• No results found

Tijdschrift voor Praktische Verloskunde, hoofdzakelijk ten dienste van Vroedvrouwen.

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Tijdschrift voor Praktische Verloskunde, hoofdzakelijk ten dienste van Vroedvrouwen."

Copied!
16
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Tijdschrift voor Praktische Verloskunde,

hoofdzakelijk ten dienste van Vroedvrouwen.

VOOBTZETTING VAN HET

, M A A N D B L A D V O O E P R A K T I S C H E V E R L O S K U N D E "

INHOUD: Eenige der oorzaken van koorts in het kraambed 111, door S.

Sievertsen Buvig. — Verheffing der bevolking door verbetering van kwaliteit, door professor Pinard te Parijs. — Mededeelingen uit de praktijk: Een geval van placenta praevia lateralis in de praktijk door W. Kruuk. — Aangijte van geboorte door J. A. Putto. — Ingezonden — Gemeenteraad Weesp. — Kortere berichten. — Rectificatie. — Advertenti'èn.

EENIGE DER OORZAKEN VAN KOORTS IN HET KRAAMBED.

Bewerkt door S. SIEVERTSEN BUVIG.

III.

A. De infecties, welke zich uitbreiden langs de bloedbanen.

We weten het reeds. De plaats van waaruit meestal de streptococcen den bloedbaan binnendringen is die, waar de placenta gezeten heeft. En dan zijn het altijd de aders, waarlangs dit plaats vindt, nooit de arteriën. Het begin is dan altyd een ontsteking van de afsluitende bloedproppen, die daar natuurlijk by menigte te vinden zijn, zoowel op de kleine als groote bloedvaten. Het lot nu van al deze thromben is verschillend en hangt af van de oplossende werking van de bacteriën op den bloedprop en van de reactie van den vaatwand. Is n.1. de reactie matig en gaat de ontbinding van den thrombus door de bacteriën langzaam, m.a.w. is het heele ont­

stekingsproces weinig levendig, dan zetten zich aan dien ontstoken vaat­

wand steeds meer en meer bloedstolsels af en wordt de thrombus zoo groot dat het lumen van de vaten geheel gesloten kan worden. Dit is dan de toestand, dien we kennen als thrombo-phlebitis (vaatwandontsteking met bloedpropvorming). We zullen hier op 't oogenblik niet verder op ingaan maar teruggaan tot de placentairthromben en nagaan wat met hen gebeurt, wanneer de ontsteking van den vaatwand heftiger is. In de eerste plaats worden dan de betrokken vaten aan de binnenzijde met een vuil beslag bedekt en verder treedt een verweeking van de thromben door verettering op. Soms zitten deze veretterde thromben alleen in de zaadader. Dikwijls echter heeft dit proces zich in alle communiceerende aders uitgebreid en kan zelfs tot de onderste holle ader reiken. Er valt nu een zeer eigenaardig

(2)

ziektebeeld waar te nemen bekend als puerperalc pyaemie. Wat geschiedt n.1. met de veretterende bloedproppen ? Deze laten stuksgewijze los, worden met den bloedsstroom meegevoerd en daar ze bijna uitsluitend uit zeer veel streptococcen bevattende pus bestaan, wordt het bloed met deze bacteriën overstroomd. We weten, wat hiervan het directe gevolg is. De lich. temperatuur stijgt plotseling sterk, soms tot 40° C. en hooger en deze stijging houdt zoolang aan, tot de afweermiddelen van het lichaam dien plotselingen overval weer overwonnen hebben. Het blijft echter niet bij deze ééne koude rilling. Telkens weer toch worden gedeelten van de et­

terende thromben in den bloedstroom geworpen en telkens ook weer treedt dezelfde reactie op. Dat het organisme, zelfs van de sterkste vrouw onder zulke omstandigheden de grootste schade ondervindt, laat zich gemakkelijk begrijpen. Men kan dan ook meestal opmerken, dat in het begin de koude rillingen vrij goed verdragen worden. Al heel spoedig echter wordt dit anders en blijven de veranderingen, die het bloed ondergaat niet zonder gevolg. De huid wordt grauw en dor ; de voedingstoestand van de vrouw gaat sterk achteruit; het te niet gaan der vele roode bloedlichaampjes maakt, dat, niettegenstaande een goede hart- en longwerking de gaswisseling gebrekkig wordt en de vrouw duidelijke teekenen van zuurstofnood gaat vertoonen. Dat dan ook de prognose bij dit lijden ongunstig gesteld moet worden, is voldoende bekend. Vroeg of laat wordt het lichaam door de gevolgen van de voortdurende vergiftiging van het bloed, zoodanig uitgeput, dat het einde bijna altijd de dood is. Het hier in korte trekken gegeven ziektebeeld, is dat van de chronisch verloopende puerperale pyaemie. De koude rillingen beginnen hierbij — na een lichte temperatuurstijging gedurende de eerste dagen van het kraambed — meest aan het einde van de eerste week. Het komt echter ook voor, dat de ziektekiemen zóó virulent zijn, dat het ziekteproces zeer acuut verloopt. Het ontstekingsproces breidt zich dan met buitengewone snelheid langs de bloedvaten uit en reeds kort na de baring treden koude rillingen op, die elkander snel opvolgen. Aan het eind van de eerste week treedt dan somtijds de dood al in.

Wat vooral bij dit ziektebeeld even naar voren gebracht moet worden, is het feit, dat bij de pyaemie het lichaam in staat is zich soms vrij langen tijd tegen de ingedrongen bacteriën te verweren. Weliswaar neemt het weerstandsvermogen van het organisme gestadig af en blijft de zege meestal aan de zijde van de indringers, maar er heeft toch een krachtige strijd plaats. Het is zeker wel de moeite waard hier, evenals we dat bij de plaat­

selijke infecties deden, even stil te staan bij de veranderingen, die tengevolge van dien strijd met het bloed plaats grijpen. Natuurlijk zijn het ook hier weer de leucocvten, de witte bloedlichaampjes, die den grootsten rol spelen.

