verantwoordelijkheid
Verantwoordelijk voelen
Opgave 1 – Woordweb maken
Vul het woordweb in met woorden die passen bij het woord
verantwoordelijkheid
.
Opgave 2 – Puzzelen met woorden
Welk woord hoort waar? Lees het boekje nog eens om te kijken wat een woord betekent. Kies uit de woorden:
zonder, controle, opruimt, gordel, huisdier, vraagt, rommel, tandenpoetsen 1. Als jij je kamer ……… zonder dat iemand dat vraagt, voel je je
verantwoordelijk.
2. Je bent verantwoordelijk als je je ……… weggooit.
3. Wanneer je je ……… eten geeft, voel je je verantwoordelijk.
4. Doe jij je ……… om zonder dat iemand dat vraagt?
5. Het is goed om ……… te hebben over wat je doet.
6. Als je op je broertje of zusje past zonder dat iemand dat ………, ben je verantwoordelijk bezig.
7. Ga jij ’s ochtends en ’s avonds ……… zonder dat iemand je dat vraagt?
8. Je bent verantwoordelijk als je iets doet ……… dat iemand je dat vraagt.
1 2 3 4 5 6 7 8
Het woord van boven naar beneden is: ………
Opgave 3 – Wat hoort bij elkaar?
Welke woorddelen horen bij elkaar? Trek de lijnen!
op woordelijk
huis ruimen
verant gooien
weg geven
tanden dier
toe rijk
belang poetsen
Opgave 4 – Spelling en woorden bouwen
In de tekst staan werkwoorden en zelfstandige naamwoorden
Probeer bij de zelfstandig naamwoorden een werkwoord te bedenken.
Dus zo:
vragen >>> de vraag
werkwoord zelfstandig naamwoord
controleren voelen
tandenpoetsen opruimen verantwoorden
Opgave 5 – Gatenteksten en zinnen bouwen
Zet de volgende woorden in de juiste zin. Gebruik de woorden:
fout | verantwoordelijk | toegeeft | voelen | belangrijk
Als jij ……… dat je een ……… hebt gemaakt, ben je
……… . Verantwoordelijk zijn is ……… . Hoe kun jij je verantwoordelijk ……… ?
Geef antwoord op de vraag:
………
vrienden
Vrienden zijn
Opgave 1 – Woordweb maken
Vul het woordweb in met woorden die passen bij het woord
vrienden
.Opgave 2 – Puzzelen met woorden
Welk woord hoort waar? Lees het boekje nog eens om te kijken wat een woord betekent. Kies uit de woorden:
lol,spelen, aardig, help, zorgen, beurt, delen,luisteren, sorry
1. Goede vrienden ………samen met poppen of ballen.2. Als vrienden ……… je elkaar als iets niet lukt.
3. Goede vrienden ……… voor elkaar als er iets gebeurt.
4. Als je samen met een goede vriend speelt, dan speel je om de ………
5. Goede vrienden hebben samen………
6. Een vriend heb je omdat je hem of haar ……… vindt.
7. Soms is het nodig om tegen je vriend ……… te zeggen, dat is belangrijk.
8. Als vrienden is het belangrijk om te ……… naar elkaar.
9. Goede vrienden ……… hun speelgoed of hun eten en drinken.
1 2 3 4 5 6 7 8 9
Het woord van boven naar beneden is: ………
Goede vrienden delen dit met elkaar!
Opgave 3 – Wat hoort bij elkaar?
Welke woorden passen bij elkaar? Zoek ze op en trek de lijnen.
lol samen doen
aardig zeggen dat het je spijt
delen plezier
sorry zeggen vrienden zijn vriendschap lief, prettig
Opgave 4 – Spelling en woorden bouwen
In de eerste kolom staat het hele werkwoord. Vul daarnaast steeds de goede vorm in.
delen Ik ……… graag mijn speelgoed met mijn vriend.
luisteren Mijn vriend ……… altijd heel goed naar mij.
zorgen Wij ……… als vrienden voor elkaar.
Opgave 5 – Gatenteksten en zinnen bouwen
In de eerste kolom staat het begin van een zin. Maak de zin steeds af met eigen woorden!
