• No results found

De komst van asielzoekers: de gemeente in rep en roer

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De komst van asielzoekers: de gemeente in rep en roer"

Copied!
113
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

De komst van asielzoekers:

de gemeente in rep en roer

Een onderzoek naar ‘framing’ en reacties van de crisisleider en inwoners op

incidenten tijdens ‘vluchtelingencrisissen’ in de jaren ’90 en 2014-2015

Naam: Saskia van den Berg Studentnummer: 1068709 Universiteit Leiden Studie: Crisis and Security Management Scriptiebegeleider: S. Wittendorp MA Plaats en datum: Den Haag, 08-06-2017

(2)

Voorwoord

Voor u ligt de masterscriptie van Saskia van den Berg deze scriptie is geschreven als onderdeel van de master Crisis and Security Management aan de Universiteit Leiden. Al jaren ben ik geïnteresseerd in het onderwerp van vluchtelingen, tijdens grote stroom vluchtelingen in 2015 is deze interesse nog meer aangewakkerd. Ik merkte toen dat de publieke opinie wisselend was en ik ben zo op het idee gekomen om mij hier verder in te verdiepen. Eind 2016 kreeg mijn onderzoeks-ontwerp vorm, waarna in januari 2017 gestart is met het schrijven van deze scriptie. Het hele proces kende hoogte- en dieptepunten en resulteert nu in de masterscriptie die voor u ligt. Ik hoop dat u deze scriptie met interesse zult lezen.

Graag wil ik de volgende mensen bedanken die hebben bijgedragen aan deze scriptie. Allereerst meneer Wittendorp, voor het begeleiden tijdens het proces en het geven van feedback op de geschreven stukken. Ik wil ook graag Annelies bedanken, voor het controleren van mijn scriptie op spelling en taal en het sparren over het onderwerp. Jeroen wil ik graag bedanken voor het helpen met de grafische vormgeving en de mentale steun.

(3)

Samenvatting

In deze masterscriptie is onderzoek gedaan naar de volgende onderzoeksvraag: “Hoe wordt er in Nederland door gemeentebestuur en inwoners gereageerd op incidenten tijdens de

‘vluchtelingencrisissen’ van de jaren ’90 en 2014-2015, en wat is de rol van ‘framing’ tijdens deze ‘vluchtelingencrisissen’?

Om de onderzoeksvraag te kunnen beantwoorden is gebruikgemaakt van een vergelijkende

casestudy, waarbij gekeken is naar incidenten over de komst van asielzoekers in twee verschillende perioden en in zes verschillende gemeenten/plaatsen: Haarlem (1994), Strijen (1994-1995), Vlieland (1997), Oranje (2014-2015), Geldermalsen (2015) en Steenbergen (2015). Aan de hand van

uitspraken uit kranten is gekeken naar de ‘framing’ van het incident door de bevolking en de ‘crisisleider’ en de reactie van de ‘crisisleider’ in deze plaatsen. Deze incidenten zijn vergeleken met theorie over ‘framing’, draagvlak en crisismanagement. Uit de analyse en conclusie komt naar voren dat er door de ‘crisisleider’ gebruik wordt gemaakt van verschillende ‘frames’, maar dat door de tegenstanders van asielzoekers gebruik wordt gemaakt van het ‘dramatisch frame’, waarmee zij proberen zoveel mogelijk aandacht te krijgen voor hun probleem en hiermee proberen zij de publieke opinie te beïnvloeden. De voorstanders zijn in de jaren ’90 duidelijker aanwezig door het gebruik van het ‘dramatisch frame’ en tijdens de incidenten in 2014-2015 minder duidelijk aanwezig. Daarnaast komt naar voren dat de burgemeester tijdens de incidenten in 2014-2015 dat meer let op interactie met- en inspraak van de burger in de besluitvorming, dan in de jaren ’90. De databases met de claims staan in de bijlagen welke apart zijn bijgevoegd.

Student: Saskia van den Berg Studentnummer: 1068709 Masterscriptie Crisis and Security Management Scriptiebegeleider: S. Wittendorp MA Juni 2017

(4)

Inhoudsopgave

VOORWOORD ... B SAMENVATTING ... C HOOFDSTUK 1 INTRODUCTIE ... 1 1.1INLEIDING ... 1 1.2ONDERZOEKSVRAAG ... 2 1.3DOELSTELLINGEN EN RELEVANTIE ... 3 1.4LEESWIJZER ... 4

HOOFDSTUK 2 THEORETISCH KADER ... 5

2.1WAT IS EEN CRISIS? ... 5

2.2CRISISMANAGEMENT ... 6

2.3CRISISCOMMUNICATIE ... 9

2.4‘FRAMING’ ... 10

2.4.1 ‘Framing’ ... 10

2.4.2 Symbolische acties in crisismanagement ... 11

2.4.3 ‘Framing’ tijdens een crisissituatie ... 12

2.4.4 ‘Framing’ ten opzichte van vluchtelingen ... 13

2.5OPENBARE ORDE ... 14

2.6DRAAGVLAK ... 15

HOOFDSTUK 3 METHODOLOGIE ... 17

3.1ONDERZOEKS-ONTWERP... 17

3.2SELECTIE VAN ONDERZOEKSEENHEDEN ... 18

3.3BETROUWBAARHEID EN VALIDITEIT ... 20

3.4BEPERKINGEN ... 21

HOOFDSTUK 4 CONTEXT MIGRATIE ... 23

4.1MIGRANTEN ... 23

4.2BURGEROORLOG JOEGOSLAVIË EN VLUCHTELINGEN IN NEDERLAND ... 25

4.2.1 Historisch overzicht Burgeroorlog Joegoslavië ... 25

4.2.2 Burgeroorlog in Joegoslavië en migratie ... 27

4.3VLUCHTELINGENCRISIS 2015 IN EUROPA EN NEDERLAND ... 28

4.3.1 Europa ... 28 4.3.2 Nederland ... 29 HOOFDSTUK 5 CASUSBESCHRIJVING ... 32 5.1CASUSBESCHRIJVING HAARLEM ... 32 5.2CASUSBESCHRIJVING STRIJEN ... 35 5.2.1 September 1994 ... 35 5.2.2. Oktober 1994 ... 35 5.2.3 November 1994 ... 38 5.2.4 December 1994... 39 5.2.5 Januari 1995 ... 41 5.2.6 Februari 1995 ... 42 5.3CASUSBESCHRIJVING VLIELAND ... 43 5.3.1 Oktober 1997 ... 43 5.3.2 November 1997 ... 44

(5)

5.3.3 December 1997... 47 5.4CASUSBESCHRIJVING ORANJE ... 47 5.4.1 Oktober 2014 ... 47 5.4.2 November 2014 ... 48 5.4.3 December 2014... 49 5.4.4 Eerste helft 2015 ... 50 5.4.5 Oktober 2015 ... 51 5.5CASUSBESCHRIJVING GELDERMALSEN... 54 5.5.1 September 2015- november 2015 ... 54 5.5.2 December 2015... 54 5.5.3 Januari 2016 ... 59 5.5.4 Mei –juni 2016 ... 60 5.6CASUSBESCHRIJVING STEENBERGEN ... 62 5.6.1 Oktober 2015 ... 62 5.6.2 November 2015 ... 65 HOOFDSTUK 6 ANALYSE ... 68 6.1ANALYSE HAARLEM ... 68 6.2ANALYSE STRIJEN ... 70 6.3ANALYSE VLIELAND ... 72 6.4ANALYSE ORANJE ... 75 6.5ANALYSE GELDERMALSEN ... 79 6.6ANALYSE STEENBERGEN ... 84 6.7VERGELIJKING GEMEENTEN ... 88

6.7.1 Vergelijking gemeenten jaren ‘90 ... 88

6.7.2 Vergelijking gemeenten 2014-2015... 90

HOOFDSTUK 7 CONCLUSIE EN AANBEVELINGEN ... 95

7.1CONCLUSIE ... 95 7.1.1 Beantwoording deelvraag 1 ... 95 7.1.2 Beantwoording deelvraag 2 ... 96 7.1.3 Beantwoording deelvraag 3 ... 96 7.1.4 Beantwoording deelvraag 4 ... 97 7.1.5 Beantwoording deelvraag 5 ... 97 7.1.6 Beantwoording deelvraag 6 ... 98 7.1.7 Beantwoording deelvraag 7 ... 99 7.1.8 Beantwoording onderzoeksvraag ... 100 7.2AANBEVELINGEN ... 101 REFERENTIES ... 102 LITERATUURLIJST ... 102 INTERNETBRONNEN ... 103 FIGUREN ... 107

(6)

Hoofdstuk 1 Introductie

1.1 Inleiding

Conflicten in de wereld leiden ertoe dat mensen op de vlucht gaan op zoek naar een veilig onderkomen. Nederland vangt al eeuwenlang vluchtelingen op. Voorbeelden hiervan zijn de Hugenoten eind zeventiende eeuw, vluchtelingen tijdens de Eerste Wereldoorlog, Hongaarse vluchtelingen in 1956 en ook tijdens de Joegoslavische Burgeroorlog in de jaren ’90 en tijdens de conflictsituaties die zich de afgelopen jaren hebben afgespeeld in onder andere Syrië. Wanneer een vluchteling in Nederland aankomt, vraag hij/zij asiel aan. De vluchteling vraagt daarmee of hij/zij tijdelijk in Nederland kan blijven en is daarmee een asielzoeker. Pas als een vluchteling asiel heeft aangevraagd, wordt er gekeken of de vluchteling volgens de geldende verdragen mag blijven, en daarmee of zijn/haar aanvraag tijdelijk wordt geaccepteerd.1

In de jaren ’90 tijdens de burgeroorlog in Joegoslavië, waren er in Nederland veel asielverzoeken ingediend, met als hoogtepunt het jaar 1994 waarin er 52 575 asielaanvragen waren. Hierna nam dit aantal iets terug en in 2015 verhoogde dit aantal weer tot 58 880 asielverzoeken.2 In de media werd gesproken van een vluchtelingencrisis. Op nationaal niveau werd het gezien als vluchtelingencrisis, omdat er onder andere op korte termijn huisvesting en dergelijke geregeld moest worden voor de grote stroom asielzoekers, maar ook op internationaal niveau werd er gesproken van een

vluchtelingencrisis.3 Duizenden vluchtelingen kwamen per boot via de Middellandse Zee naar Europa en ook veel vluchtelingen verdronken tijdens deze reis. Op Europees niveau leidde de stroom

vluchtelingen tot veel debat en verschillende top overleggen waar de EU landen gezamenlijk naar een oplossing zochten. 4 Tijdens de burgeroorlog in Joegoslavië kwamen er toen ook ‘vrij plotseling’

