• No results found

est ie

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "est ie "

Copied!
8
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

en

Zaterdag 7 januari 1961 - No. 616

Misverstanden over

volkswoningbou~v

(Zie pag. 3)

Ontstaan en oplossing 1'-abinetserisis

van de

L.andsbelang te laat

Ook in de politiek bestaat wel eens de be- hoefte tot rubriceren. Dat kan zijn nut hebben voor de parlementaire historie en voor hen, die haar later willen bestuderen.

Deze methode volgend, zijn wij ervan over- tuigd, dat het ~onflict in de Tweede Kamer van 22 december 1960 als een schoolvoorbeeld voor een lichtvaardig uitgelokte crisis zal gelden.

Op de ochtend nadat het Kabinet van de Koningin kon mededelen, rlat prof. De Quay . de eerder ingediende ontslag-aanvrage van de

·· ministers en staah'secretarissen had ingetrok- ken, besloot "De Telegraaf" een kort hoofd- artikel onder de titel: "Prestigeverlies" aldus:

"Rest te constateren, dat deze onverkwik- kelijke zaak -slechts prestigeverlies heeft op- geleverd voor de A.R.-fractie, voor de fractie van de meegesteund hebbende C.H.U. en voor minister Van Aartsen en het hele Kabinet, die te snel het "onaanvaardbaar" zouden hebben uitgesproken".

Het woord "zouden" heeft ons even doen twijfelen. Maar wU menen toch wel, dat de be- doeling van de redactie was als haar oordeel te kennen te geven, dat èn de protestants- christelijke fracties èn het Kabinet hier schuld hebben en daardoor allen aan "prestige"

(eigenlijk een naar woord, óók in de politiek) hebben verloren.

Met het eerste deel van deze uitspraak zijn wij het eens, met het tweede deel bepaald niet.

Inderdaad was, nadat minister Van Aartsen zich ten slotte bereid had verklaard zich bij de als reddingplank bedoelde motie-Audries- sen-Oud neer te leggen, het verschil tussen wat de anti-revolutionairen en de christelijk-histo- rischen in de motie-Van Eibergen verlangden en het uiterste, waartoe de Regering wilde gaan, relatief gering geworden.

Op die grond moet de protestants-christelij- ken terecht het verwijt worden gemaakt, dat zij deze reddingplank moedwillig hebben ver-

stoten. ·

Akkoord zeggen sommigen, maar geldt dat- zelfde, andersom, dan ook niet voor het Kabinet?

. Deze opmerking lijkt op het eerste gezicht tersnede, maar zij is het toch niet.

Er zal wel niemand zijn - zeker niet in de fracties, waaruit het Kabinet over het alge- meen steun mag verwachten - die er niet van overtuigd is, dat ook de Regering de bestrij- ding van de woningnood voor die delen van het land, waar zij reëel nog bestaat, als een zaak van primair belang ziet.

Dat sluit in, dat men moet aannemen, dat de Regering bij de opstelling van het woning- bouwprogram 1961 tot de uiterste grens van het mogelijke was gegaan. Na afweging van alle daarbij in aanmerking komende factoren was de regering dus tot de conclusie gekomen, dat die uiterste grens lag bij een totaal van 80.000 woningen. Minister Van Aartsen heeft zich in deze zin trouwens ook duidelijk uitge- laten.

Zij was er op grond van al de haar bekende

- en ook vermelde - gegevens en prognoses van overtuigd, dat bij een enigszins belangrijke overschrijding van deze grens, onder de be- staande omstandigheden een overspanning op de bouwmarkt zou ontstaan, met alle noodlot- tige gevolgen van dien, juist ook voor de minst draagkrachtigen.

Toen het in de Kamer door de fanatiek- halsstarrige houding van de protes- tants-christelijken dreigde mis te lopen, was zij nochtans bereid, in het kader van het gemeen overleg zich toch nog wat over die grens te laten heentrekken en met het verlangen, uit- gedrukt in de motie-Andriessen-Oud, akkoord te gaan.

Dus: 82.500 woningen in totaal en later dan nog eens bezien; of de conjuncturele omstan- digheden het misschien toch nog mogelijk

De informateU?·, prof. De Ga.ay Fortman genoot veel belangstelling van de jounwlisten.

maakten, op 85.000 nieuwe woningen af te gaan.

Verdere bijzonderheden van die motie laten wij nu maar in het midden. Men heeft die zowel in het artikel (de radiorede) van de heer Oud als in de "Flitsen" van vorige week reeds uit- voerig vermeld gevonden.

