• No results found

Ammoniakemissie bij vleeskuikenouderdieren in een stal met 70% roostervloer en schijnvloer in de mestput

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Ammoniakemissie bij vleeskuikenouderdieren in een stal met 70% roostervloer en schijnvloer in de mestput"

Copied!
28
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

PP-uitgave no. 51

AMMONIAKEMISSIE BIJ VLEESKUIKENOUDERDIEREN

IN EEN STAL MET

70% ROOSTERVLOER

EN SCHIJNVLOER IN DE MESTPUT

J. W. van der Haar

R. Meijerhof

(2)

AMMONIAKEMISSIE BIJ VLEESKUIKENOUDERDIEREN

IN EEN STAL MET 70% ROOSTERVLOER

EN SCHIJNVLOER IN DE MESTPUT

J.W. van der Haar

R. Meíjerhof

November 1996

Praktijkonderzoek Pluimveehouderij “Het Spelderholt”

PP-uitgave no. 51

(3)

PP-uitgave no. 51. November 1996.

Losse nummers van de PP-uitgaven zijn verkrijgbaar door fl. 10,OO over te maken op girorekening 3839554 of bankrekeningnummer 30.83.04.837 t.n.v. Praktijkonderzoek Pluimveehouderij onder vermelding van PP-uitgave no.. . . .

PP-uitgave is een publicatie van Praktijkonderzoek Pluimveehouderij “Het Spelderholt”.

Redactie en administratie: Postbus 31 7360 AA Beekbergen Tel.nr. 055-5066500 Fax.nr. 055-5064858 Overname:

Geheel of gedeeltelijk overnemen van de inhoud uit deze uitgave is toegestaan, mits de bron wordt vermeld.

(4)

VOORWOORD

Bij het streven naar een duurzame veehouderij is het verlagen van de ammoniakemissie uit stallen één van de belangrijkste punten.

Praktijkonderzoek Pluimveehouderij (PP) “Het Spelderholt” heeft sinds 1992 onderzoek verricht naar mogelijkheden om de ammoniakemissie bij vleeskuikenouderdieren te verminderen. In deze PP-uitgave wordt verslag gedaan van het onderzoek met een stal met 70% roostervloer en een schijnvloer in de mestput.

Het blijkt dat een aanzienlijke reductie van de ammoniakuitstoot met dit systeem kan worden bereikt. Bovendien waren de productieresultaten met dit systeem goed.

Technisch zijn enkele problemen geconstateerd, die om een nadere oplossing vragen. Gaarne beveel ik dit verslag bij u ter lezing aan.

Indien u nadere informatie wenst, dan kunt u rechtstreeks contact met de onderzoekers opnemen.

November 1996. Ir. G.W.H. Heusinkveld, directeur.

(5)

INHOUDSOPGAVE

Pag. SAMENVATTING 5 1 INLEIDING 2 MATERIAAL EN METHODE 2.1 Proefaccommodatie 2.2 Diermateriaal en verzorging 2.3 Metingen 3 RESULTATEN 4 DISCUSSIE EN CONCLUSIES 5 LITERATUUR Bijlagen

1 plattegrond van de proefstal

2 dwarsdoorsnede van het systeem met 70% roostervloer en een schijnvloer in de mestput

3 resultaten eerste Groen Label meetperiode(ammoniakemissie, ventilatiedebiet, temperatuur en R.V.)

4 resultaten tweede Groen Label meetperiode (ammoniakemissie, ventilatiedebiet, temperatuur en R.V.)

5 ammoniakemissie en ventilatiedebiet hele proefperiode 6 staltemperatuur en R.V. hele proefperiode

10 13 15 16

(6)

SAMENVATTING

Bij het Praktijkonderzoek Pluimveehouderij (PP) “Het Spelderholt” wordt sinds 1992 gezocht naar mogelijkheden om bij vleeskuikenouderdieren de ammoniakemissie te verminderen. Vleeskuikenouderdieren worden voornamelijk gehouden in stallen met grondhuisvesting. Bij het grondhuisvestingssysteem zijn verschillende mogelijkheden onderzocht om de ammoniakemissie te verminderen, zoals het beluchten van de roostermest via buizen zonder tussentijdse mestverwijdering, het tussentijds verwijderen van de roostermest met behulp van mestschuiven of mestbanden en de toepassing van strooiselbeluchting bij een stalinrichting met 80% strooiselvloer. Dit leverde geen voor de praktijk toepasbaar systeem op met een voldoende lage ammoniakemissie.

Bij de in september 1995 gestarte proef, is het mestbeluchten van onderaf in het onderzoek opgenomen. Bij grondhuisvesting met 70% roostervloer is de mestput voorzien van een geperforeerde schijnvloer, waardoor lucht van onderaf door de mest wordt geblazen. Er wordt bij dit systeem tussentijds geen mest verwijderd.

Voor het bepalen van de ammoniakemissie werd het ventilatiedebiet en de ammoniakconcentratie gemeten in de afvoerlucht. Gedurende de hele proefperiode is dit continu gemeten met behulp van meetventilatoren, NH3 -NOx converters en een NOx analyzer.

De belangrijkste conclusies die we uit dit onderzoek kunnen trekken zijn:

Bij grondhuisvesting met 70% roostervloer en een geperforeerde schijnvloer in de mestput was de ammoniakemissie 0,61 gram per dierplaats per dag, gedurende de Groen Label meetperioden. Wordt een stal 340 dagen per jaar bezet met vleeskuikenouderdieren, dan is de totale ammoniakemissie 209 gram per dierplaats per jaar. Omdat er geen correctie is toegepast voor de omzettingsefficiëntie van de converter, kan de werkelijke ammonia-kemissie 4 tot 10% hoger zijn geweest. De ammoniaammonia-kemissie was bij dit systeem duidelijk lager dan de drempelwaarde van 300 gram per dierplaats per jaar.