1

Vluchtelingenwerk Nederland (2017) ‘Wie Vluchteling’ https://www.vluchtelingenwerk.nl/feiten-cijfers/wie-vluchteling (bezocht op 9 januari 2017)

2 StatLine CBS (2017)

http://statline.cbs.nl/Statweb/publication/?VW=T&DM=SLNL&PA=80059NED&D1=a&D2=0&D3=a&HD=150930 -1112&HDR=T,G1&STB=G2 (bezocht op 20 januari 2017)

3 Europa. Nu (2017) ‘Europese aanpak vluchtelingencrisis’

https://www.europa-nu.nl/id/vhcmelu5xgfm/europese_aanpak_vluchtelingencrisis (bezocht op 6 april 2017)

NOS (2015) ‘Op zoek naar een oplossing in de vluchtelingencrisis’ http://nos.nl/nieuwsuur/artikel/2086239-op-zoek-naar-een-oplossing-in-de-vluchtelingencrisis.html (bezocht op 7 april 2017)

Tweede Kamer (2015) ‘Vluchtelingencrisis centraal bij Europese top’

https://www.tweedekamer.nl/kamerstukken/plenaire_verslagen/kamer_in_het_kort/vluchtelingencrisis-centraal-bij-europese-top (bezocht op 7 april 2017)

Eerste Kamer (2015) ‘Commissiemededeling over de aanpak van de vluchtelingencrisis’

https://www.eerstekamer.nl/eu/edossier/e150022_commissiemededeling_over (bezocht op 7 april 2017)

4

NOS (2015) ‘EU worstelt al maanden met vluchtelingencrisis’ http://nos.nl/artikel/2068390-eu-worstelt-al-maanden-met-vluchtelingencrisis.html (bezocht op 20 januari 2017)

(7)

veel vluchtelingen naar Nederland die hier asiel aanvroegen. In Nederland was er een gebrek aan opvangplaatsen waardoor Nederlanders vluchtelingen onder andere in huis namen.5

In deze scriptie wordt gekeken naar de ‘vluchtelingencrisis’ van 2014-2015 en naar die ten tijde van de burgeroorlog in Joegoslavië (1991-1999). Tijdens beide ‘crisissen’ was er sprake van een

wisselende publieke opinie over de vluchtelingen en in sommige gevallen zelfs onrust onder de Nederlandse bevolking.6 Bijvoorbeeld in 2014 en 2015 in de plaats Oranje (Drenthe), waar in een klein dorp veel asielzoekers werden opgevangen.7 Maar ook in andere plaatsen leidde de opvang van vluchtelingen tot demonstraties.

In deze scriptie zal worden ingegaan op de rol van de crisisleider ten tijde van deze twee

‘vluchtelingencrisissen’. Hierbij zal er naar verschillende incidenten worden gekeken die destijds plaats hebben gevonden. Er zal worden ingegaan op incidenten in de plaatsen Oranje, Geldermalsen en Steenbergen in 2014 en 2015 en er wordt ingegaan op incidenten en de komst van vluchtelingen in Haarlem, Strijen en Vlieland in 1994, 1994-1995 en 1997. Onder de crisisleider wordt de leider gedurende een crisissituatie verstaan. In de gemeente is de burgemeester in geval van een ‘crisissituatie’ de persoon die de leiding heeft. In deze scriptie wordt er gekeken naar lokale incidenten in gemeenten en dus zal in deze context de crisisleider vaak de burgemeester zijn.

1.2 Onderzoeksvraag

In deze scriptie zal de volgende onderzoeksvraag centraal staan:

“Hoe wordt er in Nederland door gemeentebestuur en inwoners gereageerd op incidenten tijdens de ‘vluchtelingencrisissen’ van de jaren ’90 en 2014-2015, en wat is de rol van ‘framing’ tijdens deze ‘vluchtelingencrisissen’?

De onderzoeksvraag zal met hulp van de volgende deelvragen worden beantwoord:

-“Wat voor incident was er in Haarlem, hoe gingen de crisisleider en de inwoners hiermee om en hoe werd het onderwerp ‘geframed’?”

-“Wat voor incident was er in Strijen, hoe gingen de crisisleider en de inwoners hiermee om en hoe

5

Trouw (2015) “Historische lessen voor een vluchtelingencrisis’

http://www.trouw.nl/tr/nl/36361/Vluchtelingen/article/detail/4140371/2015/09/11/Historische-lessen-voor-een-vluchtelingencrisis.dhtml (bezocht op 31 januari 2017)

6

Vijf eeuwen migratie (2017) ‘Vluchtelingen uit voormalig Joegoslavië’

http://www.vijfeeuwenmigratie.nl/term/Vluchtelingen%20uit%20voormalig%20Joegoslavi%C3%AB/volledige-tekst (bezocht op 20 januari 2017)

7

RTV Drenthe (2015) ‘Boze inwoners Oranje belagen staatssecretaris, vrouw raakt gewond’

http://www.rtvdrenthe.nl/nieuws/100612/Boze-inwoners-Oranje-belagen-staatssecretaris-vrouw-raakt-gewond (bezocht op 20 januari 2017)

(8)

werd het onderwerp ‘geframed’?”

-“Wat voor incident was er in Vlieland, hoe gingen de crisisleider en de inwoners hiermee om en hoe werd het onderwerp ‘geframed’?”

-“Wat voor incident was er in Oranje, hoe gingen de crisisleider en de inwoners hiermee om en hoe werd het onderwerp ‘geframed’?”

-“Wat voor incident was er in Geldermalsen, hoe gingen de crisisleider en de inwoners hiermee om en hoe werd het onderwerp ‘geframed’?”

-“Wat voor incident was er in Vlieland, hoe gingen de crisisleider en de inwoners hiermee om en hoe werd het onderwerp ‘geframed’?”

-“Wat zijn de overeenkomsten en verschillen tussen de reacties van de crisisleiders en inwoners in de genoemde plaatsen en welke overeenkomsten en verschillen zijn er tussen de ‘framing’ van de incidenten in de genoemde gemeenten?”

Het onderzoek zal kwalitatief van aard zijn, gericht op een casestudy. De deelvragen zullen onderzocht worden aan de hand van verschillende claims die gedaan zijn in de kranten. In de casusbeschrijving wordt per casus een overzicht gegeven van het incident. Er is gekozen voor incidenten in 1994, 1994-1995 en 1997, 2014 en 2015 omdat toen de asielinstroom in Nederland verhoogde en er relevante incidenten plaatsvonden voor dit onderzoek. Deelvraag zeven zal vooral aanbod komen in paragraaf 6.7 in de analyse. In de conclusie zullen de deelvragen één voor één beantwoord worden, waarna er een antwoord op de onderzoeksvraag wordt gegeven.

1.3 Doelstellingen en relevantie

Nederland is al jarenlang een land waar vluchtelingen worden opgevangen. Echter de publieke opinie rondom de komst van vluchtelingen is wisselend. Het debat over vluchtelingen verhardt soms en in verschillende landen in Europa zijn er antimigratie-partijen in opkomst die ook steeds invloedrijker worden.8 In deze scriptie wordt gekeken naar hoe in verschillende casussen de crisisleider reageert op de ‘crisissituatie’. Door een vergelijking te maken in de tijd, wordt er gekeken of er verschillen zijn tussen beide tijdsperiodes. Of het debat over vluchtelingen op een andere wijze wordt ‘geframed’ en hoe de reactie van de crisisleider is. In 1994 en 2015 kwamen er in beide jaren veel asielverzoeken binnen in Nederland. Over de hele wereld zijn er verschillende brandhaarden waar mensen niet in veiligheid kunnen leven en daarom vaak vluchten naar een ander land. De conflictenteller staat nu, anno januari 2017, op 53 conflicten wereldwijd.9 Deze conflicten zijn onder te verdelen in actieve

8

Volkskrant (2016) ‘In deze landen maakt rechtspopulisme zijn opmars’

http://www.volkskrant.nl/buitenland/in-deze-landen-maakt-rechts-populisme-zijn-opmars~a4306089/

(bezocht op 31 januari 2017)

(9)

conflicten en sluimerende conflicten. Bij actieve conflicten is er sprake van “een gewapende strijd om (een deel van) het land. En bij de strijd is er minstens één regeringsleger en één andere gewapende groep betrokken. Het conflict speelt nu of niet langer dan een jaar geleden.”10 Bij sluimerende conflicten “is er sprake van grote politieke tegenstelingen, spanningen en/of machtsstrijd. Dit heeft nog niet geleid tot geweld of de spanningen gaan niet langer met geweld gepaard.”11 Er zijn dus behoorlijk wat conflicten in de wereld. Doordat er nog steeds conflicten zijn, kan dit gepaard gaan met groepen vluchtelingen die een asielaanvraag doen in een ander land, bijvoorbeeld in Nederland. Daarom is het relevant om hier verder onderzoek naar te doen.

De ‘vluchtelingencrisis’ die wij in 2015 hadden, is vrij recent. Er is nog niet heel veel onderzoek gedaan naar dit onderwerp. Er wordt gekeken naar hoe de crisisleider reageerde op deze crisissituatie en hoe hij de crisis ‘framede’. De reactie en het ‘frame’ van de crisisleider en de bevolking kan mogelijk tot verschillen leiden en nieuwe informatie toevoegen aan het wetenschappelijk debat.

1.4 Leeswijzer

In hoofdstuk twee zal de theorie over ‘framing’ en crisismanagement aan de orde komen. Hoofdstuk drie geeft een beschrijving van de methoden die voor dit onderzoek gebruikt worden. In hoofdstuk vier zal worden ingegaan op de context van migratie en wordt er achtergrondinformatie gegeven over de situatie ten tijde van de Joegoslavië oorlog en de situatie in 2015. In hoofdstuk vijf zal de casus beschreven worden. Er zal dan eerst ingegaan worden op drie verschillende cases die plaats vonden in 1994, 1994- 1995 en 1997 en vervolgens zal er worden ingegaan op drie cases die plaats vonden in 2014 en 2015. In hoofdstuk zes, de analyse, wordt er een koppeling gelegd tussen de theorie en de casusbeschrijving. Vervolgens wordt er in hoofdstuk zeven besloten met een conclusie en aanbevelingen voor eventueel vervolgonderzoek.