Minister Van Aartsen was tot deze concessie bereid, hoewel hij toch nog enige vrees koes- terde, dat ook deze overschrijding van de oor- spronkelijk gestelde grens reeds enige moei- lijkheid op de bouwmarkt zou kunnen gaan opleveren.

Maar de uiterste grens, welke de Regering, van haar verantwoordelijkheid uit, had ge- trokken, was dus t o c h nog verlegd. Is het dan reëel, zo vragen wij, die van de zijde der

Reg~ri_ng met grote aarzeling en alleen ter bere1kmg van een politiek compromis aanvaar- de nieuwe gr~ns, nu· n~g weer te vergelijken met hetgeen m de motie-Van Eibergen werd

ver~angd en dan te zeggen: ~et verschil was zo germg, dat de Regering het "onaanvaardbaar"

te snel heeft uitgesproken?

Voor iedere objectieve beoordelaar moet het o.i. duidelijk zijn, dat deze vraag ontkennend moet worden beantwoord.

Wanneer de protestants-christelijken hun verstand hadden gebruikt en zich niet hadden laten leiden door allerlei overwegingen en rancunes, die hierbij g e e n rol hadden mo- gen spelen, zouden zij begrepen hebben; wat op dat beslissende ogenblik van hen mocht - neen: moest- worden verlangd. Dat is: dat zij de motie-Audriessen-Oud hadden aangegrepen om hun eigen, voor de Regering n i e t aan- vaardbare motiejn te trekken.

"

Wij herhalen, dàt wij het woord "prestige"

niet gaarne gebruiken. Wil men dat echter toch doen - zoals "De Telegraaf" in bedoeld hoofd- artikel - dan is het, gezien de bovengeschetste situatie, op z'n minst een overtrekking van het begrip objectiviteit (en dus onbillijk en onjuist) in dit geval niet alleen bij de protestants- christelijke fracties, maar óók bij "minister Van Aartsen en het hele Kabinet" schuld en verlies van prestige_ te zoeken.

Er zou over deze betreurenswaardige zaak en ov.er al de ongelukkige uitlatingen, zowel door anti-revolutionaire als door christelijk- historische voormannen in radioredevoeringen en in persorganen gedaan, n9g heel wat te zeg- gen zijn. Voor het ogenblik willen wij daar echter van afzien.

Terwijl wij dit schrijven, is de Kabinetscrisis- opgeheven en heeft het Kabinet-De Quay zijn ontslag-aanvrage ingetrokken, op grond van de resultaten van het werk van de informateur prof. mr. W. F. de Gaay Fortman. Het Kamer- debat naar aanleiding van de door de Regering afgelegde verklaring heeft op dit ogenblik ech- ter nog niet plaats gehad.

Eén opmerking willen wij ons echter nog veroorloven.

Het anti-revolutionaire dagblad "Trouw"

schreef op de dag na het bekend worden van de terugkomst van het Kabinet:

"De anti-revolutionaire fractie heeft in 's lands belàng genoegen genomen met het mindere, omdat het meerdere, dat in de motie- Van Eibergen werd gevraagd - voorshands althans - niet te krijgen is. De regering is na- melijk niet bereid, reeds nu de bouw van de tweede 2500 woningen meer, toe te zeggen.

Het zou, naar het ons voorkomt, nog meer in 's lands belang zijn geweest, wanneer de anti-revolutionaire fractie dat reeds op die ongelukkige 22ste december had ingezien en de motie -VanEibergen had ingetrokken ten behoeve van de motie-Andriessen-Oud.

A.W.A.

(2)

VRIJHEID EN DEMOCRATm 'I JANUARI 1961- PAGINA 2

Eerste kamer aanvaardde belastingvoorstellen

Oppervlakkige behandeling wegens kabinetscrisis - Ingang ver- laging inkomsten- en loonbelasting bliift open • In huidige conjunc- tuursituatie :zeer iuist, oordeelt prof. dr. H. J. Witteveen. Minister Ziilstra waarschuwt voor overbesteding • Niet teveel tegelijk • Spreiding in de tijd enige meth~de naar succes· Waardering voor het kabinet-De Quay • Het sprekende geweten van drs. C. P.

Hazenbosch (AR).

J n weerwil van de kabinetscrisis heeft de Eerste Kamer vorige week met algemene stemmen de belastingvoor-

stellen aangenomen omdat een aantal tijdelijke verhogingen vóór 1 januari de- finitief moesten worden gemaakt. De Tweede Kamer had de belastingvoorstel- len op 17 november aanvaard. De dis- cussie bleef betrekkelijk oppervlakkig omdat het niet veel zin had met een demissionnair kabinet van gedachten te wisselen.

