik van metaforen. Metaforen zijn een essentieel onderdeel in het denken en in de communicatie van de mens. De concepten in onze gedachten structureren wat we waarnemen, hoe we ons in de wereld verplaatsen en hoe we ons tot andere mensen verhouden. Metaforen helpen ons, met andere woorden, de wereld beter te begrijpen.

35

Bij het gebruik van metaforen is er sprake van figuurlijk taalgebruik. Dit betekent dat een metaforische uiting niet letterlijk opgevat moet worden. Op basis van context kan bepaald worden of er sprake is van figuurlijk taalgebruik en

32 Dyregrov, 42-43.

33 De Mönnink, 130.

34 De Mönnink, 131.

35 George Lakoff and Mark Johnson, Metaphors We Live By (Chicago: The University of

Chicago Press, 1980), 3.

(14)

hoe de uiting geïnterpreteerd moet worden.

36

Bij de ontmoeting van de studenten en het zorgteam van het Beatrix Kinderziekenhuis werd de metafoor ‘kijk het is net alsof hij slaapt’ besproken. Deze metafoor wordt ten zeerste afgeraden door het zorgteam omdat de metafoor impliceert dat de dood een omkeerbaar proces is. Iemand die slaapt, kan ook weer wakker worden. Het kan ook betekenen dat je ‘zomaar’ kunt overlijden als je slaapt. Deze logica kan ervoor zorgen dat kinderen niet meer willen slapen. Het correct gebruik maken van metaforen is essentieel, omdat incorrect gebruik kan leiden tot foutieve interpretaties.

In het corpus komt de slaapmetafoor wel voor, maar deze wordt direct ontkracht door het verhaal. In Mijn zusje is een sterretje wordt benoemd dat slapen niet hetzelfde is als dood zijn. Dit haalt verwarring weg, omdat de lichaamshouding van Inge wel impliceert dat ze slaapt.

37

De illustratie die bij de tekst hoort, laat een kindje in een wiegje zien. De tekst is nodig voor de uitleg, omdat het anders onmogelijk is om te weten of het kindje op de afbeelding slaapt of overleden is. In Kikker en het vogeltje zijn zowel Varkentje als Kikker het erover eens dat de vogel slaapt.

38

Haas spreekt dit tegen, maar ook de illustraties dragen bij aan het ontkrachten van de constatering van Varkentje en Kikker. De vogel ligt op zijn rug met zijn poten omhoog. Deze houding wijkt af van de normale houding van een vogel, die vaak in de lucht of op zijn poten wordt getekend. De lezer kan hieruit opmaken dat er iets aan de hand is met de vogel. In het boek Job is dood draagt de illustratie overduidelijk bij aan het verschil tussen dood en slapen.

39

De tekst zegt: ‘‘Job ligt wel in zijn kamertje, maar niet in zijn bed hij ligt in een witte kist. Net of hij slaapt, zegt papa. Dat is niet waar. Zo slaapt Job niet. Hij is koud en zo stil als een steen.’’ Job ligt niet in zijn bed en heeft geen gezonde huidskleur, maar is helemaal wit afgebeeld. Naast de slaapmetafoor wordt hier ook een metafoor gebruikt voor de staat van het lichaam. Job is zo koud en stil als een steen. Hetzelfde metafoorgebruik komt voor in De klas neemt afscheid.

40

De klasgenoten van Konijn constateren dat Konijn koud is, waarop Vogel lachend zegt: ‘‘Zo koud als appelsap uit de koelkast!’’.

De dood verandert het concept van een lichaam. Dit is voor kinderen moeilijk te bevatten en metaforen dragen bij aan de uitleg van dit verschil. Naast foutief metafoorgebruik, zoals de slaapmetafoor, die gelijk wordt ontkracht, zijn er metaforen gevonden die wel juist worden gebruikt en die wel bijdragen aan de uitleg door fysieke aspecten. Een voorbeeld hiervan, is het koude lichaam, te linken aan hedendaagse objecten, zoals een steen of appelsap uit de koelkast. Het benadrukken van de verschillen, het lichaam is na het overlijden koud en stil, zorgt voor een automatische link met de oorzaak, het overlijden. De dood wordt zo inzichtelijk gemaakt.

