• No results found

Studie t.b.v. de aanleg van overstromingsgebieden en natuurgebieden i.h.k.v. het SIGMAPLAN: Zone 2: Vlassenbroek, Wal-Zwijn en Groot Schoor

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Studie t.b.v. de aanleg van overstromingsgebieden en natuurgebieden i.h.k.v. het SIGMAPLAN: Zone 2: Vlassenbroek, Wal-Zwijn en Groot Schoor"

Copied!
5
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Departement Leefmilieu, Natuur en Energie Afdeling Milieu-, Natuur- en Energiebeleid

Dienst Mer

Graaf de Ferrarisgebouw Koning Albert II-laan 20 1000 BRUSSEL

tel: 02/553.80.79 fax: 02/553.80.75

Project-MER verslag

Goedkeuring milieueffectrapport

Studie t.b.v. de aanleg van overstromingsgebieden en natuurgebieden i.h.k.v. het SIGMAPLAN:

Zone 2: Vlassenbroek, Wal-Zwijn en Groot Schoor

Initiatiefnemer

Waterwegen en Zeekanaal NV Lange Kievitstraat 111-113 bus 44

2018 Antwerpen

10 mei 2010 PR0337 - GK

(2)

1. Inleiding

Dit milieueffectrapport werd opgesteld met het oog op de vergunningsaanvraag voor de inrichting van Vlassenbroek, Wal-Zwijn en Groot Schoor.

Het deelgebied Vlassenbroek is gelegen in de Vlassenbroekse polder tussen Dendermonde en Baasrode en heeft een totale oppervlakte van ongeveer 236 ha. Het noordelijk gelegen deel Vlassenbroek I krijgt een GOG met GGG-invulling, waardoor het als gecontroleerd overstromingsgebied eveneens onder getijdeninvloed komt. Het zuidelijk gelegen deel Vlassenbroek II krijgt een GOG met wetland-inrichting. Het deelgebied Wal-Zwijn is gelegen t.h.v. Kastel. Het volledige deelgebied heeft een oppervlakte van ongeveer 144 ha en zal worden ingericht als GOG met een invulling als wetland. Ten zuidoosten grens dit gebied aan het Groot Schoor. Het Groot Schoor is een gebied van ongeveer 26 ha en zal worden ontpolderd.

Voor deze 4 gebieden is een inrichtingsplan opgemaakt dat in het MER verder uitgewerkt en beoordeeld is op zijn milieueffecten.

Op de ontwerptekstbespreking werd gemeld door de initiatiefnemer dat tijdens de opmaak van het ontwerpMER is gebleken dat de TMVW-leiding ter hoogte van Vlassenbroek verlegd zal moeten worden. Het voorgenomen project werd daarom uitgebreid met de aanleg van deze TMVW-leiding ter hoogte van het projectgebied.

Overeenkomstig de huidige inzichten zijn de activiteiten onderworpen aan de m.e.r.-plicht volgens volgende rubrieken van bijlage II van het Besluit van de Vlaamse Regering van 10 december 2004 houdende vaststelling van de categorieën van projecten onderworpen aan milieueffectrapportage met name:

 Rubriek 10 h: ‘werken inzake kanalisering, met inbegrip van de vergroting of verdieping van de vaargeul, en ter beperking van overstromingen, met inbegrip van de aanleg van sluizen, stuwen, dijken, overstromingsgebieden en wachtbekkens, die gelegen zijn of een aanzienlijke invloed kunnen hebben op een bijzonder beschermd gebied.’