Nadat minister Zijlstra in een indruk- wekkend betoog attent had gemaakt op de ernstige dreiging van overbesteding, zei hij nogeens dat het de bedoeling is de verlaging van de inkomsten- en loon- belasting 1 juli 1961 te doen ingaan, ten- zij zich conjuncturele bezwaren daarte- gen verzetten.

In de huidige situatie van onzekerheid omtrent de ontwikkeling van de conjunc- tuur oordeelde prof. , Witteveen het zeer juist dat de datum van ingang van de verlaging openblijft. Hij was van me- ning dat het jaar 1961 er besiissend voor zal zijn of wij een ,Overbesteding kunnen ontlopen. · ·

A an het adres van de socialist mr.

Van Hall zei minister Zijlstra dat het niet moeilijk is een indrukwekkende lijst op te stellen van alles wat in Neder- land nog moet worden gedaan. Het gaat er om in welk tempo en in welke volg- orde dat moet gebeuren. In ieder geval is spreiding in de tijd de enige methode om alle taken te kunnen uitvoeren. Als men teveel tegelijk wil doen, veroor- zaakt dat overbesteding en alleen al daardoor gaat een produktiekracht ver- loren, waarmee een aantal publieke voorzieningen tot stand had kunnen worden gebracht.

dat moet worden .nagegaan of er iets in die zin kan worden gedaan. In Fran- krijk worden extra uitgaven eenmaal in de drie maanden tegelijk behandeld. De methode vond hij overigens niet zo be- langrijk. Als de politieke wil ontbreekt de uitgaven te spreiden in de tijd, dan helpt geen methode.

Er' was voor het beleid van minister Zijlstra, waartegen de AR-fractie in de Tweede Kamer zich had verzet, veel waardering en ook voor het kabinet-De Quay als geheel. De lof kwam van mr.

Lichtenauer (CHU), van mr. Van Cam- · pen (KVPl, en onze geestverwant mr.

J. de Wilde waardeerde in het kabinet

Flitsen van het Binnenhof

de accentverschuiving naar meer vrij---~

heid, van co!lectivitiet naar individuali- teit.

Ü p de argeloze kiezers heeft vorige week de radiorede van drs Hazen- bosch nogal indruk gemaakt, toen hij be- toogde, dat de AR-fractie voor een ka- binetscrisis niet was teruggedeinsd, om- dat zij wilde waar maken wat in de ver- kiezingstijd was beloofd. Bovendien kon de AR-fractie zich er niet mee verenigen, dat ongestoord in de vrije ·sector mag worden gebouwd, terwijl de bouw van de woningen voor de smalle beurzen wordt afgeremd. Cm des gewetenswille had de AR-fra<:tie daarom toch voor de motie-Van Eibergen gestemd, al wist men

PROF. WITTEVEEN beLangTijke suggestie

dat daarvan een kabinetscrisis het ge- volg zou zijn.

Men moet weten, dat in de vrije sec- tor reeds tien jaar lang onbeperkt mag worden gebouwd, terwijl er in ,die tien jaren steeds de meeste behoefte is ge- weest aan woningen voor de smalle beurzen. Het geweten van drs. Hazen- bosch spreekt dan wel laat. Maar het maakt op de kiezers een brave indruk.

Van de 15.000 woningen, die thans per jaar worden gebouwd in de vrije sec- tor, komen slechts 2000 huizen boven een prijs van 30.000 gulden. Het gaat volstrekt niet uitsluitend om villa's voor kapitalisten. Men moet bovendien be- denken, dat degenen, die een woning in de vrije sector betrekken, geen beroep doen op een gesubsidieerde woning. Het is ook vreemd, dat het geweten van drs.

Hazenbosch juist is gaan spreken nu vol- gens minister Van Aartsen onder de hui- dige regeringen door de stimulering van de particuliere bouw met extra subsidie meer goedkope woningen worden ge-

bouwd dan ooit. Minister Van Aartsen heeft ook een anti-revolutionair geweten.·

D rs. Hazenbosch wil waar maken, wat in de verkiezingstijd is be- loofd, met of zonder kabinet. Dat maakt indruk op de kiezer. Maar hoe kunnen de anti-revolutionairen met 13 van de l50 zetels in de Tweede Kamer iets be- loven? Het moet het geweten bezwaren als men dan iets belooft. In ons . land kan geen enkele partij iets bereiken zon- der medewerking van andere partijen.

Daarom wekt een politicus een valse in- druk wanneer hij de illusie wekt, dat alleen een bepaalde partij, een bepaald Kamerlid, wil waar maken wat in de verkiezingstijd is beloofd. Daarom maakt zo'n radiorede op meer ervaren mensen in de politiek niet een brave, maar een gemengde indruk.