10

Conflictenteller (2017) ‘conflictenteller’ http://conflictenteller.nl/ (bezocht op 24 januari 2017)

(10)

Hoofdstuk 2 Theoretisch Kader

In dit hoofdstuk komt de theorie van crisismanagement en ‘framing’ aan de orde. Eerst wordt kort ingegaan het begrip ‘crisis’ en wat daar in dit theoretisch kader onder verstaan wordt. Daarna wordt achtereenvolgens aandacht besteed aan de theorievorming over crisismanagement, ‘framing’ en draagvlak.

2.1 Wat is een crisis?

‘Crisis’ is een begrip waar verschillende definities van zijn. Rosenthal, Boin en Comfort omschrijven een crisis als volgt: “Crises should be understood as periods of upheaval and collective stress, disturbing everyday patterns and threatening core values and structures of a social system in unexpected, often unconceivable, ways” (2001: 6). Fearn-Banks geeft de volgende definitie aan een crisis: “A major occurrence with a potentially negative outcome affecting the organization, company, or industry, as well as its publics, products, services, or good name” (2002: 2). Een andere definitie is: “een ernstige bedreiging van de basisstructuren of van de fundamentele warden en normen van een sociaal system, welke bij een geringe beslistijd en bij een hoge maat van onzekerheid noopt tot het nemen van kritieke beslissingen” (Rosenthal, Boin, Otten, Kleiboer, 1998: 12). Muller, Rosenthal, Helsloot en Dijkman omschrijven een crisis: “Een gebeurtenis die diep ingrijpt in het functioneren van een organisatie of een sociaal systeem en waarbij in onze onzekerheid en onder tijdsdruk diepgaande beslissingen moeten worden genomen”(2009: 1).

In deze scriptie zal de definitie van Muller e.a. in het theoretisch kader worden aangehouden. “Een gebeurtenis die diept ingrijpt in het functioneren van een organisatie of een sociaal systeem en waarbij in onze onzekerheid en onder tijdsdruk diepgaande beslissingen moeten worden

genomen”(2009: 1). De bovengenoemde definitie zal vooral centraal staan in het theoretisch kader wanneer er over een ‘crisis’ gesproken wordt. In de rest van dit onderzoek zal er geen exacte

definitie worden aangehouden voor ‘crisis’, omdat het gebruik van het woord crisis ook afhankelijk is van de ‘framing’ van het begrip ‘crisis’ en de situatie waarin de ‘crisis’ zich afspeelt. In sommige situaties zal er een groep mensen van een ‘crisis’ worden gesproken en door een andere groep mensen niet. In het theoretisch kader zal er worden vastgehouden aan een definitie, omdat anders de theorie over crisismanagement lastig is toe te lichten. In de casusbeschrijving wordt de definitie van crisis meer losgelaten. In dit geval is het gebruik van het woord crisis ook meer afhankelijk van de ‘framing’ van het woord en de situatie waarin de ‘crisis’ zich afspeelt.

Binnen de publieke sector kan gesproken worden van verschillende soorten crisissen (in deze scriptie wordt alleen gekeken naar de publieke sector, omdat het onderwerp zich afspeelt in de publieke sector). Denk hierbij bijvoorbeeld aan oorlogen, natuurrampen, dramatische gebeurtenissen die

(11)

indruisen tegen de collectieve waarden van de samenleving, gebeurtenissen waar mensenmassa’s bijeen zijn en politiek-bestuurlijke crisissen (Muller, Rosenthal, Helsloot en Dijkman (2009: 9, 10, 11) Naast verschillende ‘crisis’ categorieën beschrijven Muller e.a. nog verschillende crisistypologieën om een beter onderscheid te maken in de verschillende categorieën. Typologieën die in dit onderzoek terug komen zijn: objectieve versus subjectieve crisiskenmerken, het domein versus de reikwijdte van de dreiging, conflict versus solidariteit (Muller e.a., 2009: 13-15). Deze typologieën worden in dit onderzoek gebruikt, om te kijken hoe de crisissituatie wordt ‘geframed’ door de betrokken personen. De objectieve versus de subjectieve crisiskenmerken:

In een land wordt er vaak op verschillende manieren naar een (mogelijke) crisissituatie gekeken. De autoriteiten stellen (als het goed is) op een objectieve manier vast of er mogelijke dreigingen zijn, maar het kan zijn dat een deel van de burgers deze dreiging niet ziet. Dan is het lastig omdat er onenigheid is tussen de partijen over de mate van urgentie en de te nemen maatregelen (Muller e.a., 2009: 13).

Het domein versus de reikwijdte van de dreiging:

Een crisis vindt op een locatie plaats, maar de reikwijdte van de crisis kan enorm zijn. Dit ligt eraan wat de aard van de crisis is. Een conflict in een klein gebied kan gevolgen hebben voor andere

landen, maar ook een epidemie kan ontstaan in één land en zich razendsnel verspreiden. Het domein waar de crisis plaatsvindt en de manier waarop hier op wordt gereageerd door het

politiek-bestuurlijk niveau kan erg verschillen. Dit is afhankelijk van de aard van de crisis en de mogelijke gevolgen die de crisis kan hebben (Muller e.a., 2009: 15).

Conflict versus solidariteit:

Sommige crisissen leiden tot een gevoel van saamhorigheid onder de bevolking (voorbeelden hiervan kunnen zijn een natuurramp, terroristische aanslagen, zinloos geweld). Andere crisissen

(voorbeelden hiervan zijn onlusten, rellen en demonstraties) ontstaan uit onvrede over datgene wat de machthebbers doen (Muller e.a, 2009: 15).

2.2 Crisismanagement

Wanneer er een crisissituatie is, wordt er van leider figuur verwacht dat hij of zij controle houdt over de situatie. De leider kan van een organisatie zijn of bijvoorbeeld van het land of van een gemeente. In deze scriptie gaat het vooral om de burgemeester, hij of zij staat aan het hoofd van de gemeente en heeft de verantwoordelijkheid over de openbare orde en veiligheid in zijn of haar gemeente. Op

(12)

landelijk niveau ligt de verantwoordelijkheid over asielzoekers bij de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie.12 In sub paragraaf 2.2.1 zal er verder op de rol van de crisisleider worden ingegaan.

2.2.1 Raamwerk voor de crisisleider

Boin, Kuipers en Overdijk beschrijven in hun artikel ‘Leadership in times of crisis: a framework for assessment’ een raamwerk voor de evaluatie van een crisis, waarbij er specifiek wordt gekeken naar de rol van de leider tijdens de crisis. Boin e.a. hebben dit schema opgesteld omdat er volgens hen geen goed alternatief (raamwerk) is, dat te gebruiken is bij de evaluatie van een crisis. Gedurende de crisis en na de crisis is wordt de crisisleider nu vooral geëvalueerd in politieke context en door verschillende media, waarbij ‘framing’ een belangrijke rol speelt. Door ‘framing’ kan de leider gemakkelijk in een positie worden neergezet van winnaar of verliezer (Boin e.a., 2013: 87). Dit schema is dus onafhankelijk te gebruiken en hierbij wordt alleen naar de daadwerkelijke acties gekeken.

Stap één: ‘Early recognition’: Is de crisis van tevoren herkend als crisissituatie? Uit de meeste

crisisevaluaties komt naar voren dat een crisis voorkomen had kunnen worden. Er zijn twee factoren die als ‘foresight’ gezien kunnen worden, dit zijn de ervaring met crisissen en de dynamiek rondom crisissen en een organisatiefactor dat sommige organisaties een cultuur hebben waarbij ze makkelijk op dreigingen kunnen reageren (Boin e.a., 2013: 82).

Stap twee: ‘Sensemaking’: Tijdens een crisis is het lastig om een gemeenschappelijk gedachtegoed over onder andere de oorzaak, grootte of omvang en effecten van de crisis te creëren onder de bevolking. Dit gemeenschappelijk gedachtegoed is belangrijk omdat zo iedereen beschikt over de informatie en de mogelijke consequenties (Boin e.a., 2013:83)

Stap drie: ‘Making critical decisions’: Het maken van (strategische) beslissingen is cruciaal tijdens een crisis. De crisisleider moet hierbij voorkomen dat hij bij het nemen van een strategische beslissing betrokken raakt of zich laat beïnvloeden door operationele beslissingen. Het is belangrijk dat de leider een weloverwogen beslissing maakt en dat deze beslissing is gemaakt in een eerlijk proces (Boin e.a., 2013: 83).

Stap vier: ‘Orchestrating Vertical and Horizontal Coordination’: Gedurende een crisis werken meerdere partijen samen, die meestal niet veel samenwerken. Deze samenwerking moet

gecoördineerd worden en dit moet ook zo goed/effectief mogelijk gebeuren. De leiders moeten deze samenwerkingsvormen monitoren en ook faciliteren. Waar nodig moeten de leiders ingrijpen als de samenwerking tussen de partijen niet goed verloopt (Boin e.a., 2013: 84)

Stap vijf: ‘Coupling and Decoupling’: Tijdens deze stap is het belangrijk dat de leiders in staat zijn om

12

Rijksoverheid (2017) ‘Klaas Dijkhoff: taken’

(13)

te bedenken welke ‘systemen’ aan moeten blijven en welke systemen uitgeschakeld moeten worden in de crisissituatie. Volgens Boin e.a. (2013: 84) vergt dit niet alleen kennis van de leiders over de complexe systemen, maar moet er ook gekeken worden naar de mogelijkheid om samen te werken over de landsgrenzen.

