• No results found

Inspectierapport Kinderopvang Moederskind (KDV) Balijelaan 54A 3521GV UTRECHT Registratienummer

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Inspectierapport Kinderopvang Moederskind (KDV) Balijelaan 54A 3521GV UTRECHT Registratienummer"

Copied!
11
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Inspectierapport

Kinderopvang Moederskind (KDV) Balijelaan 54A

3521GV UTRECHT

Registratienummer 204948782

Toezichthouder: Gemeente Utrecht, Volksgezondheid In opdracht van gemeente: Utrecht

Datum inspectie: 10-04-2015

Type onderzoek : Incidenteel onderzoek

Status: Definitief

Datum vaststelling inspectierapport: 30-04-2015

(2)

2 van 11 Definitief inspectierapport dagopvang incidenteel onderzoek 10-04-2015

Kinderopvang Moederskind te UTRECHT

Inhoudsopgave

Het onderzoek ... 3

Observaties en bevindingen ... 4

Pedagogisch klimaat ... 4

Personeel en groepen ... 5

Veiligheid en gezondheid ... 7

Ouderrecht ... 8

Inspectie-items ... 9

Gegevens voorziening ... 10

Gegevens toezicht ... 10

Bijlage: Zienswijze houder kindercentrum ... 11

(3)

Het onderzoek

Onderzoeksopzet

Dit onderzoek is uitgevoerd op grond van artikel 1.62 lid 4 van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen. Het betreft een onaangekondigd incidenteel onderzoek.

Beschouwing Aanleiding:

Op 10 april 2014 ontving de toezichthouder een anoniem telefoontje waarin melding gemaakt werd van een kind dat tegen sluitingstijd op kinderdagverblijf Moederskind achtergebleven was in een bedje in de slaapkamer, nadat de leidsters naar huis gegaan waren.

Onderzoek:

Op 10 april 2014 vond een onaangekondigd onderzoek plaats naar aanleiding van dit signaal.

Tijdens de inspectie bevestigden zowel de beroepskrachten als de locatieverantwoordelijken dit verhaal. De betreffende baby lag nog in bed toen de laatste leidsters naar huis gingen. De beroepskrachten waren zich niet bewust dat nog niet alle kinderen opgehaald waren. Alleen de schoonmaakster bleef achter in het pand, maar zij wist niet dat er nog een kind aanwezig was. De baby werd circa 5-10 minuten nadat de beroepskrachten het pand verlieten, door de moeder en de schoonmaakster gevonden.

Overtredingen:

Door het vergeten en alleen achterlaten van het kind in het kinderdagverblijf heeft de houder verzuimd om verantwoorde kinderopvang te bieden. De fysieke en emotionele veiligheid van het kind is in gevaar gebracht en ook werd niet voldaan aan het minimale aantal beroepskrachten dat bij dit kind aanwezig had moeten zijn. Het onderstaande rapport beschrijft de feiten zoals die door de locatieverantwoordelijke en beroepskrachten op 10 april aan de toezichthouder zijn verteld.

Daarnaast bleek tijdens het inspectiebezoek dat op het moment van inspectie een stagiaire onterecht werd ingezet als beroepskracht, waardoor niet aan de beroepskrachtkind-ratio werd voldaan.

De toezichthouder adviseert te handhaven op alle geconstateerde overtredingen.

Inspectiehistorie:

Onafhankelijk van het huidige onderzoek zijn tijdens de reguliere inspectie van maart 2015 ook een aantal ernstige overtredingen geconstateerd. De betreffende toezichthouder heeft geadviseerd een handhavingstraject in te zetten naar aanleiding van de geconstateerde overtredingen.

Naschrift 30 april 2015:

De houder heeft geen zienswijze ingediend. De locatieverantwoordelijke heeft wel documenten toegestuurd waaruit blijkt dat alle ouders en de oudercommissie binnen een week na de

inspectie zijn geïnformeerd over de gebeurtenissen. Er is een nieuwe "werkinstructie overdracht en afsluiten" opgesteld. En er heeft een vergadering met het personeel plaatsgevonden waarin het incident en de werkinstructie zijn besproken.

Advies aan College van B&W

De toezichthouder adviseert het college om te handhaven conform handhavingsbeleid.

(4)

4 van 11 Definitief inspectierapport dagopvang incidenteel onderzoek 10-04-2015

Kinderopvang Moederskind te UTRECHT

Observaties en bevindingen

Pedagogisch klimaat

Pedagogische praktijk

Een kind dat vergeten wordt krijgt niet de erkenning die het nodig heeft om zich veilig te voelen.