Alleen een meerderheid van politieke partijen, die zich verenigen op een ge- meenschappelijk program, dat zij in de verkiezingstijd aan het oordeel van de kiezers onderwerpen, kan waar maken wat beloofd is, indien er een meerder- heid van de kiezers voor gewonnen is en een kabinet is gevormd, dat op die meerderheid is gebaseerd.

Maar ook dan kunnen omstandighe- den de uitvoering van het gemeenschap- pelijk verkiezingsprogram vertragen en zelfs verhinderen. Bij de algemene finan- ciële beschouwingen in de Tweede Ka- mer in november, zeï de woordvoerder van de AR-fractie, dat men niet verder moet springen dan de .polsstok lang is en dat zijn fractie bereid was de conse- quentie daarvan te aanvaarden. De KVP' er mr. Van Campen herinnerde er vo- rige week aan in de Eerste Kamer. Hij merkte op, dat de AR-fractie ten mui-

zien van de woningbouw, met haar realis- tisch standpunt geen rekening had ge-

houden. ·

Wat zijn de mooie woorden dan wa~1rd

van drs. Hazenbosch? V. v. D.

(De speech van de .hee1· Hazenbosch komt in nog m·eemder licht ie staan, wanneer men het verkiezingspTogram van de A.R.P. raadpleegt. Er blijkt dan tLamelijk, dat daar niets uit te haLen is, dat de "gewetensnood" van de heer H.

wettigt. _ Red. V. en D.) Als waarschuwing voor het dreigende

gevaar van overbesteding maakte minis- ter Zijlstra er op attent hoe frappant het jaar 1960 lijkt op 1955, waarna in 1956 alles vastliep. Van het bruto nationale

~nkomen bedroegen in 1955 de . investe- ringen van bedrijven en de uitgaven van gezinnen tezamen 75,7 J)ct. en in 1960:

75,5 pct. De overheidsuitgaven en de wo- ningbouw bedroegen resp. 21,6 en 21,7 pct. het overschot op de betalingsbalans resp. 2,7 en 2,8 pct. Het huidige over- schot op de betalingsbalans moet men dus niet overschatten omdat het naar verhouding gelijk is aan dat van 1955.

Het tekort aan arbeidskrachten is thans reeds even nijpend als in de tweede helft van 1956.

Het interiin-rapport van

Comm.issie de Roos

de

In 1955 verwachtte men van 1956 dat van het bruto nationale inkomen de uit- gaven van bedrijven en gezinnen 77,8 pct. zouden bedragen; in werkelijkheid werd het 78,6 pct. De overheidsuitgaven en woningbouw schatte men op 21 pct.;

l;J.et werd in werkelijkheid 23,6 pct. Ver- wacht werd dat 1956 ee__n overschot op de betalingsbalans van 1,2 procent zou opleveren; in werkelijkheid ontstond een tekort op de betalingsbalans van 2,2 pct.

D ie les van 1956 moeten wij voor ogen houden, waarschuwde mi- nister Zijlstra. De kapitaalmarkt is de spil van alles, want door de loonstij- gingen en de toeneming van de investe- ringen als gevolg van gunstige winst- verwachtingen, raakt de kapitaalmarkt leeg voor de overheid.

Net als nu nog, was de kapitaalmarkt in 1955 ruim. Ook nog in januari en fe- bruari 1956. Maar eind april mislukte een staatslening en in mei was het mi- sère met de rijks- en gemeente-financie- ring.

Men ziet hieruit dat de overspanning zeer snel kan gaan. De geleidelijkheid van loonsverhogingen en van de uitvoe- ring van allerlei werken is daarom van essentiële betekenis voor het voorkomen van een nieuwe overbesteding.

prof. Witteveen deed een belangrijke suggestie. Hij vestigde er de aan- dacht op dat na het vaststellen van de begroting voor het volgend jaar, altijd nog veel extra uitgaven worden gedaan (zelfs wel 800 miljoen) die het begra- tingsbeeld vertekenen. Daarom was hij van mening dat suppletoire uitgaven· niet los van de begroting moeten worden behandeld, maar in het kader van het herziene begrotingsbeeld.

Minister Zijlstra was het er mee eens

Over 011dercom missie . .; en

Als eerste voorstel in het interin~-rapport van de Cmnmissie de Roos vinden we het voorstel betreffende regeling van de vijfjaarlijkse afrekening bij het lager onder- wijs analoog aan de regeling der Kleuteronderwijswet.

De z.g. vijfjaarlijkse afrekening bij het lager ouderwijs werd in kringen van het b ij z on d e r onderwijs maar zeer matig gewaardeerd. Het betreft hier een uit de pacificatie voortvloeiende technische maatregel, welke meermalen voor de bijzondere scholen moeilijkheden opleverde.