Stap zes: ‘Meaning making’: Gedurende de crisis wordt er vanuit de samenleving gekeken naar de leiders. De leiders moeten een goed en overtuigend verhaal hebben en ook hoe zij de crisis op gaan lossen. Hierbij komt ‘framing’ weer kijken. De leiders moeten een goed ‘frame’ presenteren waar zij de gebeurtenissen doorzien. Als zij een goed verhaal hebben over de oorzaak van de crisis, de impact die de crisis heeft en de eventuele veranderingen in beleid naar aanleiding van de crisis, dan kunnen zij succesvol zijn (ook na de crisis). De oppositie kan daarentegen ook gebruik maken van de

crisissituatie en een ander ‘frame’ presenteren, waarbij zij minder positief reageren naar de leiders van crisis. Het is vooral voor op de lange termijn belangrijk dat de crisis leiders een duidelijke uitleg van de crisis geven en hoe zij de samenleving uit die crisis gaan leiden (Boin, e.a., 2013: 85). Stap zeven: ‘Communication’: Communicatie met en tussen burgers en organisaties is tijdens een crisis erg belangrijk. Door communicatie wordt iedereen van informatie voorzien. Tijdens een crisis wil het nog wel eens voorkomen dat communicatiekanalen de drukte niet aankunnen of zelfs

helemaal verbroken worden. Daarnaast is de manier van communiceren tijdens een crisis anders dan buiten een crisis (Boin e.a., 2013: 85).

Stap acht: ‘Rendering accountability’: Na de crisis zullen de leiders moeten uitleggen wat er precies is fout gegaan en waarom. Maar ook hoe er gehandeld is tijdens de crisis en wat de goede en slechte punten hiervan waren. Zodra het hoogtepunt van de crisis voorbij is, begint de ‘blame game’, waarin er ‘schuldigen’ worden aangewezen. De crisisleiders gaan vaak defensief deze situatie in, en

proberen zij hun positie te ‘redden’ en de ‘blame game’ te vermijden, in plaats van dat ze vertellen wat er wel goed ging. De crisis wordt hier ook ‘politiek gemaakt’ en er spelen veel meer belangen mee dan het goed uitleggen van wat er precies is gebeurd gedurende de crisis (Boin e.a., 2013: 85-86).

Stap negen: ‘Learning’: Het is belangrijk dat een leider kan leren van wat er gebeurd is, zowel tijdens de crisis als na de crisis. Maar het leren van een crisis is ook lastig, omdat elke situatie uniek is en er veel verschillende factoren meegenomen moeten worden. Daarnaast kost het proces van leren ook nog eens tijd, en deze tijd wordt niet altijd gegeven na een crisissituatie, omdat leiders ook wel eens het veld moeten ruimen of opstappen als gevolg van de crisis (Boin, e.a., (2013: 86).

Stap tien: ‘Enhancing Resilence’: Een organisatie die voorbereid is op een crisis, handelt effectiever in een crisissituatie. Het is dus van belang dat er geoefend wordt, wat te doen als er iets gebeurd. De leider moet hier een actieve houding in hebben, omdat die gedurende een echte crisissituatie ook het initiatief moet nemen. Door crisissituaties te oefenen zijn mensen alerter en weten ze dat er iets

(14)

fout kan gaan, maar daarnaast leidt dit ook tot vertrouwen in de organisatie, omdat mensen weten wat ze moeten doen om zo goed mogelijk uit de situatie te komen (Boin, e.a., 2013: 86-87).

In deze scriptie ligt de focus vooral op het optreden van de leider en de communicatie van de leider. Niet alle stappen uit het schema van Boin e.a. zullen later aan de orde komen, maar alleen die stappen die ook terugkomen in de cases. In paragraaf 6.7 zullen de stappen (drie, zes, zeven, acht en negen) die relevant waren voor de gemeenten worden doorgenomen.

2.3 Crisiscommunicatie

Tijdens een crisis is de communicatie van groot belang en heeft verschillende functies.

“Crisiscommunicatie dient als strategisch instrument om sturing te geven aan de beeldvorming en het gedrag van mensen die door een crisis zijn getroffen” (Muller e.a., 2009:430). Het inzetten van crisiscommunicatie als strategisch instrument werkt volgens Muller e.a. als er een mix van twee basiselementen in de boodschap is verwerkt.

-Ratio: Het informeren van burgers van hogere hand en zorgen dat zij gaan handelen op een manier om de effecten van de crisis zo veel mogelijk te beperken. Deze strategie richt zich op de ratio van de burgers (Muller e.a, 2009: 430)

-Emotie: Het inspelen op emotie wordt gebruikt wanneer er veel gevoelens van onmacht en verwarring zijn in de samenleving. De communicatie is er dan op gericht om de collectieve stress en ‘gevoelens’ in goede banen te leiden. Daarnaast moet er voorkomen worden dat de situatie uit de hand loopt en moet er gezorgd worden dat de openbare orde in tact blijft. De burgemeester neemt hierin een belangrijke rol aan en wordt vaak als boegbeeld van de samenleving gezien (Muller e.a. 2009: 430).

Afhankelijk van de crisissituatie zal er worden gekozen voor een strategie waarbij er meer aandacht is voor ‘ratio’ of ‘emotie’ (Muller e.a., 2009:431). Daarnaast heeft de gemeente per crisissituatie de keuze om een open communicatiestrategie te voeren of een wat meer gesloten of afwachtende communicatiestrategie. Ook deze communicatiestrategie is weer afhankelijk van het soort crisissituatie en welke rol de gemeente daar het beste in kan aannemen (Muller e.a., 2009:431). Hierbij moet rekening worden gehouden met het ordeperspectief en conflictperspectief. Het ordeperspectief houdt in dat de crisis een bedreiging vormt voor de openbare orde. De overheid moet de burger beschermen en probeert zo snel mogelijk de bedreiging te beëindigen en terug te keren naar de oorspronkelijke situatie. De crisiscommunicatie richting de burgers toe, is er dan op gericht om zo snel mogelijk de bedreigde groepen te waarschuwen. De communicatie moet snel en accuraat zijn. Daarnaast moet de communicatie uniform zijn en voor het publiek te begrijpen zijn (Muller e.a., 2009:432-433). De belangen van betrokken partijen wegen in het conflictperspectief zwaar mee. De schuldvraag is hier van groot belang en soms wordt de crisis als kans gezien. In dit

(15)

perspectief zijn verschillende belangen die zwaar kunnen wegen. De partijen zien sommige belangen als zwaarwegend en willen hiermee de crisis als erger voor doen of verzwaren. Bij crisiscommunicatie in het conflictperspectief wordt de crisis als grote bedreiging voor de huidige situatie (status quo) gezien. De communicatie wordt dan volgens Muller e.a. gebruikt om die status quo te manipuleren (2009: 433). De timing en geloofwaardigheid van de communicatie is belangrijk. Tevens moet de communicatie competitief zijn en moet het een beïnvloedend effect hebben (Muller e.a., 2009: 433). De communicatiestrategie richt zich bij het conflictperspectief vooral op het imago en bij het

ordeperspectief op een goede crisisbeheersing (Muller e.a., 2009: 433). In crisiscommunicatie komen ook deze perspectieven naast elkaar voor.

In een crisissituatie is de publieke opinie belangrijk. De publieke opinie is gebaseerd op de mening of houding van mensen naar een bepaald onderwerp toe. Deze mening of houding is gebaseerd op hun geloof, leeftijd, opleidingsniveau, plaats waar ze vandaan komen, maar ook op basis van tradities, sociale klasse en etnische achtergrond. Gedurende een crisissituatie is het als leider van belang om de publieke opinie te beïnvloeden en deze beïnvloeding te gebruiken als een instrument om de echte waarheid naar voren te brengen. Om de publieke opinie te beïnvloeden kunnen het beste de media worden gebruikt (Fearn-Banks, 2002: 13).

Wanneer er zich een crisissituatie voortdoet, kan een organisatie deze situatie negeren en hopen dat die overgaat en de organisatie ermee wegkomt. Meestal komen ze er niet makkelijk mee weg en wordt dit gezien als falen van de organisatie. Als de organisatie de crisis erkent zal de organisatie actie moeten ondernemen (Fearn-Banks, 2002: 13).

2.4 ‘Framing’

In de sub-paragraven wordt er eerst ingegaan op de theorie van ‘Framing’ zoals Entman deze heeft beschreven. Vervolgens wordt er ingegaan op symbolische acties tijdens crisismanagement en wat voor rol ‘framing’ speelt tijdens crisissituaties.

2.4.1 ‘Framing’

‘Framing’ is door Entman omschreven als volgt: “to select some aspects of a perceived reality and make them more salient in a communicating text, in such a way as to promote a particular problem definition, causal interpretation, moral evaluation, and/or treatment recommendation for the item described” (Entman, 1993: 52).

Dus er wordt bij ‘Framing’ aan sommige informatie meer aandacht gegeven, of stukken worden meer betekenisvol gemaakt dan andere informatie. Deze informatie springt eruit omdat die op een

(16)

bepaalde manier in de tekst geplaatst is, herhaald wordt of omdat deze informatie wordt geassocieerd met bekende cultuur of symbolen (Entman, 1993: 53).

Door aan bepaalde informatie meer aandacht te geven en te zorgen dat deze informatie eruit springt is het een middel om het publiek te sturen in een bepaalde richting.

Door informatie of een gebeurtenis te ‘framen’ in een bepaalde richting kan je het publiek beïnvloeden in het maken van een beslissing, door bepaalde informatie wel te geven en bepaalde informatie niet te geven. De keuze die het publiek maakt, is gebaseerd op selectieve informatie. ‘Framing’ kan in dit opzicht ook een vorm van macht zijn, omdat het publiek beïnvloedt of probeert te beïnvloeden in de keuze die zij maken (Entman, 1993: 54).

In de politieke context is ‘framing’ een belangrijke manier van het brengen van bepaalde informatie. Door het gebruik van ‘frames’ wordt er aandacht gevraagd voor specifieke informatie en wordt andere informatie weggelaten. In het politiek machtsspel is ‘framing’ erg belangrijk, het laat de identiteit en belangen zien van de politici (bijvoorbeeld in een interview). (Entman, 1993: 55). Volgens Breeman e.a. (2011: 25) zijn er twee soorten ‘frames’: een ‘technisch frame’ en een

‘dramatisch frame’. Het ‘technische frame’ legt de nadruk op de rationele en juridische aspecten van een probleem. Er wordt hierbij vooral gekeken naar de oplossing en hanteerbaarheid van het

probleem. Het ‘technisch frame’ wordt vooral gebruikt in de wetenschap. Het ‘dramatisch frame’ legt de nadruk op de emotionele, politieke en dramatische aspecten van het probleem. Onderdeel van het ‘dramatisch frame’ is dat er actoren gemobiliseerd worden en/of de publieke opinie

gemobiliseerd wordt om aandacht te krijgen. Dit ‘dramatisch frame’ wordt vooral gebruikt in de politieke arena, omdat er hier via dramatisering aandacht van de bevolking wordt verkregen.