Niet alleen de nabestaanden hebben de dood te accepteren, ook de stervende dient zijn zelfverlies en het verlies van de mensen die hij

36 Erica van Boven en Gillis Dorleijn, Literair Mechaniek. Inleiding tot de analyse van verhalen en gedichten (Bussum: Uitgeverij Coutinho, 2013), 177.

37 Van Lingen, z.p. [14].

38 Velthuijs, z.p. [7].

39 Verroen, z.p. [3-4].

40 Gmelig Meyling et al., z.p. [22].

(15)

achterlaat te accepteren. Sterven hoort bij het leven, maar het besef dat iedereen sterft, is geen dagelijkse gedachte die iedereen heeft. Joep Munnichs beschrijft zijn ervaringen met en beschouwingen over sterven en het begeleiden van stervenden in Sterven: beleven, verwerking, begeleiding. Hierin merkt hij op dat het fenomeen sterven moeilijk te bevatten is voor de mens, ondanks dat wij er dagelijks mee in contact komen via de natuur. Munnichs pleit voor manieren waardoor de mens in het reine kan komen met de dood: ‘‘Zowel de stervende als zijn naaste omgeving hebben de opgave om elkaar los te laten en voor de stervende komt daar dan bij dat hij ook zijn zelfverlies moet accepteren.’’

41

De weg naar acceptatie zien we in De eend, de dood en de tulp. Zoals aangegeven, hoort de dood bij het leven, waardoor sterven onontkoombaar is. Dit wordt meteen duidelijk gemaakt op de eerste bladzijde van dit boek:

‘Al een tijdje had de eend zo’n gevoel.

‘Wie ben je – en waarom sluip je zo achter me aan?’

‘Fijn dat je me eindelijk in de gaten hebt,’ zei de dood.

‘Ik ben de dood.’

(De eend, de dood en de tulp, z.p. [1-2])

De dood was er al maar wordt pas opgemerkt wanneer de eend hier oog voor heeft. Dat is ook te zien aan het woord eindelijk. Op de volgende bladzijde van dit boek wordt dit nogmaals bevestigd:

‘Ja, voor het geval je iets overkomt. Een nare kou, een ongeluk – je weet maar nooit.’

‘En daar ga jij nu voor zorgen.’

‘Voor zo’n ongeluk, daar zorgt het leven wel voor, net als voor de kou en al die andere dingen die jullie eenden zoal overkomen.’

(De eend, de dood en de tulp, z.p. [3-4])

Naast deze bevestiging wordt ook iets anders geïmpliceerd: de dood is hier niet de boeman die mensen haalt of hen iets laat overkomen waardoor hij ze kan meenemen. De dood is er al voor het geval dat er iets gebeurt. De relatie die tussen de eend en de dood wordt opgebouwd, is bijzonder van aard. In eerste instantie lijkt vriendschappelijk een goede bewoording, omdat de eend de dood uitnodigt om met haar te gaan zwemmen. Het wantrouwen en de formaliteit zijn echter zichtbaar wanneer de volgende dag aanbreekt en de eend aangeeft dat ze blij is dat ze niet is overleden. Hierop antwoordt de dood dat als ze dat wel was geweest, hij niet had kunnen uitslapen. Tegelijkertijd is er geen sprake van een oppervlakkige relatie, want de twee personages houden de dialoog gaande over de dood. Net als in de andere boeken worden er suggesties gedaan over waar je naartoe gaat als je overleden bent. Nadat de dood meerdere malen ontwijkend reageert, confronteert de eend hem met deze vraag:

41 Joep Munnichs, Sterven: beleven, verwerking, begeleiding (Houten: Bohn Stafleu van

Loghum, 2010), 36.

(16)

‘Dus jij weet het ook niet!’ snaterde de eend.

De dood keek haar aan.’

(De eend, de dood en de tulp, z.p. [14])

De reden waarom de dood niet reageert, heeft te maken met het verloop van het boek. De eend overlijdt aan het einde van het boek, maar voor ze kan gaan, moet ze eerst leren de dood te accepteren. Elisabeth Kübler- Ross, een Zwitsers-Amerikaanse psychiater die bekend is op het gebied van stervensbegeleiding, heeft zich onderscheiden door te kijken naar wat sterven kan betekenen, en welke hindernissen een stervende moet nemen. Tevens heeft zij eisen vastgesteld, waaraan een begeleider moet voldoen: ‘‘Kern van de door haar [Kübler-Ross] voorgestane instelling is, dat de persoon die begeleidt, wordt gekenmerkt door een neutrale, een onthechte houding tegenover de ander en waarbij de ander ervaart dat hij gerespecteerd wordt en naar voren kan brengen wat hij wil.’’

