• No results found

BESCHERMEN HUISDIEREN TEGEN DE ONTWIKKELING VAN ALLERGIE?

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "BESCHERMEN HUISDIEREN TEGEN DE ONTWIKKELING VAN ALLERGIE?"

Copied!
5
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Inleiding

Het is algemeen bekend dat allergenen afkomstig van katten en honden symptomen van astma of allergische rhinitis kunnen opwekken bij personen die daarvoor gesensibiliseerd zijn. In Nederland komt een allergie voor huisdieren meestal voor bij personen die tevens allergisch zijn voor andere aller- genen zoals de huisstofmijt.1 In sommige landen, zoals de Scandinavische landen, vormen huisdieren de belangrijkste bron van allergenen.2Tot voor kort werd verondersteld dat blootstelling aan huisdieren niet alleen schadelijk is in geval van het bestaan van een allergie maar ook de kans op het ontwikkelen daarvan verhoogt. Dit is met name het geval als er sprake is van een positieve familieanamnese.

In 1998 kwamen 10 Scandinavische wetenschappers na bestudering van de resultaten van 89 studies tot de conclusie dat de aanwezigheid van huisdieren in de kinderjaren de kans op sensibilisatie en de ont- wikkeling van allergische symptomen verhoogt.3In een Duitse geboortecohortstudie waarin de concen- tratie van katallergenen in het tapijt werd gemeten, bleek de kans op ontwikkeling van sensibilisatie voor katten in de eerste drie levensjaren toe te nemen met een toenemende concentratie van katal- lergenen.4 Bij kinderen met een positieve familie- anamnese trad sensibilisatie op bij lagere concentra-

ties dan bij kinderen met een negatieve familie- anamnese. Over het algemeen werd daarom perso- nen met een allergie of een duidelijke aanleg daar- voor geadviseerd geen kat of hond in huis te nemen.

Recente resultaten van wetenschappelijk onderzoek naar risicofactoren van allergieën onderschrijven deze resultaten niet.2,6,7,9,10 Bij de interpretatie van deze studies is het echter mogelijk te concluderen dat negatieve associaties tussen het houden van huis- dieren en het bestaan van allergieën ontstaan door vermijdingsgedrag. Met name cross-sectionele stu- dies zijn onderhevig aan deze vorm van vertekening maar ook met een longitudinale opzet is dit niet altijd uit te sluiten.

Studies naar beschermend effect van huisdieren

In 1999 verschenen de eerste publicaties waarin werd gesuggereerd dat blootstelling aan huisdieren een beschermend effect heeft op de ontwikkeling van sensibilisatie voor inhalatieallergenen en allergische aandoeningen.

De ‘European Community Respiratory Health Survey’ (ECRHS), is een onderzoek naar de preva- lentie van astma en allergie uitgevoerd bij 13.932 jongvolwassenen uit vrijwel alle landen van West- Europa.5Uit dit onderzoek bleek dat volwassenen die

BESCHERMEN HUISDIEREN TEGEN DE ONTWIKKELING VAN ALLERGIE?

M. Kerkhof

sensibilisatie, huisdieren, hygiënehypothese, allergenen A u t e u r

T r e f w o o r d e n

Samenvatting

De laatste jaren verschijnen steeds meer publi- caties waaruit blijkt dat vroege blootstelling aan huisdieren tijdens de eerste levensjaren een beschermend effect geeft ten aanzien van de ontwikkeling van sensibilisatie voor inhalatieal- lergenen. Selectieve vermijding van huisdieren door gezinnen waarin allergieën voorkomen, lijkt geen verklaring hiervoor te kunnen geven.

Het beschermende effect ten aanzien van de ontwikkeling van sensibilisatie voor inhallatie- allergenen is mogelijk het gevolg van blootstel- ling aan micro-organismen. Dit effect moet ech- ter worden afgewogen tegen een herhaaldelijk gevonden risicoverhogend effect van blootstel- ling aan katallergenen ten aanzien van sensibili- satie specifiek voor katten.

