• No results found

Zalmvissers in de Biesbosch

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Zalmvissers in de Biesbosch"

Copied!
12
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Zalmvissers in de Biesbosch

Onlangs waren we in de Biesbosch en bezochten we het Biesbosch Museum bij Werkendam1. In het museum wordt een uitgebreid beeld geschetst van leven en werken in de Biesbosch in vroegere tijden. Zo wordt er ondermeer aandacht besteed aan de zalmvisserij. In de familie Den Dunnen vinden we een aantal zalmvissers. Zij oefenden dit beroep uit vanuit Drimmelen, gelegen aan de zuidkant van de Biesbosch.

Drimmelen, gelegen aan de Amer aan de zuidkant van de Biesbosch [1]

Jan Huiberts den Dunnen [D1.1.3.4.2.2] (geboren 25-11-1770 te Neder-Hardinxveld) was zalmvisser. Hij huwde op 29 september 1798 te Drimmelen met Catharina van Drimmelen. Zijn zonen Abraham den Dunnen [D1.1.3.4.2.2.3] (geboren 5-4-1803 te Drimmelen) en Huijbert [D1.1.3.4.2.2.4] (geboren 11-10-1812 te Drimmelen) verdienden eveneens de kost als zalmvissers. Dochter Metje [D1.1.3.4.2.2.2] (gedoopt 21-6-1801 te Drimmelen) was gehuwd met de zalmvisser Nicolaas Hagers.

Ook van de oudste zoon van Abraham en zijn vrouw Cornelia Verhoeven, Dingeman den Dunnen [D1.1.3.4.2.2.3.2] (geboren 1-1-1828 te Drimmelen), weten we dat hij zalmvisser was, evenals zijn neef Jan Huibert den Dunnen [D1.1.3.4.2.2.4.1] (geboren 31-7-1845 te Drimmelen), zoon van voornoemde Huijbert den Dunnen Adriana Kuipers.

Bovendien was het achternichtje van Dingeman en Huibert, Cornelia den Dunnen [D1.1.3.4.2.1.3.7] [geboren 18-9-1835 te Drimmelen), dochter van Huibert den Dunnen

1Biesbosch MuseumEiland, Hilweg 2 Werkendam (www.biesboschmeuseumeiland.nl)

(2)

en Neeltje de Weerd (Waard) gehuwd met de zalmvisser Johannes Hubertus Prinse. De zoon van haar broer Arie [1.1.3.4.2.1.3.10] en diens vrouw Johanna Petronella Melsen, Huibert Antonie den Dunnen [1.1.3.4.2.1.3.10.1 (geboren 9-11-1873 te Drimmelen) oefende aan het eind van de 19de eeuw nog het beroep van zalmvisser uit. Vader Arie was overigens griendbaas. In het Biesbosch Museum wordt aan de niet zo geliefde griendbazen uitgebreid aandacht besteed, maar dat is een ander verhaal, we beperken ons hier tot de zalmvisserij.

Het is heel goed mogelijk dat er nog andere familieleden werkzaam waren als zalmvisser, deze zijn echter op dit moment (nog) niet bij ons bekend.

De Biesbosch [2], [3]

Als gevolg van een hevige noordwesterstorm in november 1421, beter bekend als de tweede St. Elisabethvloed, bezweken de door veen- en zoutwinning verzwakte dijken van het gebied dat aangeduid werd met de Grote of Zuid-Hollandsche Waard, liggend aan de monding van Waal, Maas en Merwede. Het binnenstromend water vernietigde naar schatting zestien dorpen en kostte zo'n tweeduizend mensen het leven.

Men begon aan het herstel van de dijken, maar op 18 november 1424, wederom rond St. Elisabeth, deed een nieuwe stormvloed al het werk teniet. Men hoopte nog op herstel, maar in 1430 werd het gebied, ooit een bloeiend akkerbouwgebied, definitief prijsgegeven aan het water. Mensen trokken weg en met dijken werd het gevaarlijke krekengebied buitengesloten. Zo ontstond een binnenzee die onder invloed stond van zowel rivierwater als van het getij, een zogenaamd zoetwatergetijdengebied.