42

Deze houding is te zien bij de dood in De eend, de dood en de tulp, en verklaart zijn zwijgen. Een ander fragment waaruit blijkt dat het boek zich richt op het voorbereiden van de dood, is het volgende:

Soms kon de dood gedachten lezen.

'Als jij dood bent, dan is de vijver er ook niet meer - tenminste niet voor jou.'

'Weet je dat zeker?' vroeg de eend verbaasd.

'Zo zeker als je iets maar weten kunt,' zei de dood.

'Dat is goed, dan hoef ik geen heimwee ernaar te hebben als ...'

‘... je dood bent,' zei de dood.

(De eend, de dood en de tulp, z.p. [19]

In dit stuk stelt de dood de eend gerust. De dood bereidt de eend voor op een onomkeerbaar proces. De vijver zal er niet meer zijn voor de eend, dus hoeft ze zich er ook niet druk om te maken. Heimwee is niet mogelijk, want het thuis van de eend zal niet meer haar thuis zijn. De eend distantieert zich meer van de vijver en het moment van acceptatie volgt:

Toen een koude wind onder haar veren blies had de eend daar voor het eerst last van.

‘Ik heb het koud,’ zei ze op een avond. ‘Wil jij me nu een beetje warmen?’

(De eend, de dood en de tulp, z.p. [21])

Het accepteren is in dit boek op twee verschillende manieren te zien. Als eerste heeft de eend voor het eerst last van de koude wind. Ze had er eerder geen last van of wilde niet erkennen dat ze hier last van had. Het tweede punt is dat ze zich richt tot de dood voor comfort. Ze heeft er vrede mee dat hij er is en voor haar wil zorgen. Op de volgende bladzijde is te zien dat de eend is overleden. Zoals eerder werd benoemd, is de relatie tussen de twee personages opmerkelijk, omdat de relatie tussen hen van oorsprong niet vrijwillig is. De dood is onontkoombaar. De eend

42 Munnichs, 58.

(17)

leert de dood accepteren en andersom geldt dat de dood de eend met eerbied behandelt. Dit blijkt uit de manier waarop hij afscheid van haar neemt: hij strijkt haar veren glad en geeft haar een tulp mee wanneer hij haar naar de rivier brengt, en hij heeft moeite met het afscheid nemen.

Het accepteren van de dood maakt het afscheid niet gemakkelijker, maar, zo eindigt het verhaal, zo was het leven. Het vertelperspectief in het boek De eend, de dood en de tulp draagt bij aan de boodschap die het meegeeft. Dat is te zien aan de vragen die de eend stelt en aan het personale vertelperspectief dat wordt afgewisseld met afgezwakt auctoriaal. Hierdoor krijgt de lezer meer inzicht in de gedachten van de eend, waardoor zinnen als ‘‘De eend schrok. Dat kon je haar niet kwalijk nemen’’ zorgen voor empathie voor de eend.

Concluderend kan gezegd worden dat er twee vormen van acceptatie te vinden zijn in het corpus. Het boek De eend, de dood en de tulp richt zich op een andere vorm van acceptatie dan de rest van de boeken: acceptatie van zelfverlies. Dit heeft te maken met het moeten accepteren van de dood om te kunnen sterven. In de andere verhalen moet daarentegen geaccepteerd worden dat een dierbare is gestorven of gaat sterven.

Afscheid nemen

Een lichaam kan niet oneindig opgebaard blijven, waardoor een afscheid onvermijdelijk wordt. Een afscheid is cultuurafhankelijk, maar vooral noodzakelijk voor goede verliesverwerking. Een begrafenis kan een onderdeel van deze afscheidstaak zijn. In alle boeken, op het boek Benjamin na, is er sprake van een begrafenis of een andere vorm van een waardig afscheid. In Benjamin is geen expliciet afscheid, maar wordt een afscheid wel indirect geïmpliceerd door een groot boeket met bloemen dat op de tafel staat en een brandend kaarsje op de schouw.

