• No results found

INBO nieuwsbrief: juli 2012

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "INBO nieuwsbrief: juli 2012"

Copied!
4
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

inbo

nieuwsbrief

van het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek

www.inbo.be

inbo

Kliniekstraat 25, B-1070 Brussel T. +32 2 525 02 00 - F. +32 2 525 03 00 nieuwsbrief@inbo.be W etenschappelijke instelling

van de Vlaamse overheid

15

de

jaargang, juli 2012

INVEXO

Het Interreg project INVEXO wordt in septem-ber afgesloten met een eindsymposium in ’s-Hertogenbosch.

Lees meer op blz. 2.

IFBL dataportaal

Het INBO heeft meegewerkt aan een nieuwe website waar 2.5 miljoen waarnemingen van meer dan 2.800 soorten vaatplanten geïnventariseerd werden. Wetenschappers kunnen er de evolutie en verspreiding van planten sinds 1939 bestuderen.

Lees meer op blz. 3.

Digitale nieuwsbrieven

In de loop van 2013 zal het INBO overschakelen op digitale nieuwsbrieven, en dan zal ook deze papieren nieuwsbrief niet meer gemaakt worden.

Overstappen op de digitale nieuwsbrief is eenvoudig: op http://enquete.inbo.be/nieuwsbrieven kan u aanduiden op welke INBO-nieuwsbrief of -nieuwsbrieven u zich wenst in te schrijven. Het is vanzelfsprekend mogelijk om op elk moment opnieuw uit te schrijven.

Wie al geabonneerd is op de digitale versie van de algemene INBO-Nieuwsbrief hoeft niets te doen.

Conferentie in Tours, 21 - 24 mei 2012

Klimaatverandering en Europese bossen

Er zijn een beperkt aantal zekerheden en een groot aantal onzekerheden

om-trent de kennis over de impact van klimaatverandering op bossen in Europa. De huidige opwarming van de aarde door emissies van broeikasgassen heeft geen precedent gekend in de voorbije 10 000 jaar. Er is een wetenschappelijke consensus dat de jaargemiddelde temperatuur op aarde tijdens de 21ste eeuw verder zal toenemen, waarbij een toename van 3°C tegen 2100 door veel model-len en in tal van scenario’s als plausibel wordt geacht. In het noorden van Eu-ropa gaat er meer neerslag vallen, in het zuiden minder. Waar de overgang zich situeert is onduidelijk en niet met zekerheid te voorspellen. Overal zal de groei-periode verlengen, met grotere kans op problemen door vroege of late vorst. Over de effecten op het functioneren van bossen werd onlangs een conferen-tie georganiseerd in Tours, waar het INBO aan deelnam. In de Scandinavische

landen kan er een grotere (hout)opbrengst verwacht worden door de stijgende temperatuur, gezien vocht daar geen limiterende factor is en vermoedelijk ook niet wordt. De mediterrane regio zal vermoedelijk gebukt gaan onder grotere hittegolven en droogteperiodes, wat de productie niet ten goede zal komen. In het algemeen is het gemiddelde klimaat geen goede voorspeller voor groei en opbrengst van bosecosystemen, wat de waarde van de toevloed aan internationale artikels die dit modelleren, beperkt. Vermoedelijk zullen de frequenter voorkomende extreme klimatologische omstandigheden meer de groei gaan bepalen. Momenteel tasten onderzoekers nog in het duister over hoe je extreme klimaatomstandigheden die zich met een lage waarschijnlijkheid zullen voordoen, maar die wel een determinerende invloed kunnen hebben op de bosecosystemen, kan modelleren.

Het INBO onderzoekt de effecten van klimaatverandering op de Vlaamse bossen. Zo worden in vijf proefvlakken jaarlijks o.a. de in-tegrale water- en mineralenhuishouding van het bosecosysteem en de groei, zaadzetting, vitaliteit en de fenologie van de aanwezige boomsoorten opgevolgd. Daarnaast gaat het INBO voor verschillende boomsoorten na of er verschillen zijn in klimaattolerantie naar-gelang herkomstgebieden. In de kennisopbouw rond standplaatsgeschiktheid speelt ook gevoeligheid voor klimaat- en andere externe veranderingen een belangrijke rol.

