• No results found

bevolkingsevolutie in west-vlaanderen

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "bevolkingsevolutie in west-vlaanderen"

Copied!
24
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

bevolkingsevolutie in west-vlaanderen

Volgens gegevens verkregen van de onderscheiden gemeentebesturen, steeg het bevolkingscijfer in

West-Vlaanderen van 1.073.406 eind 1976 tot 1.075.807 eind 1977, dit is een aangroei van 2.401 personen of 0,2 %.

Deze aangroei is groter dan tijdens de twee voorgaande jaren (+ 1.803 tussen 1975 en 1976 en + 1.760 tussen 1974 en 1975), maar geringer dan tijdens de jaren vóór 1974 (gemiddeld + 3.854 tijdens de periode 1970-74).

Het aantal geboorten is gestegen en de sterfte was lager dan in 1976. In tegenstelling met de voorgaande jaren was er in 1977 een gering vertrekoverschot.

1975 1976 1977

Geboorten 13.297 13.432 13.680

Sterfte 11.674 11.860 11.222

Natuurlijke groei + 1.623 + 1.572 + 2.458

Migratiesaldo + 137 + 231 57

Totale groei + 1.760 + 1.803 + 2.401

Na een ononderbroken daling van het aantal geboorten vanaf 1965, het jaar 1969 uitgezonderd, werd in 1976 een lichte aangroei van het aantal geboorten genoteerd en in 1977 is de aangroei nog iets groter. In het vorig jaarverslag werd er op gewezen dat een toename van het aantal geboorten in absolute cijfers nog niet betekent dat de vruchtbaarheid opnieuw stijgt. Bij gelijkblijvende vruchtbaarheid van de vrouwen in de diverse leeftijdsjaren moet immers het aantal geboorten in West-Vlaanderen met ongeveer 1,5 % per jaar stijgen, omdat het aantal vrouwen in vruchtbare leeftijd toeneemt en binnen deze groep het aandeel groter wordt van de leeftijdsklasse met de hoogste vruchtbaarheid. De aangroei van 1,8 % van het aantal geboorten in 1977 in vergelijking met 1976 lijkt er echter wel op te wijzen dat de daling van de vruchtbaarheid een eindpunt bereikt. De volgende jaren zullen moeten uitwijzen of dit laatste inderdaad het geval is.

De sterfte lag in 1977 ruim 5 % onder het niveau van 1976. De sterfte vertoonde in de jongste jaren een licht fluktuerend verloop. Rekening houdend met die verouderde leeftijdsopbouw van de bevolking zou eerder een stijgende tendens te verwachten zijn en is de daling van de sterfte in 1977 waarschijnlijk niet richtinggevend voor het verder verloop.

Een stijging van het aantal geboorten en een daling van de sterfte in 1977 leidde uiteraard tot een natuurlijk akkres dat heel wat uitkomt boven het niveau van 1976 ;

het natuurlijk akkres was in 1977 meer dan de helft groter dan in 1976. Toch was de natuurlijke groei van de bevolking niet groter dan 2,3 per duizend inwoners.

Het geboortencijfer bedroeg, niettegenstaande de aangroei, immers niet meer dan 12,7 per duizend en de sterfte bereikte nog 10,4 per duizend.

Het migratiesaldo blijft tijdens de jongste jaren gering.

Het bevolkingscijfer was in 1977 enkel dalend in de arrondissementen leper en Tielt.

1 Op te merken valt dat in de gegevens van 1976 betreffende de bevolkingskomponenten geen rekening kon worden gehouden met het effekt van grenswijzigingen betrekking hebbend op delen van gemeenten (afsplitsing Wijnendaele, deel W estende); dit effekt is echter verwaarloosbaar klein.

Het bevolkingscijfer voor het jaar 1976 geeft wel de toestand na de fusies (bevolking op 1 januari 1977). Voor 1977 gaat het om voorlopige cijfers.

Bevolkingsevolutie in West-Vlaanderen, per arrondissement, 1976-77 1 Arrondis­

sement Bevolking Geboorten Sterfte Natuurlijke

groei

Migratie- saldi

1976 1977 Index 1976 1977 1976 1977 1976 1977 1976 1977

Brugge 251.263 252.430 100,5 3.081 3.217 2.732 2.552 + 349 + 665 + 1.026 + 502

Diksmuide 47.627 47.662 100,1 553 549 543 540 + 10 + 9 ____ 387 + 26

leper 104.741 104.230 99,5 1.376 1.286 1.255 1.200 + 121 + 86 ___ 329 ___597

Kortrijk 270.240 270.888 100,2 3.574 3.730 2.897 2.813 + 677 + 917 ___ 109 ___ 269

Oostende 132.972 133.189 100,2 1.471 1.435 1.542 1.449 71 14 + 275 + 231

Roeselare 134.862 135.650 100,6 1.777 1.813 1.423 1.252 + 354 + 561 + 42 + 227

Tielt 84.453 84.424 100,0 1.076 1.088 894 865 + 182 + 223 270 ___252

Veurne 47.248 47.334 100,2 524 562 574 551 50

+

11 17 + 75

West-

Vlaanderen 1.073.406 1.075.807 100,2 13.432 13.680 11.860 11.222 + 1.572 + 2.458 + 231 57

(2)

In absolute cijfers was de aangroei van de bevolking het grootst in het arrondissement Brugge (+ 1.167) ; in relatieve termen was de toename het grootst in het arrondissement Roeselare (+ 0,6 %).

In het arrondissement Oostende was in 1977, zoals reeds in voorgaande jaren, de sterfte groter dan het aantal geboorten. Het inwijkingsoverschot bleef er echter betrekkelijk groot.

Van de thans nog 64 gemeenten in West-Vlaanderen waren er in 1977 18 met meer sterfgevallen dan geboorten (Blankenberge, Knokke-Heist, Houthulst, Koekelare, Lo, Vleteren, Wervik, Zonnebeke, Avelgem, Menen, Spiere- Helkijn, Oostende, Ingelmunster, Dentergem, Ruiselede, Alveringem, De Panne en Nieuwpoort). Het geheel van de kustgemeenten had 101 sterfgevallen meer dan geboorten, waarbij vooral Oostende doorslaggevend was (natuurlijk akkres - 109).

Het vestigingsoverschot was in het arrondissement Brugge in 1977 beduidend lager dan in 1976

(saldo 502 tegenover 1.026); de kustgemeenten hadden

in 1977 slechts een inwijkingsoverschot van 65 personen tegenover 338 in 1976, terwijl het saldo te Oostkamp terugliep van 683 naar 436 en te Zedelgem van 352 naar 251 eenheden.

In het arrondissement Oostende was het vestigings­

overschot in 1977 bijna even groot als in 1976.

Een aanzienlijke verbetering werd genoteerd in het arrondissement Diksmuide waar in 1976 een belangrijk vertrekoverschot voorkwam en in 1977 ongeveer een evenwicht tussen in- en uitwijking. Het vertrekoverschot was stijgend in de arrondissementen leper en Kortrijk, terwijl daarentegen het arrondissement Roeselare een belangrijke toename noteerde van het vestigingsoverschot.

De belangrijkste vestigingsoverschotten werden in 1977 genoteerd te Oostkamp (+ 436), Zedelgem (+ 251),

De Haan (+ 247), Waregem (+ 189), Ingelmunster (+ 152), Wevelgem (+ 147), Moorslede (+ 140), Jabbeke (+ 130) en Koksijde (+ 127). De grootste vertreksaldi hadden Brugge (— 602), Kortrijk (— 352), leper (— 212), Wervik (— 141) en Staden (— 129).

50

(3)

gegevens van de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid (RSZ) bedroeg het aantal in de sociale zekerheid opgenomen werknemers op 31 maart 1977 in West-Vlaanderen 294.565 personen, dit is 241 eenheden meer dan eind maart 1976. Globaal gezien was er dius een stabilisatie van de bezoldigde werkgelegenheid. De gedeeltelijke werkloosheid was in maart 1977, volgens gegevens van de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening, circa 1.000 eenheden geringer dan eind maart 1976 ; vanaf het tweede kwartaal 1977 werd echter een gedeeltelijke werkloosheid genoteerd die hoger lag dan tijdens de overeenkomstige maanden van 1976.

