>> HET .NL
46
SEPTEMBER 2021 >> HET .NL47
>> WITVISSEN > IN LICHT STROMEND WATER
DRIFTEN
Al sinds zijn jeugd vist de 60-jarige Alphons van Boxmeer aan het Brabantse riviertje de Dommel. Door het licht stromende water en de variëteit aan vissoorten bestaat er voor hem geen mooier viswater. Net
buiten zijn woonplaats Sint-Oedenrode laat hij zien hoe hij er al driftend met de vaste stok vist.
TEKST: JUSTIN BURGGRAAF > FOTOGRAFIE: WILLEM KWINTEN
AAN DE DOMMEL
VISpas
>> HET .NL SEPTEMBER 2021 >> HET .NL
48 49
>> WITVISSEN > IN LICHT STROMEND WATER
Vught. “Dat is het benedenstroomse deel dat van- af Boxtel tot Den Bosch loopt. Daar is het water een stuk breder en stroomt het trager; dat is trouwens ook een mooi stuk voor de feedervisser.” Zijn ver- moeden is dat het met de paai te maken heeft. “Win- des trekken bijvoorbeeld nog verder stroomopwaarts en laten zich na de paai weer afzakken. Brasems vang ik nu juist meer stroomafwaarts.” Dankzij vis- trappen, en -passages in de vele stuwen kunnen de vissen tegenwoordig tot aan de het Belgische deel van de laaglandbeek migreren.
ALTIJD STROMING
De 120 kilometer lange Dommel is een regenrivier waardoor de stroming per seizoen en zelfs per dag erg kan verschillen. Alphons woont al zijn hele le- ven in de buurt van de rivier en heeft alle extremen qua waterstanden – inclusief overstromingen – wel meegemaakt. “Mijn vader en later mijn moeder wa- ren waterpeiler voor het waterschap. Tot ongeveer haar tachtigste heeft mijn moeder iedere dag, zeven dagen per week, de waterstand genoteerd en maan- delijks doorgegeven. Inmiddels gebeurt dat uiteraard automatisch.” Die wisselende afvoer maakt het vis- sen soms wel lastig. “In de winter heb je hier niks te zoeken en kun je beter de oude meanders bevissen.
Zomers is het peil een stuk lager, maar dankzij de re- gulatie via de stuwen stroomt het altijd wel.”
OVER DE BODEM
Het driftend vissen blijkt ook vandaag weer prima te werken. Grote kolbleien, prachtige ‘ruisers’, blank- voorns en riviergrondels komen geregeld boven wa- ter. “Je kunt weinig fout doen met deze visserij, de ndere sportvissers komt Alphons
zelden tegen langs de Dommel.
Onbegrijpelijk, vindt hij: “Kijk eens om je heen, wat een prachtige omgeving. En dan het stromende water en het prima visbestand, veel mooier wordt het toch niet?!” Dat er maar wei- nig wordt gevist, heeft wel meteen een nadeel: er zijn ook relatief weinig stekken. Deze opening in het
hoge gras heeft hij daarom zelf gemaakt met een snoeischaar. “Als je dat met beleid doet en niet te
veel snoeit, kan het prima”, legt hij uit terwijl hij zijn bescheiden uitrusting uitpakt.
GEGARANDEERD VIS
Eerst goed peilen is volgens Alphons mis- schien wel de meest onderschatte hande- ling. “Dat geldt nog meer voor stromend wa- ter. Laat het peilgewicht in het hele stuk waar je wilt driften zakken om er zeker van te zijn dat er geen obstakels of grote diepteverschillen zijn. An- ders zit je constant vast en is de lol er snel af.” Tijdens het peilen doet Alphons een gewaagde uitspraak:
“In de zomermaanden vang ik hier altijd wel een vis- je. Sterker nog: tijdens de tweede of derde drift ver- wacht ik al een aanbeet”, glundert hij zelfverzekerd.
Voor het zover is maakt hij eerst een eenvoudig kant- en-klaar grondvoertje, aangevuld met maden en wat Limburgs löss om het te verzwaren. “Begin met drie
‘bollekes’ en kijk dan hoe de vis aast. Bijvoeren kan altijd nog”, zegt hij als hij zijn eerste bal op een me- ter of acht uit de kant gooit. De voerballen gooit hij ongeveer drie meter stroomopwaarts. “Door de stro- ming creëer je zo voor je neus een mooie voerstrook.”
BESTE TIJD KOMT NOG
Na twee driften komt zijn voorspelling uit: een klei- ne blankvoorn trekt de dobber resoluut onder op de helft van de drift. Dit snelle succes komt volgens hem overigens echt niet door zijn decennia aan erva- ring op dit water. “Op de bovenstroom van de Dom- mel is het water bijna overal hetzelfde qua diepte dus je kunt vrijwel overal zitten en direct vis vangen.