Het kind werd letterlijk en figuurlijk "niet gezien". Ongeacht of de baby in de gaten gehad heeft dat zij vergeten was, is de emotionele veiligheid van het kind onvoldoende gewaarborgd.

Conclusie:

Uit bovenstaande constatering(en) / bevinding(en) blijkt dat aan de volgende voorwaarde(n) niet is voldaan.

De houder draagt zorg voor het waarborgen van emotionele veiligheid.

(art 1.49 lid 1 en 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 5 lid 2, 3 en 4 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 7 lid 1 sub a Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)

Gebruikte bronnen:

 Interview houder en/of locatieverantwoordelijke (locatieverantwoordelijke)

 Interview anderen (beroepskrachten en stagiaires)

(5)

Personeel en groepen

Passende beroepskwalificatie

Op de groep de Aapjes werden 8 kinderen opgevangen van 0 jaar (4 kinderen) 1 jaar (3 kinderen) en 2 jaar (1 kind) oud. De kinderen werden opgevangen door 1 beroepskracht en een stagiaire die naar eigen zeggen normaal gesproken stage loopt op de Welpjes.

Conform de CAO kinderopvang kan een stagiaire alleen formatief ingezet worden als de inzet incidenteel is en plaatsvindt;

 bij ziekte van een pedagogisch medewerker;

 tijdens schoolvakanties;

 bij het afleggen van de proeve van bekwaamheid als onderdeel van de opleiding.

De stagiaire en de locatieverantwoordelijke verklaren dat de stagiaire een beroepskracht vervangt die vanwege persoonlijke omstandigheden niet aanwezig kan zijn. Haar afwezigheid was de dag van te voren al bekend. De inzet van de stagiaire kan daardoor niet gezien worden als een incident.

De locatieverantwoordelijke was in de veronderstelling dat de stagiaire wel ingezet mocht worden.

De stagiaire en de locatieverantwoordelijke verklaren dat de stagiaire wordt betaald voor haar inzet, maar geen contract heeft.

Omdat de stagiaire niet mocht worden ingezet als beroepskracht werd niet aan de

beroepskrachtkind-ratio voldaan. De locatieverantwoordelijke heeft direct een vaste invalster gebeld, deze beroepskracht is gekomen en voor de rest van de dag ingezet op de groep.

Conclusie:

Uit bovenstaande constatering(en) / bevinding(en) blijkt dat aan de volgende voorwaarde(n) niet is voldaan.

Bij de inzet van beroepskrachten in opleiding wordt rekening gehouden met de opleidingsfase waarin zij zich op dat moment bevinden.

(art 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 3 lid 2 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 4 lid 2 Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)

Beroepskracht-kindratio

Op de dag van het incident bleef een baby zonder beroepskrachten achter in het pand. Op dat moment werd ook niet aan de minimale beroepskrachtkind-ratio voldaan.

Conclusie:

Uit bovenstaande constatering(en) / bevinding(en) blijkt dat aan de volgende voorwaarde(n) niet is voldaan.

(6)

6 van 11 Definitief inspectierapport dagopvang incidenteel onderzoek 10-04-2015

Kinderopvang Moederskind te UTRECHT

De verhouding tussen het aantal beroepskrachten en het aantal feitelijk gelijktijdig aanwezige kinderen in de groep bedraagt ten minste:

- 1 beroepskracht per 4 aanwezige kinderen tot 1 jaar;

- 1 beroepskracht per 5 aanwezige kinderen van 1 tot 2 jaar;

- 1 beroepskracht per 8 aanwezige kinderen van 2 tot 3 jaar;

- 1 beroepskracht per 8 aanwezige kinderen van 3 tot 4 jaar.

Bij kinderen van verschillende leeftijden in één groep wordt het minimale aantal beroepskrachten berekend met de rekentool op www.rijksoverheid.nl.

(art 1.49 lid 1 en 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 4 lid 2 en 3 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 5 lid 7 en 8 Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)

Gebruikte bronnen:

 Interview houder en/of locatieverantwoordelijke (locatieverantwoordelijke)

 Interview anderen (beroepskrachten en stagiaires)

 Observaties

 Presentielijsten

(7)

Veiligheid en gezondheid

Risico-inventarisatie veiligheid en gezondheid

Tijdens de inspectie bleek dat er onder de beroepskrachten onduidelijkheid heerst over de manier waarop de aanwezigheid of afwezigheid van de kinderen geregistreerd wordt. Op veel

presentielijsten staat wel een krul ten teken dat het kind aanwezig is. Maar uit de lijsten blijkt geen gestructureerde manier van registratie van de opgehaalde kinderen. Soms worden de namen doorgestreept, soms wordt er een tweede krul gezet en soms wordt er helemaal niets genoteerd.