De zeer geringe aangroei van de bezoldigde werkgelegenheid tussen maart 1976 en maart 1977 is de resultante van een nog vrij aanzienlijke daling in de secundaire sektor en een aangroei in de tertiaire sektor.

In de sektor industrie, inclusief energie- en watervoorziening, was het aantal bezoldigden in

West-Vlaanderen tussen maart 1976 en maart 1977 dalend met 5.051 eenheden of 3,9 % ; de procentuele daling was geringer in de provincies Antwerpen (— 1,2 %),

Namen (— 1,2 %), Limburg (— 1,5 %) en

Oost-Vlaanderen (— 3,6 %), en groter in de provincies Brabant (— 4,2 %), Luik (— 4,6 %), Luxemburg (— 4,9 %) en Henegouwen (— 5,4 %). De daling in West-Vlaanderen was groter dan gemiddeld in het Rijk (— 3,4 %).

Evolutie van de aan de R S Z onderworpen werknemers, maart 1976 - maart 1977

Landbouw, visserij

Energie, industrie

Bouwbedrijf Handel en

diensten

Totaal

1976 1977 1976 1977 1976 1977 1976 1977 1976 1977

W est-Vlaanderen

Absolute cijfers 2.698 2.658 129.903 124.852 28.128 29.524 133.595 137.531 294.324 294.565 Procentuele

evolutie 1976-77

West-Vlaanderen — 1,5 — 3,9 + 5,0 + 2,9 + 0,1

Limburg + 4,2 — 1,5 + 2,0 + 5,4 + 1,8

Antwerpen + 5,9 — 1,2 + 3,8 + 1,7 + 0,7

Oost-Vlaanderen + 3,3 — 3,6 + 8,0 + 3,3 + 0,6

Brabant + 3,5 — 4.2 — 2,9 + 0,6 — 0,7

Luxemburg + 0,7 — 4,9 + 9,3 + 5,2 + 3,7

Namen — 5,2 — 1,2 + 3,2 + 2,6 + 1,6

Henegouwen — 5,4 — 5,4 + 4,9 + 2,5 — 0,7

Luik — 5,2 — 4,6 + 3,7 + 1,5 — 0,7

Het Rijk + 0,5 — 3,4 + 2,8 + 1,9

evolutie van de

ekonomische sektoren

Algemeen

De meest recente cijfers inzake bezoldigde werkgelegenheid zijn die van maart 1977. Volgens de

De vermindering van de bezoldigde werkgelegenheid tussen maart 1976 en maart 1977 was in West-Vlaanderen groot in de textielnijverheid (— 2.496 of — 6,8 %) en de sektor elektrotechnische industrie, bureaumachines en machines voor informatieverwerking (— 1.432 of

— 13,1 %). Een procentueel zeer belangrijke daling viel ook te noteren in de schoennijverheid (— 303 of — 23,0 %), de rubbernijverheid (— 125 of — 25,2 %) en de ledernijverheid (— 112 of — 24,1 %).

In het bouwbedrijf was er in West-Vlaanderen een aangroei van 1.396 bezoldigden, dit is 5,0 % tegenover een gemiddelde toename van 2,8 % in het Rijk.

In handel en diensten steeg het aantal bezoldigden

tussen maart 1976 en maart 1977 in West-Vlaanderen met 3.936 eenheden of 2,9 %. De procentuele aangroei was groter dan gemiddeld in het Rijk (+ 1,9 %), maar toch geringer dan in Limburg (+ 5,4 %), Luxemburg (+ 5,2 %) en Oost-Vlaanderen (+ 3,3 %). De grootste toename in absolute cijfers werd in West-Vlaanderen genoteerd in de sektoren algemeen overheidsbestuur, defensie, sociale verzekering (+ 848 of 4,3 %) en onderwijs (+ 809 of 3,0 %).

De aangroei in het bouwbedrijf en de tertiaire sektor was in de periode maart 1976 - maart 1977 voldoende om de daling in de industrie te kompenseren, wat niet het geval was geweest tussen maart 1975 en maart 1976.

(4)
(5)

Landbouw

Volgens de land- en tuinbouwtelling van 15 mei 1977 waren er in West-Vlaanderen 21.751 aangevers, met een totale beteelde oppervlakte van 219.948 ha ; in 1976 waren er 22.210 aangevers, met samen 221.780 ha.

Enkel de provincie Henegouwen (228.063 ha in 1977) heeft een landbouwareaal dat groter is dan in

West-Vlaanderen. In het totaal van het Rijk komt West-Vlaanderen tot een aandeel van 15,1 %.

Wordt de totale beteelde oppervlakte beschouwd, exclusief tuinbouw voor het gezin en braakgrond, dan valt te wijzen op een daling in West-Vlaanderen van

221.262 ha tot 219.474 ha, dit is 1.788 ha of 0,8 % ; in bet Rijk beliep de vermindering 0,7 %.

Het teeltpatroon in West-Vlaanderen is in vergelijking met het Rijk relatief sterk georiënteerd op aardappelen, nijverheidsgewassen, wortel- en knolgewassen en

groenteteelt. Hoewel relatief minder dan gemiddeld in het Rijk, nemen weiden en grasland in West-Vlaanderen toch ook 44,1 % in van de totale beteelde oppervlakte.

West-Vlaanderen Het Rijk

In ha % %

Weiden en grasland 96.826 44,1 50,1

Graangewassen 58.634 26,7 28,0

N ij verheidsgewassen 17.734 8,1 7,3

Aardappelen 16.200 7,4 2,8

Wortel- en knolgewassen 8.028 3,7 1,6

G roenvoedergewassen 9.821 4,5 6,7

Groenteteelt in open lucht 9.522 4,3 2,0 Droog geoogste peulvruchten 1.294 0,6 0,2 Pootgoed en landbouwzaden

voor de verkoop 511 0,2 0,1

Glasteelt 248 0,1 0,1

Andere 656 0,3 1,1

219.474 100,0 100,0

Tuinbouw voor gezin 209

Braakgrond 265

219.948

Voor de veeteelt onderscheidt West-Vlaanderen zich door een bijzonder groot aandeel in de varkensteelt, dat nog stijgend verloopt. In 1977 werden er in West-Vlaanderen 2.225.096 varkens geteld tegenover 2.164.001 in 1976, dit is een toename van 2,8 %.

Het aandeel in het Rijk steeg van 44,3 % in 1976 tot 45,5 % in 1977. In 1977 werden in West-Vlaanderen 314 varkensstallen (kweek- en mestvarkens) voltooid, met een kapaciteit van circa 60.000 varkens ; inzake kapaciteit in deze nieuwe stallen nam West-Vlaanderen 47,3 % op van het totaal van het Rijk.

Bij de runderteelt kwam West-Vlaanderen — met 503.959 runderen — tot een aandeel van 16,9 % van het Rijk, voor de melkkoeien (149.708) bedroeg het aandeel 15,2 %. In de nieuwbouw van stallen voor mestkalveren en vetmesting van andere runderen (kapaciteit) bedroeg het aandeel van West-Vlaanderen 16,5 %, tegenover een aandeel van 11,4 % inzake stallen voor melkvee.

Het aantal bestendig tewerkgestelden in de landbouw daalt verder, zowel bij de bedrijfshoofden als bij de meewerkende gezinsleden en de loontrekkenden.

West-Vlaanderen H et Rijk

1976 1977 Index Index

Mannen

Bedrijfshoofden 15.369 15.212 99,0 97,8

Gezinsleden 1.947 1.795 92,2 89,0

Andere 800 707 88,4 88,4

18.116 17.714 97,8 96,1

Vrouwen

Bedrijfshoofden 1.266 1.233 97,4 99,0

Gezinsleden 2.924 2.146 73,4 86,6

Andere 164 144 87,8 85,2

4.354 3.523 80,9 91,4

Bij de mannen was de terugloop in 1977 (— 402 of

— 2,2 %) geringer dan in 1976 (— 948 of — 5,0 %).

