• No results found

Scriptie Verslag. Het Belang van Stadsparken voor de Bewoners van Almere

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Scriptie Verslag. Het Belang van Stadsparken voor de Bewoners van Almere"

Copied!
66
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Scriptie Verslag

Het Belang van Stadsparken voor de Bewoners van Almere

Docenten:

Arnold Reijndrop, Leo de Klerk

Mart van den Berg 5985366

Noorderweg 42

1221 AA Hilversum

(2)

Inhoudsopgave Pagina

1.1 Inleiding 4

1.2 Aanleiding 4

1.3 Het onderzoek 5

2.1 Theoretisch kader 6

2.2 Geschiedenis van stadsparken 7

2.3 Wetenschappelijke inzichten parken 8

2.4 Wetenschappelijke inzichten met betrekking tot parkgebruik 9

3.1 Overheidsbeleid met betrekking tot parken 12

3.2 Nationaal beleid 12

3.3 Beleid Gemeente Almere 13

4.1 Centrale Vraagstelling 15

4.2 Operationaliseren naar Deelvragen 15

4.3 Operationalisatie van de Individuele Kenmerken 16

5.1 Het onderzoek 17

5.2 Onderzoeksmethodes 17

5.3 Enquête 18

5.4 Observatieonderzoek 19

5.4.1 Eerste Deel Observatieonderzoek 19

5.4.2 Tweede Deel Observatieonderzoek 20

5.5 Interviews 22

6.1 Resultaten van het Onderzoek 23

6.2 De Enquête 23

6.2.1 Representativiteit 23

6.2.2 Resultaten Enquête 26

6.2.3 Conclusie op Basis van de Enquête 35

6.3.1 Resultaten Observatieonderzoek 36

6.3.2 Eerste Deel Observatieonderzoek 36

6.3.3 Opvallende en Niet Voorziene Functies van het Park 36

6.3.4 Tweede Deel van het Observatieonderzoek 39

6.3.5 Resultaten Tweede Deel Observatieonderzoek 39

2

(3)

6.3.6 Conclusie op Basis van het Observatieonderzoek 41

6.4.1 Resultaten van de Interviews 42

6.4.2 Intensiteit en Vorm van het Parkgebruik 42

6.4.3 Perceptie tegenover Parken 42

6.4.4 De Kenmerken van Parken 43

6.4.5 Conclusie op Basis van de Interviews 44

Conclusie 45

Literatuurlijst 51

Bijlagen 55

3

(4)

1.1 Inleiding

Deze scriptie is geschreven in het kader van het afstudeerproject voor de bachelor opleiding Sociale Geografie en Planologie. Het overkoepelende thema binnen dit scriptieproject zijn New Towns. In het onderzoek zijn we ondersteund door het INTI (International New Town Institute), een onderzoeksinstituut naar het fenomeen New Towns. Het begrip New Towns wordt als volgt door het INTI omschreven: "New Towns differ from gradually developed towns in the political moment of the decision-making, and the subsequent design of a master plan by professionals, to create an urban community on a site where there was no town before" (INTI, 2012). Deze planmatig gecreëerde steden, waarvan Almere een goed voorbeeld is, kennen tal van veronderstellingen die in sommige opzichten uniek zijn voor dergelijke New Towns. Denk bijvoorbeeld aan een gebrek aan identiteit en uitstraling door het planmatige karakter van de stad, de problemen van een snel groeiende stad zoals toename van criminaliteit en sociale tegenstellingen of de gedachte dat een stad als Almere altijd een satelliet stad zal blijven. Er zijn tal van problemen en interessante onderzoeksonderwerpen te bedenken bij het onderwerp New Towns waaruit wij, als studenten, konden kiezen voor ons scriptie project. Voor deze scriptie is ervoor gekozen om binnen het thema New Towns de stadsparken in Almere te onderzoeken.

1.2 Aanleiding

Het onderwerp "stadsparken" is gekozen ten eerste omdat er weinig aandacht wordt besteed aan openbaar groen in de stad. Terwijl dit toch een wezenlijk onderdeel is van een stad. Het zijn plekken waar mensen tot rust kunnen komen en even ontsnappen aan de "grijze" stad. Daarnaast bieden parken en andere vormen van openbaar groen een plek om te recreëren en biedt het ruimte voor sociale interactie. Ten tweede is het onderzoek naar parken maatschappelijk relevant omdat de gemeente Almere de ambitie heeft om zich door te ontwikkelen tot een echte stad van formaat. De groei van een stad gaat bijna altijd gepaard met een afname aan het openbaar groen. Het is dus raadzaam om de huidige groenvoorziening van Almere in kaart te brengen zodat hier rekening mee kan worden gehouden in de verdere ontwikkeling van de stad. In het onderzoek worden overigens alleen de stadsparken behandeld, andere vormen van groenvoorziening komen niet aan bod. Daarnaast is de relatie tussen Almere en haar stadsparken relevant omdat er nauwelijks is geschreven over de relatie tussen suburbane gebieden en stadsparken. De literatuur voor handen focust zich vooral op hoogstedelijke gebieden met betrekking tot stadsparken. Het onderzoek kan dus een inkijk bieden in de relatie tussen suburbane gebieden en stadsparken, maar geeft ook een houvast aan de gemeente Almere in de verdere ontwikkeling van de stad.

4

(5)

1.3 Het onderzoek

Het onderzoek zal plaats vinden in de gemeente Almere en focust zich op de stadsparken. De relatie tussen stadsparken en Almere wordt in dit onderzoek als volgt gedefinieerd: "Wat is het belang van stadsparken voor de bewoners van Almere?”

De relatie tussen stadsparken en Almere wordt dus bekeken vanuit de inwoners van Almere. Door het belang van stadsparken voor de bewoners van Almere te onderzoeken zal er een inzicht worden verkregen in de relatie tussen Almere en haar stadsparken. Voordat het onderzoek naar de stadsparken in Almere wordt beschreven worden eerst de meest relevante wetenschappelijke inzichten gepresenteerd ten aanzien van stadsparken. Deze wetenschappelijke inzichten zullen bijdragen aan het uiteindelijke onderzoek. Daarnaast zal er een korte beschrijving worden gegeven van het beleid ten aanzien van parken, aangezien het beleid sterk bepalend kan zijn in de relatie tussen de parken en de stad. Wanneer deze aspecten zijn behandeld zal het uiteindelijke onderzoek naar de stadsparken in Almere worden beschreven.

5

(6)

2.1 Theoretisch Kader

In de wetenschappelijke literatuur is er nauwelijks specifieke literatuur te vinden omtrent stadsparken.

Wetenschappelijke inzichten en onderzoek vatten stadsparken vaak samen in een veel breder begrip: urban green spaces. Het begrip kent geen vaste definitie maar omvat alle mogelijk vormen van openbaar groen in een stad. In een overheidsrapport uit Engeland, Improving Urban Parks, Playing Area's and Green Spaces (2002), wordt urban green space als volgt gedefinieerd:

"Urban green space: is defined as land that consists predominantly of unsealed, permeable, ‘soft’ surfaces such as soil, grass, shrubs and trees (the emphasis is on ‘predominant’ character because of course green spaces may include buildings and hard surfaced areas); it is the umbrella term for all such areas whether or not they are publicly accessible or publicly managed. It includes all areas of parks, play areas and other green spaces specifically intended for recreational use, as well as other green spaces with other origins"

In deze tak van wetenschappelijk onderzoek kom je naast urban green spaces ook vaak de termen open space en public open space tegen. Ook deze twee begrippen omvatten verschillende vormen van openbaar groen maar zijn minder toepasbaar op stadsparken. Niettemin kunnen open- en public open spaces ons interessante inzichten geven in het gebruik van openbaar groen in welke vorm dan ook. Het hiervoor geciteerde rapport omschrijft deze begrippen als volgt:

"Open space: should, it is suggested, be defined as that part of the urban area which contributes to its amenity, either visually by contributing positively to the urban landscape, or by virtue of public access. It is therefore defined as combining urban green spaces and civic spaces"

"Public open space is defined as open space, both green spaces and hard ‘civic’ spaces, to which there is public access, even though the land may not necessarily be in public ownership"

(Dunnet, Swanswick, Woolley, 2002)

Hoewel stadsparken onder elk bovengenoemde typering zouden kunnen vallen moet er wel voorzichtigheid worden geboden. Niet alle inzichten zullen even relevant zijn voor het onderzoek naar stadsparken. Een wandelpad geflankeerd met bomen is natuurlijk van een hele andere orde dan een stadspark van formaat. Om verwarring te voorkomen zal in het vervolg van het theoretisch kader duidelijk worden aangeven wanneer wetenschappelijke inzichten zijn gebaseerd op specifiek parken of op een meer bredere perceptie van openbaar groen, zoals deze hierboven staat beschreven.

6

(7)

2.2 De Geschiedenis van Stadsparken

De eerste vormen van openbaar ruimte doen zich voor wanneer land wordt ingericht voor niet-agrarische doeleinden. Zo hadden de Egyptenaren huistuinen en tempeltuinen en de Assyriërs kenden zelfs parken om in te jagen. De Grieken evolueerde dit concept met de creatie van de eerste publieke tuinen en publieke ontmoetingsplaatsen. De Romeinen vervolgden het concept van publieke ontmoetingsplaatsen, maar de overige typen van openbare ruimte waren exclusief bestemd voor de elite (Turner, 2005). De Romeinse paleis parken zijn qua design en gebruik de voorloper van de huidige stadsparken, met uitzondering van het feit dat deze vormen van openbaar groen/parken geen publiek goed waren. Om deze redenen wordt Engeland als de bakermat gezien van de moderne stadsparken.