Dit gebied, dat later de naam Biesbosch kreeg maar ook bekend stond als de

"Verdronken Waard", was lange tijd het belangrijkste aaneengesloten zoetwatervisserij gebied van Nederland. Er was sprake van grootschalige visserij op trekvis met een grote bijvangst van standvis.

Visserij in de Biesbosch [2]

In de Biesbosch en aanvoerende rivieren was sprake van grootschalige visserij op trekvis met een grote bijvangst van standvis. Trekvis brengt zijn leven deels in zout water deels in zoet water door in tegenstelling tot standvis, die zijn hele leven of in zout of in zoet water leeft. De visserij op standvis wordt ook aangeduid met de term witvisserij.

Er werd gevist op spiering, voorn, brasem, winde, bliek, karper, prik, fint, houting, bot, steur, elft en paling. De gevangen witvissen werden als een partij verkocht. Snoeken en baarzen werden apart verkocht.

Alles draaide echter om de zeer lucratieve zalmvisserij, de rest was bijzaak. Op deze zalmvisserij komen we straks uitgebreid terug.

(3)

a. houting, b. steur, c. elft, d. bot, e. brasem, f. prik of lamprei, g. bliek of blei [3]

Drimmelen [4], [5], [6] [7]

De zalmvissers Den Dunnen woonden in Drimmelen, gelegen aan de zuidkant van de Biesbosch aan de rivier de Amer. Het zuidelijk deel van de Biesbosch staat bekend als het Bergse Veld. Deze naam is afgeleid van de nabij gelegen plaats Geertruidenberg.

Drimmelen aan de Amer 1830-1850 [8]

Er was ooit een Drimmelen, dat verdwenen is. Er was een Nieuw-Drimmelen, dat later Oud-Drimmelen werd genoemd. En er is het huidige Drimmelen.

Na het ontstaan van de Biesbosch werd in de 17e eeuw van Hooge Zwaluwe naar Geertruidenberg een ringdijk met een houten sluis aangelegd. De vissers die in Oud- Drimmelen woonden, moesten nu via deze sluis naar de Biesbosch. Al gauw kon je bij de sluis ook een pintje drinken en vervolgens vestigden de zalmvissers zich aan de sluis.

Het polderbestuur liet een weg aanleggen als verbinding met de nieuwe nederzetting.

In de 17de eeuw bestond vrijwel de gehele bevolking van Drimmelen uit vissers.

Omstreeks het midden van de 18e eeuw bestond het bestuur over Drimmelen en Standhazen uit een schout en zeven schepenen. Per 1 januari 1811 vond de vereniging plaats van de gemeente Drimmelen en Standhazen met de gemeente Made. Er kwamen een burgemeester, een wethouder en twee gemeenteraden, voor elke gemeente dus een gemeenteraad. Later werd dit ook een gemeenteraad en werd de gemeentenaam Made en Drimmelen.

(4)

Volgens het register bij de kadasterkaart van 1811-1832 [C] bezat Jan den Dunnen een huis met erf, een tuin en een schuur aan de westkant van Drimmelen (respectievelijk kadasternummers 555, 556 en 552a). Verder was hij eigenaar van een "wilgebosch" en bezat hij met mede-eigenaren een stuk van een dijk, beide gelegen in de Worp (kadasternummers 436 en 438). Ook bezat hij met mede-eigenaren een stuk rietland gelegen in de Raagskop aan het viswater Den Ham (kadasternummer 479).