Bij de vrouwen daarentegen zou de daling zijn versneld ; het is echter bekend dat het aantal meewerkende gezinsleden in de landbouwtellingen geregistreerd, aanzienlijk beneden de werkelijkheid ligt en dat de gegevens over het verloop weinig betrouwbaar zijn.

In 1977 werden in West-Vlaanderen nog 34 nieuwe landbouwerswoningen voltooid, dit is 16,0 % van het totaal in het Rijk.

Evolutie van de bezoldigde werkgelegenheid in de industrie en in handel en diensten

Hiervoor werd de evolutie in de periode maart 1976 - maart 1977 reeds aangegeven voor de provincie

West-Vlaanderen als geheel. De gegevens van maart zijn enkel beschikbaar op het niveau van de provincie.

Een ontleding van het verloop van de bezoldigde werkgelegenheid in de onderscheiden arrondissementen kan enkel gebeuren op basis van de opname van 30 juni en de laatst beschikbare cijfers zijn die van juni 1976.

Hierna wordt de evolutie aangegeven van de bezoldigde werkgelegenheid in de diverse Westvlaamse

arrondissementen in de periode juni 1975 - juni 1976.

In de periode juni 1975 - juni 1976 was de vermindering van de werkgelegenheid in de industrie, in relatieve termen, het grootst in de arrondissementen Roeselare (— 5,4 %) en Brugge (— 4,6 %) ; in de arrondissementen leper en Veurne was er nog groei, vooral vermeldenswaard voor het arrondissement Veurne (+ 238 of + 11,1 %).

Voor het arrondissement Roeselare valt te wijzen op een sterke vermindering in de schoennijverheid

(— 446 of — 31,6 %) en de textielnijverheid (— 569 of

— 20,5 %) en in mindere mate in de elektrotechnische industrie (— 140 of — 7,3 %).

In het arrondissement Brugge was de teruggang aanzienlijk in de sektoren machinebouw (— 549 of

— 8,2 %), elektrotechnische industrie (— 201 of — 3,4 %), produktie transportmiddelen (— 178 of — 6,1 %) en drukkerijen (— 181 of — 20,3 %).

(6)

Evolutie van de bezoldigde werkgelegenheid in de industrie en handel en diensten in West-V 'laanderen per arrondissement, juni 1975 - juni 1976

Arrondissement Industrie Bouwbedrijf Handel en idiensten

30 juni 30 juni Index 30 juni 30 juni Index 30 juni 30 juni

1975 1976 1975 1976 1975 1976 Index

Brugge 28.114 26.830 95,4 7.402 6.677 90,2 39.289 40.710 103,6

Diksmuide 2.628 2.584 98,3 969 1.132 116,8 3.377 3.476 102,9

leper 9.239 9.298 100,6 2.719 3.015 110,9 9.049 9.370 103,5

Kortrijk 50.929 49.715 97,6 7.163 7.386 103,1 31.019 32.193 103,8

Oostende 5.301 5.252 99,1 3.355 3.339 99,5 24.547 24.917 101,5

Roeselare 24.373 23.059 94,6 3.632 3.768 103,7 14.404 15.067 104,6

Tielt 9.863 9.735 98,7 1.929 2.036 105,5 5.007 5.080 101,5

Veurne 2.144 2.382 111,1 1.370 1.529 111,6 7.557 7.908 104,6

West-Vlaanderen 132.601 128.855 97,2 28.539 28.882 101,2 134.249 138.721 103,3

Het Rijk 96,0 101,5 101,8

De daling was in het arrondissement Kortrijk vermeldenswaard in de textielnijverheid (— 651 of

— 3,1 %), de keramische nijverheid (— 197 of — 7,7 %) en de houtnijverheid (— 178 of — 4,4 %) en in het arrondissement Tielt in de textielnijverheid (— 100 of

— 3,3 %) ; ook voor het arrondissement Oostende valt de teruggang in de textielnijverheid (— 87 of — 17,7 %) aan te stippen.

De aangroei in de industrie in het arrondissement Veurne valt volgens de RSZ terug op de textielnijverheid (+ 170 of + 71,4 %), en op de voedingsnijverheid (+ 91 of + 18,7 % ) !. Voor het arrondissement leper is er een toename in de konfektienijverheid (+ 180 of + 9,6 %).

In het bouwbedrijf was de werkgelegenheid tussen juni 1975 en juni 1976 dalend in de kustarrondissementen Brugge (— 9,8 %) en Oostende (— 0,5 %) en elders overal stijgend.

In de handels- en dienstensektor was er in alle arrondissementen een aangroei. Benevens de toename in overheidsdiensten en onderwijs in het algemeen, valt ook te wijzen op de aangroei in de horecasektor in de

kustarrondissementen Brugge (+ 388 of + 14,5 %), Veurne (+ 155 of + 12,2 %) en Oostende (+ 118 of -f 4,2 %), evenals in het arrondissement Kortrijk (+ 177 of + 22,8 %). In de handel was er een vermeldenswaardige groei in de arrondissementen

Brugge (+ 183 of + 2,9 %), Kortrijk (+ 143 of + 1,8 %), Oostende (+ 134 of + 3,6 %) en Roeselare (+ 153 of + 4,5 %) ; in de arrondissementen Tielt en Diksmuide was er echter een lichte daling (respektievelijk 70 en 23 eenheden).

Enquête inzake tewerkstelling in de industrie, 1976-77 Zoals vorige jaren door de Westvlaamse Ekonomische Raad jaarlijks een onderzoek werd ingesteld naar de evolutie van de tewerkstelling bij de Westvlaamse nijverheids-

1 Op te merken valt dat de tewerkstelling in nieuwe filiaalbedrijven, zoals Santens te Veurne, door de RSZ niet steeds onmiddellijk geregistreerd wordt op de plaats van vestiging (maar op de maatschappelijke ze te l);

de regionalisatie nadien geeft dan statistisch een aangroei die hoger is dan de werkelijkheid voor het betrokken jaar.

bedrijven, heeft de GOM - West-Vlaanderen dit jaar, aan de hand van een enquête, opnieuw de toestand onderzocht.

Alle industriële bedrijven (inclusief bouw- en vervoersektor) met een tewerkstelling van minimum 20 personen,

werden aangeschreven.

De ondernemingen die aan dit onderzoek hebben deelgenomen vertegenwoordigen 61 % van de industriële tewerkstelling in de provincie. Er dient opgemerkt te worden dat de gegevens van de enquête geen rekening houden met de ondernemingen die hun aktiviteiten in de loop van 1977 hebben gestaakt. De cijfers kunnen bovendien enigszins gunstig beïnvloed zijn, gezien gemakkelijker de medewerking werd bekomen van de ondernemingen die relatief betere resultaten hebben bereikt.

Voor de periode 30.11.1976 - 30.11.1977 wijst de uitslag van de enquête op een terugloop van het globaal personeelsbestand met 4,2 % tegenover het jaar voordien.

Deze teruggang viel wel enigszins te verwachten gezien de aanhoudende ongunstige konjunktuur.

De daling van de globale tewerkstelling nam een aanvang in 1975. Toen werd een achteruitgang van de industriële tewerkstelling genoteerd van 5,4 % tegenover het voorgaande jaar. In 1976 stelde men een flink afgeremde daling vast van 0,9 % tegenover 1975,

dank zij de korte heropleving van de konjunktuur die einde 1975, tot midden 1976 plaats vond.

Ondanks de ongunstige ekonomische omstandigheden waarmee het bedrijfsleven af te rekenen heeft, zijn er toch enkele ondernemingen in geslaagd hun tewerkstelling met een relatief belangrijk aantal uit te breiden.