2.4.2 Symbolische acties in crisismanagement

Paul ’t Hart beschrijft in zijn artikel ‘Symbols, Rituals and Power: The lost dimensions of Crisis Management’. Hierin beschrijft hij het belang van taal, symbolen en communicatie gedurende een crisissituatie. Door het gebruik van taal, symbolen en communicatie komt ‘framing’ ook hier aan de orde.

Tijdens crisismanagement is ‘framing’ belangrijk en taal is hierbij één van de belangrijkste

instrumenten gedurende de crisissituatie. Sommige actoren zijn in staat om een definitie te geven van de crisis en de mogelijke oplossingen. Maar andere actoren zullen het wellicht niet eens zijn met deze definitie. De communicatie over de crisis, geeft een indruk of de situatie onder controle is of niet. De overheid kan de controle over de communicatie verliezen, wanneer de media eerder naar buiten komen met de crisis dan zij zelf. De media zijn in staat om met beelden en een verhaal een

(17)

groot publiek in één keer te bereiken. Het is voor de overheid vervelend als zij de controle over de communicatie verliezen, omdat zij dan niet zelf kunnen bepalen welke feiten er direct naar buiten worden gebracht (’t Hart, 1993: 41). Voor de autoriteiten is het (vaak) van belang dat er één en hetzelfde verhaal naar buiten wordt gebracht, omdat het anders voor de buitenwereld kan lijken dat de crisis niet onder controle is. Wanneer een crisis éénmaal het stempel heeft van een crisis, dan komt het niet heel snel van die term af. Iets ‘framen’ als een crisis kan onderdeel zijn van een politieke strategie. Wanneer de situatie als ernstig wordt beschreven, zal er ook aandacht voor het onderwerp komen en wellicht ook support. De situatie is overdreven door de actoren, maar er is wel (politieke) aandacht voor het onderwerp en dat is vaak ook het doel (’t Hart, 1993: 42).

Vanuit het symbolische perspectief zijn rituelen belangrijk in het crisismanagement. Een voorbeeld volgens ’t Hart is het opzetten van een crisiscentrum gedurende een crisis, dit centrum moet laten zien dat de overheid is voorbereid op een crisis en ook zorgdraagt voor haar burgers gedurende een crisis. Een ritueel kan verschillende functies vervullen gedurende een crisissituatie. Leiders gaan vaak langs op de plek van de crisis uit solidariteit voor de betrokkenen, dit bezoek is belangrijk in het afwikkelen van de crisis (’t Hart, 1993: 43). Volgens ’t Hart moet de leider gedurende een crisis laten zien, dat hij een algehele controle heeft van de situatie. De leider wil ook vermijden dat er grote, onvoorziene en oncontroleerbare reacties komen van het publiek. Het publiek wordt daarnaast vaak geïnformeerd door de leider dat er van alles aan wordt gedaan om het probleem op te lossen (’t Hart, 1993: 43). In (internationale) conflictsituaties wordt vaak de vlag van de ‘vijand’ verbrand. Tijdens grote demonstraties en protesten wordt de orde verstoord en vaak keert men zich tegen de politie (’t Hart, 1993: 44).

’t Hart spreekt ook nog over ‘masking’, dit is een communicatiestrategie richting de andere partijen die betrokken zijn bij de crisis. Zo kan de crisis in de communicatie afgezwakt worden en doorgaan voor de normale gang van zaken. Onder ‘masking’ valt ook dat belangrijke details van de crisis verborgen worden gehouden voor het publiek of parlement (’t Hart, 1993: 44-45).

2.4.3 ‘Framing’ tijdens een crisissituatie

Gedurende een crisissituatie kan de crisis op verschillende manieren gezien worden door de

betrokken actoren. Actoren kunnen de crisis als een ongelukkig incident ‘framen’ en door het gebruik van dit ‘frame’ het idee geven dat er verder geen politieke gevolgen of beleidsgevolgen aan het incident (zouden moeten) kleven. De crisis krijgt in dit ‘frame’ ook niet heel veel aandacht, omdat het in de normale gang van zaken als een ongelukkig incident wordt gezien. De crisis kan ook als een gevaarlijke bedreiging worden ‘geframed’, waarbij er dus iets aan de crisis gedaan moet worden om

(18)

de status quo te beschermen. Daarnaast kan de crisis ook als een mogelijkheid worden ‘geframed’ om verandering in te voeren en de status quo te doorbreken (Boin, ’t Hart & McConnel, 2009: 84-85).

2.4.4 ‘Framing’ ten opzichte van vluchtelingen

Van Dijk geeft in zijn artikel ‘Political Discourse and Racism: Describing others in western parliaments’ weer hoe er over vluchtelingen en migranten wordt gesproken in de politiek. Hij omschrijft in zijn artikel dat uit 1997 dat vluchtelingen volgens hem steeds meer worden gezien als bedreiging voor de Westerse cultuur, maar ook voor normen en waarden, religie, economie en sociale structuur. Hierbij wordt ‘onze cultuur’ gezien als de ideale cultuur. Er wordt ontkend dat er een vorm van racisme plaatsvindt, waarbij er niet gekeken wordt naar de perspectieven van een andere cultuur, maar vooral naar een positieve zelfpresentatie van hun eigen cultuur. Dit vindt ook plaats onder de politieke elite, die vaak spreken van een ‘tolerantie’ voor vluchtelingen in hun land (Van Dijk, 1997: 62). In parlementaire speeches wordt dit vaak subtiel en niet direct gezegd, maar dit wordt vaak daarna door de media breed uitgemeten en soms ook nog uit de context getrokken (Van Dijk, 1997: 62). In de politiek wordt vaak een onderscheid gemaakt tussen ‘economische vluchtelingen’ en ‘politieke vluchtelingen’. Economische vluchtelingen vluchten omdat ze ergens anders een beter bestaan willen opbouwen. Een politieke vluchteling is een vluchteling die vlucht op basis van politieke motieven. Het is lastig om dit onderscheid te maken, omdat het vluchtmotief van een vluchteling vaak overlapping heeft met zowel het economisch als het politiek motief.13 Van Dijk geeft in zijn artikel weer dat de term ‘economische vluchteling’ vaak wordt gebruikt om vluchtelingen in een negatief daglicht te zetten. Hij licht dit toe aan de hand van een voorbeeld van de komst van Tamilvluchtelingen uit Sri Lanka naar het Verenigd Koninkrijk in 1985. In het parlement van het Verenigd Koninkrijk werden deze vluchtelingen door sommige partijen bestempeld als ‘economische vluchteling’. Zij zouden hier alleen maar naar toe komen om van de economische situatie te

profiteren en werden gezien als ‘nepvluchteling’. Om een ‘negatief’ beeld neer te zetten van

vluchtelingen worden ook wel eens cijfers gebruikt die niet blijken te kloppen of waar informatie was weggelaten. Met het presenteren van deze cijfers wordt geprobeerd om het beleid te beïnvloeden. De scheiding in het maken van ‘economische vluchtelingen’ en politieke vluchtelingen is lastig omdat er veel aspecten overlappen. Daarnaast wordt in de politiek deze scheiding vooral gemaakt op basis van financiële en politieke criteria, maar niet op basis van de mensenrechtensituatie in het land van herkomst van de vluchtelingen (Van Dijk, 1997:44-48). Beeldvorming van vluchtelingen speelt volgens van Dijk een belangrijke vorm in de politiek. In Nederland verhardt het debat over

vluchtelingen de laatste jaren steeds meer en de ‘framing’ speelt hierin een grote rol. In het debat

13

Amnesty International (2017) ‘Economische vluchtelingen’

(19)

worden steeds stevigere uitspraken gedaan richting migranten, vluchtelingen en asielzoekers. Onder andere Pim Fortuyn en Geert Wilders hebben zich in de afgelopen jaren negatief geuit over

vluchtelingen en migranten.1415 Beide zijn/waren zij de leider van een politieke partij, die

kenmerkende standpunten tegen migratie hebben/hadden.1617 Tijdens de verkiezingen van 2002 behaalde de LPF als nieuwe partij 26 zetels. Vlak voor de verkiezingen was partijleider Pim Fortuyn vermoord.18 De LPF kwam in de regering, maar na 86 dagen viel het kabinet.19 De PVV van Geert Wilders behaalde in 2006 9 zetels in de Tweede Kamer, in 2010 waren dit 24 zetels en de PVV gedoogde het minderheidskabinet Rutte 1. Na de verkiezingen in 2012 behaalde de PVV 15 zetels en tijdens de verkiezingen in 2017 werd de PVV, de tweede partij van Nederland met 20 zetels in de Tweede Kamer.20

2.5 Openbare orde

In de gemeente is de burgemeester verantwoordelijk voor de openbare orde en veiligheid. Om deze taak zo goed mogelijk uit te voeren, kan de burgemeester maatregelen nemen tegen

ordeverstoringen (Breeman, van Noort & Rutgers: 2008: 98). De burgemeester mag bijvoorbeeld bijeenkomsten verbieden wanneer de veiligheid in het geding dreigt te komen. Wanneer er een ordeverstoring dreigt, kan de Burgmeester een noodverordening afgeven. Deze noodverordening houdt in dat er (tijdelijk) bepaalde grondrechten buiten werking worden gesteld. Bij het instellen van een noodverordening moet de burgemeester de gemeenteraad, de Commissaris van de Koning en de Officier van Justitie op de hoogte brengen van de noodverordening. Tijdens de eerstvolgende

gemeenteraadsvergadering moet de noodverordening vervolgens bekrachtigd worden.21

14

Pim Fortuyn ‘Uitspraken Pim Fortuyn’ via http://www.pimfortuyn.com/pim-fortuyn/uitspraken-pim-fortuyn

(bezocht op 5 juni 2017)

15 PVV (2017)’Debat over opvang Syriërs’ via

https://www.pvv.nl/index.php/component/content/article.html?id=7046:-debat-over-opvang-syriers- (bezocht op 5 juni 2017)

16 PVV (2017) ‘Concept verkiezingsprogramma 2017-2012’ via https://www.pvv.nl/visie.html (bezocht op 5 juni

2017)

17

Pim Fortuyn (2017) ‘Gedachtengoed’ via http://www.pimfortuyn.com/hoogtepunten/gedachtengoed

(bezocht op 5 juni 2017)

18

Parlement.com (2017) ‘Tweede kamer verkiezingen 2002’ via

https://www.parlement.com/id/vh8lnhrp8wsx/tweede_kamerverkiezingen_2002 (bezocht op 5 juni 2017)

19 Parlement.com (2017) ‘Kabinet Balkenende 1 2002-2003’ via

https://www.parlement.com/id/vh8lnhrpfxup/kabinet_balkenende_i_2002_2003 (bezocht op 5 juni 2017)

20

Parlement.com (2017) ‘Partij voor de vrijheid PVV’ via

https://www.parlement.com/id/vhnnmt7m4rqi/partij_voor_de_vrijheid_pvv (bezocht op 5 juni 2017)

21

Rijksoverheid (2017) ‘Gemeentewet’ http://wetten.overheid.nl/BWBR0005416/2017-01-01 (bezocht op 30 maart 2017)

Nederlands Genootschap voor Burgemeesters (2017) ‘Noodverordening’

(20)

Naast de noodverordening kan de gemeenteraad door middel van een Algemene Plaatselijke Verordening (APV) maatregelen nemen voor het goed functioneren van de samenleving in de gemeente (Breeman, van Noort & Rutgers, 2012: 95). APV’s kunnen heel verschillend van aard zijn, bijvoorbeeld om het milieu te beschermen, langdurige overlast tegen te gaan of het aanzien van de stad te verbeteren.