Een vriend is iemand…
Goede vrienden…
Vrienden hebben…
Vrienden delen…
Vrienden maak je door…
Het is belangrijk om een goede
vriend te hebben, omdat…
regels
Regels zijn regels
Opgave 1 – Woordweb maken
Vul het woordweb in met woorden die passen bij het woord
regels
.
Opgave 2 – Puzzelen met woorden
Welk woord hoort waar? Lees het boekje nog eens om te kijken wat een woord betekent. Kies uit de woorden:
regels,juiste, eerlijk, pakken, vraagt, roepen, luistert
1. Als je eerst ……… voordat je iets gaat doen, volg je de regels.
2. Regels bestaan zodat mensen dingen op de ……… manier doen.
3. ……… zijn regels!
4. Als je iets vraagt in plaats van het gelijk te ……… , doe je het volgens de regels.
5. Als je ……… naar iemand die je iets verteld, volg je de regels.
6. Als je regels volgt is dat ……… voor iedereen.
7. Een vinger opsteken in plaats van te ……… is volgens de regels.
1 2 3 4 5 6 7
Het woord van boven naar beneden is: ………
Hier zijn regels erg belangrijk!
Opgave 3 – Wat hoort bij elkaar?
Welke woorden horen bij elkaar? Trek de lijnen!
verkeer vinger opsteken
thuis niet luid praten
voetbal je bord leeg eten school op de stoep blijven
theater geen commentaar op de scheidsrechter
Opgave 4 – Spelling en woorden bouwen
In de tekst staan werkwoorden. Dat zijn woorden die aangeven dat je iets doet.
Bijvoorbeeld:
luisteren
envragen
. Vul steeds de goede vorm in.Vorm van luisteren Vorm van vragen
Ik ……… naar de juf. Ik ……… iets aan mijn vriend.
Hij ……… naar zijn vriend die over voetbal vertelt.
Hij ……… zich af of hij gaat voetballen of niet.
Wij ……… in de dierentuin naar de verzorger van de dieren.
Wij ……… aan onze ouders of we bij elkaar mogen logeren.
Extra moeilijk:
Gisteren ……… ik naar de meester op het schoolplein.
Gisteren ……… wij aan de juf of we buiten mochten spelen.
Opgave 5 – Gatenteksten en zinnen bouwen Zet de volgende woorden in de juiste zin.
roepen | verkeer | zachtjes
1. Als je ……… door de gang loopt, volg je de regels.
2. De twee jongens deden gevaarlijk in het ………
3. Het is beter om je vinger op te steken dan te ………
leider
Leider zijn
Opgave 1 – Woordweb maken
Vul het woordweb in met woorden die passen bij het woord
leider
.
Opgave 2 – Puzzelen met woorden
Welk woord hoort waar? Lees het boekje nog eens om te kijken wat een woord betekent. Kies uit de woorden:
compliment, leider, voorbeeld, helpt, verdeelt, uitnodigt, voelt, beurt
1. Merel ……… de beurten om te springen eerlijk.2. Als je jarig bent, is het niet leuk als je één iemand niet ………
3. Het is fijn als andere kinderen vragen hoe je je ………
4. Tijdens het springtouwen geeft Merel iedereen een ………
5. De kinderen in de klas vinden Joshua een goede ………
6. Joshua geeft aan de andere kinderen het goede ………
7. Joshua ……… de juf met opruimen.
8. Als je iets goeds over iemand zegt, dan geef je een ………
1
2
3
4
5
6
7 8
Het woord van boven naar beneden is: ………
Opgave 3 – Wat hoort bij elkaar?
Welke woorden horen bij elkaar? Trek de lijnen!
initiatief iets goeds over iemand zeggen
voorbeeld hulp geven
helpen blijven doorgaan / doorzetten complimenteren iemand die je nadoet
niet opgeven de eerste stap nemen
Opgave 4 – Spelling en woorden bouwen
In de tekst staan werkwoorden. Dat zijn woorden die aangeven dat je iets doet.
Bijvoorbeeld:
helpen
envoelen
. Vul steeds de goede vorm in.Vorm van helpen Vorm van voelen
Ik ……… de juf mee met opruimen.
Ik ……… me fijn op school.
Hij ……… bij een boer op een boerderij.
Hij ……… zich prettig als hij bij de overblijfjuf is.
Wij ……… in de dierentuin bij het voeren van de wilde dieren.