43

Het belang van een goed afscheid wordt benadrukt in Vos &

Goudvis.

44

Op de eerste bladzijde staat de tekst: ‘‘O lieve Vis, misschien is het tijd. Maar zo kan ik je niet laten gaan.’’

45

Zowel Goudvis als Vos realiseren zich dat een afscheid onvermijdelijk is in de huidige situatie, maar ze zijn niet bereid elkaar te laten gaan op een ongelukkige wijze.

Vervolgens gaan ze op verschillende avonturen, waardoor er een opleving ontstaat en Vos op de een-na-laatste bladzijde aangeeft: ‘‘Zo Vis, nu mag je.’’

46

De woorden nu en mag geven een vorm van acceptatie aan. Vis mag vanaf nu gaan, maar hoeft niet. Dat Vos een goed afscheid kan nemen van Goudvis is ook te zien op de daaropvolgende bladzijde. De illustratie laat Vos zien die zit bij het graf van Goudvis, dat omringd is met souvenirs van de avonturen die zich op de voorgaande bladzijden hebben afgespeeld. Zo is de motorhelm te zien die ze droegen toen ze een roadtrip maakten, en fungeert het frisdrankblikje dat ze leeg hadden gedronken op de maan nu als een vaas voor bloemen. Ook de grafsteen waarop staat ‘‘Hier rust Goudvis. Hij zag de hele wereld’’ impliceert dat Goudvis een mooi leven

43 Nijssen, z.p. [7].

44 Pieters, N. Vos & Goudvis. Wielsbeke: De Eenhoorn, 2015.

45 Pieters, z.p. [1].

46 Pieters, z.p.[24].

(18)

heeft gehad, en daarmee ook tot een goed einde is gekomen. Als hij niet op de avonturen was geweest met Vos, had dit er ook niet kunnen staan.

47

De boeken De klas neemt afscheid, Het egeltje onder de oude boom en De eend, de dood en de tulp besteden de minste aandacht aan een begrafenis. In De klas neemt afscheid nemen de dieren afscheid van Konijn terwijl hij in de kist ligt. Dit impliceert dat hij begraven zal worden. In Het egeltje onder de oude boom wordt wel gezegd dat het egeltje wordt begraven op een plek die veel voor hem betekende, maar wordt niet uitgeweid over de begrafenis door bijvoorbeeld het benoemen van een kist of het zeggen van enkele mooie woorden. In het boek De eend, de dood en de tulp is verder geen sprake van een begrafenis, maar wel van een afscheidsritueel. Dit is te zien aan de behoedzaamheid en zorgzaamheid van de dood wanneer hij een tulp bij de eend legt en hij afscheid neemt van de eend.

De prentenboeken Kikker en het vogeltje, Mijn zusje is een sterretje, Job is dood en Als je dood bent, word je dan nooit meer beter?

hebben allemaal een begrafenis verwerkt in hun plot. In deze boeken wordt relatief meer aandacht besteed aan de begrafenis dan in de andere boeken. De betrokkenheid bij de begrafenis in Kikker en het vogeltje komt voort uit een verplichte betrokkenheid. Het gaat hier niet om een persoonlijke engagement, aangezien de dieren uit het boek de vogel niet op persoonlijk vlak hebben gekend. Een begrafenis worden door de vrienden gezien als een logische stap na het overlijden, wat duidelijk wordt door de zin: ‘‘We moeten hem begraven,’ zei Haas.’’

48

Het woord moeten impliceert een causaal verband. Uit dit verhaal kan de conclusie worden getrokken dat iedere persoon die overlijdt, recht heeft op een mooi afscheid.

De persoonlijke betrokkenheid, en daarbij specifiek gedoeld op de betrokkenheid van het kind bij de begrafenis, verschilt in de andere boeken. Zo mag Peter in Mijn zusje is een sterretje een liedje uitkiezen voor de begrafenis van zijn zusje Inge, en wordt voor de lezer duidelijk dat de begrafenis zich in een gebouw in een heel groot park afspeelt.

Tevens wordt de etiquette uitgelegd die bij deze setting hoort, door het verschil in gedrag tussen volwassenen en de kinderen te benoemen. Zo zijn alle volwassenen stil of huilen ze, terwijl dit bij de kinderen niet het geval is. De kinderen lopen rond en wanneer het liedje van Peter wordt gedraaid, beginnen ze vrolijk te dansen.