Tijdens dit onderzoek werd duidelijk dat de schijnvloer nog wat aangepast moet worden, voordat dit systeem toepasbaar is in de praktijk. De constructie moet steviger worden en er moet efficiënte oplossing komen voor het verwijderen van de mest.

Er goede technische resultaten zijn behaald bij dit systeem.

(7)

INLEIDING

Vleeskuikenouderdieren worden voornamelijk gehouden in stallen met grondhuisvesting. In deze stallen is meestal een deel van het vloeroppervlak voorzien van een roostervloer en de rest van het vloeroppervlak wordt voorzien van een strooisellaag. Er wordt tijdens de legperiode geen mest of strooisel verwijderd. Zowel de mest onder het rooster als het strooisel gaat broeien, waardoor ammoniak wordt gevormd.

Bij het Praktijkonderzoek Pluimveehouderij “Het Spelderholt” (PP) wordt sinds 1992 gezocht naar mogelijkheden om bij vleeskuikenouderdieren de ammoniakemissie te verminderen. Er is onderzoek verricht naar andere systemen dan de traditionele grondhuisvesting, zoals het volièresysteem en de groepskooien. Tevens zijn bij het grondhuisvestingssysteem ook verschillende mogelijkheden onderzocht, zoals het beluchten van de roostermest via buizen zonder tussentijdse mestverwijdering. De investeringskosten zijn relatief laag bij dit systeem, maar de ammoniakreductie was te gering om in aanmerking te komen voor een Groen Label. Het tussentijds verwijderen van de roostermest met behulp van mestschuiven leverde ook niet het gewenste resultaat op. Het toepassen van strooiselbeluchting bij een stalinrichting met 80% strooiselvloer leverde wel een aanzienlijke ammoniakreductie op, maar een nadeel van dit systeem was dat het erg stoffig in de stal werd. Door een grondstal voor 70% te voorzien van een roostervloer met mestbanden en mestbandbeluchting kon ook een aanzienlijke ammoniakreductie worden verkregen. Nadelen van dit systeem zijn de hoge investeringskosten en het moeilijk bereikbaar zijn van de mestbanden bij schoonmaken en reparaties.

De goede technische resultaten die werden behaald bij een systeem met 70% roostervloer, waren voor PP een reden om door te gaan met het zoeken naar andere mogelijkheden om bij dit systeem de ammoniakemissie te verminderen. In september 1995 startte een proef waar bij een grondhuisvestingsysteem met 70% roostervloer de mestput is voorzien van een geperforeerde schijnvloer. Bij dit systeem wordt lucht van onderaf door de mest geblazen en er is tussentijds geen mest verwijderd.

In dit verslag worden van dit systeem de resultaten van de ammoniakmetingen en de voornaamste technische kenmerken weergegeven.

(8)

2

MATERIAAL EN METHODE

In dit hoofdstuk wordt eerst de proefaccommodatie besproken en daarna het diermateriaal en de verzorging. Tot slot wordt besproken hoe de ammoniakmetingen zijn verricht en hoe de voornaamste technische resultaten zijn verzameld.

2.1

Proefaccommodatie

Het onderzoek naar stalinrichtingssystemen bij vleeskuikenouderdieren met een lagere ammoniakemissie wordt bij PP uitgevoerd in een geïsoleerde donkerstal met vier klimaat gescheiden hoofdafdelingen (plattegrond, bijlage 1). Elke hoofdafdeling werd mechanisch geventileerd via een afzuigventilator in de nok van de stal. De ventilatie werd per hoofdafdeling geregeld op basis van de staltemperatuur. Hoofdafdeling 4 was ingericht met het grondhuisvestingssysteem. Deze hoofdafdeling werd door een looppad in het midden opgesplitst in een linker- en een rechterhelft. Beide helften waren opgedeeld in twee subafdelingen, zodat hoofdafdeling 4 in totaal vier subafdelingen had.

Van het leefoppervlak was 70% voorzien van een kunststof roostervloer en 30% was strooiselvloer (dwarsdoorsnede, bijlage 2). Op de bodem van de mestput (onder de roosters) was een geperforeerde schijnvloer aangebracht voor het beluchten van de mest. Deze schijnvloer bestond uit metalen platen van 2 x 1 m, gemonteerd op een frame van kunststof. De dikte van de platen was 1 mm. Per m* zaten er 81225 gaatjes in van 2 mm, waardoor 25% van het oppervlak luchtdoorlatend was. De afstand tussen de metalen plaat en de vloer van de mestput was 18 cm.

Zowel in de linker- als in de rechter stalhelft was een beluchtingsunit aanwezig voor de mestbeluchting. Deze unit bestond uit een ronde kunststof koker (inwendige doorsnede van 45 cm), met daarin een beluchtingsventilator. De lucht werd aangezogen uit de nok van de stal en onder de schijnvloer geblazen. In de periode voorafgaande aan de eerste Groen Label (GL) meetperiode is er gemiddeld 11,8 m3 lucht per dier per uur door de mest geblazen. Tijdens de eerste GL meetperiode is er gemiddeld 10,3 m3 lucht per dier per uur door de mest geblazen. In de periode tussen de beide GL meetperioden werd 11 ,l m3 lucht per dier per uur door de mest geblazen en tijdens de tweede GL meetperiode bedroeg .deze hoeveelheid 7 m3 per dier per uur.

In het midden van de stal stonden twee enkele rijen wegrolnesten langs het looppad. Per subafdeling waren er voor de hennen vier voerlijnen aanwezig. Elke voerlijn bestond uit een voergoot met een spiraal. Om te voorkomen dat de hanen ook voer uit de voergoot opnamen, was een buis bovenop de voergoot bevestigd. De hanen kregen hun voer verstrekt via hanenpannen die in de strooiselruimte stonden. Tussen de voerlijnen en de legnesten hing een drinkwaterlijn (nippels).