Kristine Vander Mijnsbrugge, kristine.vandermijnsbrugge@inbo.be

(2)

INBO ondertekent

gedrags-code invasieve planten

Invasieve planten zijn een van de oorzaken van het wereldwijde verlies aan biodiver-siteit, en de bestrij-ding ervan kost de samenleving hopen geld. Het is econo-misch interessanter om nieuwe intro-ducties te vermijden dan deze populaties te beheersen eens ze in het wild verspreid zijn. Onderzoek wijst uit dat het gros van de voor de biodiversiteit problematische plantensoor-ten in Europa een introductiegeschiedenis via de horticultuur kent. Uit de Cataloog van Bel-gische neofieten (www.alienplantsbelgium. be) blijkt dat België hierin geen uitzondering is. Veel populaties van invasieve plantensoor-ten zijn ontstaan uit in de natuur gedumpt tuinafval.

Alterias (Alternatieven voor Invasieve Uit-heemse Plantensoorten) is een LIFE+ project (2010-2013) gewijd aan preventie en voorlich-ting over de problematiek van invasieve plan-ten in België. Het project wil de verspreiding van deze planten beperken en het gebruik van alternatieven aanmoedigen. Hiervoor werd in samenwerking met de sector een gedragscode opgesteld. De bedoeling ervan is te informeren over de problemen geassoci-eerd met sommige soorten, en via zelfregula-tie enkele ervan uit het commerciële circuit te weren. De code richt zich tot professionelen in de groensector, maar ook tuinliefhebbers, tuinbouwscholen, overheden, onderzoeksin-stellingen, regionale landschappen en ngo’s. Het vrijwillig engagement bundelt vijf preven-tieve richtlijnen: het kennen van de lijst van risicoplanten, het stopzetten van de verkoop en de aanplant, het informeren van klanten, deelname aan vervroegde detectie en tenslot-te het promotenslot-ten van inheemse altenslot-ternatieven. De consensuslijst van invasieve planten is ge-baseerd op de risicoanalyses van het Belgisch Forum Invasieve Soorten (ias.biodiversity. be). Het INBO leverde hiervoor al expertise, en zit ook in de begeleidende stuurgroep van AlterIAS.

Het INBO heeft nu ook zelf de gedragscode officieel ondertekend. Hiermee engageert het zich de medewerkers te informeren en in de dagelijkse onderzoeksactiviteiten aandacht te hebben voor verbreiding van ongewenste soorten, o.a. door via veldwerk geen zaden of fragmenten te verspreiden, geen besmette bodemstalen te nemen, enzovoort.

AlterIAS roept ook andere organisaties en openbare besturen op een krachtig signaal te geven en deze gedragscode mee te onderte-kenen op www.alterias.be.

Wouter van Landuyt, wouter.vanlanduyt@inbo.be Tim Adriaens, tim.adriaens@inbo.be

Tim Adriaens, tim.adriaens@inbo.be

Y. Adams/Vildaphoto

Symposium sluit INVEXO af

in ’s-Hertogenbosch

Het Europees Interreg IV-A project INVEXO ‘Minder invasieve planten en dieren,

meer biodiversiteit’ (2009-2012) wil een kader ontwikkelen rond beleid en beheer

van invasieve soorten. Vanuit ervaringen met een aantal gevalstudies

(stierkik-ker, Amerikaanse vogelkers, zomerganzen en waterplanten) gaan we na hoe het

beheer in de grensregio geoptimaliseerd kan worden, zodat in een latere fase op

grotere schaal realisaties op het terrein kunnen gebeuren.

Zo’n aanpak vereist aan de praktijk getoetste beheermethodes, blijvende kennisuitwisse-ling, communicatie en samenwerking tussen openbare besturen en beheerinstanties aan beide zijden van de grens, én het opzetten van duurzame overlegstructuren waarin verschillende belanghebbenden betrokken bij het beheer vertegenwoordigd zijn. Met de informatie en ervaringen uit de cases wordt een aanzet tot een algemene strategie rond exoten uitgewerkt. Dit project investeert ook zwaar in communicatie naar alle mogelijke doelgroepen.

