• No results found

Minder werken gaat samen met meer huishoudproductie

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Minder werken gaat samen met meer huishoudproductie"

Copied!
5
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Gepubliceerd in Economisch Statistische Berichten, jrg.104, nummer 4771, 14 maart 2019, p.p.

Zelfredzaamheid door huishoudproductie in Nederland: Becker herleeft Inleiding

Nederlandse huishoudens zien zich in toenemende mate geconfronteerd met risico’s waar zij zelf de verantwoordelijkheid voor moeten nemen door een toename in de flexibiliteit van arbeidsrelaties en een versobering van de verzorgingsstaat. Daarmee neemt het belang van de financiële zelfredzaamheid van huishoudens toe ten opzichte van sociale verzekeringen. Een van de mogelijkheden van huishoudens om zelf inkomensschokken op te vangen is huishoudproductie, ofwel home production, gebaseerd op de invloedrijke theorie van Becker (1965). Dit artikel beschrijft het mogelijke belang van Becker’s ruim 50 jaar oude theorie voor de vormgeving van toekomstig sociaaleconomisch beleid in Nederland. Het artikel geeft inzicht in de (on)mogelijkheden van home production als zelfverzekeringsmechanisme tegen inkomensschokken in Nederland en biedt aanknopingspunten voor toekomstig onderzoek en beleid.

Het welzijn van huishoudens volgens Becker

De kracht van Becker (1965) zit in de eenvoud van de economische implicatie van de theorie en de grote implicaties voor het economisch welzijn van huishoudens. Becker’s theoretische raamwerk impliceert dat consumptie niet alleen ‘gekocht’ wordt middels inkomen, maar ook ‘geproduceerd’ wordt door investeringen van tijd, genoemd home production. Een voorbeeld dat vandaag de dag relevant is in Westerse economieën: kinderopvang kan gekocht worden op de markt, maar het huishouden kan de kinderopvang ook zelf thuis ‘produceren’. De eerste variant kost relatief veel geld, maar weinig tijd. De tweede variant kost relatief weinig geld, maar veel tijd. Talloze andere voorbeelden zijn denkbaar waarbij de ‘marktvariant’ en de ‘huishoudproductievariant’ (perfecte) substituten zijn, zoals schoonmaken, koken, klussen, etc.

De implicatie van deze theorie waarbij consumptie uitgaven en home production perfecte substituten zijn is groot voor de analyse naar het welzijn van huishoudens. Statisch impliceert deze theorie dat huishoudens met lagere kosten van tijd, e.g. uurloon, een consumptiebundel kiezen die relatief gezien voor een groter deel uit home production bestaan dan huishoudens met hogere tijdskosten. Dynamisch impliceert deze theorie dat een schok in de prijs van tijd, door bijvoorbeeld ontslag, ziekte of pensionering, leidt tot een verschuiving van consumptie uitgaven naar home production in de consumptiebundel. Huishoudens kunnen zichzelf (deels) verzekeren tegen adverse schokken door consumptie uitgaven te substitueren voor home production. Door meer home production is de afname in welzijn kleiner dan de afname in inkomen en consumptie uitgaven en heeft daarom een ‘smoothing’ functie voor welzijn naast formele instituties via sociale zekerheid.

De noodzaak tot huishoudproductie in Nederland

(2)

Allereerst kan de substitutie tussen consumptie uitgaven en home production in Nederland ten opzichte van de VS relatief klein zijn door een relatief genereus socialezekerheidsstelsel. Guler en Taskin (2013) beargumenteren dat home production en formele sociale zekerheid deels substituten zijn. Meer dan in de Verenigde Staten wordt in Nederland een deel van het inkomensverlies bij ontslag, ziekte, of pensionering opgevangen door formele instituties, zoals de WWZ, WIA, en AOW respectievelijk. De noodzaak tot home production om inkomensschokken op te vangen lijkt daarmee kleiner dan in de VS.