Rond 1830 maakt de Britse overheid zich zorgen om de sociale en medische omstandigheden in de dichtbevolkte industriesteden. De industriële revolutie leidde tot een razendsnelle ontwikkeling van steden waardoor open ruimtes schaars werden. De ontwikkeling van stadsparken zou hiervoor een oplossing moeten bieden. Echter de verantwoordelijkheid voor de realisatie van dergelijke parken legt de Britse overheid bij de private sector (Crompton, 2007). Deze politieke houding heeft ertoe geleid dat de eerste stadsparken in Engeland zijn ontwikkeld vanuit de private sector. Het waren vaak rijke fabriekseigenaren die de eerste stadsparken opzetten ten behoeve van de arbeiders. Een voorbeeld van zo'n gift is het Arboretum Park, geopend in 1840. Het park was een donatie van de rijke fabriekseigenaar Joseph Strutt (derbyarboretum.co.uk, 2012). De parken die in deze tijd gerealiseerd werden zijn overigens niet altijd ontwikkeld vanuit filantropische gedachten. Het Joseph Paxton’s Birkenhead Park bijvoorbeeld was een geïntegreerd onderdeel van een vastgoed project. Het park creëert een mooie omgeving voor de nieuwe huizen wat uiteindelijk een positief effect zal hebben op de opbrengsten van het vastgoed project. De Britten hebben met de hiervoor genoemde ontwikkelingen de basis gelegd voor de ontwikkeling van stadsparken en hebben hiermee de ontwikkeling van parken in Amerika en overige Europese landen gestimuleerd (White &

Duffy, 2005).

Het ontstaan van stadsparken kan dus grotendeels worden herleid naar de industriële revolutie die verregaande veranderingen teweeg bracht. Steden groeiden explosief wat leidde tot ongezonde situaties.

Wijken werden dicht op elkaar gebouwd en in alle haast geconstrueerd om de enorme trek naar de stad te kunnen opvangen. Dit leidde tot slechte en ongezonde leefcondities in dergelijke fabriekssteden. De creatie van parken probeerde hier tegenwicht aan te brengen. Parken bieden een schone plek, weg van de viezigheid van de stad, een plek waar je schone lucht kon ademen, waar je kon wandelen of sporten (Tibbats, 2002).

7

(8)

2.3 Wetenschappelijke Inzichten met betrekking tot Parken

Historisch gezien zijn parken dus vooral bedoeld om de leefbaarheid in steden te vergroten. Hoewel economische belangen (zoals hiervoor beschreven) en esthetische belangen een rol spelen in de ontwikkeling van parken is het vergroten van de leefbaarheid het belangrijkste motief geweest. Verbeterde woonomstandigheden en een breed scala aan recreatie mogelijkheden hebben het belang van stadsparken veranderd. In de huidige wetenschappelijke literatuur is de relatie tussen steden en parken op verschillende manieren geïnterpreteerd. Het artikel, The role of urban parks for the sustainable city (Chiesura, 2004), onderscheidt drie verschillende invalshoeken wat betreft stadsparken en de betekenis hiervan voor de stad.

Deze 3 aspecten zijn ecologisch, economisch en sociaal, maar ook hier ligt de nadruk op het vergroten van de leefbaarheid. Hieronder zullen deze drie aspecten kort worden toegelicht:

Ecologisch: Openbaar groen kan de stad verbeteren door middel van het beïnvloeden van de wind en de temperatuur, door een betere bestendigheid te bieden tegen regenval, bodemerosie en overstromingen.

Daarbij verbetert openbaar groen de luchtkwaliteit en de diversiteit onder planten en dieren (Dwyer, et al, 1992).

Economisch: Uit empirische data is gebleken dat open spaces (dit kunnen parken, golfbanen of andere openbare groenvoorziening zijn) significant bijdragen aan de waarde van onroerend goed. Dit effect verschilt per type open space en neemt af naarmate de afstand tussen het huis en de open space toeneemt (Lutzenhiser

& Netusil, 2008). Crompton (2001) komt tot dezelfde conclusie als men specifiek kijkt naar parken. In zijn artikel "The Impact of Parks on Property Values: A Review of the Empirical Evidence", worden vijfentwintig empirische onderzoeken vergeleken. Twintig van de vijfentwintig onderzoeken toonden een positief effect op de huizenprijzen aan door toedoen van nabijgelegen openbaar groen. Dat vier van de vijf onderzoeken geen verband of positieve correlatie vertoonden is waarschijnlijk te wijten aan een ontoereikende methodologie.

Een ander goed voorbeeld van de economische bijdragen van parken is de esthetische en historische waarde van openbaar groen. Deze promoten namelijk de stad en verhogen de aantrekkelijkheid van de stad voor haar bewoners maar ook voor toeristen (Tagtow, 1990).

Sociaal: Uit steeds meer empirische data komt naar voren dat openbaar groen een belangrijke sociale en psychologische functie heeft. In het artikel van Chiesura, the role of urban parks for the sustainable city (2004), geeft ze een aantal voorbeelden van deze onderzoeken. Zo kan volgens Ulrich (1981) een bezoek aan een park het gevoel van stress verlagen. Uit een onderzoek van Schroeder (1991) komt naar voren dat een natuurlijke omgeving met vegetatie en water leidt tot een meer relaxte en minder stressvolle perceptie van respondenten in vergelijking met respondenten in een stedelijke omgeving zonder natuurlijke elementen.

Godbey (1992) laat zien dat mensen die regelmatig openbaar groen bezoeken gemiddeld gezonder zijn dan minder frequente bezoekers. Bovendien zal groen de sociale interactie versterken en de kans op agressie verminderen (Kuo et al, 1998).

8

(9)

De wetenschappelijke literatuur omtrent parken en openbaar groen focust zich voornamelijk op de positieve effecten voor het stedelijke leven. Dit onderzoek probeert echter het parkgebruik in kaart te brengen en hiervoor is deze literatuur niet geschikt. Gesteld kan worden dat parken en andere vormen van openbaar groen positieve effecten zullen hebben op de mensen en de omgeving. Maar deze positieve effecten zullen pas echt tot hun recht komen wanneer parken ook echt intensief gebruikt zullen worden. Dat parken bijvoorbeeld het gevoel van stress deels kunnen weg nemen wordt alleen behaald wanneer mensen ook daadwerkelijk parken bezoeken. Hoewel er nadrukkelijk minder onderzoek wordt gedaan naar het parkgebruik zal er een overzicht worden gegeven van de wetenschappelijke inzichten.

2.4 Wetenschappelijke Inzichten met Betrekking tot Parkgebruik

Het grootste gedeelte van het onderzoek omtrent parkgebruik richt zich op empirische waarnemingen.

Wetenschappelijke theorieën omtrent parkgebruik zijn er nauwelijks. Het empirische onderzoek focust zich met name op specifieke doelgroepen. Voorbeelden van dergelijke specifieke doelgroepen zijn kansarme jongeren en ouderen. Een onderzoek uit Australië van Homel en Burns (1987) laat zien dat risico kinderen (gebaseerd op inkomen, opleidingsniveau, baan en de kwaliteit van de buurt) voornamelijk de parken waardeerden en intensief gebruiken. Naast het parkgebruik van jongeren constateren Godbey, Geoffrey en Blazy (1983) een vrij specifiek parkgebruik onder ouderen. Uit het survey onderzoek (uitgevoerd in San Fransisco, Houston, Atlanta, Chigago en Boston.) blijkt dat ouderen het park meerdere malen per week bezoeken. Men bezoekt het park vaak al meerdere jaren op vaste tijden en dagen. Ook bestaat er een duidelijke voorkeur voor de ochtend. Het parkgebruik onder ouderen kent hiermee een vrij regelmatig en gestructureerd karakter. De empirische waarnemingen met betrekking tot parkgebruik kennen dus vrij specifieke onderzoeksdoelgroepen, een overkoepelend onderzoek naar het parkgebruik van een totale populatie is niet bekend. Wel zijn er een aantal bruikbare wetenschappelijk onderzoeken met betrekking tot factoren die het parkgebruik kunnen stimuleren of beperken. McCormack et al., (2010) geven in het artikel:

"Characteristics of urban parks associated with park use and physical activity: A review of qualitative research", een overzicht van het wetenschappelijk onderzoek omtrent factoren die het parkgebruik kunnen beïnvloeden. Het artikel richt zich voornamelijk op parkgebruik in de vorm van fysieke activiteit, maar veel van de gepresenteerde inzichten zijn bruikbaar voor het parkgebruik in het algemeen.