Het INBO is trekker van de werkgroep ’stierkikker’, die vooral onderzoek doet naar efficiënte en duurzame bestrijdingstechnie-ken, opleidingen organiseerde en een vroeg waarschuwingssysteem (“early warning”) opzette. Het INBO staat daarnaast in de casus ’zomerganzen’ ook in voor de opvol-ging van beheeracties en de organisatie, verwerking en rapportage van zomergan-zentellingen, die in samenwerking met Na-tuurpunt Studie en SOVON Vogelonderzoek Nederland georganiseerd worden. Voor elke soort wordt de volledige keten van preventie, melding, schademeting, beheer en bestrij-ding, onderzoek, communicatie en beleid uitgespit.

De 24 projectpartners uit Vlaanderen en Zuid-Nederland publiceren eind 2012 hun

eindrapporten met resultaten en aanbevelingen uit de zes INVEXO-werkgroepen: grote waternavel, stierkikker, Amerikaanse vogelkers, zomerganzen, communicatie en beleid en samenwerking. Op donderdag 27 september 2012 organiseert INVEXO een eindsymposium in ’s-Hertogen-bosch (provinciehuis Noord-Brabant). Deze dag is bedoeld voor beheerders of beleidsmakers die geconfronteerd worden met de problematiek van invasieve exoten of de vier casussoorten in het bij-zonder.

Deelnemen is gratis, maar vooraf inschrijven is verplicht. Voor meer details over het programma, inschrijvingen en locatie verwijzen we graag naar de website.

Meer info: www.invexo.eu

(3)

Online tool visualiseert

verspreiding Belgische

vaatplanten

Het Belgisch Biodiversiteitsplatform

heeft in samenwerking met het

INBO, de Nationale Plantentuin en

de Floristische Werkgroepen

(Flo.Wer) een website

(http://projects.biodiversity.be/ifbl)

gemaakt die verspreidingsgegevens

van gevonden plantensoorten per

kilometerhok visualiseert.

Het gaat om de IFBL-kilometerhokken van het Instituut voor de Floristiek van België en Luxemburg. Op dit regelmatig geüpdatete IFBL-dataportaal worden meer dan 23 000 checklists van vaatplanten uit België sa-mengebracht. Surfers kunnen er meer dan 2.5 miljoen waarnemingen van meer dan 2800 soorten terugvinden.De gegevens in het portaal zijn afkomstig van twee door het Biodiversiteitsplatform gesponsorde digitali-satieprojecten (IFBL1 & IFBL2) en van Flora-bank1, de INBO-databank van de distributie van wilde flora in Vlaanderen en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.

Deze website is zeer bruikbaar voor de analy-se en het visualianaly-seren van botanische data in opeenvolgende perioden of om een overzicht te krijgen van de soortensamenstelling van een bepaald gebied.

De Florabank1-databank is beschreven in een “datapaper” in het open access tijd-schrift Phytokeys, in samenwerking met de Global Biodiversity Information Facility (GBIF). Deze datapaper is de derde die er ooit werd gepubliceerd in het kader van de Pensoft-GBIF samenwerking. Een datapaper maakt het mogelijk om databanken op een academische manier te citeren. Datapa-pers moedigen ook anderen aan om data te hergebruiken in toekomstige studies, maar ook om feedback te geven en te wijzen op eventuele onduidelijkheden en fouten. Een datapaper combineert het statische onveran-derlijke karakter van een wetenschappelijke publicatie met de dynamische structuur van een continu geüpdatete databank.

Dimitri Brosens, dimitri.brosens@inbo.be Wouter Van Landuyt, wouter.vanlanduyt@inbo.be

www.inbo.be

In In hybridecomplexen kunnen we oudersoorten onderscheiden met welbepaalde kenmerken, en in de zone ertussen alle mogelijke overgangsvormen. Is dit bij zomer- en wintereik ook zo? We hebben in Vlaanderen nog enkele unieke groeiplekken met autochtone eiken in de Limburgse Kempen, al dan niet op landduinen, waar wintereik en zomereik samen voorkomen, inclusief de hybride tussen beide.