Wij ……… ons niet lekker, omdat we morgen een toets hebben.
Opgave 5 – Gatenteksten en zinnen bouwen Zet de volgende woorden in de juiste zin.
compliment | initiatief | helpen | voorbeeld
1. De juf geeft een ……… aan de harde werker Tom.
2. De twee jongens ……… met het schoonmaken van het schoolplein.
3. Ze geven daarmee het goede ………
4. Als je ……… neemt, dan zet je de eerste stap om iets te doen.
eerlijk
Eerlijk zijn
Opgave 1 – Woordweb maken
Vul het woordweb in met woorden die passen bij het woord
politieagent
.
Opgave 2 – Puzzelen met woorden
Welk woord hoort waar? Lees het boekje nog eens om te kijken wat een woord betekent. Kies uit de woorden:
eerlijk,vertrouwen, teruggeeft, toegeeft, fout, beurt, waarheid
1. Als je ouders je ……… dan zijn jullie eerlijk tegen elkaar.2. Als je iets ……… wat niet van jou is, ben je eerlijk.
3. Als je de ……… spreekt, ben je eerlijk.
4. Als je ……… dat je rommel hebt gemaakt, ben je eerlijk.
5. Soms heb je al een ……… gehad, het is eerlijk om dit dan te zeggen.
6. Als je ……… bent, dan spreek je de waarheid.
7. Soms maak je een ………, dat is niet erg als je maar eerlijk bent.
1 2 3 4 5 6 7
Het woord van boven naar beneden is: Als je een fout van jezelf ………, ben je eerlijk!
Opgave 3 – Wat hoort bij elkaar?
Wat betekent hetzelfde? Trek de lijnen!
eerlijk zijn in iemands eerlijkheid geloven toegeven de waarheid zeggen
vertrouwen dat wat echt gebeurd is
waarheid zeggen
vertellen iets vertellen wat je eigenlijk niet wil zeggen
Opgave 4 – Spelling en woorden bouwen
In de eerste hokjes staan werkwoorden. Maak in de volgende hokjes steeds een mooie zin over eerlijk zijn.
vertrouwen
Eerlijk zijn betekent dat mensen jou ………teruggeven
Als je iets ……… wat niet van jou is, ben je eerlijk.toegeven
Als je ……… dat je rommel hebt gemaakt, ben je eerlijk.maken
Het is niet erg om fouten te ………, als je er maar eerlijk over bent.vertellen
Het is eerlijk om iemand te vertellen hoe je je ………Opgave 5 – Gatenteksten en zinnen bouwen Zet deze woorden in de goede zin:
verkeerd | eerlijk | fout | teruggeeft
1. Als je iets vindt wat niet van jou is, is het belangrijk dat je het ……….
2. Als je toegeeft dat je iets ……… hebt gedaan, dan is dat eerlijk.
3. Een ………maken is niet erg, zo lang je maar eerlijk bent daarover.
4. Dit boekje ging over ……… zijn.
helpen
Behulpzaam zijn
Opgave 1 – Woordweb maken
Vul het woordweb in met woorden die passen bij het woord
helpen
.
Opgave 2 – Puzzelen met woorden
Welk woord hoort waar? Lees het boekje nog eens om te kijken wat een woord betekent. Kies uit de woorden:
behulpzaam,dragen, helper, oppassen, opruimt, opvolgt
1. Als je andere helpt en aan anderen denkt, dan ben je ………
2. Als je rommel of speelgoed ………, dan ben je behulpzaam.
3. Wanneer je gaat ……… op je kleine broertje of zusje, help je je ouders goed.
4. Behulpzaam zijn betekent eigenlijk dat je een ……… bent.
5. Wanneer je instructies van iemand ……… dan help je goed.
6. Als je helpt met het ………van boodschappen, ben je behulpzaam.
1 2 3 4 5 6
Het woord van boven naar beneden is: ………
Dit noem je ook wel instructie.
Opgave 3 – Wat hoort bij elkaar?
Wat betekent hetzelfde? Trek de lijnen!
behulpzaam zijn instructie, een volgorde oppassen doen wat er gevraagd wordt
uitleg opletten
opvolgen een helper zijn
Opgave 4 – Spelling en woorden bouwen
In de tekst staan zelfstandige naamwoorden. Maak jij er werkwoorden bij?