(Ned Tijdschr Allergie 2005;5(1):11-15)

(2)

opgroeiden met een hond als huisdier minder vaak gesensibiliseerd waren voor veelvoorkomende inhala- tieallergenen (‘odds ratio’ 0,85; 95% betrouwbaar- heidsinterval: 0,78-0,92).6Of dat ook het geval was voor sensibilisatie specifiek gericht tegen de hond werd niet vermeld.

Met betrekking tot katten werd de negatieve associa- tie alleen gevonden bij volwassenen die één of meer- dere gezinsleden hadden met astma of een allergi- sche aandoening. Daarbij was de negatieve associatie aanwezig voor zowel sensibilisatie voor inhalatieal- lergenen in het algemeen als voor specifiek IgE gericht tegen de kat.7Het huidige bezit van een kat als huisdier ging daarentegen gepaard met een hoge- re prevalentie van sensibilisatie voor katallergenen, hetgeen alleen werd gevonden bij personen die daar- van geen symptomen hadden. Aangezien blootstel- ling aan katallergenen ook in belangrijke mate plaatsvindt door contact met bezitters van katten,8 werd op ecologisch niveau bestudeerd of de preva- lentie van sensibilisatie voor katallergenen in ver- schillende populaties toenam met de frequentie van het houden van een kat als huisdier in de populatie.

Dit bleek inderdaad het geval in de ECRHS.7Deze studie suggereert een blijvend beschermend effect van vroege blootstelling aan huisdieren op sensibili- satie in het algemeen. Daar staat echter tegenover dat latere blootstelling aan huisdieren een risicover- hogend effect heeft op sensibilisatie voor huisdieren.

Een aantal studies bevestigt het beschermende effect van vroege blootstelling aan huisdieren. Uit een Zweeds onderzoek bleek dat de aanwezigheid tijdens het eerste levensjaar van een kat en/of hond in huis een lager risico gaf op het bestaan van allergische rhinitis op de leeftijd van 7 - 8 jaar en astma op de leeftijd van 12 - 13 jaar.9Ook bleek dat kinderen die in het eerste levensjaar opgroeiden met een kat als huisdier op 12-jarige leeftijd minder vaak een posi- tieve huidtest voor kat hadden (6 versus 14%, p=0,02).

Een voor de hand liggende verklaring voor deze negatieve associaties is dat gezinnen waarin aller- gische aandoeningen voorkomen het houden van huisdieren om die reden vermijden en dat kinderen uit deze gezinnen een hoger risico lopen op het ont- wikkelen van een allergie. Dit zou betekenen dat de familieanamnese voor allergische aandoeningen vaker positief zou zijn in gezinnen zonder huisdier.

Dit bleek niet het geval in de Zweedse studie.9Toch gaf 30% van de ouders die in het eerste jaar geen huisdier in huis hadden als reden daarvoor op dat een gezinslid een allergie had. Na uitsluiting van

deze groep bleven de prevalenties van astma en aller- gische rhinitis significant hoger bij afwezigheid van een huisdier in het eerste levensjaar. De prevalentie van een positieve huidtest voor kat daalde echter van 14 naar 11% in de groep zonder huisdieren en was niet meer significant verschillend van de groep die opgroeide met een kat.

Uit de resultaten van een Nederlands onderzoek onder schoolkinderen bleek de aanwezigheid van een kat in huis tijdens de eerste twee levensjaren een significant lagere prevalentie op te leveren van een positieve huidtest voor pollen op de leeftijd van 7 tot 12 jaar.10Er werd echter geen effect gevonden op het ontstaan van astma. Deze resultaten waren niet anders na een analyse die gestratificeerd was voor het bestaan van allergie bij de ouders.