Bij het plaatsen van de dieren was de strooiselvloer bedekt met een dun laagje zand (1,5 kg/m*). Daarna is nog twee keer 0,7 kg houtkrullen per m* bijgestrooid.

Per dier was op het rooster 909 cm* leefruimte beschikbaar en in de strooiselruimte 365 cm*. Per m* staloppervlak waren er 6,9 dierplaatsen aanwezig.

(9)

2.2

Diermateriaal en verzorging

Op 14-9-1995 zijn de dieren geplaatst. Na een gewenningsperiode van twee weken is op 26-9-1995 (22 weken leeftijd) de proefperiode gestart, Op dat moment (week 39) waren in hoofdafdeling 4 nog 748 hennen en 76 hanen aanwezig, per subafdeling 187 hennen en 19 hanen (Ross).

In twee subafdelingen kregen de hennen de door het fokbedrijf geadviseerde voergift verstrekt, in de andere twee subafdelingen werden de hennen gevoerd volgens een proefschema. Bij dit schema werd naar de productietop toe de voergift iets sneller verhoogd dan bij het door het fokbedrijf geadviseerde schema. Vanaf 29 weken leeftijd is bij het proefschema de voergift in drie weken tijd verlaagd van 165 gram naar 150 gram per hen per dag. Daarna is de voergift geleidelijk nog verder verlaagd naar 140, 135 en 132 gram per hen per dag, bij de leeftijd van respectievelijk 42, 48 en 57 weken. In alle vier subafdelingen kregen de hanen de door het fokbedrijf geadviseerde voergift verstrekt. Tot de leeftijd van 32 weken kregen de dieren foktoomvoer I verstrekt met 11,72 MJ omzetbare energie per kg en 17% ruw eiwit. Vanaf 32 weken leeftijd kregen de dieren foktoomvoer II verstrekt met 11,51 MJ omzetbare energie per kg en 15 % ruw eiwit.

2.3

Metingen

Voor het bepalen van de ammoniakemissie werd het ventilatiedebiet en de ammoniakconcentratie gemeten in de afvoerlucht van hoofdafdeling 4. Gedurende de hele proefperiode is dit continu gemeten met behulp van meetventilatoren, NHs -NOx converters en een NOx analyzer This model 42 I (Bleijenberg en Ploegaert, 1994). De luchtmonsters werden getransporteerd via geïsoleerde en verwarmde monsternameleidingen (verwarmingslint 13 W/m en teflonslang FEP tubing 4,35 x 6,35 mm) naar de analyzer. Vanaf 1-6-1996 werd ook de ammoniakconcentratie gemeten van de aanvoerlucht. Hiermee werd de ammoniakemissie gecorrigeerd.

Om de ammoniakmetingen te kunnen controleren werd van de meetopstelling een logboek bijgehouden. Tweemaal per week werd de analyzer gekalibreerd met behulp van een gecertificeerd kalibratiegas (40 ppm NO in N2; 80% van de schaal). Ook werd tweemaal per week in de stal de NHs-concentratie gemeten met behulp van Kitagawa detectiebuisjes (tube no. 105 SD), en vergeleken met de waarde van de analyzer. Indien een geringe afwijking werd geconstateerd, werd een “nieuwe” door het IMAG-DL0 gespoelde en gekalibreerde converter opgehangen. Was de waarde hierna goed, dan bleef de “nieuwe” converter hangen. Uit het verschil kon het omzettingspercentage van de “oude” converter worden berekend. De niet goed functionerende converters werden gerepareerd bij Matthëus. De omzettingsefficiëntie varieerde tussen de 90% en de 96%. Er is niet gecorrigeerd voor de omzettingseff iciëntie. Daarnaast werd dagelijks de werking van de analyzer gecontroleerd. Op 8-11-1995 is bij hoofdafdeling 4 de meting van het ventilatiedebiet gecontroleerd. Hierbij werd een module gebruikt waarin een Fancom meetwaaier (serienummer: 4326005.00/10253) was geplaatst met dezelfde doorsnede als de meetventilator. Deze meetwaaier is doorgemeten volgens de normen DIN 1952, NBN 688 en BS 848. Aan de

(10)

aanwezige meetventilator zijn metingen verricht om de relatie tussen luchtdebiet en het toerental van de betreffende meetventilator te bepalen. Door de relatie tussen het toerental van de meetwaaier en in de hoofdafdeling 2 aanwezige meetventilator op te meten, is vervolgens de relatie tussen het luchtdebiet en het toerental van de aanwezige meetventilator afgeleid.

Op basis van de op 8-11-1995 verrichte metingen werd, met behulp van een omrekeningsformule (((aantal pulsen/uur x 10 x 7,95)/aantal waarnemingen per uur) + 276) omgerekend naar het ventilatiedebiet in m3/uur. De pulsen van de meetventilator werden continu weergegeven en iedere 10-12 minuten opgeslagen in de TOLK computer.

De gegevens van de ammoniakmetingen werden verzameld op een memorycard en uitgelezen en overgezet op een personal computer. Daarna werden ze bewerkt met door PP ontwikkelde programmatuur. Om de ammoniakconcentratie te berekenen werd de volgende formule gebruikt: (waarde : (5 monsters per seconde x 4095 bit)) x maximaal voltsignaal x schaalfactor = ppm NH3. Gemiddelde concentratie/uur x 0,71 = concentratie mg NH3/m3/uur.

Uit de ammoniakconcentratie en het ventilatiedebiet werd de ammoniakemissie per dag berekend. Gedeeld door het aantal dierplaatsen (opgehokte dieren) geeft dit de ammoniakemissie in grammen per dierplaats per dag. Per meetperiode is vervolgens de cumulatieve ammoniak-emissie berekend en weergegeven in grammen per dierplaats per dag.