Daarnaast kunnen er grote verschillen zitten tussen Amerikaanse en Nederlandse huishoudens als het gaat om het deel van de uitgaven dat besteedt wordt aan mogelijk substitueerbare uitgaven. Been, Rohwedder, Hurd (2018) beargumenteren dat slechts zo’n 11 procent van de totale consumptie uitgaven van Amerikaanse huishoudens mogelijkerwijs is te vervangen door home production. Het is aannemelijk dat de consumptie uitgaven aan de belangrijkste substitueerbare categorieën groter zijn onder Amerikaanse dan onder Nederlandse huishoudens door culturele verschillen in uiteten gaan en het gemak waarmee huishoudens iemand in dienst nemen om het huishouden of andere klusjes te doen. Oftewel, er valt gemiddeld genomen minder dan 11 procent van alle uitgaven te substitueren voor Nederlandse huishoudens.

Hoewel Nederlandse huishoudens zichzelf minder genoodzaakt zien om middels home production hun welzijn te ‘smoothen’ hebben zij ook minder mogelijkheden om te substitueren. Patronen in inkomensverlies en tijdsbesteding in home production kunnen daarmee anders zijn dan bij Amerikaanse huishoudens. Desalniettemin wordt inzicht in de zelfredzaamheid van huishoudens, waaronder home production, steeds relevanter in Nederland omdat huishoudens zich in toenemende mate geconfronteerd zien met inkomensrisico’s waar zij zelf de verantwoordelijkheid voor moeten nemen.

Reacties in consumptie en huishoudproductie van Nederlandse huishoudens

Huidige mogelijkheden om het belang van home production voor het welzijn van Nederlandse huishoudens te bestuderen zijn grotendeels afhankelijk van de Longitudinal Internet Studies for the Social sciences (LISS) data van CentERdata. Met deze data kan consumptiegedrag en tijdsbesteding van individuen binnen een huishouden over tijd gevolgd worden. Tijdsbesteding aan home production is beschikbaar in een beperkt aantal jaren (2009, 2010, 2012) en slechts als algemene categorie waarin alle mogelijke taken gesommeerd zijn. Dit bemoeilijkt een analyse zoals Been, Hurd, Rohwedder (2018) waarin de substitutiemogelijkheden voor verschillende categorieën uiteen worden gezet voor de Nederlandse casus. Desalniettemin kan het LISS panel gebruikt worden om belangrijke patronen in consumptie uitgaven en home production te herkennen om zodoende de responsiviteit in home production in kaart te brengen.

(3)

die toe te schrijven valt aan de specifieke selectie die plaatsvindt in dat huishouden.1,2 In een meer geavanceerde analyse kan LISS gebruikt worden om de huishoudens longitudinaal te bestuderen wanneer zij onderhevig zijn aan een inkomensschok (Been en Knoef, 2018). Desalniettemin geeft de tabel een eerste inzicht in de patronen tussen consumptie, betaald werk, en home production van Nederlandse huishoudens.

Door een lager gemiddeld aantal gewerkte uren dan werkende huishoudens hebben werkloze, arbeidsongeschikte, en gepensioneerde huishoudens gemiddeld genomen een lager inkomen en meer niet-werk tijd tot de beschikking. Ten opzichte van werkende huishoudens geven werkloze, arbeidsongeschikt, en gepensioneerde huishoudens minder uit aan consumptie. De verschillen met werkende huishoudens is met name groot wanneer de man een inkomensschok ondervindt.3 Ook eenpersoonshuishoudens hebben een relatief grote daling in consumptie, omdat zij in tegenstelling tot meerpersoonshuishoudens niemand hebben die een deel van de schok kan opvangen door meer te gaan werken. Dit zien we in Tabel 1 met name bij vrouwen wiens man werkloos is. Werkloze, arbeidsongeschikte, en gepensioneerde huishoudens besteden tevens relatief meer tijd aan home production. Interessant is dat de toename in home production in enkele gevallen een waarde heeft die gelijk staat aan de waarde van de consumptiedaling, zoals bijvoorbeeld bij meerpersoonshuishoudens met een werkloze man.4 Echter, de toename in home production is in veel gevallen wel degelijk te weinig om de val in consumptie uitgaven goed te maken. Dit geldt met name voor eenpersoonshuishoudens en huishoudens die te maken krijgen met arbeidsongeschiktheid. Daarnaast blijft onduidelijk in welke mate Nederlandse huishoudens uitgaven daadwerkelijk substitueren of dat de toename in home production meer te verklaren valt door een toename in beschikbare tijd.