Om de verschillende veranderingen te begrijpen, moeten we dan uitgaan van de wetenschap, dat in het bloed van gezonde menschen witte bloed-

(3)

lichaampjes voorkomen van verschillenden leeftijd. Hun ouderdom is te kennen aan het aantal kernen, dat ze bevatten. De jongste zijn éénkernig, verder vindt men oudere met 3, 4 en 5 kernen. Nu is in normaal bloed niet alleen, zooals we weten, een vrij constant aantal witte bloedlichaampjes aanwezig, maar ook tusschen de witte bloedlichaampjes van verschillenden leeftijd onderling bestaat een vaste verhouding. In dit bepaalde bloedbeeld nu komt, zoodra een infectie optreedt een duidelijke verandering, en wel zoodanig, dat de oudere meerkernige cellen het eerst in den strijd tegen de indringers te gronde gaan, met als onmiddellijk gevolg : een vermindering van hun aantal. Vooral bij een directe overstrooming van het bloed met streptococcen is dit heel duidelijk na te gaan. Daarbij kunnen dan alle oudere meerkernige witte bloedlichaampjes als slachtoffers vallen en niets als éénkernige jonge cellen overblijven, die dan weliswaar in grooter aantal circuleeren, maar die toch, alleen aanwezig, een duidelijk beeld geven van de groote vernietiging der beste afweerkrachten en een daardoor ontstaan sterk verminderd weerstandsvermogen.

Heel anders is dit alles bij het volgende ziektebeeld, bekend als septichaemie, waarbij koude rillingen ontbreken en de lichaamstemperatuur gestadig op een hoogte blijft van 39°—40° C. Ook hierbij heeft de verspreiding van de streptococcen door het lichaam, langs den bloedbaan plaats.

Vanaf den infectiehaard wordt dan de bloedsstroom voortdurend en direct van bacteriën voorzien. En deze ziektekiemen gaan niet, zooals we tot nu toe zagen na strijd ten onder, maar blijven in den bloedsstroom en ver­

meerderen zich daar, omdat ze zóó levenskrachtig zijn dat de afweermid­

delen van het lichaam er eenvoudig niet tegen opgewassen zijn. Het gevolg hiervan is, dat met verbazende snelheid het bacteriëngehalte van het bloed toeneemt en het organisme van de vrouw soms binnen de eerste week absoluut vergiftigd en uitgeput raakt en de dood intreedt.

(Wordt vervolgd).

(In het vorige artikel behoort op blz. 374 bij de thrombophlebitis en de pyaemie, ook nog de septichaemie genoemd te worden.)

VERHEFFING DER BEVOLKING DOOR VERBETERING VAN KWALITEIT.

(idoor Professor PINARD te Parijs.) II.

De rechten van het kind.

Van al de feiten, van al de geschriften en van al de algemeene be­

schouwingen, die in het voorafgaande vermeld zijn is de slotsom deze:

»Welke zijn de rechten van het kind ?«

(4)

Ter voleindiging van dit vlugge betoog der kindercultuur is het dus nuttig dezen rechten kortelings de revue te laten passeeren.

1ste. Om zijn natuurlijke ontwikkeling te verzekeren, uit een biologisch oogpunt dus, heeft ieder kind vóór zijn schepping recht op eerbied van zijne ouders.

2de. Vanaf zijn schepping tot aan zijn geboorte heeft elk kind recht op natuurlijke bescherming, medisch en sociaal, zoodra zijn hartslag het leven bevestigt.

3de. Na de geboorte heeft elk kind recht op moedermelk en moeder­

zorg, evenals op bevoegd hygiënisch toezicht gedurende zijn eerste levens­

jaar.

4de. Ten opzichte van een sociaal en wettig oogpunt heeft elk kind, bij onbekendheid van den vader, recht op den naam zijner moeder.

1 ste. Uit een biologisch oogpunt heeft ieder kind voor zijn schepping, recht op eerbied van zijn ouders.

Deze formule dient nader toegelicht te worden.

De mensch, de ware burger, die vader is van zijn familie, tracht gedurende zijn geheele leven, terwijl hij zorgvuldig er voor waakt dat zijn naam ongeschonden blijve, de stoffelijke en geestelyke goederen te vermeerderen, die hij na moet laten aan zijne kinderen. Het is niet alleen aan zijn kinderen, dat hij moet denken, maar ook aan kleinkinderen, aan zijn geheele nakomelingschap.

2de. Vanaf de bevruchting tot aan de geboorte hebben alle kinderen het recht op moederlijke, medische en sociale bescherming, zoodra als de hartslag zijn leven bevestigt.

In de primitieve tijden werd het kind niet anders bewaakt dan door het moederlijk instinct. Dit primitieve instinct echter is min of meer verdrongen, min of meer gekunsteld, ja zelfs vernietigd door onze voorgewende be- beschaving.

Indien het al verboden is door de wet en de algemeene opinie, dat de vader het recht heeft over het leven en den dood van zijne kinderen of wel een slechte behandeling te doen ondergaan, deze wet spreekt alleen van reeds geboren kinderen. Zij draagt geen belangstelling voor kinderen vóór hun geboorte of het moest zijn voor een toekomstigen erfgenaam. »Un curateur au ventret om de taal der Fransche juristen te spreken, wordt in zulke gevallen aangesteld. Datgene wat wij nu vragen, is dat zulk een

»Curateur au ventres worde benoemd voor ieder kind zoodra zijn leven met zekerheid is vastgesteld, om vanaf dien tijd in zijn bescherming te voorzien.

Het menschelijk wezen komt niet tot het leven door het feit van zijn geboorte, zooals men dit gewoonlijk denkt en zegt; op het oogenblik,

(5)

wanneer hg in de wereld verschijnt, heeft hij reeds negen maanden ge­

leefd.