Het artikel "Characteristics of urban parks associated with park use and physical activity: A review of qualitative research" (McCormack, 2010) vergelijkt 21 onderzoeken naar parkgebruik in combinatie met fysieke activiteit. Het begrip fysieke activiteit wordt echter erg breed geïnterpreteerd. Wandelen in het park of de hond uitlaten wordt ook onder fysieke activiteit verstaan waardoor de inzichten ook bruikbaar zijn voor parkgebruik in het algemeen. Door de resultaten van de 21 onderzoeken te combineren heeft men een aantal factoren gevonden die van invloed zijn op de mate van het parkgebruik. Hier volgt een korte opsomming van deze factoren; de afstand tot parken is van invloed op het parkgebruik (Kaczynski and Henderson, 2007). De kwaliteit van de parken speelt ook een grote rol. Onder kwaliteit verstaat men; de omvang van het park (Giles- Corti et al., 2005a); de aanwezigheid van sportvelden (Floyd et al., 2008); een boomrijke omgeving;

wandel- en voetpaden (Shores and West, 2008; Reed et al., 2008; Kaczynski et al., 2008), en het totale aantal

9

(10)

functies en voorzieningen (Kaczynski et al., 2008; Giles-Corti et al., 2005a). Het artikel heeft de resultaten uit verschillende onderzoeken samengevat in de volgende vijf categorieën: Functies, Staat van Onderhoud, Bereikbaarheid, Esthetiek en Veiligheid. Aan de hand van het artikel van McCormack (2010) zal er dieper worden ingaan op de positieve en negatieve factoren die van invloed zijn op het parkgebruik

Functies

Verschillende functies en voorzieningen hebben zowel positieve als negatieve effecten op het parkgebruik, hoewel de mate van belang van bepaalde functies afhangt van de onderzochte doelgroep. Onderzoek naar kinderen en adolescenten wijst uit dat actieve en passieve recreatieve voorzieningen voor deze doelgroepen van belang zijn. Het gaat hier om zowel gestructureerde vormen (sport) en ongestructureerde vormen (spel) van activiteiten. Faciliteiten specifiek gericht op kinderen, zoals speeltuinen, worden met name door ouders gewaardeerd. Maar dergelijke faciliteiten kunnen ook een negatief effect hebben op het parkgebruik. Vooral gedateerde, slecht uitgeruste, ongeschikt voor bepaalde leeftijdsklasse en weinig stimulerende faciliteiten hebben een negatief effect op het parkgebruik. Duidelijk aangelegde en meer natuurlijke wandelpaden worden zeer gewaardeerd door volwassenen. Maar bepaalde voorzieningen zoals: banken, fonteinen, picknick tafels en barbecue plaatsten zijn voor iedereen van belang, ongeacht leeftijd.

Het artikel definieert de verschillende doelgroepen van parken vooral naar leeftijdsklasse (kinderen, adolescenten en volwassenen), maar er zijn natuurlijk ook veel specifiekere doelgroepen denkbaar. Deze meer specifieke doelgroepen kennen andere preferenties en hiermee inherent ook specifieke factoren die het parkgebruik beïnvloeden. Bijvoorbeeld hondenbezitters, waarbij hond gerelateerde voorzieningen (bijvoorbeeld hondenuitlaatplaatsen, speciale prullenbakken om de hondenpoep op te ruimen of de aanwezigheid van poepzakjes) in parken het meest werden gewaardeerd (Cutt et al., 2008).

Staat van Onderhoud

Achterstallig onderhoud is van negatieve invloed op het parkgebruik. Vooral vieze speelplaatsen en de mate van netheid in het park zelf zijn hiervan de oorzaak.

Bereikbaarheid

De meeste onderzoeken relateren bereikbaarheid aan de nabijheid van parken. Over het algemeen zijn lokale parken binnen loopafstand positief voor het parkgebruik. Ook de bereikbaarheid via het openbaar vervoer kan een bepalende factor zijn in het gebruik, dit geldt voornamelijk voor fysieke activiteiten (Day, 2008).

Daarnaast worden speelplaatsen in parken langs dagelijkse routes (bijvoorbeeld van en naar school) meer gebruikt dan speelplaatsen die ergens anders zijn gesitueerd (Ferre et al., 2006). Echter nabijheid lijkt niet de sterkste component te zijn binnen de factoren van invloed op het parkgebruik. Sommige respondenten verklaarden, hoewel ze dicht bij een park woonden, nooit van hun leven dat park zouden bezoeken omwille van hun eigen veiligheid (Wilbur et al., 2002). Maar nabijheid kan zeker positief bijdragen aan de mate van het parkgebruik.

10

(11)

Esthetiek

Esthetiek is belangrijk voor elke doelgroep. Positieve aspecten van het park worden vertaald naar de aanwezigheid van bomen , planten, tuinen, gras, bloemen, natuurlijke omgeving en verschillende vormen van water (sloten, vijvers etc.). Zoals hiervoor is gemeld kan rommel, vuil en slecht onderhoud de esthetiek negatief beïnvloeden. Deze factoren liggen vrij voor de hand maar het artikel komt ook met een vrij onverwacht effect betreffende dieren in het park. Deze kunnen zowel positief als negatief zijn voor het parkgebruik. Vooral hondenbezitters (Cutt et al,. 2008) en sommige kinderen (Gearin & Kahle, 2006) ervaren dieren als een negatief aspect. Het gaat hier om dieren, bijvoorbeeld ganzen, die leven in het park.

Veiligheid

De meest voorkomende vorm van onveiligheid wordt geassocieerd met de aanwezigheid van ongewenste parkgebruikers zoals verslaafden en zwervers. Daarnaast versterkt de aanwezigheid van tieners het gevoel van onveiligheid onder jonge kinderen en hun verzorgers (Veitch et al., 2007; Veitch et al., 2006; Adams et al., 2008). Onderhoud en veiligheid zijn ook onlosmakelijk met elkaar verbonden, van onveilige speeltoestellen tot rondslingerend glas. Deze vormen van slecht onderhoud zijn zowel in het gebruik als in de perceptie van veiligheid van negatieve invloed op het parkgebruik. Het artikel concludeert hiermee dat fysieke attributen zeker meespelen in de perceptie van (on)veiligheid in het park. Deze fysieke attributen zijn overigens niet altijd negatief van invloed op het parkgebruik. Straatverlichting, aanwezigheid van bewaking/politie of het duidelijke markeren van honden uitlaat gebieden (wanneer men bang is voor honden) kunnen de perceptie van veiligheid vergroten (McCormack et al., 2010).

Zoals gezegd zijn de verschillende doelgroepen in het gebruikte artikel naar parkgebruik gedefinieerd naar leeftijdsklasse (hoewel hondenbezitters en ouders soms als doelgroep zijn meegenomen in het onderzoek).

Behalve leeftijd speelt etniciteit en culturele achtergrond ook een grote rol in de vorm van het parkgebruik.

Groepen en individuen kennen verschillende vormen van parkgebruik doordat de perceptie en het gebruik van open space gevormd wordt door jeugdervaringen en culturele voorkeuren voor verschillende activiteiten (Rishbath, 2010). Samenvattend kan worden gesteld dat de perceptie en het gebruik van ruimte (in dit geval parken) verschilt onder verschillende groepen mensen. Individuele en groepskenmerken beïnvloeden de perceptie van parken en het gebruik ervan, waardoor verschillende doelgroepen een heel verschillend gebruikspatroon vertonen. Samengevat: verschil in ruimtelijk gedrag wordt veroorzaakt door sociaal- culturele verschillen, geslacht, etniciteit, inkomen en leeftijd (Rapoport 1977, 1984).

11

(12)

3.1 Overheidsbeleid met Betrekking tot Parken

Naast individuele kenmerken zijn de 'kenmerken van het park' (zoals gedefinieerd in het artikel van McComrack, 2010) ook van invloed op het parkgebruik. Deze kenmerken van het park worden echter grotendeels gevormd door het gevoerde beleid. Factoren zoals nabijheid van parken (hoeveel parken creëer je in een stad?) en de staat en onderhoud van het park (hoeveel geld is hiervoor beschikbaar gesteld?) zijn zaken die direct beïnvloed worden door het gevoerde beleid. Omdat het beleid van invloed is op het uiteindelijke parkgebruik wordt er een uiteenzetting gegeven van het beleid met betrekking tot parken.

3.2 Het Nationaal Beleid

Het nationale beleid omtrent parken beperkt zich tot nationale parken. Dit zijn grotere natuurgebieden (van minstens 1000 hectare) en maken onderdeel uit van de ecologische hoofdstructuur van Nederland. Het beleid ten aanzien van nationale parken is gericht op:

• het verbeteren van de kwaliteit;

• het vergroten van het aantal parken

• het vergroten van de bekendheid bij het publiek

• het stimuleren van de samenwerking tussen de parken (rijksoverheid, 2012)

De overheid geeft wel een aantal richtlijnen met betrekking tot openbaar groen (waaronder men stadsparken kan rekenen). Men constateert in de Nota Ruimte (2006) dat in veel steden de balans tussen bebouwing en groen sterk achteruit is gegaan. Hierdoor is er volgens de nota een tekort ontstaan aan blauwe (water) en groene (natuur) recreatiemogelijkheden in de stedelijke gebieden. Het rijk beschouwt het aanbod van groene- en blauwe recreatie mogelijkheden als een te garanderen basiskwaliteit van de stad. Van provincies en gemeenten wordt daarom verwacht de juiste balans tussen bebouwing en groen/blauw op te nemen in hun ruimtelijke planning. Daarbij dient ook rekening te worden gehouden met het vergroten van de bereikbaarheid en toegankelijkheid van de groene ruimtes, het behoud van huidige parken en groenstructuren wordt daarbij als wenselijk geacht. Bij de uitleg van nieuwe bebouwde gebieden dienen gemeenten rekening te houden met het streefgetal van 75 vierkante meter groen per woning (Nota Ruimte, 2006).

Rijksoverheid houdt zich inzake openbaar groen dus vooral bezig met de grotere natuurgebieden die ,ecologisch gezien, voor Nederland erg belangrijk zijn. Wat betreft openbaar groen in en rondom de steden geeft rijksoverheid een aantal richtlijnen, maar het uiteindelijk beleid wordt door provincies en gemeenten uitgestippeld. Voor het onderzoek zal daarom ook het beleid van de gemeente Almere worden beschreven.