Minuutplan Sectie I blad 02 en verzamelplan kadasterkaart 1811-1832 Made en Drimmelen (1820) [9], de opstallen van Jan den Dunnen bevonden zich ongeveer in het rode kader op de recente luchtopname [1]

De schuur, het huis en de tuin waren gelegen aan wat we nu op de kaart terugvinden als de Herengracht-Vaarkant, aan de Breede Vaart. We kunnen ons zo voorstellen dat hij in de schuur zijn netten en ander visserstuig bewaarde en wellicht legde hij hier zijn boot aan. Een tuin in die tijd was altijd tot nut, er werd groente verbouwd en er groeiden fruitbomen. Op het erf scharrelden kippen en wellicht was er ook een hond.

Misschien zien we hem op een zomeravond wel voor zijn huis zitten, bezig met het tanen van netten terwijl zijn vrouw Kaatje, die overdag voor de kinderen heeft gezorgd en wat heeft gewerkt in de moestuin, bezig is met het stoppen van sokken ...

(5)

Zalmvisserij op het Bergse Veld [1], [4], [5], [10] [11]

Vanaf de zestiende eeuw was zalmvisserij de belangrijkste vorm van visserij in en rond de Biesbosch. De zalm werd gevangen als de vis stroomopwaarts zwom naar de paaigronden en jong en vet was. Zalm was voedsel voor de elite en werd goed betaald.

De vissers op het Bergse Veld pasten vooral de techniek van de zalmsteken toe. In het ondiepe water werden permanent rijen palen opgesteld. Tussen deze palen werden grofmazige schuttingen van gevlochten wilgentenen opgehangen. Aan weerszijden daarvan kwamen fuiken te staan. De zalm werd langs deze zogenaamde steken de netten en fuiken ingeleid. Een steek kon variëren van enkele honderden meters tot een paar kilometer lengte. Op de rivier de Amer viste men ook met drijfnetten.

Zalmsteek - Foto: vermoedelijk Rijksinstituut voor Visserijonderzoek [12]

De vangst werd aan het eind van de dag naar de afslag in Geertruidenberg gebracht om te worden geteld. Tot 1810 had deze stad het recht om belasting te heffen op binnen de stadsmuren aangevoerde vis en waren de vissers verplicht om alle vis die zij in de nabije omgeving vingen, naar Geertruidenberg te brengen. In de 19de eeuw kende Drimmelen een eigen visafslag.

De vangsten van zalm op het Bergse Veld lagen eind achttiende, begin negentiende eeuw rond de 16.000 exemplaren per jaar. Gemiddeld waren in het Bergse Veld van de

(6)

zestiende tot de negentiende eeuw zo'n honderd tot honderdvijftig vissers uit de verschillende dorpen gelegen rond het Bergse Veld actief. Ze volgden de seizoenscycli van de trekvissen, taanden de zelfgebreide netten, teerden hun drijverschuiten en visten in weer en wind op het ritme van de getijden.

In verhouding tot landarbeiders en zeker tot de (latere) griendwerkers hadden de vissers het relatief goed, alhoewel het ook geen echte vetpot geweest zal zijn.

Behalve dat de visserij zelf voor veel werkgelegenheid zorgde, verdienden velen hun boterham met werk in de toeleverings- en verwerkings- "industrie":

touwslagers, schoonmakers, rokerijen, zouterijen, kuiperijen, scheepsbouwers enzovoort. Het economisch belang van de visserij was dus zeer groot.

Daarnaast had de visserij ook veel invloed op het culturele leven in de dorpen, ze hadden hun eigen verenigingen en hadden vaak een belangrijke rol op nationale feestdagen.

Zalmschouw [15], [16]

De boot waarmee de zalmvissers van de Biesbosch hun werk uitvoerden, staat bekend als een zalmschouw. De zalmschouw is eigenlijk helemaal geen schouw (boottype met platte voor- en achterspiegel), maar een drijverschuit, een boottype waarbij het vlak in de voorspiegel geheel oploopt en de achterspiegel spits toeloopt. De zalmschouw werd vooral gebruikt bij de drijfnetvisserij. Tot het eind van de 19de eeuw waren de zalmschouwen van hout, daarna van ijzer.