Indien men wil, dat alle kinderen eene wettige bescherming genieten, moet men hen een burgelijken stand verzekeren, zoodra als zijn hartbewe- ging zijn leven openbaart. Men verplichte de aangifte van alle doodge­

borenen.

Het is van oneindig meer belang de verplichte aangifte van elke zwanger­

schap te eischen.

Het is het eenige middel, om een vruchtdragende bescherming aan elk kind, vóór zijn geboorte te verzekeren.

3de. Elk kind heeft na zijn geboorte recht op de moedermelk en moeder­

zorg evenals op bevoegd medisch toezicht gedurende den gelieelen duur van zijn eerste jeugd.

Na al hetgeen hier reeds over gezegd en verklaard is, zal er denkelijk niets tegen in te brengen zijn. Het schijnt ons dus onnoodig er verder op in te gaan, alleen in een enkel opzicht: de dringende noodzakelijkheid van de openbare afkondiging van dat recht.

4de. Uit een sociaal en wettelijk oogpunt, heeft elk kind bij onbekendheid van den vader, recht op den naam zijner moeder.

Er is een erfdeel dat niemand ooit tracht te niet te doen ; het is het erfdeel van den naam. In het huwelijk erft het kind den naam zijner vader: Pator est quem nuptiale demonstrant, (vader is degeen die door het huwelijk wordt aangewezen).

Deze wettelijke betuiging is nooit wetenschappelijk, want zij heeft het vermeende vaderschap geschapen, een variëteit, waarmee de Natuur niets te maken heeft. Wanneer de Moeder niet getrouwd is, heeft zij het recht bij erkenning, een naam aan haar kind te geven.

Het is een recht, waarvan vele Moeders, zelfs heden ten dage, onkundig zijn, veronderstellende dat het feit van de geboorte voldoende is voor de erkenning van dat kind.

Het is deze onbekendheid met de wet, die in een groote meerderheid der gevallen, de oorzaak is van de niet erkenning van het kind door de Moeder. De officieele statistiek beeft aangetoond dat in het Vllle arron­

dissement te Parijs op de 400 onwettige geboorten er 384 niet wettig erkend zijn door de Moeder. Dus in 16 gevallen slechts heeft de Moeder het verlangen te kennen gegeven, haar naam aan het kind te geven dat zij ter wereld heeft gebracht.

Dit is een beslist bewijs dat alleen onwetendheid en een te groote com­

plicatie van wettelijke formaliteiten de niet getrouwde Moeder beletten, haar kind de wettelijk geregelde staat te geven. Het is hier op het oogenblik

(6)

niet de plaats om het moreel en materieel belang daarvan voor het kind aan te toonen. Indien de onwettige geboorten nu een steeds groeiende toename vertoonen en de verhouding aannemen van 1 tot 3, hoeveel erger zal dit in het vervolg wezen? Het is dus van het voornaamste belang aan elk natuurlijk kind, datgene te verzekeren wat hij bij zyn geboorte moet bezitten: de melk, het hart en den naam zijner Moeder.

Ieder kind zal zijn Moeder moeten kennen, omdat er niemand is, die wetenschappelijk het natuurlek vaderschap kan bevestigen.

De Eerste Republiek heeft voor altijd de Rechten van den mensch be­

schreven. Het behoort aan de Derde om de Rechten van het kind uit te roepen. Wanneer deze geëerbiedigd worden zullen de miskramen, de kinder­

moorden en de verzaking van het kind, aanmerkelijk verminderen, zooal niet geheel verdwijnen.

(Wordt vervolgd.)

MEDEDEELINGEN UIT DE PRAKTIJK. *)

Een geval van placenta praevia latéralis in de praktijk.

Wanneer men eenige jaren in de gelegenheid geweest is de behandeling der placenta praeviae in de kliniek te Rotterdam mee te maken en daarbij meermalen assistentie verleend heeft, komt men in de praktijk zoo geheel anders te staan tegenover die behandeling dezsr patienten. Dit bleek mij een dezer dagen.

Vrouw M. was III para 32 jaar, I en II waren spontaan gekomen, beiden voldragen. Oudste kind in leven.

lste zwangerschap was tot 7 mnd. goed verloopen, toen begon zij te vloeien, is daarom in 't W. Gr. te A'dam opgenomen, waar zij spontaan is bevallen, zonder bijzonderheden.

Toen zij zich bij mij kwam aanmelden was zij 6 maanden gravida.

L. m. 28 Jan. bev. v. h. 5 Nov. Urine goed. R. been veel varices.

Urine bleef steeds goed. Kind lag steeds in hoofdligging, hoofd boven bekkeningang, was er echter in te drukken. Nooit klachten.

15 October liet zij mij roepen, daar zij vloeide. Bij mijn komst liep zij in huis rond, terwijl er een gering spoortje bloed te zien was. Zij had geen contracties, zoodat ik haar niet inwendig onderzocht, doch bedrust liet houden.

Uitwendig was er niets bijzonders te bespeuren. Buik niet gespannen, foetale harttonen etc. goed.

Na dien datum heeft zij niets meer gevloeid, waarom zij na een week bedrust weer genoodzaakt was haar huiselijke bezigheden te hervatten.

*) DsRedactia houdt zich beleefd aanbevolen voor het ontvangen van mededeelingen uit de praktijk.

(7)

10 Nov. v.m. 3 uur werd ik weer bij haar geroepen, daar zij nu hevig vloeide

Zij had geen pijn, doch er waren duidelijk contracties waar te nemen.

Patiente raakte ook groote stolsels kwijt.

Alvorens den dokter te roepen, moest ik nu wel inwendig onderzoeken.

In vagina groote stolsels. Cervix sterk naar achteren, niet geheel ver­

streken, liet 2 vingers toe, welke niets anders dan placentair weefrel voelden. Hoofd stond zeer hoog.