1976 1977 Aangroei in absolute cijfers

Lepoutre Frères nv 222 400 + 178

Talpe Conserven nv 434 527 + 93

Van De Wiele M. nv 307 367 + 60

Levi Strauss and Cie Europe nv 307 361 + 54

Roularta nv 324 363 + 39

Imperial Tuffing Company nv 80 116 + 36

ITT Industries Belgium nv 80 112 + 32

Westimex Belgium nv 94 124 + 30

54

(7)

De resultaten van de enquête tonen verder aan dat de KM O’s, namelijk de bedrijven met 20 tot 100 tewerkgestelden, globaal een lichte stijging van werkgelegenheid hebben tot stand gebracht, terwijl de bedrijven met meer dan 100 tewerkgestelden globaal een achteruitgang van de werkverschaffing boekten.

Een onderzoek naar de evolutie van de tewerkstelling per arrondissement brengt aan het licht dat enkel Veurne en Diksmuide een lichte aangroei kenden, terwijl in alle arrondissementen een daling werd vastgesteld.

Bij vergelijking van de werkverschaffing in de diverse sektoren werden eveneens verschillende tendensen

vastgesteld. De sektoren metaal, textiel, kleding, hout en meubels, scheikunde boekten gedurende 1977 een daling van respektievelijk 4,4 %, 5,7 %, 3,3 %, 3,0 % en 5,0 %.

Bij de sektoren leder, rubber en plastiek, drukkerijen, werd een vooruitgang van respektievelijk 3,4 %, 4,6 % en 3,4 % vastgesteld, terwijl de situatie in de sektor voeding en papier, qua tewerkstelling, gelijk bleef.

Resultaten van de expansiewetgeving

De onzekere ekonomische toestand die het jaar 1977 kenmerkte heeft zeer sterk gedrukt op de

bedrijfsinvesteringen. In vergelijking met de resultaten van het jaar voordien was 1977 inderdaad verre van schitterend.

Het Staatssekretariaat voor Vlaamse Streekekonomie deelde mee dat het investeringsbedrag voor Vlaanderen

(31,1 miljard BF) daalde met 30,2 %. Deze scherpe daling is in alle provincies waar te nemen, maar is zeer duidelijk te merken in West-Vlaanderen waar het investeringsvolume bijna op de helft terugviel, namelijk van 6,5 miljard BF in 1976 tot 3,4 miljard BF in 1977. Eenzelfde negatieve gang van zaken kan men vaststellen voor het aantal nieuwe arbeidsplaatsen die ingevolge deze investeringen tot stand zullen komen. In West-Vlaanderen daalt dit aantal van 2.221 tot 1.517, dit wil zeggen met 31,7 %. In gans Vlaanderen zullen deze nieuwe investeringen 8.836 nieuwe arbeidsplaatsen scheppen, dit is ook 37,3 % minder dan het jaar voordien.

Onrustwekkend is wel het feit dat in verhouding tot de overige Vlaamse provincies West-Vlaanderen zowel inzake investeringen als inzake nieuwe arbeidsplaatsen veel minder naar zich toehaalt dan de vorige jaren.

De jongste 5 jaar bereikte West-Vlaanderen gemiddeld

± 16 % van het globaal investeringsbedrag voor

Vlaanderen, en inzake nieuwe arbeidsplaatsen bedroeg dit aandeel zelfs ± 21 %. Met respektievelijk 11 % en 17 % blijft de provincie daar nu ver onder.

De buitenlandse investeringen zijn in Vlaanderen omzeggens stilgevallen. In 1977 besloten slechts 6 buitenlandse ondernemingen zich hier te vestigen.

Het globaal investeringsprogramma beloopt nauwelijks 1,2 miljard BF, dit is een bijzonder laag peil. Hiervan komen 600 miljoen BF in West-Vlaanderen terecht. Het betreft hier de vestiging van Ralston Purina te leper waar een 80-tal nieuwe arbeidsplaatsen zullen ontstaan.

In West-Vlaanderen zal meer dan de helft van deze investeringen verwezenlijkt worden in het arrondissement Kortrijk en in het arrondissement leper waar de

investeringsbeslissing van Ralston Purina zwaar doorweegt in de cijfers. Ook inzake nieuwe arbeidsplaatsen komt het arrondissement Kortrijk vooraan.

Opvallend is opnieuw dat de investeringen in

West-Vlaanderen heel wat arbeidsintensiever zijn dan in de

overige Vlaamse provincies. De investering per bijkomende arbeidsplaats bedraagt in West-Vlaanderen 2,26 miljoen BF.

Dit is het laagste cijfer van alle Vlaamse provincies.

Het gemiddelde voor Vlaanderen bedraagt trouwens 3,52 miljoen BF.

Het Staatssekretariaat voor Vlaamse Streekekonomie publiceerde ook enkele resultaten van de expansiewetgeving voor KMO. Hier valt op dat West-Vlaanderen, met 28,5 % van de investeringen in Vlaanderen, in de eerste helft van 1977 de eerste plaats inneemt onder de Vlaamse provincies.

Dit staat regelrecht in tegenstelling tot de eerder zwakke resultaten van de provincie inzake de resultaten van de expansiewetgeving voor de grotere bedrijven. Dit wijst meteen op het zeer groot belang dat de KMO

vertegenwoordigt in de Westvlaamse industrie.

Het Staatssekretariaat voor Vlaamse Streekekonomie maakte eveneens enkele gegevens bekend over bedrijven in moeilijkheden. Een eerste statistiek betreft de bedrijven die met tijdelijke likwiditeitsmoeilijkheden te kampen hebben en als gevolg hiervan een beroep doen op de overheid.

Deze bedrijven worden in staat gesteld hun bedrijfskapitaal via kredieten met rentesubsidie herop te bouwen. Op deze manier werden in 1977 25 Westvlaamse bedrijven met gezamenlijk 4.385 tewerkgestelden geholpen. Dit is bijna een derde van het aantal dossiers voor gans Vlaanderen (namelijk 78). Het Staatssekretariaat voor Vlaamse Streekekonomie houdt ook een lijst bij van de bedrijven in moeilijkheden die de jongste jaren een beroep hebben gedaan op de overheid. De lijst van de Westvlaamse bedrijven is in 1977 opgelopen tot 94 bedrijven met een gezamenlijke tewerkstelling van 14.600 personen. Dit is een stijging met 24 bedrijven ten opzichte van 1976. Einde 1977 waren er 43 bedrijven met 5.882 arbeidsplaatsen gered of

waarschijnlijk gered. Voor 31 bedrijven met 5.026 arbeidsplaatsen is men nog steeds op zoek naar een oplossing. De overige bedrijven (namelijk 20 met 3.692 arbeidsplaatsen) zijn reeds gesloten of moeten als niet meer te redden beschouwd worden.

Technische en kommerciële suksessen

De meeste ondernemingen hebben in het afgelopen jaar een belangrijke inspanning moeten leveren om in deze periode van zwakke konjunktuur hun aktiviteiten op peil te kunnen houden. Spijts de ongunstige ekonomische omstandigheden slaagden enkele ondernemingen er toch in, in 1977 belangrijke suksessen, zowel op technisch als kommercieel vlak, te realiseren.

Westimex Belgium nv Veurne, bereikte in 1977, dank zij een groeiende positie op de Belgische chipsmarkt en een verhoogde uitvoer naar Nederland, een zakencijfer dat 50 % hoger lag dan in 1976. Gezien deze stijgende aktiviteit wordt een uitbreiding van de f abrieksgebouwen binnenkort aangevat.

Lannoo Drukkerij-Uitgeverij nv Tielt, ontving vorig jaar de gouden medaille bij de Plantin Moretus Prijskamp voor de best verzorgde boeken in 1976 in België gedrukt.

ITT Industries Belgium nv Menen, mocht vanwege Algerië een belangrijke bestelling in ontvangst nemen voor levering van industriële ventilatietoestellen, met een kapaciteit van 200.000 mVuur.

Het konstruktiebedrijf Carrosserie Jonckheere pvba te Roeselare, ontwierp een nieuw type bus voor openbaar vervoer, de Trans-City bus, welke qua lijn en uitrusting als een innovatie inzake openbaar transport kan beschouwd

(8)
(9)

worden. Reeds verscheidene exemplaren van het type zijn in omloop gebracht.