Volgens ’t Hart en Boin is het belangrijk dat leiders tijdens een crisissituatie prioriteiten stellen. Tijdens een crisissituatie is volgens hen de verwachting dat leiders veiligheid zien als belangrijkste prioriteit, maar volgens ’t Hart en Boin is gebleken dat leiders vaak afwegingen maken op

economisch en politiekgebied. De publieke veiligheid is dan niet de enige prioriteit, maar ook andere invalshoeken zijn belangrijk. Er wordt gekeken naar een suboptimale vorm van veiligheid (’t Hart en Boin, 2003: 546).

2.6 Draagvlak

De regering moet daarnaast ook rekening houden met het draagvlak onder de lokale bevolking, wanneer er vluchtelingen worden opgevangen (Jacobsen, 1996: 666). Dit draagvlak is belangrijk omdat de vluchtelingen zich hier uiteindelijk ook gaan vestigen en een (sociaal)leven gaan opbouwen. Jacobsen zegt dat er bij de opvang onder de lokale bevolking vooral moet worden gekeken naar de sociale en economische capaciteit. Bij de economische capaciteit gaat het er vooral om of er voldoende banen zijn, of de infrastructuur goed is en of er voldoende (woon)ruimte/land is voor de op te vangen vluchtelingen. In rijkere gemeenschappen wordt vaak meer geprofiteerd van de kennis en kunde van vluchtelingen dan in de armere gemeenschappen (Jacobsen, 1996: 667). De sociale toegankelijkheid van vluchtelingen in de lokale gemeenschap hangt van verschillende factoren af. Ten eerste van de ‘culturele betekenis’ van vluchtelingen. Deze betekenis is gebaseerd op cultureel-, historisch- en religieus gebied, waarin er (al dan niet) waarde wordt gehecht aan het opvangen van vluchtelingen (Jacobsen, 1996: 668). De etniciteit van de vluchtelingen is de tweede factor. Sommige ontvangende landen hebben positieve of negatieve banden met vluchtelingen van een bepaalde etnische groep, dit kan invloed hebben op de sociale toegankelijkheid. Ten derde zijn de ervaringen met vluchtelingen uit het verleden belangrijk. Wanneer de ervaringen positief zijn dan zal de gemeenschap zich positiever opstellen dan wanneer de ervaringen in het verleden negatief zijn geweest. Mensen die in het verleden ook gevlucht zijn, hebben vaak ook meer sympathie voor vluchtelingen, omdat zij ook opgevangen en verwelkomd zijn (Jacobsen, 1996: 669). De volgende factor is, hoe geloofwaardig de motivatie van de vluchtelingen om te vluchten, overkomt op de lokale bevolking. Als vluchtelingen naar het land zijn gekomen vooral om economische redenen (dan wordt die persoon een migrant genoemd), wordt er vaak minder positief gereageerd dan wanneer iemand gevlucht is omdat die zijn leven niet zeker is. De geloofwaardigheid onder de bevolking wordt

(21)

beïnvloed door de beeldvorming over het land waar de vluchtelingen vandaan komen. Als de

redenen waarom mensen uit dat land vluchten duidelijk zijn en die als goede redenen worden gezien om te vluchten, zal de gemeenschap sympathieker reageren dan wanneer de redenen voor het vluchten onduidelijk zijn of niet begrepen worden. Vluchtelingen worden daarnaast in veel gemeenschappen geassocieerd met een verhoogd misdaad- en criminaliteitscijfer, in sommige gevallen worden ze hiermee geassocieerd omdat er spanningen zijn tussen de vluchtelingen en de lokale mensen, bijvoorbeeld op etnisch of religieus gebied (Jacobsen, 1996: 670). De

geloofwaardigheid van de vluchtelingen en de manier waarop er over vluchtelingen wordt gedacht is aan positieve of negatieve verandering onderhevig. Deze gedachtegang heeft te maken met de kosten en baten voor de maatschappij, maar ook met de houding tegenover het land waar de vluchtelingen vandaan komen. Als er in dit land vrede komt na oorlogstijd en de vluchtelingen weer veilig terug kunnen naar hun vaderland, zal de manier waarop er naar vluchtelingen en een

asielverzoek uit dat land gekeken wordt, ook veranderen. De laatste factor is de perceptie van veiligheid. Jacobsen (1996: 672) haalt in haar artikel aan dat tijdens de Koude Oorlog Westerse landen bang waren om vluchtelingen uit communistische landen binnen te halen, omdat ze bang waren dat de vluchtelingen vanuit hun land mogelijk gevaar zouden vormen voor hun eigen lokale samenleving. Na de Koude Oorlog verdween dit principe voor een tijd, maar de laatste jaren zijn mensen in Westerse landen soms bang dat er zich onder de vluchtelingen ook mensen met

terroristische ideeën bevinden, die de veiligheid van hun land of stad in het geding kunnen brengen. De manier waarop de lokale bevolking op de vluchtelingen reageert, is belangrijk volgens Jacobsen (1996). De lokale bevolking kan de vluchtelingen bijvoorbeeld helpen in het opbouwen van een nieuw bestaan. Ook als er negatieve reacties zijn, kan dit soms het beleid van de overheid beïnvloeden. Toch zijn er ook situaties waarin de publieke opinie tegenover vluchtelingen niet positief was en in sommige gevallen ook de economische capaciteit, maar waarbij de overheid geen beleidsverandering doorvoerde om het migratiebeleid strenger te maken. Voorbeelden hiervan zijn in het buitenland te vinden, bijvoorbeeld in Costa Rica waar er door de overheid maar weinig aandacht was voor de negatieve publieke opinie tegenover vluchtelingen uit Nicaraqua en de vluchtelingen gelijk behandelde met haar inwoners (Jacobsen, 1996: 670). Het onderwerp van vluchtelingen werd in deze situatie pas relevant wanneer dit tot ongeregeldheden en politieke onrust leidde. Wanneer er wordt geprotesteerd of gedemonstreerd tegen vluchtelingen of tegen het beleid van de overheid, wordt er van de overheid een reactie of interventie verwacht. In sommige gevallen gebruikt de oppositie deze gebeurtenissen om de positie van de regering te verzwakken of aan te vallen (Jacobsen, 1996: 670-671).

(22)

Hoofdstuk 3 Methodologie

In dit hoofdstuk zal er verder worden ingegaan op de methodologie. Als eerste zal het onderzoeks-ontwerp van deze masterscriptie besproken worden. Hierna zal worden uitgelegd hoe de

onderzoekseenheden worden geselecteerd. Vervolgens wordt er ingegaan op de validiteit van het onderzoek en tenslotte worden de beperkingen van dit onderzoek weergegeven.

3.1 Onderzoeks-ontwerp

Het onderzoek in deze masterscriptie zal van kwalitatieve aard zijn en gebaseerd zijn op een

casestudy. Punch beschrijft kwalitatief onderzoek als onderzoek waarbij de data niet in de vorm van nummers of getallen worden weergegeven, maar in de vorm van woorden (2006: 3). Het onderzoek is op kwalitatieve data gebaseerd. Kwalitatieve data worden onder andere verzameld door middel van documenten- en media analyse en/of via diepte-interviews.

In dit onderzoek zal gebruik worden gemaakt van een casestudy. Een casestudy is een goede methode om kleinschalig onderzoek te doen, waarbij verder de diepte in wordt gegaan. Een casestudy is een onderzoeksmethode waarbij dieper wordt ingegaan op een onderwerp en het onderwerp van verschillende kanten en omstandigheden wordt bekeken (Swanborn, 2013: 3). In dit onderzoek is een casestudy een goede onderzoeksmethode, omdat er een aantal gemeenten (case) wordt onderzocht, waardoor de onderzoekspopulatie klein is. Deze kleine onderzoekspopulatie is kenmerkend voor een casestudy. Omdat er in dit onderzoek wordt gekeken naar verschillende gemeenten en naar verschillende tijdsperiodes, zal er sprake zijn van een vergelijkende casestudy. Het onderzoek zal gedaan worden door middel van een media-analyse. Hierbij zal er gebruik worden gemaakt van de ‘Political claim analyse’. Dit is een methode waarbij er wordt gekeken naar

verschillende politieke claims die gedaan zijn in het publieke domein. In de database LexisNexis worden krantenartikelen geselecteerd die voldoen aan de zoekwoorden en aan een bepaalde tijdsperiode. Vervolgens worden de geselecteerde krantenartikelen doorzocht op uitspraken die gedaan zijn door politieke leiders en burgers. Hierbij gaat het om uitspraken die gedaan werden, die te maken hebben met de crisissituatie. De ‘political claim analyse’ heeft haar oorsprong in de protestanalyse en de ‘political discourse analyse’ waarbij de focus ligt op ‘protest’ en ‘frames’ (Koopmans & Statham, 1999: 2). Tijdens de ‘political claim analyse’ wordt er meestal, naast krantenartikelen ook gebruik gemaakt van andere documenten uit het publieke domein zoals raadsvergaderingstukken. In dit onderzoek wordt er alleen gekeken naar krantenartikelen, omdat niet van alle gemeenten de raadsvergaderingen goed gearchiveerd op het internet te vinden, waardoor er anders een ongelijkheid ontstaat in de te gebruiken data. Daarnaast wordt de omvang van het onderzoek anders te groot.