Zalmvistechnieken [2], [13], [14]

Steekvisserij

Eén van de oudste vormen van visserij, waarbij een rij (wilgen-)houten staken in de rivier werd gezet waartussen men netten spanden. Via deze schuttingen werd de vis naar korven en fuiken gedreven.

Zegenvisserij

Vanaf de oever werd een net in een boog in het water met een vissersschuit. Hierna werd een lijn aan de wal gebracht die aan de zegen was verbonden. Met een aantal vissers werd de loodzware zegen aan de wal getrokken. Dit gebeurde aanvankelijk met de hand, later met een paard en zelfs met machines. Wanneer er geen geschikte rivieroever was, maakte men gebruik van een aan een zandbank afgemeerd klepvlot om de zegen uit te zetten en binnen te halen. Later gebruikte men stoomsleepboten voorzien van een zogenaamde galg, waarbij de zegen door de vissers via een beweegbare brug in het midden aan boord gehaald werd.

Drijfnetvisserij

Een drijfnet is een driewandig net, dat samen met de schuit en een drijfton met de stroom de rivier afdrijft. De grootte van de mazen van het net was afhankelijk van waar men op viste. Van het zalmnet hebben de buitenste netten grote ruitvormige mazen. Deze worden ladderings genoemd. Het fijnmazige binnennet wordt boezem genoemd.

(7)

Een zalmschouw heeft meestal een bun of beun aan boord, die gebruikt werd om de vis levend te vervoeren. Over het voorschip is een huik van zeildoek gemaakt om een bed en een klein kacheltje te herbergen. De vissers leefden doorgaans de gehele werkweek in hun scheepje en sliepen aan boord onder de huik. Deze primitieve behuizing onder het neerklapbare zeildoeken tentje nabij het voorschip. Het kacheltje, 'peurtje' of 'vuurduveltje' genoemd, zorgde niet alleen voor de verwarming, maar diende ook al kooktoestel.

Het schip werd meestal geroeid tijdens het vissen en is naderhand voorzien van zijzwaarden en mast, zodat er ook mee gezeild kan worden.

Zalm [1, 17]

Tijd om even stil te staan bij de zalm zelf. Zalm wordt in de bovenloop van een rivier geboren. De jonge zalmen of parr verblijven hier een paar jaar en trekken dan naar zee.

De vissen worden dan smolten genoemd. De zalm leeft vervolgens vier tot zeven jaar in de zee tot hij geslachtsrijp is. Dan keert hij stroomopwaarts terug naar de paaibedden waar hij geboren is om zich voort te planten. Hierbij kan hij wel een afstand van 3000 kilometer afleggen.

zalm

De Atlantische zalm (Salmo salar) was vroeger een van de belangrijkste vissoorten in het stroomgebied van de Rijn. De Rijn was ooit zelfs een van de beste zalmrivieren van Europa. In de maanden juni, juli en augustus (zomerzalmen) en oktober tot december (winterzalmen) trokken enorme hoeveelheden zalm vanuit zee de Rijn en Maas op, op weg naar de paaigronden (grindbanken en beken) in de bovenloop van de rivier.

De zalmvissers zetten hun netten uit als de zalmen begonnen aan hun tocht stroomopwaarts. De zalm werd goed betaald en kwam met name bij de rijken op tafel.

Het is niet waarschijnlijk dat de zalmvissers zelf dikwijls van een moot zalm genoten, je gaat je handel immers niet zelf opeten. Het is meer waarschijnlijk, dat zij hun maal deden met de witvis, die als bijvangst in de netten belandde.

(8)

Recepten met zalm uit de 19de eeuw [18]

De smaak van zalm werd ook in vroegere tijden zeer gewaardeerd. Zalm kwam ter tafel van de welgestelden die er keukenmeiden op na konden houden. In de 19de eeuw waren verscheidene kookboeken in omloop met daarin recepten van zogenaamde zuinige en goedkope "keukenmeiden", we blijven immers Hollanders. Hier een paar citaten en recepten met betrekking tot zalm uit verschillende drukken van twee van deze kookboeken, die overigens helemaal niet door keukenmeiden maar gewoon door koks en andere culinaire schrijvers samengesteld werden.