1 Een voorbeeld van een heel specifieke categorie zijn de eenpersoonshuishoudens met een werkloze vrouw. 2 Been en Knoef (2018) laten zien dat consumptie uitgaven niet per se hoeven te dalen bij een inkomensschok zoals werkloosheid door categorieën zoals gas/water/licht en rentebetalingen die toe kunnen nemen bij werkloosheid.

3 Mede doordat de man nog steeds in veel gevallen de kostwinner van het huishouden is.

(4)

Afsluitende conclusie en aanbevelingen

De beschreven patronen in home production van Nederlandse huishoudens komen, ondanks verschillen in de noodzaak en preferenties voor mogelijk substitueerbare consumptie uitgaven, grotendeels overeen met de patronen van Amerikaanse huishoudens: home production neemt weliswaar toe bij een inkomensdaling, maar de mate waarin home production het welzijn van huishoudens kan ‘smoothen’ is waarschijnlijk kleiner dan gesuggereerd door Becker’s theorie (Been, Rohwedder, Hurd, 2018). De mate van zelfredzaamheid door home production lijkt daarnaast veel af te hangen van de type inkomensschok (e.g. werkloosheid/arbeidsongeschiktheid) en het type huishouden (e.g. een/meerpersoonshuishouden). Zelfredzaamheid middels home production lijkt daarmee eerder een complement dan een substituut voor formele sociale zekerheid.

(5)

Vooralsnog lijkt een algehele verdere versobering van sociale zekerheid, waarbij de zelfredzaamheid van huishoudens gelijk wordt verondersteld, onverstandig vanuit het perspectief van het welzijn van huishoudens.

Over de auteurs

Jim Been is Universitair Docent bij de Afdeling Economie van Universiteit Leiden en Onderzoeksfellow bij Netspar.

Susann Rohwedder is Senior Econoom bij RAND Corp. en Vicedirecteur van de RAND Center for the Study of Aging.

Michael Hurd is Senior Onderzoeker bij RAND Corp. en Directeur van de RAND Center for the Study of Aging.

Literatuur

Aguiar, M., en Hurst, E. (2005) Consumption versus expenditure. Journal of Political Economy, 113(5), 919–948.

Becker, G. (1965) A theory of the allocation of time. Economic Journal, 75, 493–517.

Been, J., Rohwedder, S. en Hurd, M.D. (2018) Does home production replace consumption spending? Evidence from shocks in housing wealth in the Great Recession, Review of Economics and Statistics, te verschijnen. https://doi.org/10.1162/rest_a_00794

Been, J. en Knoef, M.G. (2018) Household consumption and unemployment shocks: The importance of unexpectancy, permanency, and home production in smoothing consumption. Mimeo.

Ciani, E. (2016) Retirement, pension eligibility and home production. Labour Economics, 38, 106– 120.

Guler, B., en Taskin, T. (2013) Does unemployment insurance crowd out home production? European Economic Review, 62, 1–16.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

1 Met uitzondering van 'Gemiddeld netto belastbaar inkomen per inwoner' en 'Gemiddeld inkomen na belastingen per inwoner', waarvoor het aantal inwoners wordt berekend op basis van

Figuur 00.1: Sector Gedrag & Maatschappij: Schematisch overzicht van de subsectoren en indicatoren Subsectoren. Indicatoren psychologie

Opvallende ontwikkelingen, verschillen en of overeenkomsten beschreven per subsector Sector Onderwijs: Schematisch overzicht van de subsectoren en

Mannen zijn de laat- ste vijf jaar iets minder gaan wer- ken (-1u), ze besteden iets minder tijd aan ‘persoonlijke verzorging, eten & drinken’ (-27’), ze doen iets

In deze studie werd bekeken welke factoren mentale gezondheid beïnvloeden en welke aanknopingspunten er zijn voor het bevorderen van mentaal welbevinden (promotie) en het

Verschillen in de financiële zekerheid, kosten en onkostenvergoedingen voor de auto, de ruimtelijke kenmerken van de woonomgeving, de levensfase en de gezinssamenstelling

3.. deze verslagperiode gereed gekomen. Hoewel het vervaardigen van het werkplan binnen zeer korte tijd moest gebeuren en het partijbestuur daardoor onder gro- te

Als het aantal per week gewerkte uren daalt tot gemiddeld 34,5 kunnen er volgens de econoom 1,65 miljoen werklozen in Duitsland aan de slag, waardoor het werkloosheidspercentage