Vul het schema in.
zelfstandige naamwoorden werkwoorden
Een helper ………
De uitleg ………
De afwas ………
Opgave 5 – Gatenteksten en zinnen bouwen
Lees de tekst op bladzijde 4 en 5. Zet de volgende woorden in de juiste zin.
betekent | denkt | helpt | anderen
Behulpzaam zijn betekent dat je iemand
………
.Behulpzaam zijn
………
dat je aan………
………
.Wat vind jij nog meer passen bij behulpzaam zijn?
………
………
………
beleefd zijn
Beleefd zijn
Opgave 1 – Woordweb maken
Vul het woordweb in met woorden die passen bij het woord
beleefd zijn
.
Opgave 2 – Puzzelen met woorden
Welk woord hoort waar? Lees het boekje nog eens om te kijken wat een woord betekent. Kies uit de woorden:
nadenkt,omgaat, samen, beurt, geven, delen, meedoen, kiezen,aanvoelt 1. Als je op een juiste manier ……… met mensen, ben je beleefd.
2. Als je ……… hoe je iets aardig zegt, ben je beleefd.
3. Het is beleefd om wat lekkers met iemand te ………
4. Je kunt een beurt aan iemand ……… op de schommel.
5. Je moet op je ……… wachten.
6. Een ander kind mag ook ……… waarmee jullie gaan spelen, dat is beleefd.
7. Als je ……… hoe iemand zich voelt, dan ben je beleefd.
8. Het is beleefd om ……… te spelen met je speelgoed.
9. ……… is belangrijker dan winnen, en ook beleefd!
1 2 3 4 5 6 7 8 9
Het woord van boven naar beneden is: ………
Dat betekent dat het prettig voelt.
Opgave 3 – Wat hoort bij elkaar?
Wat betekent hetzelfde? Trek de lijnen!
beleefd meewerken
delen goed en aangenaam, netjes
meedoen iets op een manier aanpakken
omgaan met iets laten gebruiken of iets geven
beurt kans om ergens mee te spelen
Opgave 4 – Spelling en woorden bouwen
In de eerste kolom staan woorden die ook iets anders kunnen betekenen dan in de tekst bedoeld wordt. Schrijf beide betekenissen op.
woord betekenis 1 betekenis 2
kiezen
beurt
deelt
Opgave 5 – Gatenteksten en zinnen bouwen Zet de volgende woorden in de juiste zin.
denkt | kind | beleefd | kiezen | voelt
Als je een ander ……… het speelgoed laat ……… , ben je ……… . Als je er aan ……… hoe iemand zich ……… , ben je beleefd.
Schrijf of vertel in je eigen woorden waarom het kind op bladzijde 22 beleefd is.
………
………
………
verantwoordelijkheid
Verantwoordelijk voelen
Opgave 1 – Woordweb maken
Vul het woordweb in met woorden die passen bij het woord
verantwoordelijkheid
.
Opgave 2 – Puzzelen met woorden
Welk woord hoort waar? Lees het boekje nog eens om te kijken wat een woord betekent. Kies uit de woorden:
zonder, controle, opruimt, gordel, huisdier, vraagt, rommel, tandenpoetsen 1. Als jij je kamer
opruimt
zonder dat iemand dat vraagt, voel je jeverantwoordelijk.
2. Je bent verantwoordelijk als je je
rommel
weggooit.3. Wanneer je je
huisdier
eten geeft, voel je je verantwoordelijk.4. Doe jij je
gordel
om zonder dat iemand dat vraagt?5. Het is goed om
controle
te hebben over wat je doet.6. Als je op je broertje of zusje past zonder dat iemand dat
vraagt
, ben je verantwoordelijk bezig.7. Ga jij ’s ochtends en ’s avonds
tandenpoetsen
zonder dat iemand je dat vraagt?8. Je bent verantwoordelijk als je iets doet
zonder
dat iemand je dat vraagt.1 o p r u i m t 2 r o m m e l 3 h u i s d i e r 4 g o r d e l 5 c o n t r o l e 6 v r a a g t 7 t a n d e n p o e t s e n 8 z o n d e r
Het woord van boven naar beneden is:
toegeven
Opgave 3 – Wat hoort bij elkaar?