Een recente Zweedse studie bevestigde dat de aan- wezigheid van huisdieren tijdens de eerste levensja- ren is geassocieerd met een lagere prevalentie van sensibilisatie voor inhalatieallergenen onder school- kinderen.2Dit onderzoek waarin 1.870 kinderen 2 keer werden getest op het bestaan van een positieve huidtest (op 7 à 8-jarige leeftijd en op 11 à 12-jarige leeftijd) liet bovendien zien dat het aantal nieuwe gevallen van sensibilisatie voor inhalatieallergenen lager was bij aanwezigheid van een kat in huis (10 versus 16%). De aanwezigheid van een hond had alleen een beschermend effect op de ontwikkeling van een positieve huidtest specifiek gericht tegen hond (9 versus 13%) maar niet op sensibilisatie in het algemeen (15 versus 14%).

Een jaar eerder werd uit hetzelfde onderzoekscohort gerapporteerd dat de aanwezigheid van een kat of hond in huis een lager risico gaf op de ontwikkeling van astma. De 3-jaarsincidentie bleek met name hoog onder familiair belaste kinderen uit gezinnen zonder kat (6,2%). Het beschermend effect van de kat werd niet gevonden onder kinderen met een negatieve familieanamnese voor astma.

In een Zweeds geboortecohort werd gevonden dat regelmatig contact met een bezitter van een kat leidt tot een significant lichtverhoogde concentratie van katallergeen in het bed van de zuigeling die opgroeit in een huis zonder huisdieren.11Deze groep kinde- ren bleek op 4-jarige leeftijd vaker gesensibiliseerd voor katten maar minder vaak gesensibiliseerd voor andere inhalatieallergenen dan de kat vergeleken met kinderen die niet regelmatig contact hadden gehad met een bezitter van een kat. Met betrekking tot blootstelling aan een hond werd alleen een beschermend effect gevonden van het eigen bezit van een hond op de ontwikkeling van sensibilisatie

(3)

voor andere inhalatieallergenen.

Een andere Zweedse studie onder 10.851 kinderen van 1 - 6 jaar oud laat een beschermend effect van de aanwezigheid van huisdieren ten tijde van de geboorte zien op nachtelijk hoesten en eczeem. Dit beschermende effect bleef bestaan na uitsluiting van 27% van de kinderen waarvan de ouders bevestig- den huisdieren te vermijden in verband met een allergie.12

Discussie

Bovenstaande studies suggereren dat het houden van huisdieren een blootstelling met zich meebrengt die een beschermend effect heeft op de latere ontwikke- ling van allergieën. Dit effect werd met name bij blootstelling tijdens de eerste levensjaren gevonden.

In een longitudinale studie werd dit beschermende effect ook aangetoond bij schoolkinderen.2

Huisdieren kunnen naast allergenen ook andere blootstellingen met zich meebrengen die mogelijk een beschermend effect hebben op het ontwikkelen van sensibilisatie. Verschillende studies hebben laten zien dat frequent contact met vee op boerderijen de kans op de ontwikkeling van allergische aandoeningen ver- laagt.13,14Er zijn duidelijke aanwijzingen dat dit wordt veroorzaakt door veegerelateerde micro-organismen- expositie.15,16Ook huisdieren brengen micro-organis- men met zich mee,17die het beschermende effect van huisdieren op sensibilisatie in het algemeen tot gevolg zouden kunnen hebben. Dit beschermende effect kan bestaan naast een mogelijk risicoverhogend effect door allergeenexpositie.

Studies naar directe effecten van katallergeenconcen- traties laten zien dat de kans op het ontwikkelen van sensibilisatie voor kat bij kinderen toeneemt met een toenemende expositie. Deze toename komt niet alleen bij kinderen met astma voor,18,19maar ook bij gezonde kinderen.4,11

De ecologische bevindingen uit de ECRHS en de bevinding uit deze studie dat het huidige bezit van een kat als huisdier gepaard gaat met een hogere pre- valentie van sensibilisatie voor kat onder volwassenen zonder symptomen daarvan, bevestigen een risicover- hogend effect.7Custovic et al. vonden bij volwassenen dat de prevalentie van sensibilisatie voor kat toenam met een toenemende blootstelling aan katallergeen, maar dat bij zeer hoge expositie de prevalentie weer afnam.20 Platts-Mills et al. suggereerden dat bij een hoge expositie aan katallergeen een soort van toleran- tie optreedt in de vorm van een IgG4-productie speci- fiek gericht tegen het katallergeen.21Het optreden van tolerantie bij hoge concentraties allergenen zou ook

een verklaring kunnen zijn voor lagere prevalenties van allergieën bij houders van huisdieren, vooral in populaties waarin huisdieren de belangrijkste bron van allergenen vormen.