Ik deelde mijn bevindingen den huisarts mede.

Ondertusschen vloeide pat. veel. 2 uur later werd zij door den arts onderzocht, waarbij bleek dat de ontsluiting weinig toegenomen was. Bij onderzoek met de geheele hand werd achter boven een randje van de placenta gevoeld en dus ook vliezen. Placenta en vliezen werden zoover mogelijk van den wand losgemaakt, vliezen gebroken, kind gekeerd — wat nog al veel moeite kostte — een voetje afgehaald en gespannen gehouden.

(Braxton —Hicks). De bloeding verminderde en de vrouw kreeg flinke weeën.

Langzaam kwam het kind verder ; de stuit werd geboren, armen afge­

haald en zonder moeite het hoofd ontwikkeld. Een en ander had ruim 40 min. geduurd.

Kind was diep asphyctisch, doch kwam na toepassing van baden, hart­

massage etc. betrekkelijk spoedig bij. Gewicht 3750 Gr.

Placenta, waaraan niets bijzonders te zien was, werd 3 min. later zonder moeite uitgedrukt. Vrouw vloeide niets meer, uterus bleef hard.

Geen ruptuur van cervix of perinum.

't Kraambed verliep ongestoord.

Zou deze patiënt in een verloskundige kliniek gebracht zijn, dan had ik haar na de blpeding niet inwendig onderzocht, daar gebleken is en ik ook meermalen gezien heb hoe dit nadeelige gevolgen had op het verloop van partus en kraambed.

Hoewel Dr. K. de Snoo verleden jaar het verzoek richtte tot medici en vroedvrouwen om — indien zij patienten met bloeding in de zwangerschap opgenomen wen3chten te hebben in de kraaminrichting — deze patiente niet te voren inwendig te onderzoeken, blijkt uit bovenstaand geval dit in de praktijk niet altijd mogelijk is, temeer als men ver verwijderd is van een verloskundige kliniek.

Voorts hebben de vroedvrouwen ook wel degelijk rekening te houden met de inzichten vau den behandelenden medicus.

Eindhoven Nov. '21. W. KRUUK,

(8)

Aangifte van geboorte.

Als vervolg op het op blz. 368 vermelde, nemen wij uit het Nederl.

Tijdschrift voor Geneeskunde over hetgeen JDr. Pinkhof schrijft:

»In het Weekblad v. h. Recht« van 2 December bespreekt de heer J.

Breclée, administrateur der secretarie-afdeeling van den burgerleken stand te Amsterdam, onze bezwaren tegen de tegenwoordige toepassing van art.

30 B. W. Hij hoopt, dat de staatscommissie Kappeyne-Limburg ook dit artikel eens onder handen zal nemen. In 1886 was reeds een nieuwe redactie ontworpen, »welke vermoedelijk Dr. Pinkhof ook niet welgevallig zou zijn.« Daarbij worden immers de gei Hesheer en de vroedvrouw genoemd als in de eerste plaats verplicht tot aangifte bij ontstentenis van den rader.

(In de Duitsche wet is dit ook zoo : Ref.) En de heer Bredée acht dit in het belang van het kind gewenscht, omdat van anderen minder betrouwbare gegevens, b.v. omtrent geslacht, tijdstip van geboorte, enz. te wachten zouden zijn. Daartegenover staat, gelijk het Amsterdamsche geval van de onschuldig vervolgde vroedvrouw leert, dat de verloskundige weder omtrent de ouders niet altijd betrouwbare gegevens kan verstrekken.

De wetgever moet wel bedoeld hebben, dat de aangifte bij voorkeur door de verloskundigen zou geschieden, anders had hij gesproken van »de personen«, die bij de bevalling tegenwoordig waren, zonder meer. Toch, zegt de heer Bredée, is hier niet uitdrukkelijk van rangorde sprake.

»De ambtenaren van den burgerlijken stand, belast met het houden van het geboorten-register te Amsterdam, zijn daarom gaarne bereid in het gestelde geval ook van niet-verloskundigen geboorte-aangiften aan te ne­

men, hoewel het huns inziens in den regel het veiligst zal zijn, dat de ver­

loskundigen zich niet op de »andere personen« verlaten, doch de moeite maar zelf doen.«

J. A. PUTTO.

INGEZONDEN.

Geachte Redactie.

Mag ik een klein plaatsje van U. Bij voorbaat mijn dank.

Toen ik las wat Mej. Sievertsen Buvig schreef over pituïtrine-injectie's dat het geven ervan maar bij hooge uitzonderingen onder zeer bepaalde omstandigheden voorkomt en dat het toedienen in sommige gevallen hoogst gevaarlijk is, stond mij opeens een geval van enkele jaren terug helder voor den geest. Op zekeren nacht word ik geroepen bij een multipara met drie voorafgaande langdurige, doch spontane baringen en terwijl ik ook nu reeds 3 uur geduldig zit te wachten, word ik per rijtuig gehaald voor een buitenpatiente 3/4 uur gaans, 'k Laat dien boer eerst vragen of

(9)

dokter bij m'n eerste patiente de wacht wil houden, 'k Weet bij onder­

vinding dat wanneer de ontsluiting eenmaal volkomen is, de uitdrijving zich in enkele minuten bij haar kan afspelen. Er verschijnt een assistent, dokter zelf is ziek. Eerstgenoemde vraagt me of ik nooit pituïtrine gebruik en op mijn ontkennend antwoord is hij ten hoogste verbaasd. Hij heeft znlke uitstekende resultaten er van gezien in de vluchtelingenkampen bij Roosendaal waar hg pas vandaan kwam en het bij vele Belgische vrouwen toegepast. Hij zal mijn patiente ook zeker een injectie geven, dan kan hg veel eerder naar huis. 'k Stap in het rijtuig en help mijn boerin, wat nu juist niet bijzonder vlug ging. 's Morgens 9 uur ben ik terug, ik ga direct bij m'n menschen van 's nachts kijken. En daar vertelt de vrouw dat ze een spuitje van dokter gehad heeft nadat ik weg was, dat ze daarop zulke ontzettende weeën gehad heeft. O, er waren nog nooit zulke pijnen ge­

weest, de angst zag ik nog in baar oogen, toch was het kind niet gekomen,

»het zat vast tusschen het gebeente«, volgens de vrouw.