Bij keukenmeid Aaltje (17de druk 1891) lezen we het volgende: "Met zalm behoeft men den minsten omslag te maken; ze is het best zooals de natuur ze geeft, zonder vreemde toevoegsels" (p.197).

In de verschillende uitgaven van Aaltje wordt een recept voor gekookte zalm gegeven.

1803

Om deeze smaaklyke visch te kooken, zoo snyd dezelve aan mooten; kookt ze in water, en doet 'er een weinig zout bij. Men eet de Zalm met pieterceliesaus en jonge wortelen; ook met gehakte raauwe pietercelie, boom-oly2 en wyn: -- eenigen eeten dezelve ook wel enkeld met azyn en peper.

1891 (p. 196-197)

Deze visch gebruikt men zelden heel, meestal in mooten. Men kookt haar in gezouten water, liefst zonder kruiderij of alleen met peper.

Men laat den vischketel open en schuimt voortdurend. Men kookt ze 15 à 20 minuten en laat ze nog even in den bouillon staan, altijd open: dan neemt men ze eruit en zet ze op de vischplaat een 10 à 15 minuten in de open lucht. (Pas op de katten!). Nu heeft de moot al haar kleur behouden en komt temidden van salade of peterselie prachtig rood op tafel. Naarmate de mooten dikker of dunner zijn, behoeft men meer of minder tijd. Men dient ze warm met een kapper- of ansjovissaus of mayonnaise, en koud als lunchgerecht met een mayonnaise.

Keukenmeid Betje geeft een recept voor een zalmsalade:

1851 (p. 47)

Als de zalm gekookt is, legt men de mooten in eene saus van olie, azijn, zout, peper en fijne eijeren. Maak daarna eene saus van vier lepels wijnazijn, twee lepels consommé, tien lepels slaolie, zout, peper, gehakte dragon en pimpernel.

Leg de mooten daarin en schik ze op den schotel, doe de saus erover en leg kropsalade in vier deelen gesneden en op ieder deel een kwart ei met kappers, augurken en ansjovisch.

2 Olijfolie

(9)

Het einde van de visserij in de Biesbosch [2] [11] [17]

Vanaf midden 18de eeuw nam de betekenis van de visserij in de Biesbosch steeds verder af door de toenemende verzanding van het gebied. Door deze verlanding ontwikkelde de bies-, riet- en griendcultuur. Daarnaast waren er bijvoorbeeld eendenkooien en boerderijtjes.

Tot ver in de 19de eeuw voerde men een strijd tegen het steeds terugkerende water.

Men maakte hier een einde aan door het aanpassen van de waterlopen. Met behulp van stoombaggermolens groef men een kunstmatige rivier dwars door de Biesbosch heen, grotendeels de loop van bestaande kreken volgend, die in 1876 gereed kwam. Deze Nieuwe Merwede zorgde afdoende voor een goede waterhuishouding en afwatering, om het gebied ten noorden te vrijwaren van overstromingen. Bovendien werd rivierslib nu pas in zee afgezet, waardoor verdere verzanding van de scheepvaartwegen werd voorkomen.

Met het doel de Maas een eigen monding te geven (in de Amer) kwam in 1904 de aanleg van de Bergsche Maas gereed, waardoor ook het Brabantse land beveiligd was tegen het water.

Door het aanpassen van de waterlopen volgden de vissen nu een makkelijkere route naar zee. Ze verkozen de brede rivieren boven de kreken en killen van de Biesbosch.

Met de vis verplaatste ook de zalmvisserij zich vanaf ca. 1870 naar de Merwede. Hier paste men de techniek van zegenvisserij toe met moderne middelen en op grote schaal.

Ook op de Amer werd op kleinere schaal de zegenvisserij uitgeoefend. Huibert Antonie den Dunnen was vermoedelijk een van de vissers die van deze methode gebruik maakte.