12

(13)

3.3 Beleid Gemeente Almere

Openbaar groen en water is sinds het ontstaan van Almere erg belangrijk geweest voor de stad. Men heeft bij de ontwikkeling expliciet rekening gehouden met het creëren van een groen karakter. Als het streefgetal uit de nota ruimte (2006) wordt vergeleken met de cijfers van Almere dan voldoet de gemeente Almere hier ruimschoots aan. De oppervlakte groen per woning is gemiddeld 322 m²,variërend van 240 m² in Almere Stad en 260 m² in Almere Buiten tot 576 m² in Almere Haven. Almere zit dus drie a vier maal boven dit streefgetal (Almere; levend in het groen, 2009). Het gaat hier niet expliciet alleen om parken maar om elke vorm van openbaar groen, maar de gemeente hecht zeker belang aan haar stadsparken. In 2003 heeft het een beleidsnota, Almere Parkstad, geformuleerd waarin het belang van parken voor de stad Almere wordt onderstreept. In deze nota zijn voorwaarden vastgelegd voor het behoud en versterken van de kwaliteit voor de toekomst. Vijf parken zijn hierbij aangewezen als de dragers van de binnenstedelijk groenvoorziening.

Deze parken zijn Zuidoever Weerwater, Lumiérepark, Beginbos, Beatrixpark en Sportpark Fanny Blankers- Koen (VVVAlmere, 2012). Wel worden er in de nota een aantal kritische kanttekeningen geplaatst bij de staat en het onderhoud van de parken van toentertijd (2003). Een enorme oppervlakte aan openbaar groen heeft natuurlijk ook zijn keerzijde. De kosten voor beheer en onderhoud zijn groot en om de kwaliteit te verbeteren moet er nog meer geld worden geïnvesteerd in de parken. Om deze kwaliteitsinjecties te realiseren werd er veelal gedacht aan de oplossing waarbij nieuwe bebouwing (rood) in groene gebieden wordt ingezet om de winst in groen te herinvesteren.

In een recentere nota, Almere 'levend in het groen', wordt deze oplossing van de baan geveegd. Er is extra geld vrijgemaakt voor het beheer en onderhoud van de parken. De nota Almere; 'levend in het groen' (2009) gaat overigens niet heel specifiek in op parken (in ieder geval niet zo specifiek als de Nota uit 2003; Almere Parkstad) maar kijkt op een hoger aggregatieniveau naar het openbaar groen. De vraag hoe Almere omgaat met het groen binnen de doorontwikkeling van de stad staat centraal in deze. De volgende twee aspecten dienen als leidraad voor toekomstige ontwikkelingen van de stad:

− Het blauwgroene karakter van Almere heeft een grote meerwaarde voor de stad: het bepaalt in hoge mate de kwaliteit van de leefomgeving, de attractiviteit van Almere als vestigingsplaats voor bedrijven, voorzieningen en hun werknemers en biedt ruimte aan maatschappelijke en culturele activiteiten;

− Er zijn vijf typen groengebieden met elk een “eigen regime” met betrekking tot initiatieven in groen (zie tabel 1)

13

(14)

Tabel 1: De Vijf Typen Groen Gebieden en bijbehorende "regimes"

Type Groen Gebied Beleid

Ecologische Gebieden In deze gebieden vindt geen bebouwing plaats, met hoge uitzondering wanneer er wordt gebouwd ten behoeve van de functie 'natuur'.

Overige Gebieden: Voor bouwen in het groen moet maatwerk plaatsvinden welke voor elk type verschilt.

A: Het Groene Raamwerk Totdat de nieuwe structuurvisie gereed is zullen nieuwe initiatieven met terughoudendheid bekeken worden.

B:Stadsparken Hier vind geen bebouwing plaats, behalve bebouwing die de functie van het park ondersteunen.

C: Sportparken Alleen vindt hier bebouwing plaats die de sportfunctie ondersteunen.

D: Groen in de Wijk Hier kan worden gebouwd, mits de meerwaarde voor de wijk, het stadsdeel of stad kan worden onderbouwd.

Bron: Beleidsnota: Almere 'levend in het groen' (2009)

Uit de hiervoor beschreven beleidsnota's blijkt het belang van openbaar groen voor de gemeente Almere. Het ruime aanbod aan openbaar groen en blauw wordt als een karakteristieke eigenschap van de gemeente ervaren. En binnen deze visie spelen de vele stadsparken een belangrijke rol van betekenis. Het beleid is erop gericht om de bestaande kwaliteit van de parken te behouden en indien nodig deze zelfs te verbeteren.

Hiervoor is meer geld beschikbaar gesteld door de gemeente, wat wordt aangewend voor verbetering van onderhoud en beheer alsmede voor nieuwe investeringen. Daarnaast zorgen de verschillende "bouwregimes"

ervoor dat het huidige karakter van de verschillende typen openbaar groen (waaronder parken) niet onwenselijk kan worden aangetast door bebouwing. Hiermee poogt de gemeente het karakter en de kwaliteit van de huidige parken te waarborgen, voor nu maar ook voor in de toekomst. Deze aandacht voor parken en andere vormen van openbaar groen geven aan dat de gemeente Almere optimaal probeert te faciliteren in groenvoorzieningen wat in theorie een positieve uitwerking zal moeten hebben op het parkgebruik.

14

(15)

4.1 Centrale Vraagstelling

Het onderzoek probeert een antwoord te formuleren op de vraag wat het belang van parken is voor de inwoners van Almere. De stad Almere is altijd in de markt gezet als een groene suburb met betrekkelijk veel groenvoorzieningen. Dat parken van vitaal belang zijn voor dichtbevolkte stedelijke agglomeraties kan evident genoemd worden, maar wat is het belang van parken voor een suburbaan gebied als Almere? Deze vraag is de essentie van mijn onderzoek en is tot de volgende hoofdvraag geformuleerd: "Wat is het belang van stadsparken voor de bewoners van Almere?"

4.2 Operationaliseren naar Deelvragen

In de wetenschappelijke literatuur (zie theoretisch kader) wordt het belang van parken voor de stad op verschillende manieren geïnterpreteerd. Zo kunnen parken belangrijk zijn voor de stad in ecologisch opzicht, maar dit is niet het gezichtspunt van waaruit het belang van parken wordt benaderd. Het belang van parken, in dit onderzoek, wordt puur bekeken vanuit het gebruik. Wanneer parken intensief gebruikt worden zijn deze faciliteiten meer van 'waarde' dan wanneer deze nauwelijks worden gebruikt. Het belang van parken kan hiermee worden geoperationaliseerd naar twee componenten; 1) de intensiteit van het gebruik (hoe vaak en hoelang wordt het park gebruikt?) en 2) de variatie in activiteiten (waarvoor gebruikt men het park?).

Deze twee componenten samen vormen het belang van het park voor de bewoners van Almere.

Om het belang van parken ook voor niet gebruikers te meten is een derde component toegevoegd, "de perceptie ten aanzien van parken". De gedachte achter deze variabel is het feit dat men het park niet daadwerkelijk hoeft te gebruiken om er waarde aan te hechten. Parken kunnen bijvoorbeeld een positieve bijdrage leveren aan de woonomgeving zonder dat je deze faciliteiten ooit bezoekt. Maar de variabel gaat ook in op de 'diepere' betekenis van het park. Een parkgebruiker kan zijn activiteit uitoefen in het park puur omdat er geen andere alternatieven zijn. Maar de gebruiker kan daarentegen ook juist het park boven andere alternatieven verkiezen, vanwege de "diepere" betekenis van het park waarbij het park een meerwaarde geeft aan de activiteiten. Door het parkgebruik en de perceptie te meten kan er een conclusie geformuleerd worden over het belang van parken voor de bewoners van Almere.

De perceptie en het gebruik van parken staat natuurlijk niet vast en kunnen sterk verschillen per individu.

Deze verschillen, zoals beschreven in het theoretisch kader, worden gevormd door individuele kenmerken.

Kenmerken als leeftijd en geslacht kunnen sterk bepalend zijn voor het parkgebruik. In het onderzoek wordt daarom rekening gehouden met de kenmerken: leeftijd, geslacht en etniciteit. Naast individuele kenmerken worden de woningkenmerken ook meegenomen. Dit vertaalt zich in het al dan niet bezitten van een tuin. De hypothese is dat mensen met een tuin minder gebruik zullen maken van het park dan mensen zonder tuin.

Het parkgebruik wordt dus gezien als een afhankelijke variabel van de woningkenmerken (tuinbezit). Naast individuele kenmerken en woningkenmerken kent het onderzoek een derde onafhankelijke variabel, de 'kenmerken van de parken'. Goed uitgeruste parken (als in de juiste faciliteiten, goed onderhouden etc.)

15

(16)

zullen eerder intensief gebruik uitlokken dan wanneer de parken niet voldoen aan de eisen van de bewoners.

De kenmerken van de parken zijn daarom ook van grote invloed op het parkgebruik.

Met behulp van het artikel van McCormack et al.(2010) is het begrip 'de kenmerken van het park' geoperationaliseerd. In het artikel van McCormack et al. komen vijf factoren naar voren die van invloed zijn op het parkgebruik. De variabel 'kenmerken van het park' kent daarmee de volgende componenten: Functies, Bereikbaarheid, Veiligheid, Esthetiek en de Staat van Onderhoud. De samenstelling van bovengenoemde factoren zullen de 'kenmerken van het park' vormen.

De hierboven aangenomen en beschreven causale relaties kunnen worden samengevat in het volgende conceptueel schema:

Om het belang van parken beter te kunnen definiëren zijn de volgende deelvragen opgesteld:

− Hoe kunnen we het parkgebruik van de bewoners van Almere omschrijven naar intensiteit en vorm van gebruik?

− In hoeverre speelt de perceptie ten aanzien van parken een rol in het parkgebruik?

− In hoeverre speelt tuinbezit een rol in het parkgebruik?

− In hoeverre spelen de individuele kenmerken een rol in het parkgebruik?