De schedel was in diepen dwarsstand komen te staan en ondanks hun kracht, waren de weeën niet in staat geweest de spildraai te volbrengen.

Daarop was het kind met den forceps ontwikkeld. Ik schrok van deze eerste pituïtrine-injectie onder mijn patienten want boe hadden we hier bij volkomen ontsluiting en zéér krachtige weeën, niet een te sterke rekking van het onderste uterussegment kunnen krijgen met de daaraan voor de vrouw vreeselijke gevolgen ?

Nog eenmaal daarna hebben we het willen toepassen. Het was bij een primi waarvan de baring reeds 4 dagen duurde. Door den langen duur had ik dokter ervan in kennis gesteld, daarop besloten we tot een pituïtrine- injectie over te gaan doch in de eenige apotheek was het niet aanwezig, het ging dus niet door, toch kwam het kind den vijfden dag spontaan.

Monnikendam, 2 Jan. 1922. A. KROONE—ROEPER.

In de Weesper Courant van Zaterdrg 31 Dezember 1921 kwam het volgende gemeenteraadsverslag voor, dat aanleiding gaf tot de hier eveneens afgedrukte ingezonden stukken.

WEESP.

Gemeenteraad.

De vergadering van den Gemeenteraad werd Donderdagavond voortgezet.

Afwezig is de heer Snel.

De heer Mos stelt voor den post Belooning voor doctoren, enz.(f 2220) met f 500 te verhoogen, opdat de vroedvrouw 2 maal per week zitting zal houden voor zuigelingenzorg.

De voorzitter betreurde het, dat de heer Mos zulk een voorstel niet

(10)

eerder te zijner kennis had gebracht, dan zou hij het voor en tegen hebben kunnen overwegen.

De heer Knaap achtte dit een onzinnig voorstel, men zou evengoed een baker daarvoor neer kunnen zetten. Beter zou zijn een der zake kundige ; een vroedvrouw heeft daarvoor geen opleiding gehad. De dokters zijn voldoende op de hoogte.

De heer Veerman was het gedeeltelijk met den heer Knaap eens, doch de artsen hebben het hier zóó druk, dat ze zich met zoo iets speciaals niet bezig kunnen houden. Spreker meent, dat van een zitting van een vroedvrouw meer gebruik zal worden gemaakt, dan vau een spreekuur bij den dokter, die het veel te druk heeft. Zoo'n groote dwaasheid is het niet.

De heer Knaap zegt speciaal Zaterdags sedert eenige jaren allerlei patiënten te onderzoeken en hij vermoedt, dat andere geneeskundigen eveneens zulks doen ; vroedvrouwen hebben daartoe geen opleiding gehad.

Weesp is niet te vergelijken met groote steden, waar speciale consultatie- bureaux zijn. Geneeskundigen erlangen daarvoor een bizondere opleiding.

Een vroedvrouw is niet anders dan een meer ontwikkelde baker. Zou de heer Fijnvandraat geen gelegenheid hebben inlichtingen te verstrekken.

Is B. en W. bekend, dat iemand daar zijn neus gestooten heeft?

De heer Vader vraagt of er niet iets te doen is in de richting die de heer Veerman wenscht ? Kan den gemeente-arts niet gevraagd worden een bepaalden dag aan te wijzen voor inlichtingen ?

De voorzitter vraagt of de voorstellers genoegen willen nemen met het denkbeeld den heer Fijnvandraat er over te spreken ?

De heer Veerman zou het er mee eens zijn als inderdaad de gelegenheid wordt geboden advies in te winnen, b.v. omtrent voeding van kinderen beneden het jaar. De voorstellers hadden gedacht, dat het 't eenvoudigst was, dat de gemeente-vroedvrouw de inlichtingen gaf.

De voorzitter herhaalt overleg te zullen plegen.

De heer Veerman antwoordt, dat men er daarmee niet is ; eventueele kosten dienen te worden bestreden en zekerheidshalve is het goed den post te verhoogen.

De voorzitter gelooft niet, dat er f 500 moet worden uitgetrokken.

De heer Verhoeff acht het denkbeeld wel goed, doch hij gelooft, dat een vrouw in positie, niet zoo gauw naar den dokter loopt als naar een vrouw, die zich belast met dergelijke aangelegenheden.

De heer Knaap merkt op, dat doorgaans de vrouwen liever naar den dokter gaan dan naar een vrouwenarts.

De voorzitter zal de kwestie nader onderzoeken.

De heer Verhoeff beveelt aan prijsopgaaf in te winnen van het vervoer van patiënten per auto.

(11)

De heer Knaap raadt aan deze aangelegenheid te laten rusten, omdat reeds van andere zijde de aandacht daarop is gevestigd.

Geachte Redactie.

Mij werd toegezonden een verslag van de vergadering van den Gemeen­

teraad van Weesp op Donderdagavond 29 December, waarin ik aanleiding vind uwe Redactie te verzoeken het volgende onder de aandacht uwer lezers te brengen.

Door collega Knaap werden op die vergadering omtrent de vroedvrouwen opmerkingen gemaakt, grievend voor dezen en getuigend van totale onkunde omtrent de opleiding der vroedvrouw. Ik acht mij geroepen tegen de be­

weringen van collega Knaap op te komen, die misbruik makende van zijn positie als medicus, de speciaal in Weesp gevestigde vroedvrouwen, die my bekend zijn als zeer goed op de hoogte van hun vak, op grove wijze, een medicus onwaardig, heeft beleedigd en gedeklineerd. Het publiek dan diene te weten hoe de opleiding der Nederlandsche vroedvrouw is, teneinde naar waarde de beweringen van den heer Knaap te kunnen beoordeelen. Deze komt in het kort op het volgende neer.