(23)

Alle artikelen die gebruikt worden, zullen in een database verzameld worden, welke achter in de bijlage te vinden is. In de database zullen per krantenartikel de volgende gegevens worden opgenomen: zoekwoord (in LexisNexis + de tijdsperiode waarin is gezocht), datum, krant, titel, de schrijver, een korte beschrijving van het artikel, de persoon door wie de uitspraak is gedaan, de affiliatie van die persoon (hierin wordt (achtergrond) informatie over die persoon gegeven) en vervolgens de uitspraak zelf.

3.2 Selectie van onderzoekseenheden

Het onderzoek zal zich richten op twee verschillende tijdsperioden. Ten eerste wordt onderzoek gedaan naar de vluchtelingeninstroom in Nederland ten tijde van de Burgeroorlog in Joegoslavië (1991-1999) en naar de vluchtelingeninstroom in Nederland in 2014-2015. Omdat in beide perioden de vluchtelingeninstroom veel in het nieuws is geweest en tot veelvuldige maatschappelijke discussie heeft geleid, zal naar verschillende incidenten worden gekeken. Er zal worden gekeken naar

verschillende gemeenten die asielzoekers opvingen of waarbij er protesten en demonstraties waren tegen de komst van asielzoekers. Omdat 1991-1999 een lange tijdsperiode is, is er uit die tijdsperiode voor jaartallen gekozen waarbij het aantal asielzoekers in Nederland toenam: 1994, 1995 en 1997, 1998. Daarnaast zijn de gemeenten hier ook gekozen op basis van incidenten en op basis van

beschikbare informatie. In de jaren 2014 en 2015 was er weer een heel hoog aantal asielverzoeken in Nederland, daarom is voor die jaartallen gekozen. Ook vonden er in deze jaren een aantal incidenten op het gebied van asielopvang plaats.

De volgende cases zijn geselecteerd: 1994: Haarlem 1994-1995: Strijen 1997: Vlieland 2014-2015: Oranje 2015-2016: Geldermalsen 2015: Steenbergen

Via de database LexisNexis zal worden gezocht op een aantal zoekwoorden. Ten eerste zal worden gekeken naar de plaatsnaam in combinatie met het begrip ‘asielzoeker’. Uit de resultaten van de plaatsnaam wordt dan verder gezocht met het woord ‘asielzoeker’. Er zal in eerste instantie gezocht worden in termijnen van een half jaar. Wanneer er een incident plaatsvindt, zal ook gekeken worden naar de maand waarin het incident plaatsvond, omdat dit wellicht meer informatie naar

(24)

bovenbrengt. De plaatsnaam ‘Oranje’ bracht meer dan 1000 hits op voor een halfjaar, waardoor daar ook in een periode van drie maanden is gezocht. Daarnaast is hier ook gebruik gemaakt van eerst het zoekwoord ‘asielzoeker’ en dan ‘Oranje’, omdat hier ook weer teveel hits waren in Lexis Nexis. Door verschillende zoekwoorden en zoekperioden te gebruiken, is getracht om zoveel mogelijk relevante artikelen tevoorschijn te krijgen. In de database staat telkens per artikel welke zoekwoorden gebruikt zijn en welke zoekdatum gebruikt is.

Haarlem:

Zoekwoorden: Gezocht op ‘Asielzoeker’, met als tweede woord ‘Haarlem’. Zoekdatum: 01/07/1994-31/12/1994 en 01/01/1995-30/06-1995.

Strijen:

Zoekwoorden: Gezocht op ‘Strijen’, met als tweede woord ‘Asielzoeker’. Zoekdatum: 01/01/1994-31/12/1994 en 01/01/1995-30/06/1995. Vlieland:

Zoekwoorden: Gezocht op ‘Vlieland’ met als tweede woord ‘Asielzoeker’. Zoekdatum: 01/01/1997-31/12/1997

Oranje:

Zoekwoorden: Gezocht op ‘Asielzoeker’, met als tweede woord ‘Oranje’.

Zoekdatum: 01/07/2014-31/12/2014, 01/01/2015-30/06/2015, 01/07/2015-30/09/2015 en 01/10/2015-31/10/2015.

Zoekwoorden: Gezocht op ‘Oranje’ (met als tweede woord Asielzoeker). Zoekdatum: 01/10/2015-31/10/2015 en 01/10/2015-31/12/2015. Geldermalsen:

Zoekwoorden: Gezocht op ‘Geldermalsen’ met als tweede woord ‘Asielzoeker’.

Zoekdatum: 01/01/2015-30/06/2015, 01/07/2015-31/12/2015 en 01/01/2016-30/06/2016. Steenbergen:

Zoekwoorden: Gezocht op ‘Steenbergen’ met als tweede woord ‘Asielzoeker’. Zoekdatum: 01/07/2015-31/12/2015

(25)

Naast de verschillende zoekwoorden en zoekdata zijn er verschillende soorten krantenartikelen voor dit onderzoek gebruikt. Voor de eerste tijdsperiode, de jaren 1991-1999, is er gebruikgemaakt van bruikbare artikelen van alle kranten die als zoekresultaat naar boven kwamen bij LexisNexis. Voor de tweede tijdsperiode, 2014, 2015, 2016, is er van een selectie kranten gebruikgemaakt. Alle bruikbare artikelen die in Lexis Nexis naar boven kwamen van de kranten: Telegraaf, NRC Handelsblad,

Volkskrant en Algemeen Dagblad zijn gebruikt. Daarnaast is er bij Oranje gebruik gemaakt van het Dagblad van het Noorden, bij Geldermalsen van de Gelderlander en bij Steenbergen van de

Gelderlander en BN/De Stem.De laatstgenoemden kranten verschillen per gemeente, omdat dit de regionale kranten zijn, die hier veel over hebben geschreven. Tenslotte is ook gebruik gemaakt van artikelen van het ANP. Er is gekozen voor deze vier landelijke bladen, omdat dit de vier grote landelijke dagbladen van Nederland zijn, waar tevens voor betaald moet worden (De Metro heeft een grotere oplage, maar is een gratis krant).22 Daarnaast was deze schifting nodig, omdat het aantal krantenartikelen op deze manier behapbaar blijft.

3.3 Betrouwbaarheid en validiteit

Het is belangrijk dat het onderzoek betrouwbaar en valide is. Met de betrouwbaarheid van een onderzoek wordt bedoeld dat een onderzoek herhaald kan worden met dezelfde bronnen en instrumenten en dat er dan ook dezelfde uitkomst is (Yin, 2009: 40). In dit onderzoek wordt gebruikgemaakt van media- en documentenanalyse. In deze analyses zal worden gekeken naar krantenartikelen. Dit zijn openbare bronnen, die iedereen kan controleren. In de bijgevoegde

database is zichtbaar op welke zoekwoorden gezocht is, welke tijdsperioden en vervolgens ook welke artikelen en claims voor de analyse gebruikt zijn. Omdat alle onderzoek stappen te controleren zijn, kan er gesproken worden van een betrouwbaar onderzoek. Echter alleen de artikelen die ook daadwerkelijk over de incidenten gingen zijn geselecteerd, in sommige gevallen kwam door het gebruik van de zoekwoorden een artikel naar boven met een ander onderwerp, dat niet relevant was voor de scriptie. Dit komt doordat de zoekwoorden ‘plaatsnaam’ en ‘asielzoeker’ twee algemene woorden zijn. Artikelen die eveneens niet geselecteerd zijn, zijn ingezonden brieven en

opiniestukken. Deze artikelen zijn niet geselecteerd, omdat die geen directe uitspraken bevatten van een betrokken persoon en niet altijd een goed beeld schetsen van de situaties die zich voortdeden. Validiteit bestaat uit inhoudsvaliditeit, interne validiteit en externe validiteit. Met inhoudsvaliditeit wordt bedoeld of het meetinstrument dat wordt gebruikt betrouwbaar is. Hierbij wordt gekeken of

22 Journalismlab (2017) ‘Betaalde printoplage dagbladen daalt’ via

http://www.journalismlab.nl/betaalde-printoplage-dagbladen-daalt-5/ (bezocht op 11 mei 2017) NOM Dashboard (2016) ‘Oplage landelijke dagbladen’ via

https://dundas.reports.nl/NOM/Dashboard/Dashboard?guidinput=32e88a4a-ff6d-45e7-8461-3b089154478e

(26)

het meetinstrument alle data meet en of de data op een juiste manier worden gemeten (Punch, 2006: 157). In dit onderzoek wordt gebruikgemaakt van de database LexisNexis, dit meetinstrument is betrouwbaar, maar niet alle krantenartikelen uit de jaren ’90 staan hierin, waardoor niet alle data gemeten kunnen worden. De database is verder betrouwbaar en geeft dezelfde resultaten bij

dezelfde invoer. Interne validiteit is belangrijk, het gaat er hierbij om of het onderzoek ook alles meet wat het moet meten, dus er mogen geen fouten in het onderzoeks-ontwerp zijn opgenomen,

waardoor de causale relatie niet klopt.

Bij interne validiteit is oorzaak-gevolg belangrijk (Swanborn, 2006: 157). De interne valditieit van dit onderzoek is gemiddeld. Krantenartikelen worden door een journalist worden geschreven. Een journalist schrijft het nieuws op zijn eigen manier op en kiest zelf wat hij in het artikel opschrijft, daardoor kan het zijn dat niet alle informatie in het krantenartikel staat. Tenslotte draait externe validiteit erom of en in welke mate het resultaat van het onderzoek te generaliseren is voor andere onderzoeken (Van Thiel, 2013:59). De resultaten van dit onderzoek kunnen gebruikt worden voor andere onderzoeken over precies hetzelfde onderwerp. Door het gebruik van verschillende

krantenartikelen wordt een goed beeld geschetst van de situaties die zich hebben afgespeeld. Echter, de resultaten uit dit onderzoek zijn niet te generaliseren naar onderzoeken over andere gemeenten, met betrekking tot dit onderwerp. Er is hier gekozen voor een aantal incidenten, die zich hebben voorgedaan en in andere plaatsen hoeft dit niet ook het geval te zijn.