Dat maakt het ook zo’n leuk water”, vertelt hij en- thousiast tijdens het onthaken. Daarna volgen in rap tempo meerdere vissen. “Zoals verwacht geen grote exemplaren. Het is nu begin juni, de beste tijd voor dit water begint zo rond juli en loopt tot en met ok- tober. Dan vang je met regelmaat grote windes en dikke platten”, legt Alphons uit.
MIGRERENDE VIS
Grote vis vangt hij nu ook wel, maar dan vanuit zijn bootje dat ook in de Dommel ligt, ter hoogte van
>> MONTAGE
Alphons’ montage bestaat uit een 4-grams dobber, haakmaat 16 en enkele hageltjes die hij verdeelt over het onderste deel van de 12/00 lijn. “Je wilt het aas snel op de bodem hebben. Daarbij vis ik meestal met overdiepte, dus de onderste hagel ligt op de bodem en sleept het laatste stukje haaklijn als het ware over de bodem. Met die laatste hagels kun je nog een beetje spelen naar gelang de stroomsnelheid. Ben je dat drif- ten even zat, dan kun je ook drie hagels bij elkaar doen zodat het haakaas stil op de bodem blijft liggen.”
Alphons werpt zijn voerballen twee tot drie meter stroomopwaarts om zo
een voerstrook te creëren waar hij
overheen kan driften
>>
‘OP DE BOVENSTROOM VAN DE DOMMEL KUN JE VRIJWEL OVERAL DIRECT VIS VANGEN’
De variëteit aan soorten is groot in de Dommel.
>> HET .NL
50
aanbeten zijn meestal erg hard”, aldus Alphons. Zijn aanpak is vrij eenvoudig: een meter of twee stroom- opwaarts laat hij de dobber langzaam zakken en door de stroming drift het haakaas vanzelf over de voer- plek. “Je maakt zo mooie drifts van vijf tot zes meter.
De truc is daarbij om soms even de lijn tegen de hou- den. Je aas komt dan eventjes iets van de bodem af en dat is vaak het moment van een aanbeet.”
WEINIG MATERIAAL
Verder probeert hij zijn materiaal zo eenvoudig moge- lijk te houden. “Een visstoel of simpele kist, schepnet, vaste stok, afsteekroller en wat klein materiaal”, wijst hij op de spullen om zich heen. Wel heb je een vaste stok nodig van minstens acht meter, benadrukt hij.
“Met daarbij ook een schepnet met lange steel. Dit in verband met de vele waterplanten. Zeker hoogzomer staat het tot ver uit de kant vol met pijlkruid waar je de vis overheen moet tillen.” Vanwege de vele water- planten raadt hij het gebruik van topelastiek af. “Het pijlkruid staat ook in het midden en als je vast komt te zitten, is het door de rek van het elastiek vrijwel onmogelijk om de boel weer los te trekken.”
STEEDS SCHONER
Net als in veel andere rivieren is ook het water van de Dommel de afgelopen jaren steeds schoner gewor- den, merkt Alphons. “Voorheen werd alles direct in de rivier gedumpt. Toen leek het soms meer op rioolwa- ter wat er langs kwam. Gelukkig heeft Waterschap De Dommel veel geïnvesteerd in de verbetering van de waterkwaliteit. De waterzuivering in Eindhoven heeft dankzij de aanleg van ondergrondse opslagbunkers bijvoorbeeld nooit meer last van overstort na hevige regenbuien.” Dat merkt hij aan de toegenomen vari- eteit aan vissoorten. “Je vangt nu naast blankvoorn, ruisvoorn, winde en brasem soms ook grote kop- voorns. Ooit heb ik zelfs eens een bruine forel gevan- gen, maar of dat een wilde vis was of een ontsnapte vijvervis betrof durf ik niet te zeggen.”
BEET ERIN HOUDEN
Na een paar uur lijken de vissen steeds kleiner te worden. Mocht de beet er helemaal uitgaan, dan heeft Alphons nog wel wat tips. “Pas de verdeling van de hagels eens aan waardoor het aas sneller of juist langzamer zakt. Of ga eens een stuk boven de bodem vissen. Ook de snelheid van het driften aanpassen wil weleens werken”, legt hij uit. In de hoop toch nog een bonusvis te vangen tovert hij nog een klassieker uit zijn tas: Rubiver. “Een soort synthetisch deeg dat je op de haak kunt rollen. Meestal is het niet nodig maar zoals je ziet, het werkt áltijd”, besluit hij als hij niet lang daarna de laatste vis van de dag schept.
>> WITVISSEN > IN LICHT STROMEND WATER
Áls Alphons al een trucje toepast, is het meestal Rubiver.
Het kant-en-klare voertje wordt aangelengd met maden en löss.