Welke woorddelen horen bij elkaar? Trek de lijnen!
op
ruimen
huis
dier
verant
woordelijk
weg
gooien
tanden
poetsen
toe
geven
belang
rijk
Opgave 4 – Spelling en woorden bouwen
In de tekst staan werkwoorden en zelfstandige naamwoorden
Probeer bij de zelfstandig naamwoorden een werkwoord te bedenken.
Dus zo:
vragen >>> de vraag
werkwoord zelfstandig naamwoord
controleren de controle
voelen het gevoel
tandenpoetsen de tandenborstel
opruimen de opruiming
verantwoorden de verantwoordelijkheid
Opgave 5 – Gatenteksten en zinnen bouwen
Zet de volgende woorden in de juiste zin. Gebruik de woorden:
fout | verantwoordelijk | toegeeft | voelen | belangrijk
Als jijtoegeeft
dat je eenfout
hebt gemaakt, ben jeverantwoordelijk
. Verantwoordelijk zijn isbelangrijk
. Hoe kun jij je verantwoordelijkvoelen
? Geef antwoord op de vraag:Bijvoorbeeld: door zonder te vragen mijn spullen op te ruimen.
vrienden
Vrienden zijn
Opgave 1 – Woordweb maken
Vul het woordweb in met woorden die passen bij het woord
vrienden
. samen spelendingen delen aardig zijn
lol hebben vertrouwen
elkaar helpen
Opgave 2 – Puzzelen met woorden
Welk woord hoort waar? Lees het boekje nog eens om te kijken wat een woord betekent. Kies uit de woorden:
lol,spelen, aardig, help, zorgen, beurt, delen,luisteren, sorry
1. Goede vriendenspelen
samen met poppen of ballen.2. Als vrienden
help
je elkaar als iets niet lukt.3. Goede vrienden
zorgen
voor elkaar als er iets gebeurt.4. Als je samen met een goede vriend speelt, dan speel je om de
beurt
. 5. Goede vrienden hebben samenlol
.6. Een vriend heb je omdat je hem of haar
aardig
vindt.7. Soms is het nodig om tegen je vriend
sorry
te zeggen, dat is belangrijk.8. Als vrienden is het belangrijk om te
luisteren
naar elkaar.9. Goede vrienden
delen
hun speelgoed of hun eten en drinken.1 s p e l e n 2 h e l p 3 z o r g e n 4 b e u r t 5 l o l 6 a a r d i g 7 s o r r y 8 l u i s t e r e n 9 d e l e n
Het woord van boven naar beneden is: ………
Goede vrienden delen dit met elkaar!
Opgave 3 – Wat hoort bij elkaar?
Welke woorden passen bij elkaar? Zoek ze op en trek de lijnen.
lol plezier
aardig lief, prettig
delen samen doen
sorry zeggen zeggen dat het je spijt vriendschap vrienden zijn
Opgave 4 – Spelling en woorden bouwen
In de eerste kolom staat het hele werkwoord. Vul daarnaast steeds de goede vorm in.
delen Ik deel graag mijn speelgoed met mijn vriend.
luisteren Mijn vriend luistert altijd heel goed naar mij.
zorgen Wij zorgen als vrienden voor elkaar.
Opgave 5 – Gatenteksten en zinnen bouwen
In de eerste kolom staat het begin van een zin. Maak de zin steeds af met eigen
woorden! Bijvoorbeeld:
Een vriend is iemand…
… die je vertrouwt.… die naar je luistert.
Goede vrienden…
… zorgen voor elkaar.… helpen elkaar.
Vrienden hebben…
… lol samen.… soms ruzie maar maken het altijd weer goed.
Vrienden delen…
… hun speelgoed.… hun eten en drinken.
Vrienden maak je door…
… iemand te vertellen hoe aardig hij of zij is.… iemand te vragen om mee te spelen.
Het is belangrijk om een goede vriend te hebben, omdat…
… je daar blij van wordt.
… het saai is om altijd alleen te spelen.
regels
Regels zijn regels
Opgave 1 – Woordweb maken
Vul het woordweb in met woorden die passen bij het woord
regels
.volgens de juiste manier
eerlijk vinger opsteken
eerst vragen verkeersregels
luisteren Opgave 2 – Puzzelen met woorden
Welk woord hoort waar? Lees het boekje nog eens om te kijken wat een woord betekent. Kies uit de woorden:
regels,juiste, eerlijk, pakken, vraagt, roepen, luistert
1. Als je eerst
vraagt
voordat je iets gaat doen, volg je de regels.2. Regels bestaan zodat mensen dingen op de
juiste
manier doen.3.