Anderzijds werd in opdracht van de Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen, een prototype lijnbus gerealiseerd die aangepast is voor

gehandicaptenvervoer.

Levi Strauss and Cie Europe nv te Gits, kon haar verkoop in vergelijking met het jaar voordien met 20 % d-oen stijgen, wat onmiddellijk resulteerde in een uitbreiding van het personeelsbestand met 54 werknemers.

Demets nv te Izegem, leverde in 1977 3 spaanderplaat- fabrieken aan Cuba voor een totaal bedrag van

1,4 miljard fr.

Precisia Televisie nv te Brugge, kende een suksesvolle doorbraak op buitenlandse markten met haar

multi-standaard TV.

La Brugeoise et Nivelles nv te Brugge, kreeg de opdracht een aantal premetrorijtuigen voor Rio de Janeiro te leveren. Deze wagens zullen in de loop van 1978 worden geproduceerd.

Haco pvba te Roeselare, kende met een aantal produkten, onder meer een nieuwe type hydraulische schaar, een kommercieel sukses op de Hannover Messe in september 1977. Hierdoor werd voor 1978 een goedgevuld orderboek verzekerd.

Deforche Serrenbouw pvba te Izegem, sloot een belangrijk kontrakt af met Algerië voor het leveren en plaatsen van een serrencomplex.

Neon Elite pvba te Pittem, werd uitgeroepen tot Eerste Laureaat en ontving de gouden medaille

’ nieuwe ideeën ’ bij de wedstrijd op het 6de Europees Kongres van de Lichtreklame te Brussel.

Waregemse Tapijtweverij nv, ontwikkelde nieuwe kwaliteiten inzake mechanisch geweven tapijten en kende hierdoor een omzetstijging met 50 % tegenover 1976.

De Bouwonderneming Kijk en Bouw sv te Menen, vond een nieuw afzetgebied van haar woningbouw door oprichting van modelwoningen in Saoedië-Arabië.

Cotexma nv te Kuurne, realiseerde nieuwe ontwikkelingen op gebied van naaldvilt en tufted tapijtprodukten en behaalde aldus een stijging van het verkoopcijfer met 25 % tegenover het afgelopen jaar.

Niral International nv te Wevelgem, kon een kommercieel sukses naar zich toehalen met haar nieuw ontwikkeld Palalarme CM 8, beveiligings- en aansluitende centralisatiesystemen.

Siemens nv te Oostkamp, ontwikkelde de fabrikatie van verschillende nieuwe bouwelementen voor haar afdeling kommunikatietechnieken, onder andere de DIL (Dual in Line)-schakelaars of miniatuur schakelaars die meerdere schakelmogelijkheden integreren en de DIL-stekkers, of miniatuur stekkers die verbindingsmogelijkheden voor diverse stroombanen verzamelen.

CBRT nv te Brugge produceerde in het afgelopen jaar een nieuw type kleuren-TV-apparaat, gebaseerd op modulaire opbouw en een verder doorgedreven toepassing van geïntegreerde schakelingen.

Bedrijfssluitingen in West-Vlaanderen

Aan de hand van de gegevens van het Fonds tot vergoeding van de ingeval van sluiting van ondernemingen ontslagen werknemers, is het mogelijk een inzicht te krijgen betreffende het aantal sluitingen van bedrijven en het aantal

getroffen werknemers. Door de GOM - West-Vlaanderen werden deze gegevens ontleed voor West-Vlaanderen voor de jaren 1976 en 1977.

Volgens voormelde bron was het aantal sluitingen stijgend, zonder evenwel te leiden tot een toename van het aantal getroffen werknemers.

Het aantal sluitingen steeg van 70 in 1976 tot 101 in 1977.

Het aantal tewerkgestelden in de bedrijven met minder dan 20 tewerkgestelden is niet bekend. In bedrijven met 20 of meer tewerkgestelden werden in 1976

2.639 werknemers getroffen en in 1977 2.158.

De verdeling naar de grootteklasse was als volgt:

Aantal Getroffen

bedrijven werknemers

1976 1977 1976 1977

— 20 tewerkgestelden 49 68 n.b. n.b.

20 a 50 7 21 235 601

50 a 100 4 8 306 529

100 a 200 6 2 913 285

200 a 500 4 1 1.185 229

500 en meer 1 514

Binnen de provincie West-Vlaanderen was er een duidelijke verslechting tussen 1976 en 1977 in de arrondissementen Brugge en leper. Het aantal verdwenen arbeidsplaatsen was vooral hoog in het arrondissement Kortrijk in 1976.

Aantal bedrijven

— 20 tewerk- 20 en meer gestelden tewerkgestelden

Getroffen werknemers in bedrijven met 20 of meer tewerkgestelden Arrondisse­

menten

1976 1977 1976 1977 1976 1977

Brugge 11 17 3 8 376 739

Diksmuide 3 2 58

leper 1 4 1 4 62 344

Kortrijk 11 16 10 8 1.247 491

Oostende 11 13 3 3 520 146

Roeselare 8 4 3 4 374 274

Tielt 1 4 1 2 60 48

Veurne 6 7 2 58

49 68 21 33 2.639 2.158

Wordt het aantal getroffen werknemers (in bedrijven met 20 of meer tewerkgestelden) uitgedrukt in procent van het aantal aan de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid onderworpen werknemers (toestand juni 1976), dan blijken de arrondissementen Oostende (1,5 %) en Kortrijk (1,4 %) relatief sterk te zijn getroffen geweest in 1976. In 1977 was de situatie relatief ongunstig in de arrondissementen leper (1,6 %) en Brugge (1,0 %) ; het niveau van West-Vlaanderen (0,8 %) werd genoteerd in het

arrondissement Diksmuide, terwijl een lager niveau valt aan te wijzen voor de arrondissementen Roeselare (0,6 %), Kortrijk (0,5 %), Veurne (0,5 %), Oostende (0,4 %) en Tielt (0,3 %).

Het grootste aantal getroffen werknemers in bedrijven met 20 of meer tewerkgestelden werd in 1977 gevonden

(10)

in de textielnijverheid (782) en de metaalnijverheid (597) ; in de textielnijverheid ging het om 8 bedrijven, waarvan 2 met 100 of meer tewerkgestelden, en in de metaal­

nijverheid slechts om 3 bedrijven, waarvan een met meer dan 500 tewerkgestelden. Te vermelden zijn verder de konfektienijverheid (164), houtnijverheid (159), voedings­

nijverheid1 (151), diensten (95), bouw (92), horeca (59) en leder (59).

Zeevisserij

Volgens het Bestuur van het Zeewezen is het aantal schepen gedaald van 253 eind 1976 tot 219 eind 1977 ; op het einde van 1977 waren er slechts 201 bemande schepen tegenover 227 eind 1976. De daling deed1 zich voor in alle havens.

Totaal aantal schepen

Bemande schepen

Totale tonnenmaat (brutoton)

Aange­

monsterde zeelieden 1976 1977 1976 1977 1976 1977 1976 1977 Zeebrugge 133 114 121 104 11.906 10.584 536 478

Oostende 83 72 75 68 9.300 7.815 351 318

Nieuwpoort 35 31 29 27 2.598 2.363 120 115

Blankenberge 2 2 2 2 240 240 8 8

253 219 227 201 24.044 21.002 1.015 919

De totale tonnenmaat (brutoton) liep in zeer aanzienlijke mate terug te Oostende, namelijk met 1 6 % ; de terugloop bedroeg toch ook 11 % te Zeebrugge en 9 % te Nieuwpoort.

Het aantal aangemonsterde zeelieden was eind 1977 96 eenheden lager dan eind 1976 ; te Zeebrugge was de vermindering 11 %, te Oostende 9 % en te

Nieuwpoort 4 %.

Volgens de Dienst voor de Zeevisserij was er een daling van de door Belgische vissersvaartuigen in Belgische havens aangevoerde hoeveelheid vis, namelijk van

35.635 ton in 1976 tot 35.415 ton in 1977 ; de daling situeerde zich te Oostende (— 8 %), terwijl er te Zeebrugge en Nieuwpoort een aangroei was van respektievelijk 7 % en 29 %. In 1977 werd voor een waarde van 1.433,7 miljoen frank aangevoerd tegenover 1.386,2 miljoen frank in 1976 ; de totale besomming vertoonde voor alle havens een toename.