Via de klimaatcomputer werd de staltemperatuur en de relatieve vochtigheid van de stallucht continu geregistreerd. Hiervoor werden een droge en een natte temperatuuropnemer (type PT 100) van Fancom gebruikt. Tijdens de eerste Groen Label meetperiode is de buitentemperatuur en de relatieve vochtigheid van de buitenlucht geregistreerd via een thermohygrograaf. Gedurende de tweede Groen Label meetperiode werd dit geregistreerd via de buiten klimaatcomputer.

Naast de ammoniakmetingen zijn ook gegevens verzameld betreffende productie, voer- en waterverbruik, uitval en drogestof van het strooisel. Dagelijks werd het aantal geraapte broedeieren, consumptie eieren en buitennesteieren geregistreerd. Ook de verstrekte hoeveelheid voer en water en het aantal uitgevallen dieren is vastgelegd. Bij het systeem met 70% roostervloer werden eenmaal per drie weken 240 eieren uitgebroed om het bevruchtingspercentage vast te stellen.

Eens in de vier weken werd in de strooiselruimte een monster genomen van de hele strooisellaag om het drogestofgehalte te bepalen. In totaal werden twee emmers met strooisel verzameld, die ruim halfvol waren. De emmers met strooisel werden goed gemengd, waarna hieruit twee monsters werden genomen. Deze monsters werden 24 uur gedroogd in een broedstoof bij een temperatuur van 105°C.

(11)

3

RESULTATEN

in tabel 1 staan de resultaten van de metingen die verricht zijn voor het vaststellen van de ammoniakemissie. De resultaten zijn afzonderlijk weergegeven van de eerste en tweede Groen Label meetperiode, de overige perioden, de gemiddelde resultaten van beide Groen Label perioden samen en de totale proefperiode. Gedurende de Groen Label meetperioden was de gemiddelde ammoniakemissie bij het systeem met de geperforeerde schijnvloer 0,61 gram per dierplaats per dag. Wordt een stal 340 dagen per jaar bezet met vleeskuiken-ouderdieren, dan is de totale ammoniakemissie 206 gram per dierplaats per jaar. Omdat er geen correctie is toegepast voor de omzettingsefficiëntie van de converter, zal de werkelijke ammoniakemissie 4 tot 10% hoger zijn geweest.

In de tweede Groen Label meetperiode was de ammoniakemissie wel iets hoger dan in de eerste meetperiode. Maar rekening houdend met het feit dat in de eerste meetperiode de staltemperatuur en het ventilatiedebiet lager waren dan in de tweede meetperiode, was de ammoniakemissie in de eerste meetperiode relatief hoog.

In bijlage 3 en 4 staan de dagelijkse meetresultaten; in bijlage 3 staan de resultaten van de eerste Groen Label meetperiode, in bijlage 4 de resultaten van de tweede Groen Label meetperiode. Tijdens de tweede Groen Label meetperiode was de gemiddelde staltemperatuur hoger dan tijdens de eerste meetperiode en de relatieve vochtigheid (R.V.) van de stallucht was vaak wat lager. De drooglucht kon daardoor in de tweede periode meestal meer vocht opnemen, waardoor de mest sneller droogde.

In bijlage 5 is het verloop van de ammoniakemissie (mg/dier/dag) en het ventilatiedebiet (m3/dier/uur) weergegeven over de verschillende weken van de proefperiode. Ook hieruit blijkt, dat de ammoniakemissie de ene week veel hoger is dan in de andere week. De oorzaak hiervan moet gezocht worden bij het ventilatiedebiet, de temperatuur en de R.V. van de stallucht (zie ook bijlage 6).

(12)

Tabel 1: de gemiddelde meetresultaten per periode (ammoniak, ventilatiedebiet, temperatuur en R.V.).

Periode Groen NH3 con- Ventilatie NH3’) Stal R.V. Buiten R.V.

Label centratie debiet emissie temp. stal temp. buiten

periode PPm m3/dier/uur g/dier/dag OC % Oc %

26.09 t/m nee 9,88 396 0,597 21,4 81 ,O 31.10-95 01.11 t/m ja 14,27 273 0,561 19,8 63,0 274 83,9 37.12 - 95 01.01 t/m nee 12,79 2,3 0,495 20,3 61,8 31.05 - 96 01.06 t/m ja 10,44 377 0,662 23,0 67,5 16,7 58,7 05.08 - 96 Gemiddeldoverbeide 12,28 370 0,614 21,5 65,4 939 70,8 GroenLabelperioden Gemiddeldoverbeiden 12,22 236 0,514 20,5 65,5 niet GroenLabelperioden Totaal 12,25 2,7 0,555 20,9 65,5

1) er is niet gecorrigeerd voor de omzettingsefficiëntie van de converter

In tabel 2 zijn de technische resultaten weergegeven behaald in de meetperioden voor Groen Label en in de overige perioden.

Tabel 2: behaalde technische resultaten tijdens de verschillende perioden in een systeem met 70% roostervloer en een schijnvloer in de mestput.

Periode: 26.9t/m30.10 95 31 .lOt/ml .l 96 2.1 tIm27.5 96 28.5t/m5.8 96

Legpercentage 21,l 77,6 65,8 51 ,o

Voergift per hen per dag (g) 145 163 150 143

Voergift per haan per dag (g) 132 130 138 145 Watergift per dier per dag (ml) 265 311 296 310

Wa terzvoer verhouding 198 290 2,O 292

Percentage buitennesteieren 099 090 030 070

Percentage overgelegde eieren 94,0 93,9 89,l

Droge stof percentage strooisel 73,6 68,3 62,3

Uitval hennen (ok) 08 278 470 2,7

Uitval hanen pk) 799 10,5 9,2 573

Uit de resultaten in tabel 2 blijkt, dat de eiproductie goed was. In de eerste meetperiode was het legpercentage gemiddeld 77,6%. Ze hebben een productietop gehaald van ruim 80%, wat goed overeenkomt met de praktijk. Na deze top is de eiproductie ook goed op peil

(13)

gebleven. In de tweede helft van de productieperiode was het legpercentage constant hoger dan de norm van het fokbedrijf.