Na zich onderworpen te hebben aan een vergelijkend toelatings-examen, worden de plm. 30 besten geplaatst als leerlingen op de Rijkskweekscholen te Rotterdam of Amsterdam. Aldaar krijgen zij in het eerste jaar les in anatomie en physiologie tot na de Kerst-vacantie om dan een begin te maken met de studie der verloskunde terwijl verder gegaan wordt met de studie der anatomie en physiologie. In deze vakken krijgen zij iederen dag eenige uren les, terwijl zij zich daarenboven nog eenige uren aan de studie moeten wijden. Yerder krijgen zij op 3 avonden in de week les in rekenen, scheikunde, en natuurkunde. Zijn de leerlingen van het eerste jaar theoretisch ver genoeg in de verloskunde gevorderd dan wonen zij ook de practische lessen aan het kliniek bed van het tweede jaar bij, in­

den regel is dit in Maart reeds het geval. Zijn de vorderingen gedurende het le studiejaar voldoende gebleken dan beginnen zij in Juli op de verlos- c-n kraamzalen te werken en worden zij bevorderd tot het 2e studiejaar.

Het tweede jaar is in hoofdzaak bestemd voor practisch werk, de leerlingen krijgen 6 uren per week een klinische les (zwangerenonderzoek) en 6 uren per week phantoom lessen. Yerder wonen zij de lessen bij van het le studie­

jaar bij wijze van repetitie, zijn werkzaam op de verloskundige polikiniek, leiden onder toezicht, de verlossingen in de school, wonen de operaties bij, verleenen daarbij assistentie en stellen zich op de Couveusekamer op de hoogte van de behandeling der Couveusekinderen. Ik voeg daar nog bg dat het ook de taak is der leerlingen de kraamvrouwen en zuigelingen te verplegen. Wanneer men bedenkt dat per jaar ruim 2000 maal zwangeren­

onderzoek plaats vindt, 600 a 700 verlossingen in de Kweekschool te

(12)

Amsterdam plaats vinden en een vrij groot aantal operaties worden gedaan en dat dit alles, behalve de operaties en de kunstverlossingen, door de leerling-vroedvrouwen, verricht wordt, dan zal ook iedere leek moeten be­

grijpen dat de bewering van den heer Knaap als zouden vroedvrouwen niet anders zijn dan meer ontwikkelde bakers beneden alle critiek is. Zooals door mij de opleiding der vroedvrouw is geschetst, geschiedde deze tot September 1920. Na dien tijd is de duur der opleiding nog met een jaar verlengd, in welk jaar de leerlingen behalve les in hygiëne enz. ook gele­

genheid krijgen onder toezicht der school verlossingen te leiden buiten de inrichting, werkzaam te zijn op de consultatiebureax voor zuigenlingenzorg, en alvorens de school te verlaten optreden als plaatsvervangsters van die vroedvrouwen, welke gedurende 14 dagen een herhalingscursus in de school willen volgen.

Wanneer de leerling haar diploma als vroedvrouw na een goed afgelegd eindexamen heeft behaald, dan mag van haar gezegd worden, dat zij wat kennis van de verloskunde betreft voor geen pas gepromoveerd arts uit den weg behoeft te gaan en dat het niet te veel gezegd is dat de vroed­

vrouw gedurende hare opleiding veel meer gelegenheid heeft gehad zich praktisch in de verloskunde te oefenen dan de pas gepromoveerde arts.

Wanneer in het algemeen de artsen beter op de hoogte waren van de verloskundige kennis eener Nederlandsche vroedvrouw, dan zouden zij voor­

zichtiger zijn in hun uitlatingen tegenover haar en zich b.v. niet blameeren door bij eene kunstverlossing te beweren dat de vroedvrouw, die verklaarde dat het kind leefde, niet goed geluisterd had, dat het kind volgens hem dood was, terwijl hij zelf dat volgens hem doode kind schreeuwend ter wereld deed komen.

In tegenstelling tot collega Knaap, vind ik het dan ook een allesbehalve onzinnig voorstel de vroedvrouw zitting te doen houden voor zuigenlingen­

zorg. De vroedvrouwen zijn naar mijne meening in alle opzichten voldoende ontwikkeld deze taak op zich te nemen, terwijl daarenboven de vroedvrouwen van Weesp de gelegenheid hebben, indien zy dat wenschen, zich in de Kweekschool voor vroedvrouwen te Amsterdam, alwaar een consultatiebureau is gevestigd, op de hoogte te stellen van den gang van zaken in Amsterdam.

Dr. R. J. TH. MEURER Geneesheer-Directeur der Rijkskweekschool

voor vroedvrouwen te Amsterdam.

Geachte Redactie.

Ik kom nooit terug op onjuist weergeven in eenig raadsverslag, wijl het mijn inziens tot de onmogelijkheden behoort dat door één persoon een volkomen juist verslag zou kunnen worden opgemaakt. Ik moet daarop nu een uitzondering maken waar Dr. Meurer, zonder zich bij mij op de

(13)

hoogte te stellen, wat ik inderdaad gezegd heb, blijkt zich niet alleen met de opleiding van vroedvrouwen te belasten doch, blijkens zijn school- meestertoon, neiging vertoont zijn zorgen ook te willen uitstrekken over medici

Van zijn verhaal, waaruit blijken moet, dat een vroedvrouw veel wijzer gebleken is dan een arts, is mij niets bekend. Zelfs op gevaar af door een collega, wien dit overkomen mag wezen, voor onvriendelijk te worden ge­

houden, moet ik inderdaad aannemen, dat een arts zich wel eens vergissen kan, hoewel ik gaarne wil aannemen dat dit aan de vroedvrouwen door dr. Meurer opgeleid, nooit overkomt.