Negatieve associaties kunnen ook het gevolg zijn van selectieve vermijding van het houden van huisdieren door personen die een verhoogd risico lopen op het krijgen van een allergie. Verschillende studies hebben laten zien dat families waarin allergieën voorkomen, selectief huisdieren vermijden.2,9,12,22,23 Uit het PIA- MA-onderzoek, een groot Nederlands geboorteco- hortonderzoek naar astma en allergieën, blijkt dat kinderen van allergische moeders bij de geboorte minder vaak worden blootgesteld aan een kat in huis (30 versus 37%).22 Kinderen waarvan beide ouders allergisch waren, bleken 20% minder blootgesteld te worden aan katten (17 versus 37%). In een ander Nederlands onderzoek meldde 12% van de gezinnen een huisdier om gezondheidsredenen te hebben weg- gedaan.23Uit een Zweeds onderzoek verricht bij meer dan 10.000 schoolkinderen bleek 9% van de gezin- nen hun huisdier om gezondheidsredenen te hebben weggedaan en 27% van de ouders gaf aan om gezond- heidsredenen geen huisdier te hebben aangeschaft.12 Een aantal studies naar een eventueel beschermend effect van expositie aan huisdieren probeert hiervoor te corrigeren door personen met vermijdingsgedrag uit te sluiten van de analyses of te stratificeren naar de aan- of afwezigheid van een familielid met een aller- gie. In een aantal studies blijkt de negatieve associatie alleen aanwezig te zijn bij een positieve familieanam- nese hetgeen wederom het gevolg kan zijn van selec- tieve vermijding. Onder familiair belaste gezinnen zonder huisdieren kan het percentage dat bewust huisdieren vermijdt erg hoog zijn en de keuze daartoe zal mogelijk afhangen van de ernst of aard van de allergische aandoening binnen de familie en daarmee van de kans op de ontwikkeling van een allergie.

Alleen studies met aangetoonde negatieve associaties bij een negatieve familieanamnese6,10 of na exclusie van personen die selectieve vermijding bevestigen,9 kunnen selectieve vermijding als verklaring verwerpen.

Conclusie

Verschillende onderzoeken laten een blijvend beschermend effect van vroege blootstelling aan huis- dieren op sensibilisatie in het algemeen zien. Er is nog niet genoeg bewijs dat dit effect ook een lager risico op de ontwikkeling van astma of andere allergische aandoeningen tot gevolg heeft. In de meeste onder- zoeken is onvoldoende rekening gehouden met selec- tieve vermijding van huisdieren door gezinnen waar-

(4)

bij allergieën voorkomen. Een paar studies laten des- ondanks zien dat dit de negatieve associaties niet geheel kan verklaren.

Een beschermend effect is mogelijk het gevolg van blootstelling aan micro-organismen die meegenomen worden door huisdieren. Dit effect lijkt met name op te treden tijdens de eerste levensjaren, een periode waarin sensibilisatie voor inhalatieallergenen nog nauwelijks optreedt. Daartegenover staat dat een aan- tal studies laat zien dat blootstelling aan katallergenen een risicoverhogend effect heeft ten aanzien van de ontwikkeling van sensibilisatie specifiek voor katten.

Nader onderzoek zal moeten uitwijzen welke huis- diergerelateerde blootstelling een beschermend effect op de ontwikkeling van sensibilisatie heeft en of dit beschermende effect ook leidt tot het minder optre- den van allergische aandoeningen.