 Rubriek 1d: ‘ontbossing met oog op de omschakeling naar een ander bodemgebruik voorzover de oppervlakte 3 ha of meer bedraagt en voorzover artikel 87 van het Bosdecreet niet van toepassing is’

 Rubriek 10m: ‘* aanleg van ondergrondse buisleidingen en de randvoorzieningen behorend bij die buisleidingen, die niet gelegen zijn in een leidingstraat aangeduid op een plan van

aanleg of ruimtelijk uitvoeringsplan, een woon-, landbouw- of industriegebied of gebied voor gemeenschaps- en openbare nutsvoorzieningen of een gelijksoortig bestemmingsgebied, indien ten minste 2000 m² van de werkzone voor de uitvoering van de werken in bijzonder beschermd gebied ligt’ of

‘* aanleg van onder- of bovengrondse buisleidingen (met uitzondering van werfleidingen) die over een ononderbroken lengte van 1 km of meer gelegen zijn in een bijzonder

beschermd gebied en voor zover het deel van deze buisleidingen in het bijzonder beschermd gebied niet ligt in een leidingstraat aangeduid op een plan van aanleg of een ruimtelijk uitvoeringsplan, een woon-, landbouw- of industriegebied of gebied voor gemeenschaps- en openbare nutsvoorzieningen of een gelijksoortig bestemmingsgebied.’

Vermits deze activiteiten vallen onder rubrieken van bijlage II van het uitvoeringsbesluit, kan de initiatiefnemer een gemotiveerd verzoek tot ontheffing indienen op grond de administratie geval per

(3)

geval kan beslissen of een milieueffectenrapport al dan niet moet opgesteld worden. Evenwel is er door de initiatiefnemer afgezien van het indienen van een dergelijk verzoek tot ontheffing.

De dienst Mer van de afdeling Milieu-, Natuur- en Energiebeleid heeft het kennisgevingsdossier volledig verklaard op 4 juni 2008. Het kennisgevingsdossier lag ter inzage in de stad Dendermonde van 12 juni tot 2 juli 2008 en in de gemeente Hamme van 20 juni tot 10 juli 2008. Er werden 5 inspraakreacties ontvangen. Parallel werden adviezen bij de administraties en openbare besturen gevraagd.

Door de Dienst Mer werden richtlijnen geschreven die de inhoudelijke aanpak van het project-MER weergeven, deze richtlijnen werden betekend op 23 december 2008. Tijdens de milieueffectrapportage werd overleg gepleegd voor de vastlegging van de richtlijnen (vergadering 1 september 2008) en een tweede vergadering op 11 september 2009 om de ontwerptekst te bespreken. Het kennisgevingsdossier en het ontwerprapport werden naar verschillende administraties rondgestuurd voor adviezen en opmerkingen. Het definitieve milieueffectrapport werd ontvangen op 9 februari 2010 en de goedkeuring ervan wordt met dit goedkeuringsverslag betekend. Het definitief MER werd voor advies inzake de passende beoordeling overgemaakt aan ANB.

2. In het MER beschreven en geëvalueerde alternatieven

Op basis van een verkenning van de ecologische potenties bij de landschappelijke herinrichting van de Scheldevallei zijn de meest geschikte locaties voor ontpolderingen, GOG’s en GGG’s reeds in het voorafgaande studietraject in het kader van de actualisatie van het Sigmaplan en het formuleren van instandhoudingsdoelstellingen voor het Schelde-estuarium onderzocht (zie hiervoor §2 van het MER).

De geschikte locaties zijn bij besluit van de Vlaamse regering middels vaststelling van het Meest Wenselijk Alternatief vastgelegd (BVR 22 juli 2005). Aldus zijn er geen bijkomende te onderscheiden grootschalige locatiealternatieven. Bij de opmaak van het MER werd wel rekening gehouden met uitvoeringsalternatieven en kleinschalige locatiealternatieven.

Naar aanleiding van een aantal inspraakreacties tijdens de kennisgevingsfase bleek dat er bezorgdheid bestaat omtrent de bereikbaarheid en de veiligheid van het gehucht Vlassenbroek en dan vooral wat betreft evacuatie bij een eventuele dijkbreuk. Er werd gesuggereerd in de richtlijnen om de westelijke ringdijk t.h.v. het GOG Vlassenbroek II meer oostelijk te verschuiven en het GOG uit te breiden met de zone voor visvijvers. De hengelcluster zou dan kunnen worden voorzien t.h.v.

Vlassenbroek.