Slechts een gering aantal eieren werd buiten het nest gelegd. Uit het percentage overgelegde eieren blijkt dat de bevruchting ook heel goed was. Het uitvalspercentage bij de hennen en de hanen heeft een normaal niveau.

(14)

DISCUSSIE EN CONCLUSIES

Bij het grondhuisvestingsysteem met 70% roostervloer verblijven de dieren relatief meer tijd op het rooster dan op het strooisel. Rustgedrag vindt vooral op het rooster plaats en drinken kunnen de dieren ook alleen op het rooster. Uit eerder uitgevoerd onderzoek (v.d. Haar en Vogels, 1995) bleek, dat bij deze stalinrichting ongeveer 84% van de mest onder het rooster terechtkomt.

De resultaten van het onderzoek met de schijnvloer laten zien dat in een grondhuisvestingssysteem de ammoniakemissie behoorlijk kan worden verminderd, zonder tussentijds mest te verwijderen. Dit werd bereikt door de mest onder het rooster van onderaf te beluchten via een geperforeerde schijnvloer. De hoeveelheid lucht (7 en 11 m3 per dier per uur)

die

door de mest werd geblazen, was vrij groot. Vergeleken met het mestdrogen op de mestband, is 7m3 per dier per uur nog erg veel. Er zal dan ook onderzocht moeten worden hoever de beluchtingscapaciteit verlaagd kan worden, zonder dat de ammoniakemissie toeneemt.

Bij het mestdrogen van onderaf lijkt het erg belangrijk te zijn dat het bovenste laagje mest voldoende snel droogt. Droogt het bovenste laagje niet snel genoeg dan kan er een korst ontstaan, hetgeen nadelig is voor het mestdrogen gedurende de rest van de tijd. De luchtweerstand wordt groter. Bij een snelle droging van het bovenste laagje, is de ammoniakreductie ook groter. Het is dan ook belangrijk dat de drooglucht voldoende vocht kan opnemen. Voor het beluchten van de mest werd alleen stallucht gebruikt. De staltemperatuur en de relatieve vochtigheid van de stallucht hadden daardoor een grote invloed op de snelheid van het mestdrogen. In de eerste Groen Label meetperiode zijn er waarschijnlijk periodes geweest, dat de drooglucht onvoldoende vocht kon opnemen om de mest snel te drogen. Door de mest te drogen met voorverwarmde lucht, kan de ammoniakemissie verder verlaagd worden. Hierdoor stijgen de energiekosten, maar wellicht kan dan ook volstaan worden met een geringere luchthoeveelheid.

Van de schijnvloer

die

in deze proef werd toegepast, was de constructie niet stevig genoeg. Een groot aantal van de kunststof frame’s (waar de metalen platen op waren bevestigd) waren op een aantal plaatsen doorgebroken. Deze constructie moet dus worden verbeterd. Daarnaast moet bij de schijnvloer nog een praktisch toepasbare oplossing worden bedacht voor het verwijderen van de mest aan het einde van de legperiode. De schijnvloer is niet berijdbaar met een laadschop. Bij de schijnvloer die in dit onderzoek werd toegepast was het ook niet mogelijk om met een vorkheftruck de mest en de vloer tegelijk uit de stal te verwijderen. De vloer zou dan dienen als pallet, maar hiervoor was het kunststof frame niet sterk genoeg.

De toepassing van de geperforeerde schijnvloer heeft een aantal voordelen ten opzichte van andere huisvestingssystemen met een lage ammoniakemissie. De schijnvloer is namelijk toepasbaar in een systeem met grondhuisvesting, waarbij men gebruik kan blijven maken van de jarenlange ervaring in het houden van vleeskuikenouderdieren op deze wijze. Daarnaast kan de schijnvloer in een grondstal worden aangebracht zonder dat men de hele stalinrichting moet wijzigen. De mestput moet wel voldoende diep zijn, anders moet deze aangepast worden.

(15)

De belangrijkste conclusies die we uit dit onderzoek kunnen trekken zijn:

l Bij grondhuisvesting met 70% roostervloer en een geperforeerde schijnvloer in de mestput

was gedurende de Groen Label meetperioden de gemiddelde ammoniakemissie 0,61 gram per dierplaats per dag. Wordt een stal 340 dagen per jaar bezet met vleeskuikenou-derdieren, dan is de totale ammoniakemissie 209 gram per dierplaats per jaar. Omdat er geen correctie is toegepast voor de omzettingsefficiëntie van de converter, zal de werke-lijke ammoniakemissie 4 tot 10% hoger zijn geweest. De ammoniakemissie was bij dit systeem duidelijk lager dan de drempelwaarde van 300gram per dierplaats per jaar.

l Tijdens dit onderzoek werd duidelijk dat de schijnvloer nog wat aangepast moet worden,

voordat dit systeem toepasbaar is in de praktijk. De constructie moet steviger worden en er moet efficiënte oplossing komen voor het verwijderen van de mest.

(16)

5

LITERATUUR

Bleijenberg, R. en J.P.M. Ploegaart, 1994.

Handleiding meetmethode ammoniakemissies uit mechanisch geventileerde stallen. IMAG-DL0 rapport 94-1.

Haar, J.W. van der en L.Vogels, 1995.