49

In het boek Job is dood staat de begrafenis van Job centraal. Het begint bij de opbaring en eindigt wanneer Bart, het broertje van Job, weer thuis is na de begrafenis. In tegenstelling tot Peter uit Mijn zusje is een sterretje wordt Bart niet betrokken bij de begrafenis. De lezer is alleen op de hoogte van Barts gevoelens, omdat het verhaal vanuit het perspectief van Bart wordt beschreven. De lezer ervaart, net als Bart, wat een begrafenis inhoudt en wat voor gevoelens je hierbij kunt krijgen. Bart is bang, omdat hij het eng vindt: ‘‘Toch vindt Bart het eng. Net zo eng als cremeren. Dan word je verbrand in een oven. Je handen, je benen, je buik, alles wordt as. Het is

47 Pieters, z.p. [25–26].

48 Velthuijs, z.p. [13].

49 Van Lingen, z.p. [16].

(19)

niet eng, zegt opa. Je merkt er niets van. Als je dood bent voel je geen pijn meer, dat weet ik zeker.’’

50

Een bijzondere combinatie van betrokkenheid en begraven is te lezen in Als je dood bent, word je dan nooit meer beter?. Hoofdpersoon Fred is zich in eerste instantie niet bewust van het feit dat zijn broertje Joep wordt begraven. Na het overlijden van Joep gaat vader Konijn naar de familie Mol en kiest hij een plek uit om zijn zoon te begraven. Bever krijgt de taak om een kist te maken voor Joep. De bladzijde erna volgt een dialoog tussen buurman Egel en Fred:

‘Fred krijgt er tranen van in zijn ogen. ‘En wat gaat er dan nu met Joep gebeuren?’

‘We gaan hem met z’n allen begraven op het grasveldje in het bos.

Iedereen komt en een paar dieren zullen dan wat over Joep vertellen,’ zegt buurman Egel.

‘Dan wil ik ook wat over hem vertellen,’ zegt Fred.

‘Dat lijkt me heel goed,’ zegt buurman Egel.’

51

(Als je dood bent word je dan nooit meer beter?, z.p. [11])

De lezer krijgt informatie over de begrafenis van Joep, zoals waar hij wordt begraven en dat zijn kist wordt gemaakt, maar Fred weet dit niet.

Hij wordt niet betrokken bij de begrafenis van zijn broertje, maar raakt betrokken op eigen initiatief, met behulp van zijn buurman. Fred was, net als Bart uit Job is dood, eerst bang, maar draait uiteindelijk bij, waardoor hij in staat is om tijdens de begrafenis iets moois te vertellen over zijn overleden broertje.

52

Het inzicht dat de lezer krijgt door het vertelperspectief vanuit Bart en Fred draagt indirect bij aan de sociaal- emotionele ontwikkeling van de jonge lezer, omdat de lezer wordt geconfronteerd met een nieuwe situatie (een begrafenis) en informatie hierover opslaat, waaronder hoe personages met de situatie zijn omgegaan. Dit zijn handvatten voor wanneer een lezer in dezelfde situatie terecht komt.

53

Daarnaast draagt het inzicht van de personages bij aan de ontwikkeling van empathie, ‘omdat de sociale werkelijkheid, die zich in verhalen manifesteert, kan worden gezien als een simulatie van de ‘echte’ werkelijkheid.’

54

De handelingen van de personages hebben daarmee een voorbeeldfunctie.

De angst van de personages heeft te maken met de onwetendheid die zij ervaren, waarna ze zelf de missende informatie invullen. Dit is onder meer te lezen in Job is dood, waar Bart zelf invult waarom een

50 Verroen, z.p. [6-7].

51 Breebaart, z.p. [13].

52 Breebaart, z.p. [15].

53 Kwant, 38.

54 Kwant, 37.

(20)

crematie eng is, terwijl zijn opa dit ontkracht. Zowel Dyregrov als De Mönnink wijzen in hun onderzoeken op openheid, om dit soort miscommunicaties te voorkomen. Bij gebrek aan een goede communicatie krijgen kinderen niet de kans op een volwaardig rouwproces, of erger:

ontwikkelen ze onrealistische gedachtes die traumatisch kunnen eindigen.