3.4 Beperkingen

Tijdens dit onderzoek zijn er een paar beperkingen waar rekening mee gehouden dient te worden. Ten eerste wordt er gebruikgemaakt van LexisNexis: in de database van LexisNexis zijn vanaf 1990 grotendeels alle krantenartikelen opgenomen. Echter, hierin staan niet alle krantenartikelen

vermeld. Vooral artikelen uit de jaren ’90 staan er niet allemaal in. Voor dit onderzoek is gekozen om alleen de krantenartikelen uit LexisNexis te gebruiken en geen gebruik te maken van een

(digitaal)krantenarchief. Het gebruik van en coderen van krantenartikelen uit een (digitaal)archief kost veel tijd en zou de omvang van deze masterscriptie te groot maken.

De tweede beperking is het gebruik van LexisNexis. In de database van LexisNexis kan gezocht worden op woorden in een bepaalde periode. Voor dit onderzoek is steeds gezocht in periodes van een half jaar. Wanneer een zoekwoord dan meer dan 1000 keer voorkomt, worden alleen de 1000 meest relevante artikelen eruit gefilterd door LexisNexis zelf. Vervolgens wordt verder gezocht op een andere term en blijven een x aantal artikelen over, echter er hadden meer artikelen over kunnen blijven als niet alle 1000 meest relevante artikelen er eerst uitgefilterd werden door LexisNexis. Omdat dit probleem zich voordeed bij Oranje zijn hier verschillende zoekperiodes en zoekwoorden (Asielzoeker, Oranje en Oranje, Asielzoeker) gebruikt.

(27)

De journalist die tussen de ‘actor’ en het krantenartikel in staat is ook een beperking. In dit

onderzoek worden claims uit krantenartikelen als data voor het onderzoek gebruikt. Echter, er staat tussen de krantenartikelen waar de claims uitkomen en de actor die de uitspraken doet, een

journalist. Deze journalist bepaalt welke claims er wel en niet in het artikel terechtkomen en kan daarnaast de claims op zijn/haar manier in het krantenartikel verwoorden.

(28)

Hoofdstuk 4 Context Migratie

In dit hoofdstuk wordt er ingegaan op de context van migratie en vluchtelingen. Hierbij wordt eerst meer uitleg gegeven over de migranten, vluchtelingen en asielzoekers in Nederland. Daarnaast wordt er ingegaan op de vluchtelingencrisis ten tijde van de Joegoslavië oorlog en de vluchtelingencrisis in 2014-2015.

4.1 Migranten

Migranten zijn mensen die zich verplaatsen naar een andere regio of land om daar te gaan wonen.23 Migranten hebben verschillende redenen om hun land van herkomst te verlaten, bijvoorbeeld omdat zij zich niet meer veilig voelen in het land van herkomst, redenen hiervan kunnen oorlog, politiek geweld of schendingen van mensenrechten zijn. Andere redenen kunnen zijn omdat in een ander land betere perspectieven op werk zijn, het sluiten van een huwelijk met een partner uit een ander land of mensen die graag willen emigreren (Weiner, 1992-1993: 92). Migranten ontvluchten dus niet altijd hun land van herkomst, maar er kunnen ook andere redenen zijn waarom zij hun land van herkomst verlaten. Wanneer een persoon migreert naar een ander land moet die een visum of verblijfsvergunning hebben voor dat land. Een visum moet worden aangevraagd voordat een persoon het land binnen gaat, voorbeelden hiervan zijn een toeristenvisum, studentenvisum of werkvisum. Mensen die vluchten vanwege politiek geweld, oorlog of schendingen van

mensenrechten hebben vaak geen tijd of mogelijkheid om van te voren een visum aan te vragen. Zij ontvluchten hun land en vragen dan asiel aan in het land waar zij naar toe gaan. Asiel aanvragen betekent dat een persoon om bescherming van het land vraagt. Wanneer iemand in een land asiel heeft aangevraagd, wordt die persoon een asielzoeker genoemd.24 Als het asiel is aangevraagd, wordt er daarna volgens de asielprocedure gekeken of de asielzoeker in het land mag blijven. Tijdens deze procedure wordt gekeken wat de redenen zijn geweest om te vluchten en of het ook

daadwerkelijk onveilig is voor de asielzoeker in het land van herkomst. Deze redenen om te vluchten moeten gegrond zijn. De asielzoeker moet hiervoor bewijs en informatie leveren, wat zijn redenen waren om te vluchten. Deze informatie en dit bewijs wordt vervolgens getoetst op wetten en internationale verdragen. In de Conventie van Genève heeft de Internationale gemeenschap gezamenlijk vastgelegd wat zij verstaan onder een vluchteling:

“A refugee is a person who ‘owing to a well-founded fear of being persecuted for reasons of race, religion, nationality, membership of particular social group or political opinion, is outside the country

23

CBS (2017) ‘Begrippen’ https://www.cbs.nl/nl-nl/onze-diensten/methoden/begrippen?tab=m#id=migratie

(bezocht op 29 maart 2017)

24

VluchtelingenWerk Nederland (2017) ‘Wie vluchteling’ https://www.vluchtelingenwerk.nl/feiten-cijfers/wie-vluchteling (bezocht op 29 maart 2017)

(29)

of his nationality and is unable, or unwilling to avail himself of the protection of that country.” (Weiner, 1992-1993: 106).

De Conventie van Genève is in 1951 opgesteld door de Verenigde Naties omdat er destijds veel onduidelijkheid was, wie er als een vluchteling werd gezien. In eerste instantie was de Conventie van Genève tijd- en plaatsgebonden. Vluchtelingen die gevlucht waren voor gebeurtenissen voor 1951 of gebeurtenissen die plaats vonden als reactie op gebeurtenissen die plaats vonden voor 1951, vielen onder de Conventie. De plaatsgebondenheid hield in dat de gebeurtenissen plaats moesten hebben gevonden in Europa (Horst, 2001:50). De Conventie van Genève bleek al snel na het opstellen onhoudbaar geworden omdat er nieuwe conflicten plaatsvonden, vaak buiten Europa, waardoor er nieuwe vluchtelingen bijkwamen. In 1962 werd met het Protocol van New York een einde gemaakt aan de tijd- en plaatsgebondenheid van de Conventie van Genève. 25 Nederland houdt nog steeds de voorwaarden aan die in de Conventie van Genève en het Protocol van New York zijn afgesproken, dit staat vermeld in artikel 1 van de Vreemdelingenwet.26 Wanneer iemand in Nederland asiel aanvraagt en de aanvraag wordt als gegrond gezien, dan ben wordt die persoon een erkende vluchteling.27 Naast de Conventie van Genève geldt er in Nederland nog een ander belangrijk verdrag, het Verdrag van Schengen. In 1985 stelde Nederland samen met België, Luxemburg, Frankrijk en Duitsland het Akkoord van Schengen op. Dit akkoord hield in dat er een vrij verkeer is van personen en goederen tussen deze landen. De binnengrenzen tussen deze landen verdwenen. Sinds 1985 is het Akkoord van Schengen uitgebreid met meer landen. Nu vallen bijna alle landen van de Europese Unie hieronder (behalve het Verenigd Koninkrijk en Ierland) en zelfs een aantal landen die geen lid zijn van de Europese Unie (Noorwegen, IJsland, Zwitserland en Liechtenstein).28 Het openstellen van de binnengrenzen heeft vooral economische motieven. Echter, het had een nadeel op het gebied van migratie. Door het openstellen van de binnengrenzen konden asielzoekers vrij reizen door het Schengengebied. Dit had als gevolg dat asielzoekers konden gaan ‘shoppen’ voor asielaanvragen in verschillende landen. Wanneer ze ergens waren afgewezen, reisden ze door naar het volgende land om daar opnieuw een aanvraag in te dienen of zij gingen naar het land waar zij ‘de meeste of beste kans’ hadden op het krijgen van een verblijfsvergunning. Dit werd opgelost met het Verdrag van Dublin. In het Verdrag van Dublin staat geregeld welk land verantwoordelijk is voor de behandeling

25 Rijksoverheid (2017) ‘Protocol betreffende de status van vluchtelingen, New York, 31-01-1967’ via

http://wetten.overheid.nl/BWBV0006107/1968-11-29#Verdrag_2 (bezocht op 4 juni 2017)

26

Rijksoverheid (2017) ‘Vreemdelingenwet 2000’ http://wetten.overheid.nl/BWBR0011823/2017-01-01

(bezocht op 29 maart 2017)

27

VluchtelingenWerk Nederland (2017) ‘Wie vluchteling’ https://www.vluchtelingenwerk.nl/feiten-cijfers/wie-vluchteling (bezocht op 29 maart 2017)

28

Europa.nu (2017) ‘Akkoord van Schengen’

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Bij deze factoren gaat het onder meer om de inzet van stembureaus en extra stemfaciliteiten door gemeenten, de rol van lokale en regionale media, de communicatie van

De leerplichtambtenaar voert voor de inspectie op eigen initiatief, op verzoek van de Burgemeester en Wethouders of in overleg met de inspectie, onderzoek uit ten behoeve van het

Zo blijkt uit het onderzoek van Ter Huurne en Gutteling (2008) dat mensen die zich bedreigd of angstig voelen ten opzichte van risico's in het dagelijks leven, eerder geneigd

Het verschil tussen de komst van de Heer in de lucht om de zijnen tot Zich te nemen en zijn ver- schijning op aarde om de regering te aanvaarden, wordt door velen niet gezien..

De wederkomst van de Heer Jezus Christus voor Zijn Bruid: de Opname 3 van de Kerk (1 Thessalonicenzen 4:13-18).. De wederkomst van de Heer Jezus Christus “met grote kracht

Door deze te herkennen, hier data van af te ‘tappen’ om er vervolgens interessante patronen uit af te leiden, ontstaat kennis die de organisatie smart maken.. Het is hierbij van

Kerk- fabrieken staan er in voor het be- heer van een kerk, los van het feit of ze al of niet eigenaar zijn van het gebouw.. Reeds tegen juni 2013 moeten die kerkfabrieken

BRUSSEL Vanaf volgend jaar wordt het voor elke volwassene mogelijk om een wilsverklaring voor euthanasie te laten registreren op een nieuwe databank van het Rijksregister..