Mestdroging bij vleeskuikenouderdieren, een vergelijking van drie mestdroogsystemen PP-uitgave no.31

(17)
(18)

Bijlage 2: dwarsdoorsnede, systeem 70% roostervloer en schijnvloer ín de mestput. 1 legnesten 2hanenoannen 3 voergiot 4 drinknippels 5 roosterbodem (kunststof) 6 strooiselruimte 7 mestput 8 schijnvloer 9 luchtkoker 10 ventilator 0

(19)

Bijlage 3: resultaten

eerste Groen Label meetpriode (ammoniakemissie, ventilatiedebiet, temperatuur en R.V.)

Datum Nh Ventilatie-Nh Ventilatie-NH3 Staltempe-R.V. Buiten-. R.V. Concentratie debiet emissie debiet emissie ratuur stal temp buiten PPm m3/uur g/dag m3/dier/dag g/dier/dag OC % OC % 1-1 l-‘95 9,52 2295 372,2 298 0,452 21,o 82,7 799 97 2-11 10,92 2009 373,9 2,4 0,454 20,7 73,8 6,6 91 3-11 11,68 2001 398,3 2,4 0,483 20,6 64,8 6J 84 4-11 l3,53 1486 342,7 198 0,416 19,6 64,3 OFO 83 5-11 13,31 1471 333,6 198 0,405 19,5 61,5 -1,6 80 6-11 14,18 1550 374,7 139 0,455 19,9 62,6 038 82 7-11 14,86 1808 457,8 292 0,556 * * 4,8 96 8-11 l5,14 2370 611,5 299 0,742 20,9 70,o 813 100 9-11 16,35 2624 731,2 3,2 0,887 21,2 71,3 10,4 99 10-11 16,72 2190 623,9 2,7 0,757 20,7 69,0 7,9 94 11-11 16,42 2443 683,5 390 0,829 21 ,o 67,6 11,4 75 12-11 17,44 2126 632,0 236 0,767 20,6 66,7 10,o 70 13-11 18,86 1756 564,2 291 0,685 20,l 66,O 537 88 14-11 18,40 2250 705,6 2,7 0,856 20,8 69,2 9,2 96 15-17 18,72 2222 708,7 2,7 0,860 20,8 69,7 8,6 97 16-11 18,72 2294 731,6 228 0,888 20,9 69,9 930 94 ontbrekende meting

(20)

Bijlage

3(vervolg):

resultaten eerste Groen Label meetpriode (ammoniakemissie, ventilatiedebiet, temperatuur

en R.V.)

Datum NHJ Ventilatie-NH3 Ventilatie-NH3 Staltempe-R.V. Buiten-. R.V. Concentratie debiet emissie debiet emissie ratuur stal temp buiten PPm m3/uur gfdag m3/dier/dag g/dier/dag OC % OC % 17-ll-'95 18,84 1813 582,0 292 0,706 20,o 65,6 2,7 94,0 18-11 16,93 1852 534,2 2,2 0,648 19,6 64,3 2,O 93,0 19-11 17,63 1944 584,1 2,4 0,709 20,o 67,2 5,6 93,0 20-11 17,64 1897 570,3 2,3 0,692 19,7 65,4 296 95,0 21-11 18,43 1774 557,3 292 0676 19,6 62,6 113 71,o 22-11 18,21 1972 611,8 2,4 0,743 20,l 63,9 590 86,O 23-11 17,62 2458 738,1 390 0,896 * * 9,l 93,0 24-11 17,88 2265 690.0 2,7 0,837 20,3 65,6 930 84,0 25-11 16,92 2201 634,5 2,7 0,770 19,7 62,8 10,l 74,4 36-11 16,41 2145 599,8 236 0,728 19,7 60,6 8,3 73,6 37-11 16,13 2065 567,6 2,5 0,689 19,6 62,9 8,l 81,l 38-11 15,63 2040 543,3 2,5 0,659 19,5 66,1 795 88,9 39-11 14,74 2040 512,6 2,5 0,622 19,4 62,3 496 90,2 30-11 14,14 2026 488,1 2,5 0,592 19,3 59,0 321 85,6 1-72 13,38 1999 455,8 2,4 0,553 19,2 55,7 192 85,6 2-12 12,85 1985 434,7 2,4 0,528 19,2 57,7 196 87,8 * ontbrekende meting

(21)

Bijlage

3(vervolg):

resultaten eerste Groen Label meetpriode (ammoniakemissie, ventilatiedebiet,

temperatuur

en R.V.)

Datum Nh Ventilatie-N&I Ventilatie-Nh Staltempe-R.V. Buiten-. R.V. Concentratie debiet emissie debiet emissie ratuur stal temp buiten PPm m3/uur

g/da

g

m3/dier/dag g/dier/dag OC % OC % 12-‘95 -l2,80 1975 430,9 2,4 0,523 19,2 57,2 1,3 85,8 4-12 12,23 1907 397,5 2,3 0,482 19,3 58,6 -0,2 78,5 12 11,69 1837 365,9 22 0,444 19,2 65,9 -2,8 62,0 6-12 11,15 1830 347,7 292 0,422 19,3 63,l -4,0 62,4 7-12 11,29 1734 333,7 2,l 0,405 19,4 50,9 -2,9 74,0 8-12 10,15 1580 273,2 199 0,332 19,5 55,4 -2,7 85,3 9-12 11,68 1545 307,6 1,9 0,373 19,5 59,2 -0,3 81,3 10-12 11,95 1549 315,4 x9 0,383 19,5 60,4 -0,9 86,4 11-12 12,02 1530 313,3 139 0,380 19,7 61,9 0,4 85,0 12-12 12,80 1611 351,5 230 0,427 19,7 65,3 391 83,8 13-12 14,02 1750 418,l 291 0,507 19,4 63,l OP5 84,9 14-12 13,21 1725 388.3 2,l 0,471 19,3 62,2 Of4 76,4 15-12 12,42 1685 356,5 290 0,433 19,4 61,0 -0,8 71,4 16-12 11,62 1659 328,4 210 0,399 19,3 57,l -2,1 83,2 17-12 12,ll 1725 355,9 291 0,432 * * -2,0 86,3 18-12 12,92 1645 362,3 2,O 0,440 19,4 64,l Os2 86,l

(22)

Bijlage

3(vervolg):

resultaten eerste Groen Label meetpriode (ammoniakemissie, ventilatiedebiet, temperatuur

en R.V.)