Regels
zijn regels!4. Als je iets vraagt in plaats van het gelijk te
pakken
, doe je het volgens de regels.5. Als je
luistert
naar iemand die je iets verteld, volg je de regels.6. Als je regels volgt is dat
eerlijk
voor iedereen.7. Een vinger opsteken in plaats van te
roepen
is volgens de regels.1 v r a a g t 2 j u i s t e 3 r e g e l s 4 p a k k e n 5 l u i s t e r t 6 e e r l i j k 7 r o e p e n
Het woord van boven naar beneden is:
verkeer
Hier zijn regels erg belangrijk!Opgave 3 – Wat hoort bij elkaar?
Welke woorden horen bij elkaar? Trek de lijnen!
verkeer op de stoep blijven
thuis je bord leeg eten
voetbal geen commentaar op de scheidsrechter
school vinger opsteken
theater niet luid praten
Opgave 4 – Spelling en woorden bouwen
In de tekst staan werkwoorden. Dat zijn woorden die aangeven dat je iets doet.
Bijvoorbeeld:
luisteren
envragen
. Vul steeds de goede vorm in.Vorm van luisteren Vorm van vragen
Ik
luister
naar de juf. Ikvraag
iets aan mijn vriend.Hij
luistert
naar zijn vriend die over voetbal vertelt.Hij
vraagt
zich af of hij gaat voetballen of niet.Wij
luisteren
in de dierentuin naar de verzorger van de dieren.Wij
vragen
aan onze ouders of we bij elkaar mogen logeren.Extra moeilijk:
Gisteren
luisterde
ik naar de meester op het schoolplein.Gisteren
vroegen
wij aan de juf of we buiten mochten spelen.Opgave 5 – Gatenteksten en zinnen bouwen Zet de volgende woorden in de juiste zin.
roepen | verkeer | zachtjes
1. Als je
zachtjes
door de gang loopt, volg je de regels.2. De twee jongens deden gevaarlijk in het
verkeer
. 3. Het is beter om je vinger op te steken dan teroepen
.leider
Leider zijn
Opgave 1 – Woordweb maken
Vul het woordweb in met woorden die passen bij het woord
leider
. initiatief nemenhelpen een goed voorbeeld
taken verdelen complimenten geven
beurten geven
Opgave 2 – Puzzelen met woorden
Welk woord hoort waar? Kijk goed naar wat een woord betekent.
Kies uit de woorden:
compliment, leider, voorbeeld, helpt, verdeelt, uitnodigt, voelt, beurt
1. Merel verdeelt de beurten om te springen eerlijk.
2. Als je jarig bent, is het niet leuk als je één iemand niet uitnodigt.
3. Het is fijn als andere kinderen vragen hoe je je
voelt
. 4. Tijdens het springtouwen geeft Merel iedereen eenbeurt
. 5. De kinderen in de klas vinden Joshua een goedeleider
. 6. Joshua geeft aan de andere kinderen het goedevoorbeeld
. 7. Joshuahelpt
de juf met opruimen.8. Als je iets goeds over iemand zegt, dan geef je een
compliment
.1 v e r d e e l t 2 u i t n o d i g t 3 v o e l t 4 b e u r t 5 l e i d e r 6 v o o r b e e l d 7 h e l p t 8 c o m p l i m e n t
Het woord van boven naar beneden is:
voordoen
Opgave 3 – Wat hoort bij elkaar?
Welke woordenhoren bij elkaar? Trek de lijnen!
initiatief de eerste stap nemen voorbeeld iemand die je nadoet
helpen hulp geven
complimenteren iets goeds over iemand zeggen niet opgeven blijven doorgaan / doorzetten
Opgave 4 – Spelling en woorden bouwen
In de tekst staan werkwoorden. Dat zijn woorden die aangeven dat je iets doet.