Referenties

1. Kerkhof M, Droste JH , De Monchy JG, Schouten JP, Rijcken B.

Distribution of total serum IgE and specific IgE to common aero- allergens by sex and age, and their relationship to each other in a random sample of the Dutch general population aged 20-70 years. Dutch ECRHS Group, European Community Respiratory Health Study. Allergy 1996;51:770-6.

2. Ronmark E, Perzanowski M, Platts-Mills T, Lundback B. Four- year incidence of allergic sensitization among schoolchildren in a community where allergy to cat and dog dominates sensitiza- tion: report from the Obstructive Lung Disease in Northern Sweden Study Group. J Allergy Clin Immunol 2003;112:747-54.

3. Ahlbom A, Backman A, Bakke J, Foucard T, Halken S, Kjellman N-IM, et al. “Nordpet” Pets Indoors - A risk factor for or protec- tion against sensitisation/allergy. Indoor Air 1998;8:219-35.

4. Wahn U, Lau S, Bergmann R, Kulig M, Forster J, Bergmann K, et al. Indoor allergen exposure is a risk factor for sensitization during the first three years of life. J Allergy Clin Immunol 1997;99(6 Pt 1):763-9.

5. Burney PGJ, Luczynska CM, Chinn S, Jarvis D. The European Community Respiratory Health Survey. Eur Respir J 1994;7:954-60.

6. Svanes C, Jarvis D, Chinn S, Burney P. Childhood environment and adult atopy: results from the European Community Respiratory Health Survey. J Allergy Clin Immunol 1999;103(3 Pt 1):415-20.

7. Roost HP, Kunzli N, Schindler C, Jarvis D, Chinn S, Perruchoud AP, et al. Role of current and childhood exposure to cat and ato- pic sensitization. European Community Respiratory Health Survey. J Allergy Clin Immunol 1999;104:941-7.

8. Patchett K, Lewis S, Crane J, Fitzharris P. Cat allergen (Fel d 1) levels on school children’s clothing and in primary school class- rooms in Wellington, New Zealand. J Allergy Clin Immunol 1997;100(6 Pt 1):755-9.

9. Hesselmar B, Aberg N , Aberg B, Eriksson B, Bjorksten B. Does early exposure to cat or dog protect against later allergy deve- lopment? Clin Exp Allergy 1999;29:611-7.

10. Anyo G, Brunekreef B, De Meer G, Aarts F, Janssen NA, van Vliet P. Early, current and past pet ownership: associations with sensitization, bronchial responsiveness and allergic symptoms in school children. Clin Exp Allergy 2002;32:361-6.

11. Almqvist C, Egmar AC, Hedlin G, Lundqvist M, Nordvall SL, Pershagen G, et al. Direct and indirect exposure to pets - risk of sensitization and asthma at 4 years in a birth cohort. Clin Exp Allergy 2003;33:1190-7.

12. Bornehag CG, Sundell J, Hagerhed L, Janson S. Pet-keeping in early childhood and airway, nose and skin symptoms later in life.

Allergy 2003;58:939-44.

13. Braun-Fahrlander C. The role of the farm environment and animal contact for the development of asthma and allergies. Clin Exp Allergy 2001;31:1799-803.

14. Remes ST, Iivanainen K, Koskela H, Pekkanen J. Which factors explain the lower prevalence of atopy amongst farmers’ child- ren? Clin Exp Allergy 2003;33:427-34.

15. Braun-Fahrlander C, Riedler J, Herz U, Eder W, Waser M, Grize L, et al. Environmental exposure to endotoxin and its relation to asthma in school-age children. N Engl J Med 2002;347:869-77.

16. Roy SR, Schiltz AM, Marotta A, Shen Y, Liu AH. Bacterial DNA in house and farm barn dust. J Allergy Clin Immunol 2003;112:571-8.

17. Heinrich J, Gehring U, Douwes J, Koch A, Fahlbusch B, Bischof 1. De aanwezigheid van huisdieren in de eerste levensjaren heeft een beschermend effect op de

latere ontwikkeling van sensibilisatie voor inhalatieallergenen.