Een aan de zeer krappe kant gehou- den begroting van de gemeenteraad be- tekende, dat ook het bijzonder onderwijs gedurende vijf jaren moest zien uit te komen met het vastgestelde bedrag. Na vijf jaren volgde een afrekening, waarbij de bijzondere school het haar toekomen- de wel verkreeg, doch in de praktijk kwam een en ander dikwijls neer op een weinig bevredigende gang van zaken.

Het voorgestelde van de commissie-de Roos acht ik dan ook t.a.v. het bijzon- der onderwijs een gerechtvaardigde ver- betering. Maar wat dit voorstel nu eigenlijk te maken heeft met de nieuwe beheersvorm voor het openbaar lager onderwijs, is mij niet goed duidelijk.

Ik kan mij voorstellen, dat de leden van de commissie-de Roos, die uitgespro- ken voorstanders van bijzonder onder- wijs zijn, zeer veel prijs hebben gesteld op de behandeling van de kwestie van de vijfjaarlijkse afrekening, doch ik zie niet in, dat die regeling van enige in- vloed behoefde te zijn op de nieuwe be- heersvorm van de openbare lagere school zolang deze alleen maar tot stand wordt gebracht binnen het van te voren reeds vastgestelde kader, nl. dat de openbare school het karakter van de overheicts- school behoudt en de bestaande verhou- ding ·tussen het openbaar en het bijzon- der onderwijs geen verandering mag on- dergaan.

MEER ONDERWERPEN Had deze commissie mede tot taak on- billijkheden en fouten, voortvloeiende uit de. pacificatie. uit de weg te ruimen, dan waren er m.i. nog wel enkele on-

derwerpen voor haar geweest, waarom- trent van gedachten had kunnen worden gewisseld. Ik denk bijv. aan dit geval.

Er is een gemeente met een kleine open- bare school en dertien bijzondere scho- len, of als men liever wil, met een aan- tal van deze scholen. De kleine openbare school raakt in moeilijkheden, terwijl geen van de bijzondere scholen diezelfde moeilijkheden kent.

De openbare school kan door het aan- stellen van een boventallige leerkracht uit de moeilijkheden worden geholpen, doch het gemeentebestuur neemt die maatregel niet, wanf het ziet - inder- daad gerechtvaardigd vaak - op tegen de gevolgen van het aanstellen van een extra leerkracht. Immers, het daartoe benodigde bedrag wordt ingevolge de pa- cificatie ettelijke malen verveelvoudigd t.b.v. het bijzonder onderwijs, waar de bepaalde moeilijkheden zich niet voor- doen! Het komt mij voor, dat ook deze materie even sterk de aandacht had mo- gen hebben als de z.g. vijfjaarlijkse af- rekening heeft gehad.

Het . doet voorts ietwat vreemd aan, dat het voorstel van de vijfjaarlijkse af- rekening in dit rapport als eerste voor- stel is opgenomen. Misschien toevallig?

Met voorstel twee, betreffende wijzi- ging van de regeling van de inrichting, de wijze van verkiezing van de leden, de taak en de bevoegdheden van de oudercommissies, van de ouderavonden en van de schoolraden, bedoeld in arti- kel 20 der Lager Onderwijswet 1920 ko- men we aan de kern van het onderwerp.

Hoofdstuk I van dit voorstel handelt over de oudercommissies. die. zoals men weet, nu veertig jaren bij het openbaar

ouderradPil

onderwijs gefunctioneerd hebben. De oudercommissie wordt gevormd uit ouders, voogden en verzorgers van de kinderen, die als leerling van de school zijn ingeschreven. In de commissie heb- ben mede zitting het hoofd der school en een der overige onderwijzers, die met de leiding van een klas zijn belast.

ADVISERENDE STEM De in de vorige volzin genoemden hebben een adviserende stem.

Nieuw in dit voorstel is de opname van het schoolhoofd plus een leerkracht.

Kennelijk is hierbij niet gedacht aan een vakleerkracht.

De beide leerkrachten hebben een ad- viserende stem.

In de praktijk zal dit weinig verande- ring brengen. Waar de verhouding tus- sen school en huis in orde en de samen- werking tussen oudercommissie en leer- krachten goed is, wordt het hoofd der school doorgaans steeds betrokken bij het werk van de oudercommissie, tèr- wijl ook de overige leerkrachten dikwijls worden geraadpleegd.

Hoofdstuk twee handelt over de ouder- raden. Die instelling is niet nieuw. In

(Zie pag. 5) (Advertentie!