De zalm die door de zegenvisserij werd gevangen, werd naar de visafslag op het Kralingsche Veer gebracht. In 1885, op het hoogtepunt van de zalmvisserij, werden op deze centrale zalmmarkt meer dan 100.000 zalmen aangevoerd. Dit was zo'n 70 procent van de totale Nederlandse zalmvangst.

Begin twintigste eeuw liep de zalmstand in de Nederlandse rivieren nog verder terug.

Overbevissing, toenemende industrialisering en vervuiling, afname en onbereikbaarheid van de paaigronden door afgraven van het grind voor de betonindustrie, verdergaande regulering van waterwegen door kanalisering en de aanleg van stuwen en sluizen zijn als oorzaken aan te merken.

Zalmafslag Kralingsche Veer 1905, maker onbekend [4]. Dit was de grootste zalmafslag van Nederland in de 19de eeuw.

(10)

In 1920 werden in heel Nederland slechts 30.000 zalmen gevangen en begin jaren dertig liep dit zelfs terug tot zo'n 2500 per jaar. Uiteindelijk is de zalm helemaal uit de Nederlandse rivieren verdwenen. In 1943 werden er op de Beneden-Merwede nog twee zalmen gevangen van 30 en 32 pond. Het zouden de laatste grote exemplaren zijn die in het stroomgebied van de Rijn aan land werden gebracht.

Zo verdween dus eerst langzaam maar zeker de traditionele vangstmethode van het zalmsteken uit de Biesbosch, de methode die eeuwenlang het landschapsbeeld in dit gebied - letterlijk - had bepaald. Vervolgens verdwenen in nog geen vijftig jaar de belangrijkste vissoorten zelfs helemaal uit het gebied. In hun kielzog namen ze de in economisch en cultureel opzicht zo belangrijke visserijcultuur mee.

De drijverschuiten verdwenen uit de havens, de locale visafslagen werden gesloten en de kennis over vis en vangst raakte in vergetelheid. De vissers en aanverwante ambachtslieden stierven tezamen met de vis uit en gingen geruisloos over tot andere beroepen.

Biesbosch en zalm: het heden

Met de Deltawerken (afsluiting Volkerak en Haringvliet), was het in 1970 gedaan met de getijdenwerking in de Biesbosch. Het niveauverschil van twee meter tussen eb en vloed nam af naar zo'n 20 centimeter. De Biesbosch is nu nog steeds een wirwar van kreken, grienden, rietvelden en bossen. Een aantal polders in de Biesbosch is omgevormd tot zoetwaterspaarbekken. Verder draaien natuurbeheerders er overuren in de strijd tegen verdergaande verlanding en verbossing en heeft men er de uit Nederland verdwenen bever geherintroduceerd.

Tegenwoordig onderneemt men pogingen om de zalm weer terug te krijgen in de Nederlandse rivieren. Er vinden al jaren op diverse locaties herintroductieprogramma's plaats waarbij 10.000 eitjes en jonge (Schotse) zalmen in de zijrivieren van Rijn en Maas worden uitgezet. Tot op heden echter zonder veel succes, het valt dan ook te betwijfelen of er ooit weer een levensvatbare zalmpopulatie in Nederland zal ontstaan.

(11)

Bijlage I - zalmvissers Den Dunnen

Cornelia x Johannes Huibert

Prinse

Dingeman x Johanna Maria

Prinse

Jan Huijbert x Johanna Jacoba van

der Pijl

Huibert Antonie x Johanna Verschoor

zalmvisser

gehuwd metzalmvisser Metje

x Nicolaas Hagers

Huibert Cornelis x

Metje Janse Verhoef

Jan Huibertse x Catharina van

Drimmelen Cornelis Huiberts

x Aaltje van der Graaf

Huibert x Neeltje de Weerd

Abraham x Cornelia Verhoeven

Huijbert x Adriana Kuipers

Arie x Johanna Petronella

Melsen

(12)

Bronnen3

[1] Google maps (https://www.google.nl/maps).