2. Er is onvoldoende bewijs dat de aanwezigheid van huisdieren in de eerste levensjaren leidt tot een lager risico op allergische aandoeningen.

3. Blootstelling aan allergenen afkomstig van huisdieren lijkt het risico op sensibilisatie voor huisdieren te verhogen.

Aanwijzingen voor de praktijk

(5)

W, et al. Pets and vermin are associated with high endotoxin levels in house dust. Clin Exp Allergy 2001;31:1839-45.

18. Lindfors A, Hage-Hamsten M, Rietz H, Wickman M, Nordvall SL. Influence of interaction of environmental risk factors and sen- sitization in young asthmatic children. J Allergy Clin Immunol 1999;104(4 Pt 1):755-62.

19. Melen E, Wickman M, Nordvall SL, Hage-Hamsten M, Lindfors A. Influence of early and current environmental expos- ure factors on sensitization and outcome of asthma in pre-school children. Allergy 2001;56:646-52.

20. Custovic A, Hallam CL, Simpson BM, Craven M, Simpson A, Woodcock A. Decreased prevalence of sensitization to cats with high exposure to cat allergen. J Allergy Clin Immunol 2001;108:537-9.

21. Platts-Mills T, Vaughan J, Squillace S, Woodfolk J, Sporik R.

Sensitisation, asthma, and a modified Th2 response in children exposed to cat allergen: a population-based cross-sectional stu- dy. Lancet 2001;357:752-6.

22. Wijga A, Smit HA, Brunekreef B, Gerritsen J, Kerkhof M, Koopman LP, et al. Are children at high familial risk of develo- ping allergy born into a low risk environment? The PIAMA Birth Cohort Study. Prevention and Incidence of Asthma and Mite Allergy. Clin Exp Allergy 2001;31:576-81.

23. Brunekreef B, Groot B, Hoek G. Pets, allergy and respiratory symptoms in children. Int J Epidemiol 1992;21:338-42.

Ontvangen 14 januari 2004, geaccepteerd 27 februari 2004.

C o r r e s p o n d e n t i e a d r e s

Mw. dr. M. Kerkhof, arts-onderzoeker

Rijksuniversiteit Groningen Sectie Epidemiologie UMCG kamer P1-131B Postbus 30.001 9700 RB Groningen Tel.: 050 363 28 65 Fax: 050 363 30 82

E-mail: m.kerkhof@med.rug.nl Belangenconflict: geen gemeld.

Financiële ondersteuning: geen gemeld.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Behalve deze aandoeningen zijn er volgens het onderzoek naar de Labrador Retriever nog andere erfelijke aandoeningen die bij het ras van belang kunnen zijn, namelijk:.. •

U mag in Nederland geen lama’s of alpaca’s houden voor de wol, omdat zij niet genoemd worden in het ‘Besluit aanwijzing voor productie te

Deze zijn vaak niet goed gesocialiseerd en de ouderdieren zijn lang niet altijd getest op erfelijke aandoeningen. Meestal zijn de ouders bovendien niet getest

Heeft u een Zwitserse Witte Herder waarvan de ouders niet getest zijn op deze aandoening of waarvan een of beide ouders drager van het afwijkende gen zijn, dan is het dus

aanvankelijke aarzeling vaak als een traktatie zien. Vitamine C druppels in het drinkwater doen werkt vaak minder goed; de vitamine wordt zo snel afgebroken en u weet nooit of

(Opmerking: na het schoonmaken van de waterpomp, gelieve de spons en de sponsbeugel te installeren om te vermijden dat onzuiverheden en haren de binnenkant van de waterpomp

Als het warm weer is, kunnen Shih Tzu (mede door hun korte snuit en veel vacht) relatief snel last van de hitte krijgen; u kunt hen dan beter wat rustiger en in de schaduw

Vrouwtjes kunnen worden gecastreerd als ze tussen de zes en negen maanden oud zijn, maar het beste is om dit te doen voor ze loops worden of direct in de eerste weken van de