− In hoeverre spelen de kenmerken van de parken een rol in het parkgebruik?

De antwoorden op deze deelvragen zullen een solide basis vormen voor de formulering van het belang van de stadsparken voor de bewoners van Almere. De benodigde informatie voor deze antwoorden wordt verkregen door middel van drie verschillende onderzoeksmethodes, namelijk: een enquête, observaties en via diepte interviews.

4.3 Operationalisatie van de individuele kenmerken

Naast de woningkenmerken en de kenmerken van het park wordt er ook gekeken naar de invloed van de individuele kenmerken op het parkgebruik. Deze individuele kenmerken zijn als volgt geoperationaliseerd:

Het kenmerk leeftijd bestaat uit de volgende leeftijdsklasse: 0 tot 10 jaar; 10 tot 20 jaar, 20 tot 30 jaar, 30 tot 65 jaar en 65plussers. Op basis van etniciteit wordt er alleen onderscheid gemaakt tussen autochtoon en allochtoon. En ook op basis van geslacht zijn er natuurlijk twee mogelijkheden; man of vrouw.

16

(17)

5.1 Het onderzoek

In het onderzoek naar het parkgebruik wordt er specifiek gekeken naar de stadsparken van Almere. Kleine groenvoorzieningen binnen woonwijken kunnen ook als park (of wijkpark) worden aangeduid maar worden niet meegenomen in het onderzoek. De stadsparken die wel zijn opgenomen zijn ook door de gemeente benoemd als stadsparken. Zie hieronder de kaart voor alle stadsparken in Almere:

Afbeelding 1: De stadsparken van de gemeente Almere

(Gemeente Almere, Vragenlijst groen/blauw 2008)

5.2 Onderzoeksmethodes

Voor het onderzoek wordt er gebruik gemaakt van drie verschillende onderzoeksmethodes. De combinatie van deze verschillende methodes zorgt ervoor dat er genoeg data kan worden verzamelend om het belang van stadsparken te definiëren. Daarnaast wordt er een breed inzicht in het parkgebruik verkregen aangezien er gebruik wordt gemaakt van zowel kwantitatieve als kwalitatieve methodes van onderzoek. Het onderzoek kent de volgende onderdelen:

Soort onderzoek Methode

Enquête Kwantitatief

Observatieonderzoek Kwantitatief /Kwalitatief

Interviews Kwalitatief

17

(18)

De verschillende onderdelen van het onderzoek zullen apart worden behandeld. Hier wordt dieper in gegaan op de verschillende soorten informatie die de onderdelen generen, en voor welke deelvragen deze informatie relevant is.

5.3Enquête

De enquête is gehouden onder een vast panel van de gemeente Almere. In totaal zijn 1942 respondenten benaderd om te participeren in het onderzoek. Online kon men een enquête invullen met betrekking tot het parkgebruik. De enquête telt de volgende vragen:

• Vraag 1: Hoe vaak heeft u het afgelopen jaar een van de parken van Almere bezocht?

• Vraag 2: Indien u een van de parken heeft bezocht, kunt u aangeven welke parken dit waren?

• Vraag 3: Indien u een van de parken heeft bezocht, voor welke activiteiten bezocht u het park?

• Vraag 4 Indien u een van de parken heeft bezocht, was de reden voor dit bezoek?

• Vraag 5: Indien u het afgelopen jaar geen van de parken van Almere heeft bezocht, wat is daarvoor uw reden?

• Vraag 6: Heeft u een tuin? Zo ja, van welke omvang?

De eerste en tweede vraag gaan in op de intensiteit van het bezoek. Bij de eerste vraag kon men kiezen uit de volgende keuze mogelijkheden: Niet bezocht, Minder dan 9 keer per jaar, maandelijks, wekelijks of dagelijks. Met de eerste vraag wordt de intensiteit gemeten van het totale bezoek aan de parken in de gemeente Almere, waar de tweede vraag de intensiteit van het parkgebruik per stadspark laat zien. Hieraan gekoppeld is vraag drie, welke ingaat op het type gebruik. Deze vraag kent de volgende keuzemogelijkheden: Fietsen / skaten; Van de natuur genieten; Spelen (kinderen); Hond uitlaten;

Relaxen; Picknicken; Wandelen en Sporten. Fietsen en Skaten zijn samengevat in een keuze optie omdat beide activiteiten een zelfde soort gebruik kennen. Zowel de fietsers als de skeelers gebruiken de brede paden in het park voor verplaatsing. De opties 'relaxen' en 'van de natuur genieten' zijn juist apart genoemd.

De respondenten die 'relaxen' zullen noteren hechten waarschijnlijk minder waarde aan de natuurlijke aspecten van het park. Hierdoor wordt er meer inzicht verschaft in de perceptie ten aanzien van het park.

Vinden de respondenten natuur belangrijk, of komt men er alleen 'relaxen' omdat het park hiervoor de juiste voorzieningen heeft(bankjes en andere zitgelegenheden).

De respondenten konden meerdere activiteiten aankruisen, maar er was ook de mogelijkheid om zelf een activiteit toe te voegen. Deze toevoegingen van de respondenten zelf zullen verder worden behandeld bij de resultaten.

De hiervoor genoemde vragen worden beantwoord door de mensen die hebben aangegeven een park bezocht te hebben in het afgelopen jaar. Vraag vijf is specifiek gericht op de respondenten die geen park hebben bezocht. Ook deze vraag kent zowel vaste keuzemogelijkheden als de mogelijkheid om zelf een reden te formuleren waarom men geen park heeft bezocht. Ook bij deze vraag zijn meerdere keuzemogelijkheden toegestaan. De vaste keuzemogelijkheden zijn: Ik heb er geen behoefte aan; Ik heb aan mijn tuin voldoende; Ik bezoek liever natuurgebieden buiten de stad; De parken zijn onveilig; De parken zijn

18

(19)

onvoldoende bereikbaar; De parken voldoen niet aan mijn eisen. Wederom zullen de eigen toevoegingen van de respondenten behandeld worden bij de onderzoeksresultaten.

Om de relatie tussen tuinbezit en parkgebruik te kunnen meten is vraag vier opgenomen in de enquête.

Hierin wordt gevraagd of de woning van de respondent een tuin heeft. Heeft de respondent een tuin dan wordt hem gevraagd de grootte hiervan aan te geven (klein, gemiddeld of groot). De keuze mogelijkheden omtrent de grootte zijn met opzet aan de eigen interpretatie overgelaten. Iemand die zijn eigen tuin als groot ervaart zal minder snel van openbaar groen en dus parken gebruik maken. Om deze hypothese te testen worden de resultaten van vraag een en vier gecombineerd om te kijken of het tuin bezit van invloed is op het parkgebruik van de respondenten. Daarnaast biedt vraag vijf ook een inzicht in deze vermoedelijke relatie omdat 'ik heb aan mijn tuin voldoende' hier is opgenomen als keuzemogelijkheid op de vraag: “waarom men geen park heeft bezocht”.

Vraag drie is in het onderzoek buiten beschouwing gelaten. In een eerder stadium van het onderzoek was het de bedoeling om de emotionele waarde van het parkgebruik te meten. Bezoekt men het park bijvoorbeeld puur om te sporten, als uitlaatklep, of bijvoorbeeld meer voor sociale interactie. Het zocht meer de gedachten achter de activiteiten. Echter deze gedachten blijken al grotendeels uit de vertoonde activiteit, een hardloper zal om sportieve redenen in het park zijn terwijl iemand die picknickt met zijn of haar familie er zit voor de sociale interactie. De gehele enquête inclusief antwoord mogelijkheden staan vermeld in de bijlagen.

5.4 Observatieonderzoek

Het observatieonderzoek maakt gebruik van een case study en heeft plaatsgevonden in het Koningin Beatrixpark in Almere. In de eerste opzet was het de bedoeling dat er meerder parken onderzoeken onderzocht zouden worden, maar een dergelijke aanpak is erg tijdrovend. Daarnaast bleek bij het eerste bezoeken dat het parkgebruik in het Beatrix er het meest uitsprong. Dit wordt bevestigd door het onderzoek van de gemeente blauw groen uit 2008 (zie bijlage), waarin naar voren komt dat het Beatrixpark het meest bezochte park is van Almere. Vandaar dat de keuze is gevallen op het Beatrix den Uyl park, zoals het officieel heet (hierna genoteerd als Beatrixpark). Het observatieonderzoek bestaat uit twee afzonderlijke delen.

5.4.1 Eerste deel observatieonderzoek

Het eerste deel van het observatieonderzoek kent geen gestructureerde aanpak. Het is meer bedoeld om het park en de gebruikers beter te leren kennen. Door te observeren en te kijken wat er in het park gebeurt kan al een ruwe inschatting worden gemaakt over het parkgebruik. Het is ook erg nuttig ter voorbereiding op het vervolg van het onderzoek. Je leert bijvoorbeeld al snel welk type gebruik je waar zou kunnen vinden in het park en wat de beste plek is om het daadwerkelijke gebruik over een bepaalde tijdspanne te tellen. Ook zijn er enkele vormen van parkgebruik aangetroffen waar van te voren geen rekening mee is gehouden.

19

(20)

5.4.2 Tweede deel observatieonderzoek

Voor het gestructureerde deel van het observatieonderzoek is uiteindelijk gekozen voor een plek in het Beatrixpark. Deze plek bevindt zich bij het skate park. De keuze voor deze locatie wordt ingegeven doordat er veel verschillende vormen van parkgebruik voorkomen. Je hebt het skate park waar skaters komen, maar het wordt ook veelvuldig gebruikt om te ontspannen / relaxen. Er loopt een belangrijk fietspad waar veel mensen gebruik van maken. Aan weerszijde van de plek liggen wandelpaden, die vooral worden gebruikt door hondenbezitters en wandelaars. Deze combinatie van verschillende mogelijke vormen van parkgebruik maakt dit de perfecte plek voor het observatieonderzoek.