55

In Benjamin is geen sprake van een afscheidsritueel of opbaring van de overledene. Impliciet wordt wel verwezen naar een afscheid, maar Robin, het hoofdpersonage, is hiervan niet op de hoogte.

De verklaring die hij krijgt voor de afwezigheid van de overledene, zijn broertje Benjamin, is dat Benjamin naar de maan is gereisd en niet meer terug kan komen. Er is hier geen sprake van het openlijk erkennen van het verlies. Daarom is Robin niet in staat om de rouwtaken van De Mönnink te doorlopen:

‘Mama staart voor zich uit en huilt.

Robin knuffelt haar om haar te troosten Het helpt niet echt.

Papa is knorrig.

Hij gaat houthakken in de tuin.’

(Benjamin, z.p. [7]

‘Oma komt vaak op bezoek.

Haar knuffels zijn nog altijd even warm.

Opa herstelt het kapotte speelgoed, want papa heeft geen tijd.

Het huis is ook rommelig.

Tuin ligt er verwilderd bij.’

(Benjamin, z.p. [9-10])

De lezer leest het verhaal vanuit het perspectief van Robin, waardoor duidelijk wordt dat er geen communicatie is tussen de ouders en Robin.

Er is geen openheid, waardoor signalen, zoals de afwezigheid van de ouders, geïnterpreteerd worden door Robin als ongelukkigheid van de ouders doordat Benjamin bij de maan is. Robins redenatie is vervolgens dat hij zijn ouders weer gelukkig kan maken door bij Benjamin te komen.

Hij probeert dit te bewerkstellingen door aan te geven dat hij een ladder wil maken die tot de maan reikt, en vervolgens dat hij een ruimteraket wil bouwen, zodat hij naar Benjamin kan vliegen. Hieruit wordt duidelijk dat Robin niet bekend is met de dood als de dood, maar dat hij de dood ziet als een fenomeen dat zijn broertje heeft verplaatst. Robins opvatting wordt niet gecorrigeerd door de volwassenen in het boek. In tegendeel:

de juf van Robin helpt hem om zijn wensen aan de maan kenbaar te maken, in de hoop dat de maan zijn wens, dat zijn ouders weer gelukkig worden, in vervulling laat gaan. En dat lijkt ook te zijn gebeurd:

‘Er is een wonder gebeurd!

Mama straalt weer.

En papa fluit weer.

55 Dyregrov, 77-82.

(21)

‘Binnenkort komt er een nieuw kindje,’ vertelt mama terwijl ze over het strand wandelen.

De maan heeft vast zijn wens gelezen!’

(Benjamin, z.p. [17])

De missende kennis van Robin lijkt de aanzet van zijn fantasie te zijn. Bij kinderen die deze vorm van rouwverwerking lijken te ontwikkelen, wordt nadrukkelijk geadviseerd om misverstanden uit de weg te helpen om verdere escalatie te voorkomen.

56

Dit gebeurt in dit verhaal echter niet.

Robin koppelt de geboorte van het nieuwe kindje, een meisje met de naam Brit, aan zijn wens die door de maan in vervulling is gegaan, en aan het geluk van zijn ouders. Zijn ouders zijn niet meer verdrietig vanwege de komst van het nieuwe kindje.

Afscheidsrituelen zijn in bijna alle boeken zichtbaar; soms impliciet, soms zeer nadrukkelijk. Dat een begrafenis of afscheidsritueel als een logisch gevolg wordt beschouwd na het overlijden van een persoon, wordt duidelijk aan de hand van woorden als moeten en de afwezigheid van discussie over een eventueel alternatief. Een begrafenis is voor de meeste jonge kinderen een onbekend fenomeen. Door middel van prentenboeken komen zij in aanraking met deze nieuwe setting, waarbij de emoties van personages een voorbeeldfunctie kunnen vervullen voor de werkelijkheid.

De soorten emoties die besproken worden, hangen deels samen met de betrokkenheid van personages bij de begrafenis. In boeken waarbij er een hoge mate van betrokkenheid te vinden is, zoals in Mijn zusje is een sterretje en Kikker en het vogeltje, is geen sprake van angst, terwijl hiervan in boeken waarin een personage zich in onwetendheid bevindt, wel sprake is. Totale buitensluiting van informatie is te zien in het boek Benjamin.