Aanvoer door Belgische vissersvaartuigen in Belgische havens

Hoeveelheid in ton Waarde in miljoen frank

1976 1977 1976 1977

Zeebrugge 13.168 14.164 696,4 727,9

Oostende 20.918 19.257 627,9 634,7

Nieuwpoort 1.549 1.994 61,9 71,1

35.635 35.415 1.386,2 1.433,7

De aangevoerde hoeveelheid vis is groter te Oostende dan te Zeebrugge, maar de waarde ligt hoger te Zeebrugge dan te Oostende.

Toerisme

Op basis van de resultaten van de toeristische index van het Westvlaams Ekonomisch Studiebureau, kan men stellen dat de Kust en het Achterland, in tegenstelling met vorig jaar, een daling van de toeristische aktiviteiten kenden tijdens het seizoen 1977.

Heit seizoenresultaat (mei-september) van deze index bedraagt 93,8 (met als basis het seizoen 1976). Dit betekent een afname van de toeristische bedrijvigheid met 5,7 % in vergelijking met dezelfde periode van vorig jaar.

Dit ongunstig verloop is zowel kenmerkend voor het hoogseizoen als voor het voor- en naseizoen.

Tijdens het hoogseizoen daalde de julimaand met 4,8 %, de maand augustus verloor nog meer terrein en daalde met nagenoeg 10% .

Het voorseizoen vertoonde een vermindering van 3,5 %. Per maand was er evenwel een oogelijk verloop waar te nemen. De maand juni daalde gevoelig (— 10,7 %), terwijl de meimaand tot boven het niveau van vorig jaar steeg (+ 9,5 %), dit als gevolg van de verschuiving van het Pinksterweekend.

De vijf hoofdgroepen van de toeristische index vertonen eveneens een identiek verloop. Hierbij dient vermeld dat voor het eerst dit jaar de resultaten van de ontspannings- en rekreatiecentra bij de index betrokken werden (opname 1976 en 1977) en aldus een vijfde rubriek in beschouwing wordt genomen. Alle indikatoren vertoonden een negatief resultaat: verkeersdrukte (— 3,8 %),

ontspanning en rekreatie (— 5,3 %), handelsaktiviteit (— 6,3 %), openbare nutsvoorzieningen (— 6,8 %) en de overnachtingen in de logiesvormen (— 6,3 %).

Ten aanzien van het verblijftoerisme kan over het gehele seizoen een terugloop van de aktiviteit worden genoteerd.

Nochtans zijn er erg uiteenlopende tendensen vast te stellen. De appartements- en villaverhuriing (— 1 %) en de inrichtingen voor sociaal toerisme (— 1,5 %) konden zich vrijwel handhaven op hetzelfde niveau van vorig jaar.

Ten aanzien van de appartements- en villaverhuring, die meer dan de helft van de logieskapaciteit van de Kust vertegenwoordigen, dient aangestipt dat de vraagverzwakking

zich situeerde in het hoog- en naseizoen (juli : — 2,9 %, augustus : — 6,2 %, september : — 4,9 %). In het voorseizoen werd een vooruitgang met 13,3 % geboekt.

In het hotelwezen zakte de aktiviteit met 15 %. Het slechte weder tijdens het voorbije seizoen speelde ongetwijfeld een belangrijke rol. Als tweede reden dient de scherpe daling van de Britse kliënteel aangestipt. De terugloop van de Britse vraag, die zich reeds jaren manifesteert, zette zich dit jaar verder door. Ook de erg weersgevoelige

campingsektor kende een aanzienlijke (— 16,6% ) daling.

In verband met de verkeersdrukte kan worden aangegeven dat de globale terugloop van deze klasse (— 3,8 %) vrij karakteristiek is voor de meeste deelposten van deze klasse.

Vier van de vijf deelposten vertonen een terugloop die variëert tussen 1 en 9 % : het aantal verkeersongevallen (— 1,3 %), de reizigerstrafiek op de spoorwegen (— 1,8 %), de reizigerstrafiek op de buurtspoorwegen (— 6,5 %) en de trafiek op de Westvlaamse toeristische wegen (— 8,9 %).

Enkel de aktiviteit van de pechverhelpingsdiensten vertoonde een aanzienlijke vooruitgang (+ 12,2 %) over het gehele seizoen.

58

(11)

Foto H. Maertens, Brugge

(12)

Het verloop van de toeristische index, Kust en Achterland, 1962-77

Maandgemiddelde toeristisch seizoen (juni-september)

1962 = 100

Maandgemiddelde toeristisch seizoen (mei-september) 1965 = 100

M aand 1962 1963 1964 1965 1965 1966 1967 1968 1969 1970 1971 1972 1973 1974 1975 1976 1977

Mei _ _ _ _ 53,4 62,5 64,1 59,6 70,5 80,8 72,0 86,8 81,0 85,1 106,8 96,1 105,1

Juni 80.2 84,4 86.8 99,0 89,7 84,1 81,2 92,2 82,7 89,9 95,4 91,7 106,3 101,3 102,6 115,1 102,9 Juli 124,8 137,8 151,6 160,7 144,0 140,4 145,7 148,2 146,7 152,7 157,9 157,7 157,5 153,7 164,8 175,7 167,4 Aug. 131,0 136,3 155,0 151,5 143,9 144,8 150,8 145,6 142,7 150,7 144,2 141,0 150,2 155,9 160,1 170,0 154,1 Sept. 64,0 62,9 75,3 76,6 67,5 68,3 71,9 69,5 71,3 81,4 82,5 87,1 90,2 90,4 90,7 95,1 93,2 Seiz. 100,0 105,1 117,2 124,1 100,0 99,8 102,5 102,6 101,5 108,6 109,3 109,8 113,8 111,8 119,1 124,8 117,7

Met uitzondering van de benzineverkoop (+ 9 %) vertonen alle overige posten in verband met dte handelsaktiviteiten een negatieve balans : aanbod van vreemde deviezen (— 16,6 %), omzet van de

handelsinrichtingen (— 12,8 %) en de dagbladenverkoop (— 6,4 %).

De drie deelp osten die momenteel deel uitmaken van deze klasse vertonen een uiteenlopend patroon. Vooral het zwembadenbezoek (— 18,5 %) en in mindere mate de ontspanningsparken (— 7,9 %) vertonen een terugloop van hun aktiviteit.

Het museumbezoek noteerde daarentegen een aanzienlijke verhoging (+ 13,1 %), die wellicht te verklaren is door het minder goede weer.

Alle indikatoren van de instellingen voor openbaar nut in deze index zijn negatief gestemd.

Terwijl de patiëntenopname in de kustziekenhuizen (■— 1,2 %), de verstrekte inlichtingen door de diensten voor toerisme aan de Kust (— 0,1 %) en de toeristische aktiviteit te Brugge (— 2,9 %) slechts een lichte terugloop aanwijzen, noteerden vooral het waterverbruik (— 13,1 %) en het postverkeer (— 7,6 %) een sterkere afname.

Door onvergelijkbaarheid van de gegevens van 1977 en 1976 werd het telefoonverkeer dit jaar niet in de index opgenomen.

Resumerend kan men stellen dat de Kust in 1977 een stap achteruit heeft geplaatst. De voornaamste redenen zijn : (a) De zwakheid van het Pond.

(b) De zwakheid van de Franse frank.

(c) Zeer slechte weersomstandigheden.

(d) Politieke stabilisatie in Zuid-Europa.

(e) De ekonomische recessie.

Men mag echter vooral niet uit het oog verliezen dat de strukturele moeilijkheden aan de Kust, die zich sinds meerdere jaren aftekenen, niet uit de weg geruimd zijn.

De opflakkering in 1975 en 1976 was eerder toe te schrijven aan accidentele gebeurtenissen.