Het MER motiveert waarom dit alternatief niet verder onderzocht werd (obv natuurdoelstelling) en stelt dat in het inrichtingsplan wel een aantal maatregelen worden voorzien die de veiligheid en vooral de evacuatiemogelijkheden verhogen. In eerste instantie wordt een bijkomende diensttoegang op de ringdijk voorzien t.h.v. de ‘Wenende Ent’ en wordt de dienstweg op de dijk toegankelijk gemaakt voor hulpdiensten. In noodsituaties kunnen zij Vlassenbroek bereiken en de bevolking eventueel evacueren. Verder worden een extra noodoverlaat in de ringdijk t.h.v. Vlassenbroek en een bufferbekken in de zuidwestelijke hoek van het projectgebied voorzien. Bij het oostelijk verschuiven van de ringdijk zal de zuidoostelijke toegang tevens nog steeds afgesloten worden, waardoor dit alternatief hieraan niets verandert. Ten slotte dient ook vermeld te worden dat het Sigmaplan er net op voorzien is om de risico’s voor overstromingen te beperken.

(4)

Bij de effectbespreking voor de discipline Mens wordt dieper ingegaan op de voorziene transporten voor aan- en afvoer van grond in geval dit zou gebeuren via vrachtwagens of via het water.

Betreffende de inrichting van een bezoekersparking langs Wal-Zwijn wordt in het MER bij de milderende maatregelen voor de discipline Mens gesteld dat het aangewezen is een bezoekersparking aan het overstrominggebied te voorzien. Het MER stelt dat deze parking bij voorkeur wordt voorzien t.h.v. 1 van de toegangswegen tot de veren naar Sint-Amands en Mariekerke. Concrete uitwerking van deze maatregel dient te gebeuren in het detailontwerp.

3. Toetsing van het MER aan de decretale vereisten

art. 4.3.8 §2 van het decreet algemene bepalingen milieubeleid

Het voorliggende milieueffectrapport is een overzichtelijk document en bevat de wettelijk vereiste onderdelen.

Na aftoetsing blijkt dat het MER voldoet aan de algemene richtlijnen, zoals opgenomen in de richtlijnenboeken inzake milieueffectrapportage (art.4.6.2 §1), aan de bijzondere richtlijnen (art.

4.3.5 §1, 2°) zoals door de dienst Mer geformuleerd in haar beslissing van 23 december 2008 en dat in voldoende mate is voldaan aan de opmerkingen, geformuleerd tijdens het overleg met de deskundigen over de ontwerpversie van het MER en in de loop van het m.e.r.-proces.

De deelingreep aanleg van de TMVW waterleiding werd opgenomen in het ingreep-effectschema en duidelijk doorheen de verschillende disciplines beoordeeld op zijn effecten.

Wegens de ligging van het project ten opzichte van het Vogelrichtlijngebied ‘Durme en middenloop van de Schelde’ en het Habitatrichtlijngebied ‘Schelde- en Durme-estuarium van de Nederlandse grens tot Gent’ werd een passende beoordeling opgesteld. Deze passende beoordeling is opgenomen in § 7.4.3 van het MER. Het Agentschap voor Natuur en Bos geeft een gunstig advies en is akkoord met de conclusies (brief 5 maart 2010).

De elementen ten behoeve van de watertoets worden weergegeven in § 12.2.

Het MER stelt dat in het studiegebied verschillende archeologische vindplaatsen gekend zijn, waardoor kan aangenomen worden dat er zich in de projectgebieden ook archeologische waarden bevinden. In het plan-MER voor het Sigmaplan werd het uitvoeren van archeologisch onderzoek per gebied opgenomen als milderende maatregel. Dit onderzoek bestaat uit 4 fasen. In § 7.5.1.3 van het MER wordt vermeld dat fase 1 en 2 van het archeologisch onderzoek nog lopende zijn. Deze studies zullen resulteren in een afbakening van zones en het opstellen van een strategie voor het zogenaamd

‘preventief onderzoek’.