[2] Biesbosch.nu (http://www.biesbosch.nu.).

[3] Wikipedia (http://nl.wikipedia.org/).

[4] Marinus Anthony van der Sluijs(http://www.mythopedia.info).

[5] Brabants Historisch Informatie Centrum (http://www.bhic.nl/).

[6] Plaatsengids (http://www.plaatsengids.nl/drimmelen).

[7] Gemeente Drimmelen (http://www.drimmelen.nl).

[8] Topografische Militaire kaart 1830-1850 (kaartnr 44-1rd), Kadaster.

[9] Verzamelplan kadasterkaart 1811-1832 Made en Drimmelen (1820), minuutplan Sectie I blad 02.

[10] Biesbosch Museum Werkendam (http://www.biesboschmuseumeiland.nl/).

[11] Reformatorisch Dagblad 10-12-1992 (via www.digibron.nl).

[12] Rijksinstituut voor Visserijonderzoek.

[13] Vereniging tot Behoud van de Zalmschouw (VBZ) (http://www.zalmschouw.nl/) [14] Vereniging "De Binnenvaart" (www.debinnenvaart.nl).

[15] Biesbosch.net (http://www.biesbosch.net).

[16] Vereniging De Ouwe Drijverschuit (http://www.drijverschuit.nl/).

[17] Jaap Quak, Historie van een koningsvis, Sportvisserij Nederland, gepubliceerd in visionair nr. 16 juli 2010.

[18] Aaltje, nieuw Nederlandsch Kookboek, 17de geheel opnieuw bewerkte druk van Aaltje de volmaakte en zuinige keukenmeid door O.A. Corver, 1891. Facsimilé editie Van Goor Zonen, Den Haag, 1978 (eerste editie 1803). | Betje de Goedkope Keukenmeid. Verzameling van beproefde voorschriften om lekker te koken en te braden, te stoven en te bakken, in te leggen, enz. enz.; Benevens enige door ondervinding voor goed erkende huismiddelen. Tweede druk, z.j.

(1851?), Voorburg, A.M. Broedelet | Betje de Goedkope Keukenmeid, G.B. van Goor Zonen, 1850 (1ste druk). Facsimilé naar de zesde druk uit 1877 Van Goor Zonen, Den Haag, 1975. (via http://www.coquinaria.nl/ - Christianne Muusers).

Verder lezen

Piet Martens, De zalmvissers van de Biesbosch. Een onderzoek naar de visserij op het Bergse Veld 1421-1869. (Promotie dissertatie). Stichting Zuidelijk Historisch Contact, Tilburg, 1992). ISBN 9070641437.

3De informatie gevonden bij aantal van de genoemde bronnen is gebaseerd op de publicatie van Piet Martens.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Met betrekking tot de vraag op welke wijze de gunstige staat van instandhouding voor een bepaald habitattype of een bepaalde soort kan worden bereikt, is er in de Nota van

bestaande bebouwing en verhardingen meestal geen deel uitmaken van het aangewezen gebied (zie verder Nota van toelichting bij het besluit).. ter wijziging van het besluit

Landelijke doelstelling: behoud omvang en verbetering kwaliteit leefgebied ten behoeve van uitbreiding

Variable SS effect df effect MS effect SS error df Error MS Error F Prob. Although health risks are a discriminatory factor in terms of the types of tourism

While public and private policies have been developed to address the growing prevalence of the disease, this paper argues the importance of implementing policy

The structural change within a company refers to the change between the financing structures of the company, i.e. whether the company is financed through debt or financed

From this clause, it is evident that the sub .-contractor is not an employee of SACS and therefore not an agent of SACS. The Supreme Court of Appeal ruled that the

Niet alleen het feit dat het Wellekens was die deze vingerwijzing gaf, zou de aandacht reeds op Italië moeten richten, doch meer nog de overweging, dat een genre dat in de oudheid