Datum NH3 Ventilatie-NH3 Ventilatie-NH3 Staltempe-R.V. Buiten-. R.V. Concentratie debiet emissie debiet emissie ratuur stal temp buiten PPm m3/uur g/dag m3/dier/dag g/dier/dag OC % OC % 12-‘95 14,28 1637 398,2 290 0,483 19,5 64,3 136 85,3 12 14,46 1636 403,o 290 0,489 19,4 63,9 190 86,6 21-12 14,06 1640 393,0 290 0,477 19,4 60,l -2,0 84,l 12 14,16 1927 465,0 2,3 0,564 20,l 63,5 497 86,l 12 14,35 2047 500,7 2,5 0,608 20,4 67,0 699 84,4 12 14,03 1624 388,2 2,O 0,471 19,3 62,0 090 76,0 12 13,71 1637 382,5 290 0,464 19,4 59,0 -1,4 81,9 36-12 13,50 1625 373,8 210 0,454 19,4 61,l -2,4 78,6 12 12,87 1597 350,2 199 0,425 19,2 55,5 -5,8 79,4 12 12,02 1603 328,3 199 0,398 19,2 53,l -8,3 77,2 12 10,64 1608 291,6 210 0,354 19,l 51,6 -9,6 77,3 30-12 9,94 1593 269,9 199 0,328 19,2 53,6 -8,2 68,4 31-12 10,lO 1599 275,3 199 0,334 19,4 64,8 -2,6 75,7

(23)

Bijlage 4:

resultaten tweede

Groen Label meetpriode (ammoniakemissie, ventilatiedebiet, temperatuur en R.V.)

Datum NH3 Ventilatie-NH3 Ventilatie-NH3 Staltempe-R.V. Buiten-. R.V. Concentratie debiet emissie debiet emissie ratuur stal temp buiten PPm m3/uur g/dag m3/dier/dag g/dier/dag OC % OC % l-6-‘96 10,53 2783 499,5 354 0,606 22,l 62,2 16,9 48,0 2-6 10,74 2582 472,6 391 0,573 21,9 62,4 15,5 50,8 3-6 10,46 3055 544,7 397 0,661 22,4 62,5 15,l 48,8 4-6 10,08 3365 577,8 431 0,701 22,8 62,6 17,l 52,2 5-6 10,04 3999 683,9 439 0,830 24,5 60,8 20.4 50,2 6-6 10,87 4375 810,l 593 0,983 25,8 59,7 23,5 44,3 7-6 11,57 4785 943,4 518 1,145 27,3 62,0 25,7 46,9 8-6 10,ll 5216 898,7 6,3 1,091 27,2 65,8 24,7 53,6 9-6 8,55 3605 525,4 494 0,638 23,3 70,l 16,8 68,l 10-6 7,69 3921 514,l 4,8 0,624 24,0 64,9 19,8 53,9 11-6 8,64 4523 666,l 595 0,808 25,3 65,9 22,7 52,6 12-6 8,30 3405 481,7 491 0,585 23,3 64,4 17,6 52,8 73-6 7,4l 2810 354,7 394 0,430 22,l 60,6 14,9 50,2 14-6 7,50 2386 304,8 2,9 0,370 21,7 62,0 12,5. 57,8 75-6 7,35 2777 347,8 394 0,422 22,l 60,l 14,3 51 ,o 16-6 7,55 3225 415,l 399 0,504 22,8 61,5 16,4 53,8

(24)

Bijlage

4(vervolg):

resultaten tweede Groen Label meetpriode (ammoniakemissie, ventilatiedebiet,

temperatuur

en R.V.)

Datum NH3 Ventilatie-Nh Ventilatie-NH3 Staltempe-R.V. Buiten-. R.V. Concentratie de biet emissie debiet emissie ratuur stal temp buiten PPm m3/uur

g/da

g

m3/dier/dag g/dier/dag OC % OC % ‘96 7,43 3546 449,2 493 0,545 23,5 57,9 18,4 45,6 18-6 7,54 3049 393,l 397 0,477 22,7 59,6 15,9 49,6 19-6 7,42 2530 319,9 391 0,388 22,0 63,2 13,4 57,0 20-6 7,36 2350 294,6 299 0,358 21,7 62,7 12,9 54,2 21-6 7,51 2180 278,9 2,6 0,339 21,6 64,5 11,7 59,4 22-6 8,15 2211 307,l 2,7 0,373 21,7 68,3 11,7 68,8 23-6 8,51 2181 316,2 2,6 0,384 21,7 70,5 11,7 70,9 24-6 8,95 2184 333,i 2,7 0,404 21,7 70,8 12,3 67,5 25-6 9,50 2342 379,l 2,8 0,460 21,9 70,9 13,2 66,6 26-6 9,56 3041 495,4 337 0,601 22,6 67,3 17,i 55,3 37-6 10,02 2849 486,4 395 0,590 22,4 71,2 15,4 65,9 38-6 10,06 2871 492,4 3,5 0,598 22,4 69,3 16,l 61,5 29-6 10,72 2562 467,9 391 0,568 22,2 71,4 14,l 68,8 30-6 11,02 2533 475,6 3J 0,577 22,i 70,8 15,0 64,7 1-7 11,66 2529 502,7 3,l 0,610 22,2 72,3 14,5 68,3 3-7 11,87 2459 497,4 330 0,604 22,0 70,3 l4,5 62,8

(25)

Bijlage

4(vervolg):

resultaten tweede Groen Label meetpriode (ammoniakemissie, ventilatiedebiet, temperatuur

en R.V.)