Bijvoorbeeld:
helpen
envoelen
. Vul steeds de goede vorm in.Vorm van helpen Vorm van voelen
Ik
help
de juf mee met opruimen. Ikvoel
me fijn op school.Hij
helpt
bij een boer op een boerderij. Hijvoelt
zich prettig als hij bij de overblijfjuf is.Wij
helpen
in de dierentuin bij het voeren van de wilde dieren.Wij
voelen
ons niet lekker, omdat we morgen een toets hebben.Opgave 5 – Gatenteksten en zinnen bouwen Zet de volgende woorden in de juiste zin.
compliment | initiatief | helpen | voorbeeld
1. De juf geeft een
compliment
aan de harde werker Tom.2. De twee jongens
helpen
met het schoonmaken van het schoolplein.3. Ze geven daarmee het goede
voorbeeld
.4. Als je
initiatief
neemt, dan zet je de eerste stap om iets te doen.eerlijk
Eerlijk zijn
Opgave 1 – Woordweb maken
Vul het woordweb in met woorden die passen bij het woord
eerlijk
. de waarheid zeggensoms moeilijk belangrijk
vertrouwen een fout toegeven
iets teruggeven Opgave 2 – Puzzelen met woorden
Welk woord hoort waar? Lees het boekje nog eens om te kijken wat een woord betekent. Kies uit de woorden:
eerlijk,vertrouwen, teruggeeft, toegeeft, fout, beurt, waarheid
1. Als je ouders jevertrouwen
dan zijn jullie eerlijk tegen elkaar.2. Als je iets
teruggeeft
wat niet van jou is, ben je eerlijk.3. Als je de
waarheid
spreekt, ben je eerlijk.4. Als je
toegeeft
dat je rommel hebt gemaakt, ben je eerlijk.5. Soms heb je al een
beurt
gehad, het is eerlijk om dit dan te zeggen.6. Als je
eerlijk
bent, dan spreek je de waarheid.7. Soms maak je een
fout,
dat is niet erg als je maar eerlijk bent.1 v e r t r o u w e n 2 t e r u g g e e f t 3 w a a r h e i d 4 t o e g e e f t 5 b e u r t 6 e e r l i j k 7 f o u t
Het woord van boven naar beneden is: Als je een fout van jezelf
vertelt,
ben je eerlijk!Opgave 3 – Wat hoort bij elkaar?
Wat betekent hetzelfde? Trek de lijnen!
eerlijk zijn de waarheid zeggen
toegeven iets vertellen wat je eigenlijk niet wil zeggen vertrouwen in iemands eerlijkheid geloven
waarheid dat wat echt gebeurd is
vertellen zeggen
Opgave 4 – Spelling en woorden bouwen
In de eerste hokjes staan werkwoorden. Maak in de volgende hokjes steeds een mooie zin over eerlijk zijn.
vertrouwen
Eerlijk zijn betekent dat mensen jouvertrouwen
.teruggeven
Als je ietsteruggeeft
wat niet van jou is, ben je eerlijk.toegeven
Als jetoegeeft
dat je rommel hebt gemaakt, ben je eerlijk.maken
Het is niet erg om fouten temaken
, als je er maar eerlijk over bent.vertellen
Het is eerlijk om iemand te vertellen hoe je jevoelt
.Opgave 5 – Gatenteksten en zinnen bouwen Zet deze woorden in de goede zin:
verkeerd | eerlijk | fout | teruggeeft
1. Als je iets vindt wat niet van jou is, is het belangrijk dat je het
teruggeeft
.2. Als je toegeeft dat je iets
verkeerd
hebt gedaan, dan is dat eerlijk.3. Een
fout
maken is niet erg, zo lang je maar eerlijk bent daarover.4. Dit boekje ging over
eerlijk
zijn.helpen
Behulpzaam zijn
Opgave 1 – Woordweb maken
Vul het woordweb in met woorden die passen bij het woord
helpen
.
hulp bieden
denken aan anderen
dragen van boodschappen
helpen bij afwassen oppassen
opruimen
Opgave 2 – Puzzelen met woordenWelk woord hoort waar? Lees het boekje nog eens om te kijken wat een woord betekent. Kies uit de woorden:
behulpzaam,dragen, helper, oppassen, opruimt, opvolgt
1. Als je andere helpt en aan anderen denkt, dan ben je
behulpzaam
. 2. Als je rommel of speelgoedopruimt
dan ben je behulpzaam.3. Wanneer je instructies van iemand
opvolgt
dan help je goed.4. Behulpzaam zijn betekent eigenlijk dat je een
helper
bent.5. Wanneer je gaat
oppassen
op je kleine broertje of zusje, help je je ouders goed.6. Als je helpt met het
dragen
van boodschappen, ben je behulpzaam.1 b e h u l p z a a m 2 o p r u i m t 3 o p v o l g t 4 h e l p e r 5 o p p a s s e n 6 d r a g e n
Het woord van boven naar beneden is:
uitleg
Dit noem je ook wel instructie.Opgave 3 – Wat hoort bij elkaar?