Een plekje geven

Aan Robin wordt verteld dat Benjamin naar de maan is gegaan. De redenering dat de overledene naar een andere plek is gegaan, is ook terug te zien in de andere boeken en draagt bij aan de verwerking van een verlies, omdat deze redenering de nabestaanden een gevoel van controle geeft over hun eigen verdriet.

57

In twee boeken is er sprake van een metamorfose, waarbij de overledene transformeert naar een andere gedaante, dat kan worden geaccepteerd door de nabestaanden. In het boek Het egeltje onder de oude boom is te lezen hoe de ouders van het zieke egeltje ‘iets dat omhoogvliegt’ interpreteren als hun egeltje dat een engeltje is geworden:

‘Met hun ogen vol tranen keken ze die nacht naar inktblauwe hemel. Toen zagen ze ineens iets vanuit de oude boom omhoogvliegen.

Ze keken elkaar glimlachend aan.

56 Dyregrov, 81.

57 De Mönnink, 84.

(22)

‘Dat lijkt wel ons egeltje’, zei papa egel zachtjes tegen mama.

‘Ja’, fluisterde mama, ‘ons egeltje is een engeltje geworden.’ Samen keken ze hun engeltje na, tot het verdween in de verte.’

(Het egeltje onder de oude boom, z.p. [21-22])

Deze metamorfose zorgt voor een verandering in de gemoedstoestand van de ouders. Waar zij eerst huilden, verschijnt er nu een glimlach op hun gezicht. De metamorfose draagt niet alleen bij aan de betekenis van de dood, maar draagt ook bij aan de acceptatie door de ouders.

Ook in Mijn zusje is een sterretje is, zoals de titel aangeeft, sprake van een metamorfose. Inge, het zusje van Peter, is na haar dood een sterretje geworden:

‘Mama en papa nemen Peter mee naar buiten. Het is donker en de maan schijnt. En heel hoog staan allemaal sterren.

‘’Kijk’’, zegt mama, ‘’zie je die ene ster daar?’’ Inge is naar de hemel gegaan. Inge is een sterretje geworden.

Ze komt niet terug. Maar altijd als je aan haar denkt dan kijk je omhoog, zo is ze altijd bij ons.’’’

(Mijn zusje is een sterretje, z.p. [18])

In het boek Benjamin is geen sprake van een metamorfose, maar wel van een verplaatsing. Het overleden broertje Benjamin bevindt zich niet meer op de aarde, maar is naar de maan gereisd. Dit boek heeft met Mijn zusje is een sterretje en Het egeltje onder de oude boom gemeen dat het resultaat van de metamorfose of verplaatsing niet iets aards is. Benjamin verhuist naar de maan, Inge is een sterretje en het zieke egeltje is een engeltje geworden. Daarnaast dragen alle veranderingen zichtbaar bij aan de acceptatie van de nabestaanden.

Deze zoektocht naar betekenis kunnen geven aan het overlijden van een geliefde is ook zichtbaar in Job is dood. Jasmijn, de zus van Job, geeft te kennen dat Job misschien naar de hemel gaat, waarop haar moeder antwoordt dat ze wilde dat dat waar was, want dan zou ze blij zijn.

58

De vader van Job geeft wel invulling aan het overlijden van zijn zoon. Hij geeft aan dat het gezin Job teruggeeft aan de natuur, aan het gras, de bloemen en de bomen. Bart, het broertje van Job, doet het tegenovergestelde van zijn vader. In plaats van Job weg te geven, probeert hij zijn broer dicht bij hem te houden:

‘En ik blijf aan hem denken, denkt Bart.

Zolang ik aan hem denk, is het net of hij leeft.’

(Job is dood, z.p. [16])

58 Verroen, z.p. [8].

(23)

In dit boek wordt in het midden gelaten waar Job precies heengaat na zijn overlijden. Ieder personage vult deze vraag anders in, om zo het verlies draagbaar te maken. In het boek De klas neemt afscheid wordt het antwoord op deze vraag ook in het midden gelaten. De klasgenoten van Konijn vragen zich af waar hij nu heen zal gaan:

‘Ik denk naar de hemel, daar is mijn opa ook!’ roept Muis.