Waar internationale onderzoekers telkens slechts de morfologie van de bladeren bestuderen, hebben wij zowel de bladeren als vruchten (eikels) onder de loep genomen. Als we enkel de bladkenmerken bekijken zien we een continue groep eiken (figuur 1) en zou je kunnen

be-sluiten dat er geen onderscheiden zomer- of wintereiken meer zijn. Maar als we blad- en vruchtken-merken samen nemen dan krijgen we twee duidelijke groepen: één met de zomereiken en één met de wintereiken(figuur 2). Hybriden, afgebakend volgens blad- en vruchtsteellengtes, zoals beschre-ven in flora’s, bevinden zich aan de rand waar deze groepen elkaar raken, maar ook binnenin (kruis-jes in figuur 2). Bij de hybriden is het aantal niet volgroeide eikels per vruchtsteel gemiddeld hoger en het kiempercentage in een eenvoudige kiemproef ligt gemiddeld iets lager in vergelijking met de oudersoorten. Deze aanwijzingen kunnen mee verklaren waarom dit eikencomplex niet geëvolueerd is tot één soort.

Soorten die van nature voorkomen op dezelfde groeiplaatsen noemen we

sympa-trisch (sym: hetzelfde, patri: vaderland). Voorbeelden zijn zomereik en wintereik

die spontaan op dezelfde plaats kunnen groeien. Beide soorten vormen daar dan

ook nog eens vruchtbare hybriden. Het lijkt een paradox: al eeuwenlang kruisen

ze spontaan met elkaar, maar waarom zijn ze niet geëvolueerd tot één en

de-zelfde soort?

Hybridisatie

bij inheemse eiken

Kristine Vander Mijnsbrugge, kristine.vandermijnsbrugge@inbo.be

Figuur 1 (links): Zomereiken, wintereiken en hun hybriden: op basis van bladkenmerken zien we enkel een continue groep bomen.

Figuur 2 (rechts): Zomereiken, wintereiken (bolletjes) en hun hybriden (kruisjes): op basis van zo-wel blad- als vruchtkenmerken splitsen de bomen zich op in twee duidelijk afgebakende groepen, de ene met zomereiken (rechts) en de andere met wintereiken (links)

(4)

in

b

o

nieuwsbrief

B elg ië – B elg iq ue P.B. B ru sse l X 3/6 36 7 D ri em aa nd el ijk s t ijd sc hr if t - V .U . D r. J ur ge n T ac k, K lin ie ks tr aa t 2 5, 1 07 0 B ru ss el A fg if te ka nt oo r 1 09 9 B ru ss el X P 60 23 79 Ein d re d ac tie : K oen V an Mu yl em , H ug o V er re yc ken D ruk : M an ag em en to nd er st eu nen de Di en st en va n d e V la am se ov er hei d – g ed ru kt o p r ec yc la ge pa pi er

In- of uitschrijven op deze nieuwsbrief kan via een seintje naar: INBO nieuwsbrief Kliniekstraat 25,1070 Brussel T. 02 525 02 00 - F. 02 525 03 00 nieuwsbrief@inbo.be W etenschappelijke instelling

van de Vlaamse overheid

inbo

nieuwsbrief

van het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek

De schorvegetaties van

de Schelde gemodelleerd

Met de verwachte zeespiegelstijging en de voortdurende aan-passingen van de geul voor de scheepvaart is het duidelijk dat de schorren van de Schelde zwaar op de proef gesteld worden. Omdat ze Europees beschermd habitat zijn, willen we kunnen voorspellen hoe ze zullen reageren op deze hydraulische en morfologische wijzigingen, en dus moeten we ook weten in welke omstandigheden de verschillende schorvegetaties het best gedijen.

Zout en overspoeling door het getij hebben uiteraard de mees-te invloed op de schorvegetaties, maar ook geomorfologie en grondwaterregime zijn belangrijk. Tevens blijkt dat het relatieve belang van de omgevingsvariabelen verandert naargelang we ons langs de verschillende zones van de monding richting Gent begeven. In de zone van de brakke schorren is bijvoorbeeld de overspoelingsfrequentie belangrijk, in de zone van de zoete schorren is dat de overspoelingsduur. Dit betekent dat we modellen per zone moeten maken om de voorspelkracht te verbeteren.

De standplaatsvereisten van de vegetatietypes werden per zone gemodelleerd en de meest bepalende omgevingsfactoren

werden bepaald. Koppeling aan een GIS-applicatie laat toe om potentiekaarten te maken voor de gemodelleerde vegetaties (zie figuur).