Het observatieonderzoek zal worden uitgevoerd op woensdag, donderdag en vrijdag in de weken 21,22 en 23. Op drie vaste tijdstippen, te weten 13 uur, 15 uur en 18 uur, zal het aantal gebruikers geteld worden in een tijdspanne van drie kwartier. Met de ervaringen uit het eerste deel van het observatieonderzoek is er een vaste turflijst gecreëerd, die de verschillende vormen van parkgebruik omvat (zie afbeelding 2).

Door gebruik te maken van gezette tijden is het mogelijk om een goede afspiegeling te verkrijgen van het parkgebruik in het Beatrixpark. De gestructureerde aanpak zorgt ervoor dat er een inzicht wordt verkregen in de mate en vorm van het parkgebruik en alsmede in hoeverre individuele kenmerken (leeftijd, geslacht en etniciteit) dit parkgebruik beïnvloeden.

Hoewel de methode van observatie uitermate geschikt is voor het in kaart brengen van de verschillende vormen van parkgebruik is deze misschien minder geschikt bij het bepalen van sommige individuele kenmerken. De leeftijdsklasse bijvoorbeeld zijn redelijk ruim genomen maar het feit blijft dat er hier een inschatting wordt gemaakt omtrent de leeftijd. In dit opzicht is het geen precieze meting. Hoewel het onderscheid tussen kinderen, jongeren, adolescenten, volwassenen en 65plussers redelijk duidelijk is kunnen er afwijkingen plaatsvinden in de waarnemingen. Ditzelfde geldt voor etniciteit. 'Blanke' mensen worden aangeduid als autochtoon, maar op basis van uiterlijke kenmerken is het niet mogelijk om met honderd procent zekerheid vast te stellen of iemand autochtoon dan wel allochtoon is.

20

(21)

Afbeelding 2: Voorbeeld turflijst zoals gebruikt in het observatieonderzoek

21

(22)

5.5 Interviews

De interviews die worden afgenomen zijn allemaal afkomstig van parkbezoekers uit het Beatrixpark. Het interview zelf zal geen gestructureerde aanpak kennen, het is vooral de bedoeling dat de bezoekers zelf hun verhaal vertellen. De vragen waarvoor ze het park gebruiken en in welke mate komen in elk interview aan de orde. Waar het interview verder heen gaat ligt vooral aan het type parkgebruiker en wat de individu er zelf over te vertellen heeft. Van elke vorm van parkgebruik is geprobeerd minimaal twee interviews te houden om elk type gebruik een meer kwalitatief gezicht te geven.

De interviews zijn vooral bedoeld om de perceptie ten aanzien van parken in kaart te brengen en in hoeverre de kenmerken van het park meespelen in het gebruik. Onder de volgende type gebruikers zijn interviews afgenomen, waarbij het getal achter haakjes staat voor het aantal geïnterviewden:

− Fietsers (passanten, 2x) - Sport/Recreatie fietsers (3x)

− Wandelaars (Volwassene, 3x) - Wandelaars (65+, 2x)

− Hondenbezitters (3x) - Jongeren (3x)

− Ouders met kleine kinderen (2x) - Zwervers (2x)

− Skaters (2x) - Skeelers (3x)

− Hardlopers (1x)

Om de perceptie ten aanzien van parken te kunnen onderzoeken worden er verschillende vragen gesteld.

Deze vragen staan niet van te voren vast en hoeven ook niet aan elke respondent gesteld te worden.

Hier volgen een aantal voorbeeldvragen die de perceptie ten aanzien van parken in kaart moeten brengen:

− Wat vindt u van de parken?

− Vindt u de parken belangrijk?

− Waarom vindt u parken belangrijk?

− Zou u het erg vinden als het aanbod in parken wordt verminderd?

Om de invloed van de kenmerken van het park op het parkgebruik te onderzoeken wordt er gebruik gemaakt van dezelfde methode. De volgende voorbeeldvragen proberen deze invloed te meten:

− Welke faciliteiten of activiteiten zou u aan het park willen toevoegen?

− Wat zijn de negatieve aspecten van dit specifieke park?

− Wat zou u willen verbeteren aan het park?

De resultaten van de interviews zullen globaal worden besproken. Het gaat hier met name om de perceptie ten aanzien van het park en de invloed van de kenmerken op het parkgebruik. Hierin wordt rekening

22

(23)

gehouden met eventuele verschillen op basis van de individuele kenmerken. In de bijlagen staan samenvattingen van de interviews naar type gebruik.

6.1 De Resultaten van het onderzoek

De resultaten op de verschillende vormen van onderzoek zullen apart worden beschreven. Elk onderdeel kent een eigen conclusie op basis van de gegevens. Tenslotte zullen de conclusies op de verschillende onderzoeksdelen worden samengevoegd om een uiteindelijke conclusie te kunnen formuleren omtrent het belang van stadsparken voor de bewoners van Almere.

6.2 De Enquête

De enquête is verstuurd naar 1942 respondenten waarvan 842 respondenten de enquête daadwerkelijk hebben ingevuld. De uiteindelijk respons bedraagt hiermee 43,3 %. Wat betreft steekproefgrootte is het aantal enquêtes van 842 voldoende. De onderzochte populatie in dit onderzoek zijn de bewoners van Almere.

Afgaande op het inwonersaantal van ruim 194.000 (Almere.nl, 02-04-12), bij een foutmarge van 5% en een betrouwbaarheidsniveau van 95% een minimale steekproefgrootte nodig van 384 respondenten. Hoewel de steekproefgrootte voldoende wordt geacht zegt dit nog niets over het feit in hoeverre deze groep van 842 respondenten representatief is voor de gehele populatie van Almere.

6.2.1 Representativiteit

De mate van representativiteit wil zeggen in hoeverre lijkt de groep van de respondenten op de totale populatie van Almere. Hierbij wordt in dit onderzoek gekeken naar leeftijdsopbouw, geslacht en etniciteit.

De mate van representativiteit is erg belangrijk bij het doen van gefundeerde uitspraken op basis van de enquête. Wordt de enquête bijvoorbeeld voor 80% ingevuld door vrouwen dan zullen de resultaten voornamelijk iets zeggen over het parkgebruik van vrouwen, en niet over mannen. Bij een dergelijke respons kun je geen gefundeerde uitspraken doen over het parkgebruik van de gehele populatie van Almere. Wanneer de genoemde kenmerken, (leeftijd, geslacht en etniciteit) wel overeenkomen met de gehele populatie kunnen we met redelijke zekerheid vaststellen dat we een gefundeerde uitspraak kunnen doen over het parkgebruik van de bewoners van Almere.

Het individuele kenmerk geslacht is niet opgenomen in de enquête. Hierover kunnen dus geen uitspraken worden gedaan. Het observatieonderzoek zal moeten uitwijzen wat het geslacht voor effect heeft op het parkgebruik. De individuele kenmerken leeftijd en etniciteit zijn wel opgenomen in de enquête.

Als we kijken naar de leeftijdsverdeling uit de enquête dan ontstaat het volgende beeld:

Tabel 2: Leeftijdsverdeling van de respondenten

Leeftijdsklasse Frequenc

y

Percent Valid Percent Cumulative Percent

20 - 30 30 3,6 3,6 3,6

30 - 65 667 79,2 79,2 82,8

65 + 145 17,2 17,2 100,0

23

(24)

Total 842 100,0 100,0

De enquête bevat geen respondenten uit de leeftijdsklasse 0 tot 10 en 10 tot 20 jaar. Maar ook de

leeftijdsklasse 20 – 30 jaar is erg onder vertegenwoordigd met slechts 30 respondenten op een totaal van 842 respondenten. Het overgrote deel van de respondenten bevindt zich in de leeftijdsklasse 30 tot 65 jaar met bijna 80% van de totale respons. Ook de 65plussers zijn ruim vertegenwoordigt met 17 % van het totaal.

Hieruit kan worden geconcludeerd dat we voornamelijk gefundeerde uitspraken kunnen doen over het parkgebruik van de leeftijdsklasse 30 tot 65 jaar en de 65plussers. Het aantal van 30 respondenten (3,6 %) is gewoon te laag om gefundeerde uitspraken te doen over de leeftijdsklasse 20 tot 30jaar. Kijken we naar afbeelding x, dan zien we dat de groep 20 tot 30 jaar ongeveer 13% (6%+7%) beslaat van het totale bevolkingsaantal van de gemeente Almere.

Afbeelding 3: Bevolkingsopbouw Almere, naar geslacht en leeftijd Bron: Sociale Atlas van Almere (2011)

De respons van de leeftijdsklasse 30 tot 65jaar en 65plussers zijn in deze enquête wel goed vertegenwoordigd. Kijkend naar de bevolking van Almere dan beslaat het aandeel volwassenen (30 tot 65jaar) ongeveer 52%, waar in de enquête een respons is gemeten van 79,2 %. De groep 65plussers is ook ruim vertegenwoordigd in de enquête met 17,2%, waar de 65plussers ongeveer 9% uitmaken van de totale

24

(25)

bevolking van Almere. Op basis van deze gegevens kunnen we dus stellen dat de enquête voornamelijk het parkgebruik van de laatstgenoemde leeftijdsklasse in kaart brengt. Hoewel de leeftijdsklasse 20 tot 30 jaar wel is opgenomen in de enquête is hier een te lage response ontvangen om gefundeerde uitspraken over deze leeftijdsklasse te doen. Later in dit hoofdstuk zal dieper worden ingegaan op de relatie tussen leeftijd en parkgebruik zoals deze naar voren komt uit de enquête.