‘Volgens mij gaat Konijn nergens heen,’ zegt Hert.

‘Iedereen denkt daar anders over,’ zegt Juf Uil.’

(De klas neemt afscheid, z.p. [23-24])

Er zijn verschillende manieren om het verlies van een dierbare een plek te geven. In enkele boeken helpt de gedachte dat de overledene nu iets of ergens anders is bij het accepteren van het overlijden. In andere boeken wordt minder expliciet benoemd waar iemand heengaat na zijn overlijden. In deze gevallen wordt in het midden gehouden waar de overledene is.

Relatie tussen woord en beeld

Uit het corpus is gebleken dat er diversiteit bestaat in de manier waarop de dood wordt benaderd en in de verschillende fasen die hierbij horen.

Dit is aangetoond aan de hand van de drie rouwtaken van De Mönnink: de aanvaardingstaak, de afscheidstaak en de opbouwtaak. Naast het vertellende aspect is er nog een andere manier waarop de dood wordt benaderd in prentenboeken: via het visuele aspect. De combinatie van woord en beeld essentieel, omdat prentenboeken zich meestal richten op kinderen die zelf nog niet kunnen lezen.

59

Het samenspel tussen deze twee aspecten zorgt voor de interpretatie van een verhaal. Sipe schrijft hierover zijn artikel ‘How Picture Books work’: ‘‘In a picture book, both the text and the illustration sequence would be incomplete without the other. They have a synergistic relationschip in which the total effect depends not only on the union of the text and illustrations but also on the perceived interactions or transactions between these two parts.’’

60

Naar deze interactie is veel onderzoek gedaan, waardoor er een scala aan begrippen is ontstaan, die de relatie tussen tekst en beeld beschrijven. In Ways of the Illustrator onderscheidt Schwarcz verschillende categorieën die worden gemaakt om de relaties tussen tekst en beeld te beschrijven. Schwarcz nuanceert deze categorieën echter, omdat hij van mening is dat de categorieën overlappen doordat deze interactie op verschillende manieren kan worden geïnterpreteerd en vanuit verschillende perspectieven kan worden bekeken: ‘‘The field of illustrated children’s books is both to vivacious and too intricate to be generalized easily.’’

61

Schwarcz richt zich in zijn boek vooral tot de rol van de illustrator en benoemt de invloed hiervan. De illustrator kan, volgens hem, een grote invloed hebben op een verhaal door middel van zijn stijl,

59 Kwant, A. Geraakt door prentenboeken. Effecten van het gebruik van prentenboeken op de sociaal-emotionele ontwikkeling van kleuters (Utrecht: Eburon, 2011), 16.

60 Sipe, L.R. ‘How Picture Books Work. A Semiotically Framed Theory of Text-Picture Relationships’. Children’s Literature in Education 29-2 (1998): 97-99.

61 Schwarcz, 10.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Daar ben ik het niet mee eens.' Aan het woord is moraalfilosoof Etienne Vermeersch, die door de krant De Morgen naar zijn mening werd gevraagd over de uitspraak van

‘Een oog voor een oog en een tand voor een tand.’ Maar Ik zeg jullie: verzet je niet tegen wie je kwaad doet.. Slaat iemand op je rechterwang, keer hem dan ook je

"Dit debat opnieuw op de lange baan schuiven heeft wat mij betreft veel weg van schuldig verzuim en daar kan en wil ik als mens niet aan meedoen", zegt Bart. Tommelein

Het is goed dat we meer investeren in de preventie van zelfdoding, maar waarom zeggen we niet publiek tegen elkaar dat we met de dood en bijgevolg ook met het leven geen weg

Het is goed dat er over euthanasie gedebatteerd wordt, zegt Rik Torfs, maar op het eind van de rit moet de politiek wel een breed gedragen consensus zien te vinden?. Het onderwerp

‘Als je niet meer aangeraakt kunt worden zonder pijn te voelen, als je pijnpomp verhoogd moet worden voor elke verzorging omdat je het anders niet kunt verdragen, dan is het toch

1:13-15

van aard. Het is een erfenis van de negentiende eeuw. Het zijn gedachten van kleine, burgerlijke dichters en denkers, die de bene- penheid van hun milieu wilden ontstijgen door