VRIJHEID EN GERECHTIGHEID

stelt het moderne humanisme voorop als eisen voor het persoonlijk en maatschap- pelijk leven, waarbij het op een langdu- rige traditie kan terugzie~.

De GELIJKBERECHTIGING van ons buitenkerkelijk volksdeel laat intussen nog veel te wensen over. Het is één van de vele zaken, waarvoor het Humanis- tisch Verbond op de bres wil staan.

U ook?

Inl. bij: HUMANISTISCH VERBOND, OUDEGRACHT 152, UTRECHT.

(3)

VRIJHEID EN DEMOCRATIE '1 JANUAIRI 1961- PAGINA'

Volkswoningbouw, een begrip rijk

aan misverstanden

.

Het verschil tussen woningwet- en premlewonzn,een

(Van onze sociale medewerker)

Bij de ongelukkig·e kabinetscrisis wellre kort voor Kerstmis over ons iand kwam als een plotselinge windhoos, ging het zoals bekend om een motie betreffende de woningwetbouw en in het bijzonder om meer woningwetwoningen.

Er is nog steeds een groot tekort aan woningen, althans dat nemen vrijwel alle deskundigen aan, en nu moesten er volgens de motie meer woningwetwoningen komen, opdat voorkomen zou worden dat juist de kleine man het slachtoffer wordt van de woningschaarste. In dit verband viel het woord volliswoningbouw, daartoe behoren dus de woningwetwoningen. De zgn. premiewoningen en de woning·en in de vrije sector hebben betrekking op de middengroepen en de meer welg·estelden.

Een dergelijke tweedeling heeft voor degenen. die daarmee voor de dag komen, die dus woningwetwoningen willen hebben, het grote propagandistische voordeel, dat allen die het daar niet mee eens zijn, bij voorbaat suspect zijn, Zoiets van: u wilt niet meer woningwetwoningen dan we al hebben, oh, u vindt dus, dat de belang·en van de kleine man niet meetellen bij de opheffing van de woningnood.

Een socrt argumentatie, die de liberalen maar al te goed kennen van de socialisten in hun strijd om de macU sinds de eeuw- wisseling en die hun - de liberalen - ontzaglijk veel afbreuk heeft gedaan ..

Enerzijds is het erg moeilijk dit soort ar- gumenten te ontzenuwen, anderzijds heb- ben vooral in het verleden vele liberalen zich niet de moeite· genomen de in hun ogen verachtelijke argumentering te be- strijden, daarbij echter over het hoofd ziende, dat zeer vele kiezers dat niet de- den, geheel te goeder trouw overigens.

Officieel onbekend

De kabinetscrisis latende wat zij is -- of was - willen we daarom over die volkswoningbouw wat meer zeggen. Een officieel vaststaand begrip is het niet. On- derscheid kan worden gemaakt tussen wo- -ningen, gebouwd in de vrije sector en wo-

ningen gebouwd met Rijkssteun.

Dit onderscheid vindt men in de "brief van de minister van Volkshuisvesting en Bouwnijverheid", waarin het bouwpro- gramma voor 1961 wordt ontvouwd.

De minister houdt er rekening mee, dat zal worden begonnen met de bouw van 80.000 woningen in 1961, een aantal dat sinds 1958 is begroot. Voor 1961 wordt er daarbij van uitgegaan, dat er 15.000 wo- ningen in de vrije sector zullen worden gebouwd. Van de 65.000 met Rijkssteun te bouwen woningen zal de helft worden ge- subsidieerd op de voet van de Woningwet.

De andere helft zal als premiewoningen worden gerealiseerd en ~el nagenoeg ge- heel in de zogenaamde A-sectoren, aldus de "brief van de minister". Er zijn dus 32.500 woningwetwoningen en 32.500 pre- miewoningen. Voor 1960 stonden 37.500 woningwetwoningen op het programma, er was dus voorzien in een daling met 5000 stuks.

Dit was een van de grieven van de voor- standers van de motie-Van Eibergen. De schijn bedriegt echter, want de minister heeft meegedeeld, dat voor 5000 van de 32.500 premiwoningen de mogelijkheid zal bestaan om deze met een zekere garantie van de overheid ter zake van de te sluiten geldleningen, door woningbouwcorpora- ties tot stand te laten brengen. Dit met het oog op de noodzakelijkheid om een middel ter beschikking te hebben de bouw van woningen in de goedkopere klasse te kun- nen bevorderen.