Doch ter zake.

Ik blijf van meening dat aan het hoofd van een consultatie-bureau voor zuigenlingen-voeding behoort te staan (in Weesp natuurlijk) een arts en zeker niet, met voorbijgaan van een arts, die daarvoor tijd en gelegenheid heeft, de leiding moet opgedragen worden aan een vroedvrouw. In over­

eenstemming daarmede adviseerde ik ook aan het college van B. en W.

zich te wenden tot den gemeente-arts voor overleg en advies.

Het spreekt vanzelf dat de vraag of de oprichting van een consultatie­

bureau te Weesp gewenscht of noodzakelijk is, buiten geding blijft.

Een tweede vraag welke ter raadsvergadering ter sprake kwam, was de oprichting van een advies-bureau voor zwangeren onder voorgeving, dat een vrouw zich liever zou wenden tot een vrouw dan tot een arts, etc.

Ook dit meende ik te moeten afwijzen, omdat in Weesp een arts te vinden is, die op verloskundig gebied zijn sporen verdiend heeft en aller vertrouwen op dat gebied heeft verworven. Wanneer hij daarvoor ti.~d had, moest hem dat opgedragen worden.

Het feit doet zich dus voor, dat ik in beide gevallen de leiding wensch opgedragen te zien aan een arts, en daarin kan niets grievends gelegen zijn voor een vroedvrouw. Alleen «schoenmaker houd je bij je leest* En nu komt mijn fout (???): ik heb uit spotternij over de onbekooktheden van een kerstversch raadslid, die het gewichtige voorstel nauwelijks op de tafel wierp gezegd, dat hij evengoed kon voorstellen aan het hoofd van een consultatie-bureau voor kindervoeding een geroutineerde baker te stellen, want dat een geroutineerde baker wat voeding van de zuigenlingen betreft lang niet voor de poes is en evengoed als een vroedvrouw, die er ook niet voor is opgeleid.

Daarmede was niets beleedigends bedoeld voor de vroedvrouwen.

Zooals men ziet, was de verloskundige kennis der vroedvrouwen niet in 't geding en bleef onbesproken, 't Zou ook niet te pas zyn gekomen. Als zoodanig staat dus het geheele betoog van den heer Meurer als een tang op een varken en gaat volledig langs mij heen.

Laat ik er voor de geruststelling van dr. Meurer aan toevoegen, dat,

(14)

mijns inziens, zelfs een arts met jaren-lange ervaring, op dit speciaal ge­

neeskundig gebied zich in 't bizonder moet voorbereiden, alvorens op te treden als leider van een bureau voor zuigelingenvoeding.

Uw dn.,

A. A. KNAAP.

Geachte Redactie.

U zult mij zeer verplichten, onderstaand schrijven in Uw blad op te nemen.

In het openbaar gesproken woorden behooren in het openbaar weerlegd te worden. Zoo ook de beleedigende woorden, die Dr. Knaap in de laatste Gemeenteraadszitting aan bet adres der Vroedvrouwen richtte.

Wij, Vroedvrouwen, zouden dus gelijk staan met «ontwikkelde bakers«.

Welke baker kan of mag een baring leiden? Ze kan dat trouwens niet, ze heeft er niet het minste verstand van. Wat weet ze af van aseptiek en antiseptiek ? Wel worden er soms dokters gevonden, die omdat hun de tijd ontbreekt, een bevalling aan «onontwikkelde bakers« overlaten. Is dat niet onverantwoordelijk en gevaarlijk tevens.

Onze opleiding, die aan door het Rijk opgerichte modelscholen geschiedt, duurde vroeger 2 jaar, nu 3 jaar. Het laatste jaar is nu speciaal gewijd aan zuigelingenzorg.

Het eindexamen wordt afgenomen door een commissie, door het Rijk benoemd. Deze commissie bestaat uit in de medische wereld zeer voor­

aanstaande persoonlijkheden. Bovendien zijn er nog herhalingscursussen over Verloskunde en Zuigelingenzorg, waaraan iedere vroedvrouw die daartoe in de gelegenheid is, natuurlijk deelneemt.

Dus is de bekwaamheid van een vroedvrouw heel iets anders dan de

«ontwikkeling* van een baker. En wat verstaat Dr. Knaap bovendien hier onder «ontwikkeling* ? Dat is zoo'n vaag begrip.

Het is zeer zeker toe te juichen, dat er in de laatste jaren meer aandacht aan geschonken wordt, aan bakers de voornaamste begrippen van hygiene bij te brengen. Want in dat opzicht was het met de meeste bakers vroeger treurig gesteld.

Ik geloof en vertrouw, dat Dr. Knaap bovenstaande kwetsende woorden aan het adres der Vroedvrouwen gebezigd heeft in een oogenblik van opwinding en verwarring. De onkunde, die uit bovengenoemde uitdrukking spreekt, zou men niet van een medicus verwachten.

U dankend voor de verleende plaatsruimte.

Hoogachtend.

J. SCHIPPER—LENS,

Weesp, 5 Jan. 1922. Vroedvrouw.

(15)

Weesper Courant Zaterdag 14 Januari 1920.

Geachte Redactie.