Een aantal beroepskrachten vertellen dat er wel afspraken zijn. Andere beroepskrachten vertellen dat zij niet op de hoogte zijn van afspraken.

Over het algemeen bestaat het beeld dat de aanwezigheid van de kinderen niet goed en eenduidig wordt geregistreerd, waardoor de beroepskracht een kind "over het hoofd" zou kunnen zien. Ook uit de presentielijsten van de groep van het betreffende kind blijkt geen eenduidige structuur.

Het is gebruikelijk dat een beroepskracht naar huis gaan zodra alle kinderen van haar groep zijn opgehaald. Er is geen gezamenlijk sluitmoment voor alle beroepskrachten. In dit geval verlieten de twee laatst-aanwezige beroepskrachten het pand samen met een ouder en kind. Er werd op dat moment niet besproken of gecontroleerd of er nog kinderen in het pand waren.

Omdat op woensdag en vrijdag weinig kinderen worden opgevangen, is na 17:30 soms nog maar één beroepskracht aanwezig die zorgt voor de kinderen van de eigen groep en die van de

paralelgroep. Hoewel dit niet ongebruikelijk is in de kinderopvang. Bij de overdracht van kinderen aan een andere leidster is het echter belangrijk dat deze overdacht (incl presentielijsten) goed gebeurt. Het is onduidelijk of dat in dit geval gebeurd is.

Uit het bovenstaande blijkt dat er geen duidelijk en sluitend beleid was om te controleren of alle kinderen opgehaald waren.

Het zonder toezicht achterlaten van een kind brengt grote veiligheidsrisico's met zich mee.

Conclusie:

Uit bovenstaande constatering(en) / bevinding(en) blijkt dat aan de volgende voorwaarde(n) niet is voldaan.

In het plan van aanpak geeft de houder aan welke maatregelen op welk moment zijn, respectievelijk worden genomen in verband met de veiligheidsrisico’s, alsmede de samenhang tussen de veiligheidsrisico’s en de maatregelen.

(art 1.49 lid 1 en 1.50 lid 1 en 2 en 1.51 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 2 lid 1 sub b Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)

Gebruikte bronnen:

 Interview houder en/of locatieverantwoordelijke (locatieverantwoordelijke)

 Interview anderen (beroepskrachten en stagiaires)

 Observaties

oude en nieuwe ingevulde presentielijsten

(8)

8 van 11 Definitief inspectierapport dagopvang incidenteel onderzoek 10-04-2015

Kinderopvang Moederskind te UTRECHT

Ouderrecht

Informatie

De locatieverantwoordelijke heeft op de avond van het incident telefonisch contact opgenomen met de ouders van het kind. De leidingevende en de ouder hebben de volgende ochtend een gesprek gehad in het kantoor van het kinderdagverblijf.

Aandachtspunt:

De locatieverantewoordelijke vertelt dat de overige ouders 2 dagen na het incident nog niet zijn geïnformeerd over het incident. De locatieverantwoordelijke wil dit pas na het weekend doen, als de houder ook aanwezig is. Tot die tijd is aan de beroepskrachten gevraagd de overige ouders nog niet actief te informeren.

Oudercommissie Aandachtspunt:

De locatieverantewoordelijke vertelt dat de oudercommisie 2 dagen na het incident nog niet is geïnformeerd over het incident. De locatieverantwoordelijke wil dit pas na het weekend doen, als de houder ook aanwezig is.

Klachten

De locatieverantwoordelijke heeft volgens eigen zeggen de ouder van het kind direct gewezen op de mogelijkheid om een klacht in te dienen. De dag na het incident heeft ze de ouder een

klachtenformulier van Moederskind meegegeven en de ouder verteld over de externe klachtenregeling bij de stichting Klachtencomissie Kinderopvang.

Gebruikte bronnen:

 Interview houder en/of locatieverantwoordelijke (locatieverantwoordelijke)

 Interview anderen (beroepskrachten en stagiaires)

(9)

Inspectie-items

Pedagogisch klimaat

Pedagogische praktijk

De houder draagt zorg voor het waarborgen van emotionele veiligheid.

(art 1.49 lid 1 en 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 5 lid 2, 3 en 4 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 7 lid 1 sub a Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)

Personeel en groepen

Passende beroepskwalificatie

Bij de inzet van beroepskrachten in opleiding wordt rekening gehouden met de opleidingsfase waarin zij zich op dat moment bevinden.