Zelfstandigen

Volgens het Rijksinstituut voor de Sociale Verzekeringen der Zelfstandigen bedroeg het aantal personen die onder de toepassing vielen van het sociaal statuut der zelfstandigen, op grond van een aktiviteit die als hoofdberoep werd uitgeoefend, in 1976 in

West-Vlaanderen 66.994 eenheden ; sinds 1976 zijn de geestelijken en kloosterlingen, voorheen met zelfstandigen gelijkgesteld, niet meer verzekeringsplichtig en derhalve niet

meer geteld. In vergelijking met 1976 was er, geestelijken en kloosterlingen buiten beschouwing latend, een daling van 1.781 personen.

De daling van het aantal zelfstandigen blijkt zich in alle Westvlaamse arrondissementen te hebben voorgedaan.

Evolutie van het aantal zelfstandigen, als hoofdberoep

Mannen Vrouwen

Arrondissement 1975 1976 1975 1976

Brugge 11.336 11.021 4.052 3.908

Diksmuide 2.808 2.729 866 845

leper 5.528 5.323 1.955 1.870

Kortrijk 11.089 10.909 4.347 4.189

Oostende 5.457 5.384 2.235 2.153

Roeselare 6.885 6.716 2.421 2.367

Tielt 4.561 4.431 1.358 1.379

Veurne 2.851 2.777 1.026 993

West-Vlaanderen 50.515 49.290 18.260 17.704 Het aantal helpers kende in West-Vlaanderen, volgens voormelde bron, een lichte aangroei van 12.307 in 1975 tot

12.391 in 1976, maar het aantal helpsters daalde van 1.968 tot 1.844 k

Het aantal zelfstandigen met de aktiviteit als bijberoep steeg bij de mannen van 4.445 in 1975 tot 4.674 in 1976 ; bij de vrouwen was er een stabilisatie (respektievelijk 506 en 507).

Grensarbeid

Het aantal grensarbeiders woonachtig in België en werkzaam in Noord-Frankrijk is in 1977 opnieuw gedaald ; eind 1977 werden door de ’ régie financière du transfert des salaires frontaliers ’ 9.919 grensarbeiders geteld in Noord-Frankrijk tegenover 10.373 eind 1976, dit is een daling van 4,4 %. Dit dalingsperoentage is het laagste van de ganse periode 1970-77.

Naar raming bedraagt het aantal Westvlaamse

grensarbeiders thans minder dan 3.000 eenheden, tegenover 5.100 in 1970 (volkstelling) en 16.000 in 1961

(volkstelling ; huidige omschrijving West-Vlaanderen). 1

1 Er valt op te merken dat tal van personen niet onder de toepassing vallen van het sociaal statuut, zoals de echtgenote van de verzekeringsplichtige, de helpers en helpsters vóór de leeftijd van 20 jaar, tenzij gehuwd, enz.

60

(13)

werkloosheid

De werkloosheid is in West-Vlaanderen, zoals elders in het land, in 1977 verder gestegen. Tegenover gemiddeld 18.479 uitkeringsgerechtigde volledig werklozen 1 in 1976 werden in 1977 in West-Vlaanderen gemiddeld 22.258 werklozen geteld of een aangroei van 20,5 % ; in het Rijk bedroeg de procentuele aangroei 15,6 %.

De werkloosheid in West-Vlaanderen blijft, niettegenstaande de procentueel sterkere aangroei dan in het Rijk, beneden het gemiddeld niveau in het Rijk.

Met circa 10,8 % van de totale aktieve bevolking in het Rijk had West-Vlaanderen in 1976 8,1 % van alle uitkeringsgerechtigde volledig werklozen en in 1977 is het aandeel gestegen tot 8,4 %.

De gedeeltelijke werkloosheid is eveneens gestegen, dit in tegenstelling met wat het jaar voordien kon worden genoteerd. Volgens gegevens van de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening steeg het daggemiddelde van de gedeeltelijke werkloosheid in West-Vlaanderen van 8.051 in

1976 tot 9.419 in 1977, dit is met 17,0 % ; in het Rijk was er een aangroei van 17,9 %. Het aandeel van

West-Vlaanderen in de gedeeltelijke werkloosheid in het Rijk is relatief groot en stijgt uit boven het aandeel in de totale aktieve bevolking ; in 1976 bedroeg het aandeel 13,8 % en in 1977 13,7 %. Op te merken valt dat de gegevens van de gedeeltelijke werkloosheid slechts een benaderend beeld geven van de werkelijkheid en met grote

omzichtigheid moeten gehanteerd worden ; sinds de vrijstelling van kontrole voor de gedeeltelijke werklozen zijn geen precieze gegevens meer beschikbaar.

Benevens de uitkeringsgerechtigde volledig werklozen en de gedeeltelijke werklozen, zijn er ook nog de door de openbare besturen (en verenigingen zonder winstoogmerk) tewerkgestelde werklozen, andere verplicht ingeschreven

1 Gemiddelde van het aantal werklozen op het einde van de 12 maanden van het jaar. Het daggemiddelde ligt iets lager.

In het Rijk bedroeg in 1977 het daggemiddelde 249.343 tegenover een maandgemiddelde van 264.284, dit is een verschil van 5,7 %. De werkloosheidscijfers die door de RVA geregeld worden gepubliceerd en als basis dienen van onderhavige analyse zijn de werkloosheidscijfers op het einde van iedere maand.

werkzoekenden en niet-werkende vrij ingeschreven werkzoekenden.

Het aantal door openbare besturen (en vzw) tewerkgestelde werklozen steeg in West-Vlaanderen van gemiddeld 1.434 in 1976 tot 1.805 in 1977 of met 25,9 % ; in het Rijk bedroeg de aangroei 35,2 %. Het aandeel van West-Vlaanderen in het Rijk beliep 9,0 % in 1976 en 8.4 % in 1977.

De andere verplicht ingeschrevenen omvat voornamelijk de jonge werkzoekenden gedurende hun wachttijd van 75 dagen voorafgaand aan de toelating tot werkloosheids­

uitkering. Het maandgemiddelde steeg in West-Vlaanderen van 2.961 in 1976 tot 3.353 in 1977 of met 13,2 % ; in het Rijk bedroeg de aangroei 12,6 %. Het aandeel van West-Vlaanderen in het Rijk steeg van 11,1 % tot 11,2 %.

Het maandgemiddelde van het aantal niet werkende vrij ingeschreven werkzoekenden was in West-Vlaanderen stijgend van 866 in 1976 tot 1.128 in 1977, dit is met 30,3 % ; in het Rijk beliep de toename 17,5 %.

Het aandeel van West-Vlaanderen in het Rijk liep op van 7,6 % tot 8,5 %.

Indien alle voorgaande kategorieën worden samengenomen, dan valt te wijzen op een aangroei in West-Vlaanderen van gemiddeld2 31.791 werkzoekenden in 1976 tot 37.963 in 1977, dit is met 19,4 % ; in het Rijk bedroeg de toename 16,8 %. Het aandeel van

West-Vlaanderen in het Rijk steeg van 9,3 % in 1976 tot 9.5 % in 1977.

Evolutie van de werkloosheid in West-Vlaanderen

West-Vlaanderen Aandelen in het Rijk

1976 1977 1976 1977

Uitkeringsgerechtigde

volledig werklozen 18.479 22.258 8,1 8.4

Door openbare besturen

tewerkgestelden 1.434 1.805 9,0 8,4

Andere verplicht

ingeschrevenen 2.961 3.353 11,1 11,2

Niet-werkende vrij

ingeschrevenen 866 1.128 7,6 8,5

23.740 28.544 8.4 8,7

Gedeeltelijk werklozen 8.051 9.419 13,8 13,7

Algemeen totaal 31.791 37.963 9,3 9,5

De evolutie is opvallend verschillend geweest bij de mannen en de vrouwen en ook naar deelgebied.

Hieraan wordt verder aandacht verleend.