Daar tot voor 1960 er procentsgewijze in de vrije sector heel weinig werd gebouwd, zien we dus het volgende beeld. Er heeft in de woningbouw een verschuiving plaats gehad. Er worden ~volgens het pro- gram minder woningen met rijkssteun ge- bouwd, omdat er meer woningen in de vrije sector zijn. Maar wat blijkt nu het geval te zijn met de 65.000 woningen met rijkssteun, nog altijd de overgrote meer- derheid?

De bedoeling is, dat deze praktisch ge- heel in de goedkopere klassen terecht ko- men. Daartoe worden om te beginnen alle door woningbouwcorporaties te bouwen woningen gerekend. Dat zijn er - men kan dat veilig aannemen - 37.500. De overblijvende 27.500 premiewoningen zijn (nagenoeg) geheel bestemd voor de zoge- naamde A-sectoren.

Men maakt namelijk met betrekking tot de premie onderscheid tussen A-, B- en C-woningen. De hoogste premie is be- stemd voor de woningen met de laagste huur de A-woningen. De B- en C-wonin- gen komen in 1961, evenals trouwens in 1960 niet aan bod hoewel daarvoor wel deg~lijk een regeli~g bestaat.

In vroeger jaren was dat niet zo, ook niet in de periode, die we gemakshalve

maar noemen de periode-Drees. Toen wa~

ren er ook dure premiewoningen en men mag dus stellen, dat deze Regering voor de goedkopere woningen het maximum doet wat met de Rijkssteun gedaan kan worden. We vergeten overigens in dit ver- band niet de vrije sector, vooral op het platteland zullen daar zeker nog heel wat

·bij zijn, die eveens bestemd zijn voor hen, die een klein inkomen hebben.

Ook voor de hoger gesalarieerden

Nu nog eens iets over dat woord volks- woningbouw. Het is op zichzelf een mis- vatting te denken, dat de woningwetwo- ningen en de premiewoningen in de A- sector betrokken worden door degenen, die de laagsfe inkomens hebben. Want al proberen de gemeentebesturen het in die richting, in de praktijk blijkt het uiterst moeilijk te zijn deze gedachte te effec- tuëren.

Velen worden immers al jong lid van een woningbouwvereniging, - soms zelfs reeds bij de geboorte en zij blijven lid ook als zij niet meer behoren tot de laagste inkomensklassen. Men moet hier nog aan toevoegen allerlei claims van officiële in- stanties en in iedere samenleving nu een- maal onvermijdelijke voorkeursbehande- lingen van mensen in een benarde situatie.

Daarbij blijkt dus, dat het in dit opzicht althans een farce ·is te spreken van volks- woningbouw, als men tenminste met volk bedoelt het gedeelte van de bevolking met de laagste inkomens.

Is misschien het woord verantwoord omdat de woningwetbouw goedkope bouw is? Ten opzichte van de premiebouw kan dit nauwelijks verondersteld worden als men let op de rijkssteun. Het verschil tus- sen de A-sector en de woningwetsectoren is wat dit betreft niet zo groot.

De gemiddelde waarde van de woning- wetfaciliteiten is berekend op f 770.074 en van die in de particuliere sector op f 714.989. Maar wat van belang is, de waar-

de van de rijkssteun is niet beslissend voor de vraag of het om waarlijk goed- kope woningen gaat! Daarin speelt een rol, het beleid van de woningbouwcorpo- raties en de overheid en in het algemeen kan gezegd worden, dat niet gestreefd wordt naar de goedkoopste bouw._

Men hecht - overigens begrijpelijk - aan allerlei voorzieningen die het woon- genot en de woonbeschaving verhogen en die onvermijdelijk geld kosten. We schre- ven daar al eens eerder over. Belangrij- ker in dit verband is natuurlijk de ont- wikkeling van de bouwkosten. Hiervan

vormen de lonen en de sociale voorzienin- gen een integrerend deel. Zij zijn de laat- ste jaren sterk gestegen en dit heeft zijn invloed op de prijs welke de aannemer en degene die materialen moet leveren, dient te berekenen.

Stijging van de bouwprijs

Ook andere factoren dragen echter bij tot een stijging van de bouwprijs. Dit is b.v. het geval met die produkten, waar- naar een grote vraag is. Zo wordt in Bouwbelangen, het officiële orgaan van de Raad van Bestuur Bouwbedrijf gewe- zen op de ontwikkeling met een tekort aan metselbaksteen in 1961, zo heeft de voorzitter van de ver. De Nederlandse Baksteenindustrie gezegd.

Hierin kan worden voorzien door een verminderde export en een import van Belgische baksteen. De Belgen zullen zich echter aan onze prijsvoorschriften niets gelegen laten liggen, en er is dus ook alle aanleiding het baksteentekort als een kos- tenverhogend element te zien, aldus Bouw belangen.