(art 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 3 lid 2 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 4 lid 2 Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen) Beroepskracht-kindratio

De verhouding tussen het aantal beroepskrachten en het aantal feitelijk gelijktijdig aanwezige kinderen in de groep bedraagt ten minste:

- 1 beroepskracht per 4 aanwezige kinderen tot 1 jaar;

- 1 beroepskracht per 5 aanwezige kinderen van 1 tot 2 jaar;

- 1 beroepskracht per 8 aanwezige kinderen van 2 tot 3 jaar;

- 1 beroepskracht per 8 aanwezige kinderen van 3 tot 4 jaar.

Bij kinderen van verschillende leeftijden in één groep wordt het minimale aantal beroepskrachten berekend met de rekentool op www.rijksoverheid.nl.

(art 1.49 lid 1 en 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 4 lid 2 en 3 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 5 lid 7 en 8 Regeling kwaliteit kinderopvang en

peuterspeelzalen)

Veiligheid en gezondheid

Risico-inventarisatie veiligheid en gezondheid

In het plan van aanpak geeft de houder aan welke maatregelen op welk moment zijn,

respectievelijk worden genomen in verband met de veiligheidsrisico’s, alsmede de samenhang tussen de veiligheidsrisico’s en de maatregelen.

(art 1.49 lid 1 en 1.50 lid 1 en 2 en 1.51 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 2 lid 1 sub b Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)

Ouderrecht

Klachten

De houder brengt de klachtenregeling voor ouders op passende wijze bij hen onder de aandacht.

(art 2 lid 1 Wet klachtrecht cliënten zorgsector)

(10)

10 van 11 Definitief inspectierapport dagopvang incidenteel onderzoek 10-04-2015

Kinderopvang Moederskind te UTRECHT

Gegevens voorziening

Opvanggegevens

Naam voorziening : Kinderopvang Moederskind

Website : http://www.moederskind.com

Aantal kindplaatsen : 50

Gesubsidieerde voorschoolse educatie : Nee Gegevens houder

Naam houder : Kinderopvang Moederskind

Adres houder : Balijelaan 54A

Postcode en plaats : 3521GV UTRECHT

KvK nummer : 52162761

Gegevens toezicht

Gegevens toezichthouder (GGD)

Naam GGD : Gemeente Utrecht, Volksgezondheid

Adres : Postbus 2423

Postcode en plaats : 3500GK Utrecht

Telefoonnummer : 030-2863 227

Onderzoek uitgevoerd door : I Bottema Gegevens opdrachtgever (gemeente)

Naam gemeente : Utrecht

Adres : Postbus 2423

Postcode en plaats : 3500GK UTRECHT

Planning

Datum inspectie : 10-04-2015

Opstellen concept inspectierapport : 14-04-2015

Zienswijze houder : Niet van toepassing

Vaststelling inspectierapport : 30-04-2015 Verzenden inspectierapport naar houder

en oudercommissie

: 06-05-2015 Verzenden inspectierapport naar

gemeente

: Niet van toepassing Openbaar maken inspectierapport : 06-05-2015

(11)

Bijlage: Zienswijze houder kindercentrum

De zienswijze betreft een reactie van de houder op de inhoud van het inspectierapport.

De houder heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid een zienswijze in te dienen.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

(art 1.49 lid 1 en 1.50 lid 1 en 2 en 1.51 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 2 lid 1 sub a Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 5 lid 3 sub

(art 1.49 lid 1 en 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang; art 4 lid 3 onder b Besluit kwaliteit kinderopvang) Het veiligheids- en gezondheidsbeleid omvat een plan van aanpak waarin

Kinderopvang Aurora werkt met een algemeen pedagogisch werkplan, waarin de voor alle opvang vormen van de houder een pedagogische visie wordt beschreven.. De pedagogische

(art 1.50 lid 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 5 lid 2 en 4 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 7 lid 1 sub g Regeling

(art 1.49 lid 1 en 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 5 lid 2, 3 en 4 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 7 lid 1 sub

Naar aanleiding van de overtredingen in het jaarlijks onderzoek van 2015 heeft de houder bepaalde maatregelen getroffen en de informatie hieromtrent per e-mail aan de toezichthouder

Er is een toestemmingsformulier opgesteld die voor de gehele contractperiode wordt ondertekend, waarin onder andere wordt beschreven dat kinderen ten gevolge van onder-

(art 1.50 lid 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 4 lid 1 en 3 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 5 lid 1 Regeling kwaliteit