Naast leeftijd is het individuele kenmerk etniciteit ook van invloed op het parkgebruik. Ook hier is de mate van representativiteit van belang om te kunnen bepalen in hoeverre de gegevens uit de enquête toepasbaar zijn op de werkelijke populatie. De bevolkingsopbouw van Almere naar etniciteit ziet er als volgt uit:

Afbeelding 4 Bevolkingsopbouw gemeente Almere naar Etniciteit, 1 januari, 2011

(Bron: Sociale Atlas van Almere,2011)

De respondent uit de enquête kennen de volgende etnische samenstelling:

Tabel 3: Samenstelling van de Respondenten naar Etniciteit

Frequenc

y

Percent Valid Percent Cumulative Percent

Valid

Nederlands 684 81,2 81,3 81,3

Antilliaans/Arubaans 9 1,1 1,1 82,4

Surinaams 29 3,4 3,4 85,9

Turks 1 0,1 0,1 86,0

Marokkaans 4 0,5 0,5 86,4

Afrikaans 2 0,2 0,2 86,7

Overig niet-westers 13 1,5 1,5 88,2

Overig westers 99 11,8 11,8 100,0

Total 841 99,9 100,0

Missing System 1 0,1

Total 842 100,0

Uit deze gegevens kan worden geconcludeerd dat vooral autochtone Nederlanders zijn overgerepresenteerd in dit onderzoek. Ongeveer 81% van de respondenten zijn autochtonen Nederlanders, waarbij de werkelijke populatie van Almere een percentage van 61% autochtone Nederlanders kent. Dit hoge aantal autochtone respondenten in de enquête heeft natuurlijk gevolg voor de afspiegeling van de overige etniciteiten. Vooral

25

(26)

de Marokkanen, Turken, Surinamers, Afrikaanse en Overige niet westerse respondenten zijn ondergerepresenteerd in dit onderzoek.

Op basis van deze informatie kan worden vastgesteld dat we gefundeerde uitspraken kunnen doen over het parkgebruik van de autochtone bewoners van Almere en de overig westerse bevolking. Echter, bij uitspraken over parkgebruik in combinatie met etniciteit moeten we rekening houden met het feit dat de groep respondenten een vertekend beeld weergeeft van de werkelijkheid. Zo kent de enquête bijvoorbeeld slechts een Turkse respondent, op basis van die gegevens kunnen we natuurlijk geen uitspraken doen over het parkgebruik van de Turkse bewoners van Almere. De enquête laat voornamelijk het parkgebruik zien van de leeftijdsklasse 30 tot 65 jaar en de 65plussers waarbij het grootste gedeelte van de respondenten autochtoon is.

6.2.2 Resultaten Enquête

Als eerst worden de resultaten uit de enquête besproken voor de gehele populatie van Almere. Later worden de meer specifieke relaties met betrekking tot het parkgebruik besproken. Onderstaande tabel laat de intensiteit van het parkgebruik zien:

Tabel 4: Intensiteit van het Parkgebruik Frequency Percent Valid

Percent

Cumulative Percent

Valid

Niet bezocht 124 14,7 14,8 14,8

Minder dan 9 keer per

jaar 249 29,6 29,7 44,5

Maandelijks 171 20,3 20,4 64,9

Wekelijks 211 25,1 25,2 90,1

Dagelijks 83 9,9 9,9 100,0

Total 838 99,5 100,0

Missing No Answer 4 ,5

Total 842 100,0

Uit deze cijfers blijkt dat men in 85% van de gevallen minimaal een maal het park heeft bezocht in het afgelopen jaar. Een kwart van de respondenten geeft aan het park wekelijks te gebruiken en bijna 10 procent komt er dagelijks. Deze cijfers laten zien dat de respondenten een redelijk intensief parkgebruik kennen, meer dan de helft van de respondenten gebruikt het park maandelijkse of zelfs meer! De data gaat echter alleen op de intensiteit van het gebruik, het zegt niets over de activiteiten waarvoor het park gebruikt wordt.

De volgende tabel laat het type gebruik zien waarvoor de respondenten het park gebruiken.

26

(27)

Tabel 5: Parkgebruik naar Activiteiten

Sporten 23,3%

Wandelen 72,2%

Picknicken 4,8%

Relaxen 17,1%

Van de natuur genieten 25,5%

Hond uit laten 13,9%

Spelen (kinderen) 12,1%

Fietsen/ Skaten 44,7%

Uit deze data blijkt dat wandelen de populairste activiteit is onder de respondenten om het park te bezoeken (72,2%). Ook fietsen / skaten, waarin fietsen ongetwijfeld de grootste activiteit is, wordt veel genoemd (44,7%). Ook Sporten en van de natuur genieten zijn veel gekozen activiteiten met ongeveer een kwart van de respondenten die deze activiteiten noteerden. Naast deze vaste keuzemogelijkheden hadden de respondenten ook de mogelijkheid om zelf activiteiten toe te voegen.

In totaal hebben 41 mensen gebruik gemaakt van deze optie. Hiervan zijn er 4 niet bruikbaar omdat men of 'niet van toepassing' heeft ingevuld of "de hond uitlaten" hebben toegevoegd, die al bij de vaste keuzemogelijkheden staat genoteerd. De 41 mensen hebben in totaal 24 verschillende activiteiten toegevoegd. Sommige activiteiten worden vaker genoemd maar de meerderheid wordt slechts door een respondent toegevoegd.

De meeste toegevoegde activiteit is het bezoek aan horeca in het park. Vijf mensen geven aan dat ze het park wel eens bezoeken om een iets te eten/drinken in een bar of restaurant. Bij een van de respondent gaat het overduidelijk om de horeca gelegenheid in het Beatrixpark, bij de overige respondenten is de locatie onduidelijk. Geocaching is ook door verschillende respondenten toegevoegd. Vier mensen hebben aangegeven het park hiervoor te gebruiken. Geocaching is een soort spel via de GPS waarin men "schatten"

kan achterlaten voor anderen. "Iemand verstopt op een bijzondere plaats, meestal in de natuur, een waterdichte doos met daarin een logboek, en verder eventueel een aantal leuke voorwerpen (om te ruilen).

Met een hand-GPS bepaal je de precieze coördinaten van de schuilplaats, die hij vervolgens publiceert op de Geocache-website www.geocaching.com. Andere lezen vervolgens deze coördinaten en kunnen op zoek gaan naar de cache (schat). Vervolgens loggen ze hun bezoek op een speciale cache-pagina om hun bezoek kenbaar te maken' (Geocaching.nl, 2012). Ook hardlopen is door vier verschillende respondenten toegevoegd als activiteit waarvoor ze het park gebruiken, hoewel de meeste respondenten waarschijnlijk de vaste keuzemogelijkheid "sporten" hebben gebruikt om de activiteit hardlopen te noteren. Dan resten de activiteiten fotografie en vissen (welke beide 2x zijn genoemd) als toegevoegde activiteiten die door

27

(28)

meerdere respondenten zijn genoemd.

De overige toegevoegde activiteiten zijn allen slechts eenmaal genoemd .Dit zijn: Paardrijden in het park, Festival bezoeken, Deelnemen aan georganiseerde activiteiten, Ik woon in het park, Een bezoek brengen aan de Kinderboerderij, Koninginnedag, Tuinieren, Therapie, Vogels kijken/bestuderen in het park, Het bezoeken van de vrijmarkt, Bezoek aan park met leerlingen, Met de kleinkinderen naar de Schaapsweide, Mijn kind leren fietsen, Vrijwilliger in het onderhoud van parken en Het ontmoeten van sociale contacten.

De vorige data over het parkgebruik is afkomstig van de respondenten die hebben aangegeven de parken in Almere te bezoeken. Naast de vragen over het parkbezoek, is aan de niet-bezoekers gevraagd waarom zij de parken niet bezochten. Van de 842 respondenten hebben in totaal 124 mensen aangegeven de parken in Almere niet bezocht te hebben. Net als bij de vorige vraag zijn er een aantal vaste keuzemogelijkheden, waarvan er meerdere kunnen worden aangekruist. Op de volgende bladzijde vindt u de factoren die de respondenten benoemde als redenen waarom men geen van de parken in Almere heeft bezocht:

Tabel 6: Redenen voor het niet-gebruik van Parken

Ik heb er geen behoeften aan 46%

Ik bezoek liever natuurgebieden 19,4%

Ik heb aan mijn tuin voldoende 17,7%

De parken zijn onvoldoende bereikbaar 10,5%

De parken voldoen niet aan mijn eisen 2,4%

De parken zijn onveilig 0%

Anders, namelijk... 23,4%

Bijna de helft (46%) van de respondenten, die het park niet bezochten, geven aan helemaal geen behoeften te hebben aan parken. Daarbij geeft 17,7% van deze respondenten aan dat men aan de eigen tuin voldoende heeft. Bijna 20% geeft aan dat men liever andere vormen van groen bezoekt, bijvoorbeeld natuurgebieden of het bos. Ongeveer een kwart (23,4%) van de respondenten hebben zelf factoren toegevoegd als reden voor het niet bezoeken van parken. Deze zijn samen te vatten in negen categorieën die u hieronder kunt vinden:

28

(29)

Tabel 7: Redenen voor niet-gebruik, toegevoegd door de respondenten Aantal keer genoemd Kom er alleen als ik er doorheen moet fietsen 2 x

Geen tijd / niet aan toe gekomen 4 x

Bezoek aan ander groen 5 x

Geen park in de buurt 4 x

Genoegmogelijkheden in de woonwijk 2 x Gezondheidsredenen

( te oud / invalide / ziekte )

6 x

Ik durf/wil niet alleen 1 x

Voldoen niet aan mijn eisen 1 x

Niet bereikbaar met auto 2 x

Dat vier respondenten aangeven geen gebruik te maken van de parken omdat er in hun nabijheid geen park te vinden is lijkt op het eerste gezicht opmerkelijk. Almere kent relatief gezien veel parken en de afstand tot het dichtstbijzijnde park zou geen negatieve factor moeten zijn in het parkgebruik. Echter de vier respondenten die hebben aangegeven niet in de nabijheid van parken te wonen komen uit de gemeente Almere of zijn woonachtig op nieuwbouwlocaties waar nog niet alle faciliteiten zijn gerealiseerd. Dit verklaard waarom de afstand tot het dichtstbijzijnde park voor deze vier respondenten een negatieve factor is op het parkgebruik.