Daarom samenvattend, het feit, dat er woningwetwoningen gebouwd worden wil absoluut niet zeggen, dat er goedkope wo- ningen gebouwd worden.

We zien dus dat er weinig reden is te denken, dat woningwetbouw volkswoning- bouw is, het argument waarmede zij die deze bouw prefereren is alleen maar voor de tribune bestemd. We zijn zelfs geneigd te zeggen, dat de woningwetbouw in bre- der verband de bouw in de goedkoopste klassen eerder frustreert dan bevordert.

Vrije markt

Nog altijd zien we in de vrije markt het middel om aan de vraag in alle sectoren naar redelijkheid te voldoen. Dit gebeurt immers met alle produkten van het dage- lijks leven en waarom zou dat voor de woning anders zijn? De afgelopen 20 jaar hebben in ieder geval bewezen, dat de rijkssteun niet het instrument voor de goedkope bouw is.

Maar deze rijkssteun heeft wel heel grote nadelen. Op de gewone dienst van het departement drukt de rijkssteun met een bedrag van tenminste 300 miljoen. Bij deze posten zinken de andere uitgaven van het departement in het niet. Van de Buitengewone dienst ad 734 miljoen, blijkt 670 miljoen bestemd te zijn voor voor- schotten ten behoeve van de woningwet- bouw. Zowel het een als het ander houdt een ernstige belemmering van de bewe- gingsvrijheid van de rijksoverheid op het financiële vlak in.

Dat dit een euvel is werd overigens ook reeds ingezien in de regeer-periode Drees.

Er valt zoveel te subsidiëren en te steu- nen, dat de overheidsbudgettering haar dynamisch karakter verliest, waardoor aan nieuw opkomende behoeften niet kan wor- den voldaan. Het is dus een algemeen be- lang dat de niet noodzakelijke overheids- steun zoveel mogelijk wordt afgeremd en het is een van de goede dingen van deze regering, dat zij daarmee ernst maakt.

Ten slotte dient bedacht te worden, dat hier het goed van de persoonlijke eigen-

Bouwcomplexen rond de grote steden om te voldoen aan de bouw van de geplande woningen in 1961.

dom een grote rol speelt. Woningwetwo- ningen zijn van niemand, men trekt er in en er uit al naar behoefte. Dit is anders met de premiewoningen, daar wordt de persoonlijke relatie, in al haar veelvul- digheid, in stand gehouden en daarom past de premiewoning als overgang naar de normale vrije woningbouw veel meer in de opvattingen van het overgrote deel van het kiezersvolk.

We hopen dan ook, dat men er zich van bewust is, dat de juiste waarde van het woningwetvraagstuk wordt ingezien, op- dat daarmede geen gelegenheidspolitiek wordt bedreven.

de

Waalpalen

voor betonfundering in moeilijke werkomstandigheden

stalen palen damwanden grondonderzoek

de Waal's Industrie N.V.

Generaal Vetterstraat 58 Amsterdam

Rotterdam Hamburg

Hoogezand Antwerpen

Bakker N.V.

MACHINEFABRIEK en

STAALGIETERIJ

RIDDERKERK

TiLEF. 01896--2541--2542

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Aan toepassing van deze laatste uitzondering, waarop overigens geen beroep kan worden gedaan door overheidsinstanties, zijn diverse voorwaarden verbonden: beroep op

Verdergaande centralisatie van aanvraag- en toekenningsprocedures Het College begrijpt het voorstel zo, dat de toekenning van andere – meer algemene - voorzieningen benodigd

Op basis van bovenstaande concludeert de ACM dat EMCO niet is aangewezen als nationaal wettelijk monopolie voor day-ahead- en/of intradayhandelsdiensten in een andere lidstaat,

de mate van instrumentele rationaliteit kan worden vastgesteld door het type te controleren op de adequaatheid van de zingeving erin middels gedachtenexperimenten, dat wil zeggen

Meestal is de ervaring van de verantwoordelijke voor de vrijwilligers (beroepskracht) voldoende om deze oefening te maken. Wanneer we een voortraject nodig achten, wil dit zeggen

- Specifiek, Meetbaar, Acceptabel, Realistisch en Tijdgebonden - De fractie van de PvdA vindt het noodzakelijk dat beleidsstukken SMART geformuleerd moeten worden..

Al in 2016 hebben de colleges van de drie voormalige gemeenten een tweetal fondsen ingesteld om de verwachte kosten voor de harmonisatie te dekken. Deze fondsen worden jaarlijks

Na vaststelling van het bestemmingsplan kan door belanghebbenden gedurende zes weken (beroepstermijn) beroep worden ingesteld bij de Raad van State.. De toepasselijkheid van de