Wat betekent hetzelfde? Trek de lijnen!
behulpzaam zijn een helper zijn
oppassen opletten
uitleg instructie, een volgorde opvolgen doen wat er gevraagd wordt
Opgave 4 – Spelling en woorden bouwen
In de tekst staan zelfstandige naamwoorden. Maak jij er werkwoorden bij?
Vul het schema in.
zelfstandige naamwoorden werkwoorden
Een helper helpen
De uitleg uitleggen
De afwas afwassen
Opgave 5 – Gatenteksten en zinnen bouwen
Lees de tekst op bladzijde 4 en 5. Zet de volgende woorden in de juiste zin.
betekent | denkt | helpt | anderen
Behulpzaam zijn betekent dat je iemand
helpt.
Behulpzaam zijn
betekent
dat je aananderen denkt.
Wat vind jij nog meer passen bij behulpzaam zijn?
Bijvoorbeeld:
- dragen van spullen of boodschappen - helpen bij afwassen
- speelgoed opruimen
- uitleg / instructie opvolgen
beleefd zijn
Beleefd zijn
Opgave 1 – Woordweb maken
Vul het woordweb in met woorden die passen bij het woord
beleefd zijn
.netjes
nadenken op je beurt wachten
samenspelen delen
eerst vragen voordat je iets doet
Opgave 2 – Puzzelen met woordenWelk woord hoort waar? Lees het boekje nog eens om te kijken wat een woord betekent. Kies uit de woorden:
nadenkt,omgaat, samen, beurt, geven, delen, meedoen, kiezen,aanvoelt 1. Als je op een juiste manier
omgaat
met mensen, ben je beleefd.2. Als je
nadenkt
hoe je iets aardig zegt, ben je beleefd.3. Het is beleefd om wat lekkers met iemand te
delen
. 4. Je kunt een beurt aan iemandgeven
op de schommel.5. Je moet op je
beurt
wachten.6. Een ander kind mag ook
kiezen
waarmee jullie gaan spelen, dat is beleefd.7. Als je
aanvoelt
hoe iemand zich voelt, dan ben je beleefd.8. Het is beleefd om
samen
te spelen met je speelgoed.9.
Meedoen
is belangrijker dan winnen, en ook beleefd!1 o m g a a t 2 n a d e n k t 3 d e l e n 4 g e v e n 5 b e u r t 6 k i e z e n 7 a a n v o e l t 8 s a m e n 9 m e e d o e n
Het woord van boven naar beneden is:
aangenaam
Dat betekent dat het prettig voelt.Opgave 3 – Wat hoort bij elkaar?
Wat betekent hetzelfde? Trek de lijnen!
beleefd goed en aangenaam, netjes
delen iets laten gebruiken of iets geven
meedoen meewerken
omgaan met iets op een manier aanpakken
beurt kans om ergens mee te spelen
Opgave 4 – Spelling en woorden bouwen
In de eerste kolom staan woorden die ook iets anders kunnen betekenen dan in de tekst bedoeld wordt. Schrijf beide betekenissen op.
woord betekenis 1 (tekst) betekenis 2
kiezen uitzoeken, uitkiezen tanden achterin je mond
beurt kans om ergens mee te spelen een schoonmaakbeurt of een autobeurt
delen iets laten gebruiken of iets geven rekenen (een getal delen)
Opgave 5 – Gatenteksten en zinnen bouwen Zet de volgende woorden in de juiste zin.
denkt | kind | beleefd | kiezen | voelt
Als je een ander
kind
het speelgoed laatkiezen
, ben jebeleefd
. Als je er aandenkt
hoe iemand zichvoelt
, ben je beleefd.Schrijf of vertel in je eigen woorden waarom het kind op bladzijde 22 beleefd is.