Datum Nh Ventilatie-NH3 Ventilatie-Nh Staltempe-R.V. Buiten-. R.V. Concentratie debiet emissie debiet emissie ratuur stal temp buiten PPm m3/uur g/dag m3/dier/dag g/dier/dag OC % OC % 3-7-‘96 11,38 2854 553,4 3,5 0,672 22,4 68,l 17,l 55,2 4-7 12,09 3030 624,3 397 0,758 22,8 71,6 17,2 61,8 5-7 11,69 2665 530,9 3,2 0,644 22,3 70,2 15,6 60,8 6-7 12,34 2373 498,8 2,9 0,605 22,l 74,0 13,l 72,9 7-7 12,75 2381 517,5 219 0,628 22,0 71,l 14,l 62,7 8-7 13,52 2145 494,l 296 0,600 21,7 71,8 12,5 66,O 9-7 13,75 2354 551,4 299 0,669 22,0 71,7 14,3 62,4 10-7 13,65 2889 672,l 395 0,816 22,7 73,5 15,9 66,l 11-7 12,98 3420 756,6 4,2 0,918 23,6 71,2 18,8 59,8 12-7 12,85 3515 769,9 493 0,934 23,8 72,8 19,2 62,6 13-7 12,26 3544 740,3 493 0,898 23,7 73,5 19,0 63,9 14-7 11,93 3438 699,l 4,2 0,848 23,3 77,2 18,2 70,l 15-7 11,27 3014 579,l 397 0,703 22,7 70,2 17,0 57,0 16-7 11,23 2746 525,4 3,3 0,638 22,4 68,7 15,6 56,7 17-7 11,55 2915 573,8 395 0,696 22,7 67,9 15,9 57,0 18-7 11,67 2540 505,o 391 0,613 22,2 69,l 14,3 61,4

(26)

Bijlage

4(vervolg):

resultaten

tweede Groen

Label meetpriode (ammoniakemissie, ventilatiedebiet, temperatuur

en R.V.)

Datum NH3 Ventilatie-NH3 Ventilatie-Nh Staltempe-R.V. Buiten-. R.V. Concentratie debiet emissie debiet emissie ratuur stal temp buiten PPm m3/uur

g/da

g

m3/dier/dag g/dier/dag OC % OC % 19-7-‘96 11,26 3049 585,O 3'7 0,710 23,0 65,3 16,6 55,7 ZO-7 10,65 3296 598,3 4'0 0,726 23,4 60,5 18,2 48,l 21-7 10,52 3524 631,7 4'3 0,767 24,2 58,8 19,7 46,5 22-7 10,47 3728 665,0 4'5 0,807 24,9 57,3 21,5 44,6 23-7 10,46 3572 636,9 4'3 0,773 24,5 64,6 19,4 59,l 24-7 10,48 3312 591,3 4'0 0,718 23,4 71,2 16,8 70,6 35-7 9,57 3279 535,8 4'0 0,650 23,2 72,l 17,2 68,O 26-7 9,02 3274 503,3 4'0 0,611 23,3 69,5 18,3 59,5 37-7 9,56 3164 515,2 3'8 0,625 23,3 71,4 17,7 63,8 28-7 9,57 2904 473,7 3'5 0,575 22,7 68,7 16,5 59,0 39-7 11,40 3422 664,8 4'2 0,807 23,6 69,7 19,4 58,6 30-7 12,19 3518 730,8 4'3 0,887 23,9 73,0 19,l 65,0 31-7 12,15 3383 700,5 4'1 0,850 23,5 73,5 18,6 65,4 l-8-'96 12,07 3183 654,6 3'9 0,794 23,2 72,5 18,0 61,6 ?-8 11,85 2978 601,3 3'6 0,730 22,9 70,l 17,l 59,l 3-8 12,16 2718 563,3 3'3 0,684 22,6 70,l 15,7 61,4 $-8 12,19 2980 618,9 3'6 0,751 23,l 68,2 16,8 56,7 >-8 12,18 2961 614,4 3'6 0,746 23,0 66,7 18,l 51,0

(27)

% .w

Q

w

4

c

c- 4’ - ,tc_ --5 --N.

I

‘*

.-*:

0

c\1 Co F

08

0

0

w

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

o-

0

0) -- 0 0 0 0 u) OJ

(28)

>

Ir

I

00 .

0

> à

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Het is discutabel, om op deze manier de gewenste steekproefom- vang te bepalen, omdat de bezoekersaantallen uit de verschillende wijken, zijn verkregen uit ophogingen van

gronden het fosfaat doorgaans wat beter oplosbaar is dan in slih- houdende gronden. Aanvankelijk was de overeenstemming voor stikstof minder goed. Daarom werden de

INVLOED VAN DE AFSLUITING VAN BEPAALDE

De combinatieoplossing voldoet aan de viif criteria aan het eind van deel I zijn geformuleerd: een beperkt kenniscircuit, probleemeigenaren bij provincies zijn nauw betrokken, het

Daar is aan deelnemers voorgestel dat hulle identiteit nie bekend gemaak word nie, maar omdat hierdie mans meen dat die studie ‟n bydrae tot die voorkoming van pedofilie kan

The aim of this research is to explore executive coachees’ experiences of working with aspects of the body, as part of a transformative coaching approach in organisations,

growing evidence that it also has a valuable place in the diagnosis of chronic cholecystiti, common bile duct ob truction and biliary leaks and in evaluating biliary enteral

Cite this article as: Mbuagbaw et al.: The cameroon mobile phone sms (CAMPS) trial: a protocol for a randomized controlled trial of mobile phone text messaging versus usual care