Uitkeringsgerechtigde volledig werklozen

Tijdens het eerste kwartaal van 1977 lag het aantal volledig werkloze mannen in West-Vlaanderen lager dan tijdens het eerste kwartaal van 1976 ; dit was niet het geval in het Rijk. Vanaf april 1977 lag ook in West-Vlaanderen

2 Op te merken valt dat dusdanig maandgemiddelden en daggemiddelden worden samengeteld.

(14)

E volutie van he l aandeel van West-Vlaanderen in de totale werkloosheid in het R ijk , 1949-77.

I f949 J95o 1951 I 1952 I 1953 I 7954 I 7955 ' 1956 I 1957 1958 I 1959 ' 1960 7967 I 1962 1963 ' 7964 I 7965 I 1966 ' 1967 I 1968 ‘ 1969 I 1970 I 1971

Evolutie van de totale werkloosheid (volledig en gedeeltelijk w erklozen) in West-Vlaanderen, 1949-77.

62

(15)

Evolutie van het aantal uitkeringsgerechtigde volledig werklozen in West-Vlaanderen, 1976-77

Mannen Vrouwen

West-Vlaanderen Index 1977 West-Vlaanderen Index 1977

(1976 = 100) (1976 = 100)

1976 1977 West-

Vlaanderen

Rijk 1976 1977 West-

Vlaanderen

Rijk

Januari 10.435 10.167 97,4 102,5 9.683 12.664 130,8 127,5

Februari 10.095 9.840 97,5 101,3 9.536 12.650 132,7 126,8

Maart 9.323 9.150 98,1 103,0 9.230 12.564 136,1 125,8

April 8.505 8.685 102,1 104,4 9.068 12.159 134,1 122,9

Mei 7.857 8.323 105,9 106,8 8.716 11.788 135,2 122,8

Juni 7.311 7.790 106,6 105,9 8.004 11.170 139,6 121,1

Juli 7.506 8.118 108,2 107,6 8.460 11.669 137,9 121,2

Augustus 7.356 8.252 112,2 109,3 8.534 11.747 137,6 120,5

September 7.921 8.997 113,6 112,7 9.720 13.040 134,2 119,6

Oktober 8.616 10.088 117,1 116,6 11.109 14.518 127,4 119,2

November 9.741 11.245 115,4 115,8 12.227 15.383 125,8 117,0

December 10.234 11.553 112,9 112,4 12.558 15.526 123,6 114,7

Maandgemiddelde 8.743 9.351 107,0 108,1 9.738 12.907 132,5 121,3

het aantal werkloze mannen hoger dan tijdens de

overeenkomstige maanden van 1976. Bij de vrouwen werden maand na maand hogere werkloosheidscijfers genoteerd dan tijdens de overeenkomstige maanden van 1976. De daling van de werkloosheid na de winterperiode was zeer gering, voornamelijk bij de vrouwen, en reeds vanaf juli werd opnieuw een stijging genoteerd ; het toelaatbaar worden tot uitkeringen van werkloosheidsvergoeding na een wachttijd van 75 dagen door tal van jongeren veroorzaakte vanaf oktober een nog versnelde aangroei.

De procentueel sterkere aangroei van het totale aantal uitkeringsgerechtigde volledig werklozen in West-Vlaanderen (+ 20,5 %) in vergelijking met het Rijk (+ 15,6 %) is voor de periode 1976-77 te wijten aan de relatief sterkere aangroei bij de vrouwen (+ 32,5 % tegenover -f 21,3 %), terwijl het verloop bij de mannen in relatieve termen gunstiger was in West-Vlaanderen (+ 7,0 %) dan in het Rijk (+ 8,1 %).

Eind december 1977 telde West-Vlaanderen 11.553 werkloze mannen, dit is 9,5 % van het Rijk.

Bij de vrouwen werden in West-Vlaanderen op het einde van 1977 reeds 15.526 werklozen geteld1, dit is 34,4 % meer dan bij de mannen ; in het Rijk was er tussen mannen en vrouwen reeds een afwijking van 43,0 %.

Niettegenstaande de verhoudingsgewijze ongunstige evolutie in West-Vlaanderen, bleef het aandeel van West-Vlaanderen in het Rijk bij de vrouwen eind 1977 nog beperkt tot 8,9 %.

Onder de uitkeringsgerechtigde volledig werklozen worden betrekkelijk veel jongeren geteld.

De leeftijdsklasse van minder dan 25 jaar, die ongeveer 19 % uitmaakt van de werknemersgroep bij die mannen en 38 % bij de vrouwen, nam in 1977 in West-Vlaanderen bij de mannen gemiddeld 27,6 % en bij de vrouwen 43,3 % op van het totale aantal werklozen. Op het einde van het jaar, nadat tal van jongeren na een wachttijd van 75 dagen uitkeringsgerechtigd zijn geworden, ligt het aandeel van de jongeren nog hoger dan gemiddeld over het jaar :

Aantal uitkeringsgerechtigde volledig werklozen in West-Vlaanderen ; toestand eind december

Mannen Vrouwen

1976 1977 Index 1976 1977 Index

— 25 jaar 3.128 3.883 124,1 5.875 7.051 120,0 25 jaar en meer 7.106 7.670 107,9 6.683 8.475 126,8 Aandeel

— 25 jaar

in totaal 30,6 33,6 46,8 45,4

Eind december 1977 was het aantal werkloze jongeren zowel bij mannen als bij vrouwen aanzienlijk hoger dan eind december 1976. Bij de mannen was de aaogroei bij de jongeren (+ 24,1 %) groter dan bij de werklozen van 25 jaar en meer (+ 7,9 %) ; bij de vrouwen daarentegen was de aangroei, hoewel aanzienlijk, bij de jongeren (+ 20,0 %) geringer dan bij de vrouwen van 25 jaar en meer (+ 26,8 %).

Van de 11.553 uitkeringsgerechtigde volledig werkloze mannen eind december 1977 in West-Vlaanderen waren er 1.373 of 11,9 % die tot de werkloosheidsuitkeringen waren toegelaten op basis van hun studies (artikel 124 van het Koninklijk Besluit van 20 december 1963) ; in het Rijk was dit aandeel 10,4 %. Op 15.526 uitkeringsgerechtigde volledig werkloze vrouwen in West-Vlaanderen eind 1977 waren er 1.660 of 10,7 % toegelaten op basis van hun studies ; in het Rijk was het aandeel 11,2% .

De Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening publiceert geregeld werkloosheidsgraden op het niveau van de

Gewestelijke Bureaus, waarbij het aantal volledig werklozen wordt uitgedrukt in procent van het aantal tegen

werkloosheid verzekerden ; een betere maatstaf zou zijn het aantal werklozen uitgedrukt in procent van de

beroepsbevolking (inclusief zelfstandigen, helpers, personeel in overheidsdienst). Vertrekkend van een eigen raming van de totale beroepsbevolking, kan de werkloosheidsdruk

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

[r]

WERK UITVOERING IN le wijk Europarei. De plannen voor deze herinrichting zijn samen met de bewoners opgesteld in de zoge- naamde werkateliers. Tot het ein- de van dit jaar worden

Deze bijdrage laat zien dat de evolutie naar een meer demo- cratische verdeling van beroepsarbeid en beroepsinkomen tussen Vlaamse mannen en vrouwen is voortgezet tijdens de voorbije

1 Daarin stond dat het Land Information Manoeuvre Centre (LIMC), een tijdelijk werkverband om te experimenteren in de informatieomgeving, groepen online had gevolgd die het niet

In bijgaande tabel wordt het aantal werkzoekenden in West-Vlaanderen in 1983 en 1984 (maandgemiddel- den) gegeven naar laatste bedrijfstak van tewerkstelling, gerangschikt

Voor deze behandeling kan worden gekozen als het zaad te slecht is (minder dan 1 miljoen beweeglijke zaadcellen per zaadlozing) of als reageerbuisbevruchting één of twee keer

Een nadere analyse waarin naast de in de vorige regressieanalyse genoemde controlevariabelen ook alle individuele campagne-elementen zijn meegenomen, laat zien dat

Voeg daarbij nog de onzekere factor en de gemeente komt, als er geen passende maatregelen genomen worden, in zwaar weer.. In de Nederlandse politiek is de passende maatregel, in