Daar de resultaten van het onderzoek helaas niet beschikbaar waren op het moment van opstellen van het definitief MER, blijft dit een aandachtpunt in de verder procedures. Indien verder (archeologisch) onderzoek en/of opgraving nodig zal zijn, dient hiervoor de benodigde tijd en/of mankracht voorzien te worden.

Voor de discipline Mens wordt de aanwezigheid van de Air Liquide-leiding in het overstromingsgebied Vlassenbroek als aandachtspunt naar voor geschoven. Als gevolg van de inrichting en het functioneren als overstromingsgebied kan de bereikbaarheid en integriteit van deze

(5)

leiding niet gegarandeerd worden. Het effect van de inrichting van het overstromingsgebied Vlassenbroek op deze leiding wordt door het MER dan ook sterk negatief beoordeeld. Het MER stelt daarom ook op pagina 392 dat in overleg met de leidingbeheerder gepaste maatregelen (aanpassing van de bestaande leiding of verplaatsing ervan) dienen onderzocht te worden om negatieve effecten op de leiding uit te sluiten. Deze maatregelen dienen te zijn uitgevoerd voor het overstromingsgebied in werking treedt.

Het MER is tot een helder opgebouwde eindbeoordeling gekomen op basis van het uitgevoerde onderzoek van de milieueffecten. Het MER besluit dat het project, mits rekening te houden met de voorgestelde milderende maatregelen, voor het milieu haalbaar is.

Op basis van bovenstaande aftoetsing blijkt dat het MER alle inhoudelijke en vormelijke elementen bevat zoals bepaald door artikel 4.3.7 §1 van voormeld decreet. Het MER bevat voldoende informatie om het aspect milieu een volwaardige plaats te geven bij de besluitvorming.

Besluit

Op basis van bovenstaande aftoetsing blijkt dat het MER alle inhoudelijke en vormelijke elementen bevat zoals bepaald door artikel 4.3.7 §1 van voormeld decreet. Het MER bevat voldoende informatie om het aspect milieu een volwaardige plaats te geven bij de besluitvorming.

Gelet op het feit dat voor het voorgenomen project het projectm.e.r.-proces volledig en in overleg met de dienst Mer doorlopen werd en gelet op de toetsing van het voltooide projectMER, zoals voorgeschreven door artikel 4.3.8.§1 DABM, waarvan het resultaat hierboven is opgenomen, wordt het project-MER voor het Sigmaplan: Vlassenbroek, Wal-Zwijn en Groot Schoor goedgekeurd.

10 mei 2010

Voor het afdelingshoofd, afwezig

Pascal Van Ghelue

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Jouw verlangen naar meer rust, meer tijd, meer impact, meer van betekenis zijn.. Als je deze intentie voor ogen houdt komt er ruimte

Elektriciteit en Stadsverwarming wordt hierbij geconverteerd naar primair energieverbruik (de hoeveelheid energie die de voor de productie van deze energie wordt gebruikt) conform

Het is uitdrukkelijk verboden voor om het even welke werknemer om, in bezit te zijn van software zonder geldige licentie, dergelijke software in de bedrijfsgebouwen binnen te

Rond het Weerwater zijn samen met de stad (bewoners, ondernemers, gebruikers van het gebied) de afgelopen jaren op diverse manieren ideeën verzameld voor mooie programma’s op en

Handleiding voor je belangrijkste interview Informatief Om te weten waar je bent en waar je naartoe gaat moet je weten waar je vandaan komt. Denk eens aan je vader of moeder

Gelet op het feit dat voor het voorgenomen project het mer-proces volledig en in overleg met de dienst Mer doorlopen werd en gelet op de toetsing van het voltooide

Build is een partij die beoogt deze 2 groepen, de vastgoedinvesteerder in huurwoningen in het middensegment en de institutionele belegger, bij elkaar te brengen met als doel

Over het algemeen geldt: als de woorden aan elkaar geschreven zijn en je kunt het nog goed lezen, schrijf je het woord zonder streepje of