Omdat de beschikbare vegetatiegegevens niet echt goed verdeeld waren over de verschillende zones moesten verwante vegetaties en ook zones samengenomen worden, waardoor de onverklaarde variatie relatief groot bleef in alle modellen. On-danks deze beperkingen bekrachtigden de eerste resultaten al de mogelijkheden van de gekozen werkwijze. De datasets moeten wel nog gericht verder uitgebouwd worden. Het rapport INBO.R.2011.31 vindt u op de site.

Erika Van den Bergh, erika.vandenbergh@inbo.be

Biodiversiteit wint!

“Today, biodiversity won”, aldus Robert

Wat-son, voorzitter van de oprichtingsvergadering

van het Intergouvernementele Panel voor

Biodiversiteit en Ecosysteemdiensten IPBES

(Intergovernmental Platform on Biodiversity

and Ecosystem Services).

In navolging van het Intergovernmental Panel on Climate Change (IPCC) zal IPBES zich inzetten als science-policy-interface, een pa-nel dat de bruikbaarheid van en het gebruik van wetenschappelijke kennis over biodiversiteit door overheden zal ondersteunen. Op 23 april in Panama besloten meer dan 90 landen tot de oprichting van IPBES. Tegelijk werd besloten het secretariaat in Bonn te vestigen. Eerdaags zal er ook van Belgische wetenschappers en beleidsvertegenwoordigers een bijdrage gevraagd worden voor het werk van IPBES. Hoewel er nog veel duidelijk moet worden over de precieze werkwijze van IPBES, verenigen Belgische wetenschappers en beleidsmakers zich sinds kort in de Belgium Ecosystem Services Community, om op het niveau van België de samenwerking tussen experten en beleidsmakers te ondersteunen (een verslag hiervan volgt in een van de volgende INBO-nieuwsbrieven). Wellicht zal dit netwerk ook als contactpunt voor IPBES gaan fungeren.

Het is natuurlijk moeilijk te voorspellen wat de gevolgen van de oprichting van IPBES voor de biodiversiteit zullen zijn op korte en lan-gere termijn. De verwachtingen zijn hoog gespannen en de ambities zijn groot. Tegelijk moeten we beseffen dat ook IPBES een lange weg te gaan heeft van ingewikkelde politieke onderhandelingen en besluitvorming, van discussies over wetenschap en beleid. En wat vervolgens de impact in lidstaten zal zijn, en dan met name op de plaatsen waar biodiversiteit bedreigd en beschermd wordt. Laten we hopen dat de overwinning die biodiversiteit geboekt heeft met de totstandkoming van IPBES geen pyrrusoverwinning zal zijn.

Robert Watson, voorzitter van de oprichtingsvergadering van IPBES trekt zijn “blije das” aan op het einde van de vergadering (foto IISD)

Hans Keune, hans.keune@inbo.be

Kans van voorkomen van riet op het Kijkverdriet (Temse) en de Notelaer (Hingene)

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Europees doodhoutkeversymposium in Genk Van 22 tot 24 april 2016 organiseert het INBO, samen met Likona en het Agentschap voor Natuur en Bos, in Genk de 9de editie van

Zomereiken met een lage genetische diversiteit (typisch voor de kleine en versnipperde Vlaamse bossen) zijn gevoeliger voor droogtestress, waardoor men kan verwachten dat deze

Duidelijk is dat, mits de nodige aandacht wordt besteed aan het nauwkeurig opmeten van de indica- toren, de fitnessindicatoren snel toegepast kunnen worden als basis voor het

Afhankelijk van uw achtergrond zal u dat ongetwijfeld een andere invulling geven: voor de natuurbeschermers onder u is dat meer en beter beschermde natuur, voor de landbouwers

In het verleden werd reeds aangetoond dat het aanleggen van bos op verontreinigde bodem de aanwezige zware metalen minder wateroplosbaar maakt en zo minder beschikbaar voor

Deze laatste indicator geeft een beeld van de aan- wezigheid van voor de biodiversiteit proble- matische uitheemse soorten in Vlaanderen en het aandeel hiervan dat zich

Keelvlekkenpatroon van Germaine (jong 1) en Valère (jong 2) (tekeningen Paul Vercauteren, mei 2011) Kort nadien kwam er heuglijk nieuws uit de Heirnisse: op 06 juni staat

Een opvolging in de tijd zal meer informatie geven in welke mate het maaibeheer bijdraagt tot de evolutie naar soortenrijke glanshavergras- landen en in hoeverre de trajecten met