De overige factoren die van negatieve invloed zijn op het parkgebruik spreken voor zich.

In het vorige stuk hebben we de factoren gezien die volgens de respondenten van invloed waren op het niet gebruiken van de parken van Almere. De verwachting is dat het tuinbezit ook van invloed is op het gebruik van parken. Uit de enquête bleek al dat 17,7% van de respondenten de parken niet bezochten omdat ze genoeg voldoening haalden uit hun eigen tuin. Tuinbezit hoeft natuurlijk het parkgebruik niet uit te sluiten, maar in theorie zal het parkgebruik wel verminderen. Mensen met een tuin zullen dus misschien een of twee keer per jaar het park bezoeken, terwijl mensen met geen tuin dit misschien wel wekelijks doen. Het is dus raadzaam om het parkgebruik van alle respondenten in relatie tot het tuinbezit te bezien. Om deze relatie te meten worden de resultaten van vraag 5 over het tuinbezit gecombineerd met de resultaten uit vraag 1 over de intensiteit van het parkbezoek. Zodoende wordt duidelijk in hoeverre tuinbezit van invloed is op de intensiteit van het parkgebruik. De combinatie van beide data wordt hieronder afgebeeld in twee kruistabellen, een met de absolute aantallen en een gepercenteerd naar tuinbezit:

29

(30)

Tabel 8: Parkgebruik afgezet tegen Tuinbezit; in absolute aantallen

Hoe vaak heeft u het afgelopen jaar een van de parken van Almere bezocht?

Total

Niet bezocht

Minder dan 9

keer per jaar

Maandelijks Wekelijk s

Dagelijks

Kunt u, tot slot, aangeven of u een tuin heeft?

(En zo ja van welke omvang)

Ik heb een

grote tuin 30 54 37 40 25 186

Ik heb een gemiddelde tuin

42 135 79 114 33 403

Ik heb een

kleine tuin 23 30 27 30 15 125

Ik heb geen

tuin 29 29 24 26 10 118

Total 124 248 167 210 83 832

Tabel 9: Parkgebruik afgezet tegen Tuinbezit; in percentages Niet Bezocht Minder dan

9 keer per jaar

Maandelijks Wekelijks Dagelijks Totaal

Grote tuin 16,1% 29% 14,9% 21,5% 13,4% 100%

Gemiddelde tuin

10,4% 33,5% 19,6% 28,3% 8,2% 100%

Kleine tuin 18,4% 24% 21,6% 24% 12% 100%

Geen tuin 24,6% 24,6% 20,3% 22% 8,5% 100%

Als we de cijfers horizontaal percenteren dan lijkt de hypothese niet op te gaan. Mensen zonder tuin geven juist aan het minst gebruik te maken van parken. Ze kennen het hoogste percentage 'niet bezocht' en bijna de helft van de respondenten (24,6% + 24,6%) gebruiken het park minder dan 9 keer per jaar. Dit is het hoogste percentage onder de verschillende categorieën met betrekking tot tuinbezit. Het verband lijkt eerder de andere kant op te werken.

Het tuinbezit lijkt dus niet heel sterk van invloed op de intensiteit van het parkgebruik. Maar aan deze conclusie moeten wel enige nuances worden aan gebracht. Een tuin biedt natuurlijk geen vervanging voor

30

(31)

alle vormen van het parkgebruik. Voor wie wil hardlopen is een tuin natuurlijk niet voldoende, maar voor wie wil relaxen of genieten van het mooie weer dient een tuin juist wel als een goede vervanger. In hoeverre het tuinbezit van invloed is op de specifieke activiteit "relaxen" wordt getoond in de onderstaande

kruistabellen, waarin het tuinbezit wordt afgezet tegenover het parkgebruik in de vorm van "relaxen":

Tabel 9: Tuinbezit in relatie met de activiteit 'relaxen' in absolute aantallen

Relaxen Total

No Yes

Kunt u, tot slot, aangeven of u een tuin heeft?

(En zo ja van welke omvang)

Ik heb een grote tuin 133 25 158

Ik heb een gemiddelde

tuin 301 61 362

Ik heb een kleine tuin 85 17 102

Ik heb geen tuin 70 19 89

Total 589 122 711

Tabel 10: Tuinbezit in relatie met de activiteit 'relaxen' in percentages

Relaxen

Tuinbezit Nee Ja Totaal

Een grote tuin 84,18% 15,82% 100%

Een gemiddelde tuin 83,15% 16,85% 100%

Kleine tuin 83,33% 16,67% 100%

Geen tuin 78,65% 21,35% 100%

In bovenstaande tabellen wordt duidelijk dat het tuinbezit wel van invloed is op het parkgebruik in de vorm van 'relaxen'. De respondenten zonder tuin gebruiken het park ongeveer 5% vaker voor de activiteit 'relaxen' dan de respondenten die wel een tuin bezitten. Het effect is echter minimaal te noemen. Het effect van het tuinbezit op het gebruik van parken lijkt dus minder groot dan aanvankelijk werd gedacht. De mensen zonder tuin zijn de grootste groep niet gebruikers van de parken, en het effect van tuinbezit op de specifieke

activiteit 'relaxen' is ook miniem te noemen.

Naast het tuinbezit gelden de individuele kenmerken ook als mogelijke factoren die het parkgebruik kunnen beïnvloeden. Hoewel de samenstelling in de enquête naar leeftijd en etniciteit niet representatief is met de werkelijke populatie is het toch interessant om te kijken wat deze factoren voor effect hebben op het parkgebruik. Hieronder wordt de intensiteit van het parkbezoek afgezet tegen leeftijd:

31

(32)

Tabel 11: Intensiteit parkbezoek afgezet tegenover leeftijdsklasse, in absolute aantallen Leeftijd in Klassen Total 20 tot 30 30 tot 65 65 plus

Hoe vaak heeft u het afgelopen jaar een van de parken van Almere bezocht?

Niet bezocht 5 89 30 124

Minder dan 9 keer per

jaar 11 198 40 249

Maandelijks 11 133 27 171

Wekelijks 1 174 36 211

Dagelijks 2 69 12 83

Total 30 663 145 838

Tabel 12: Intensiteit parkbezoek afgezet tegenover leeftijdsklasse, in percentages

20 – 30 30 – 65 65 plus

Niet bezocht 16,67% 13,42% 20,69%

Minder dan 9x per jaar 36,67% 29,86% 27,58%

Maandelijks 36,67% 20,06% 18,62%

Wekelijks 3,33% 26,24% 24,82%

Dagelijks 6,67% 10,40% 8,28%

Totaal 100% 100% 100%

Uit deze gegevens blijkt dat leeftijd ook van invloed is op het parkgebruik. De leeftijdsklasse 20 tot 30 jaar kennen het laagste dagelijkse en wekelijkse parkbezoek. En dit lijkt te bevestigen dat jongeren minder frequent gebruik maken van het park. Hoewel men rekening dient te houden met de representativiteit van deze gegevens.

Het verschil in parkgebruik tussen allochtonen en autochtonen is wat lastiger te definiëren aan de hand van de gegevens uit de enquête. Dit komt vooral doordat de verschillende etnische groepen een heel erg lage response hebben opgeleverd. Zo kent de enquête bijvoorbeeld slechts een Turkse respondent en vier Marokkaanse respondenten. Het is daarom niet verstandig om de specifieke etnische groeperingen af te

32

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Voor de hoek werden een tiental palen ingeheid, die het wegglijden van deze aanaarding moesten verhinderen (fig. Bij de reconstructie van de oeverwal blijkt

Archive for Contemporary Affairs University of the Free State

Waar de beleidsbrief Omgeving spreekt van “Vlaamse Parken”, wordt in de beleidsbrief Toerisme “Nationale Parken” gehanteerd (Vlaamse Regering, 2019a,..

Door meer betrokken te zijn in het leerproces van hun kinderen verbeteren ouders hun eigen basisvaardigheden en ontwikkelen ze het vertrouwen en de kennis die ze nodig hebben

Dit is onderzocht bij twaalf FinTechondernemingen en gelieerde personen, waarbij is gekeken naar de rol en functie van de geïnterviewden binnen de FinTech, hun kennis van risk

Doel van deze studie was een methodiek op punt te stellen om op een consequente en betrouwbare manier de natuurwaarden van parken in kaart te brengen en de ontwikkeling ervan

Een verdere analyse van oude pachtboeken – die voor de Heirnisse reeds beschikbaar zijn vanaf 1417 – kan aantonen of het landgebruik tijdens het Ancien régime steeds weiland is

Of ei nu wel of geen spiake is van pubhkatiebias het valt te veiwachten dat het aandeel van ondeizoekmgen met statistisch sigmficantc lesultaten giotei is dan 5% Ecn type I-fout van