Met eenige schampere opmerkingen ten mijnen opzichte, waarop ik natunrlijk niet inga, benevens een meer uitvoerige uiteenzetting van zijn standpunt omtrent de vraag wie als hoofd van een consultatie-bureau moet optreden, wordt niet uit de wereld geholpen dat wat volgens den ver­

slaggever door hem in den raad is gezegd en beleedigend was voor de vroedvrouwen, Ware het niet, dat ik naar aanleiding van genoemd verslag het opgenomen had voor de beleedigde vroedvrouwen, collega Knaap zou er niet aan gedacht hebben, den lezers uwer courant mede te deelen dat zijne woorden verkeerd waren weergegeven. Van dit verheven standpunt stelt hij ons bij den aanhef van zijn stuk, dat ons dan tracht te overtuigen van het onjuiste van het verslag der raadsvergadering, op de hoogte. Collega Knaap draait er echter omheen. Inplaats van ruiterlijk zijn beleedigingen te herroepen, bevestigt hij te hebben gezegd (uit spotternij !) dat men evengoed kon voorstellen een geroutineerde — deze kwalificatie is er nu bijgekomen — baker aan het hoofd van een consultatie-bureau te stellen en noemt dit een fout zijnerzijds met drie vraagteekens. Een zoodanige verdediging noem ik een medicus onwaardig. Is het wonder dat de toon schoolmeesterachtig klinkt wanneer een leeraar aan de Rijkskweekschool voor vroedvrouwen een knaap die zich dingen veroorlooft welke niet door den beugel kunnen, op de vingers tikt ?

Dr. R. J. Th. MEURER.

De verslaggever der Raadsvergadering constateert te hebben weergegeven

wat dr. Knaap heeft gezegd. Red.

Geachte Heer Redacteur.

Sl°chts enkele korte opmerkingen.

Dr. Meurer heeft zich bij mij niet op de hoogte gesteld of ik accoord ging met de voorstelling van zaken door Uwen verslaggever gegeven.

Door dit niet te doen en toch een oordeel uit te spreken, heeft hij ge­

handeld als een onrechtvaardig rechter.

Ik stel mij niet verantwoordelijk (de reden daarvoor gaf ik reeds) voor eenig courantenverslag van een raadsvergadering en ik ben ook in de toe­

komst niet van plan dit te doen.

Dr. Meurer weet reeds vooraf wat ik wel of niet zal doen en is dus clair voyant. — Dit heeft hij noodig om den schijn te redden — Be­

sproken werd ter raadsvergadering een instelling voor zuigelingenvoeding dus ook ter behandeling van voedingsstoornissen, 't geen mat verloskunde niets heeft uit te staan. Ik heb niets beleedigends bedoeld voor onze ver­

loskundigen en laat mij dit ook niet in de schoenen schuiven. Ik heb ver-

(16)

meld, wat ik wel gezegd neb ter raadsvergadering en daarvoor (hoewel ik gaarne aanneem dat ik het anders had kunnen zeggen) ben ik verant­

woordelijk en voor niets anders.

Het op 12 Januari goedgekeurd raadsverslag spreekt dan ook van een instelling van zuigelingenbehandeling. Niemand heeft daartegen geprotesteerd, integendeel het is met algemeene stemmen goedgekeurd. Uw verslaggever kan dan hoogstens beweren, doch zeker niet constateeren, t geen heel iets anders is.

Dr. Meurer noemt mijn stukje schamper, 't Schijnt, dat voor Dr. Meurer het spreekwoord van balk en splinter niet bestaat, althans hij maakt bij herhaling hiervan een dankbaar gebruik.

Uw dnr.

A. A. KNAAP.

P.S. Mag ik dr. Meurer even verwijzen naar het Nederlandsche tijdschrift voor Geneeskunde van 7 Jan. 1922, waarin onder 't hoofd »Verpleging van zuigelingen« door het bestuur der Vereeniging voor Sociale kinder- hygiëne zelfs de verpleging van zuigelingen opgeëischt wordt voor gedi­

plomeerde verpleegsters.

Het is zeker wel in den geest van alle collega s gesproken als wij hier Dr. Meurer harteljjk dank zeggen voor de wijze waarop hij het voor ons vroedvrouwen opgenomen heeft. Het zal ongetwijfefd voor »de knapen«

onder de medici een leer zijn om zich eerst eens op de hoogte te stellen, alvorens met hun vroedvrouwenoordeel van wal te steken. De Weesper vroedvrouwen hebben intusschen ook de hulp van de Maatschappij tot behartiging der belangen van vr. verloskundigen ingeroepen, en nog andere maatregelen genomen, zoodat dit muisje nog wel een staartje zal hebben.

S. S. B.

KORTERE BERICHTEN.

— Tuberculose-huisbezoekster. Onder de geslaagden voor het diploma van Tuberculose-huisbezoekster van de Nederlandsche Centrale vereeniging tot bestrijding der tuberculose over 1921 bevinden zich 3 vroedvrouwen, de dames M. S. VAN DAMME, A. KNOL en M. SCHURINGA.

— Administratie van het Tijdschrift had gaarne opgave van het juiste en volledig adres van Mej. M. VELZEBOER, vertrokken van Lichtenvoorde, Reutenierstraat 170a, vermoedelijk naar Maastricht

Wie kan ons dit verstrekken ?

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Soms wordt de laagliggende placenta gezien als u bij de gynaecoloog komt wegens vaginaal bloedverlies tijdens de zwangerschap.. Welke gevolgen heeft een

Als uw kind op een donderdag, vrijdag, zaterdag of een feestdag wordt geboren, heeft u 2 werkdagen de tijd om aangifte te doen. U begint dan te tellen op de

Het gebruik van sociale media in de fase van de uitvoering en de beëindiging van de arbeidsrelatie. Controle door de werkgever op het gebruik

‘progressief akkoord’ bij. Strikt genomen vallen deze partijen niet onder onze definitie van een lokale partij, maar omdat in de recente Kiesraad- cijfers mogelijk

Voor sommige instrumenten zijn voldoende alternatieven – zo hoeft een beperkt aantal mondelinge vragen in de meeste gevallen niet te betekenen dat raadsleden niet aan hun

Uit het onderhavige onderzoek blijkt dat veel organisaties in de quartaire sector brieven registreren (van 51% in het onderwijs tot 100% of bijna 100% in iedere sector in het

[r]

Dankzij een overzichtelijke structuur met front- offices onder één overkoepelend merk kan duidelijk worden welke diensten onontbeerlijk zijn voor de verbetering van