• No results found

Heel erg veel zeer prachtige kunst

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Heel erg veel zeer prachtige kunst"

Copied!
88
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Heel erg veel zeer prachtige kunst

Een kwalitatief onderzoek naar het gebruik van lexicale taalintensivering in

evenementpersberichten van Nederlandse musea

Lois van Aken

Studentnummer 11398973 16 juni 2017

Masterscriptie Tekst en Communicatie Universiteit van Amsterdam

Scriptiebegeleider: Dr. A.F. Snoeck Henkemans Tweede lezer: Dr. C. Andone

(2)

2

Samenvatting

Over het algemeen volgen schrijvers van persberichten de formele eisen van een journalistieke schrijfstijl om de kans te vergroten dat het persbericht geschikt wordt geacht voor journalistiek gebruik. Objectiviteit en een neutrale schrijfstijl staan hierin centraal. In evenementpersberichten van Nederlandse musea valt echter op dat er regelmatig gebruik wordt gemaakt van subjectieve lexicale taalintensivering om het taalgebruik te versterken, wat kan leiden tot effectieve

communicatie. Hieruit blijkt de tweeledige doelstelling van museale persberichten: de pers informeren over het evenement, maar ook het publiek overtuigen van de bijzonderheid van het evenement en om het museum te bezoeken.

In dit onderzoek staat de volgende vraag centraal: welke lexicale intensiveerders kunnen in persberichten van Nederlandse musea een rol spelen bij het overtuigen van het publiek van de bijzonderheid van het museum en om het museum te bezoeken en waarom kunnen deze

intensiveerders een dergelijke functie vervullen? Om deze vraag te beantwoorden werden twintig evenementpersberichten van zes nationale en regionale Nederlandse musea geanalyseerd aan de hand van het analyseschema voor lexicale intensiveerders van Renkema (1997, p. 498).

Uit de analyse bleek dat er het meeste gebruik werd gemaakt van kwalificatoren.

Daarnaast werden basisversterkers, tijdsaanduidingen en kwantificatoren ook regelmatig ingezet. Deze intensiveerders benadrukten allemaal de nieuwheid, exclusiviteit, uniciteit en kwaliteit van het evenement, wat bijdroeg aan het overtuigingsdoel van het persbericht. In het begin van de persberichten werd meer gebruik gemaakt van taalintensivering dan aan het einde van de

persberichten, vermoedelijk om de aandacht van het publiek vast te houden en vervolgens de pers neutraal te kunnen informeren. Nationale musea maakten meer gebruik van lexicale

intensiveerders dan regionale musea. Een verklaring hiervoor kan zijn dat regionale musea minder bekend zijn en daarom vooral de pers willen bereiken met hun persbericht. De

persberichten van nationale musea worden vaak ook op het internet door het publiek gevonden en gelezen, waardoor deze groep waarschijnlijk meer aangesproken wordt.

Een kwantitatief vervolgonderzoek kan zich richten op of intensiveerders mensen

(3)

Inhoudsopgave

1. Inleiding... 5

2. Persberichten als middel om te informeren en te overtuigen ... 8

2.1 Functie van het persbericht ... 8

2.2 Stijl en structuur van het persbericht ... 9

2.3 Het persbericht als communicatiemiddel in musea ... 12

2.3.1 Evaluatief taalgebruik in evenementpersberichten van musea ... 13

3. Taalintensivering als overtuigingsmiddel in evenementpersberichten ... 15

3.1 Stijl als overtuigingsmiddel ... 15

3.2 Gebruik van taalintensivering ... 16

3.2.1 Lexicale intensiveerders ... 17

4. Analyse van het gebruik van lexicale intensiveerders... 20

4.1 Data-analyse nationale musea... 21

4.1.1 Aankondiging ... 21

4.1.2 Verdieping ... 23

4.1.3 Commentaar ... 25

4.1.4 Contactgegevens en noot voor de redactie ... 27

4.2 Data-analyse regionale musea ... 27

4.2.1 Aankondiging ... 27

4.2.2 Verdieping ... 29

4.2.3 Commentaar ... 30

4.2.4 Contactgegevens en noot voor de redactie ... 30

4.3 Gebruik lexicale intensiveerders nationale en regionale musea ... 31

4.3.1 Aankondiging ... 31

4.3.2 Verdieping ... 33

4.3.3 Commentaar ... 35

4.3.4 Contactgegevens en noot voor de redactie ... 36

5. Conclusie ... 38

(4)

4

Bijlagen ... 44

Bijlage 1 Persbericht Stedelijk Museum Amsterdam ... 44

Bijlage 2 Persbericht Van Gogh Museum 1 ... 46

Bijlage 3 Persbericht Van Gogh Museum 2 ... 49

Bijlage 4 Persbericht Van Gogh Museum 3 ... 52

Bijlage 5 Persbericht Stedelijk Museum Amsterdam 4 ... 54

Bijlage 6 Persbericht Stedelijk Museum Amsterdam 5 ... 56

Bijlage 7 Persbericht Stedelijk Museum Amsterdam 6 ... 58

Bijlage 8 Persbericht Stedelijk Museum Amsterdam 7 ... 61

Bijlage 9 Persbericht Rijksmuseum Amsterdam 8 ... 63

Bijlage 10 Persbericht Rijksmuseum Amsterdam 9 ... 65

Bijlage 11 Persbericht Rijksmuseum Amsterdam 10 ... 66

Bijlage 12 Persbericht Noordbrabants Museum 1 ... 67

Bijlage 13 Persbericht Noordbrabants Museum 2 ... 69

Bijlage 14 Persbericht Noordbrabants Museum 3 ... 71

Bijlage 15 Persbericht Groninger Museum 4 ... 73

Bijlage 16 Persbericht Groninger Museum 5 ... 74

Bijlage 17 Persbericht Groninger Museum 6 ... 75

Bijlage 18 Persbericht Groninger Museum 7 ... 77

Bijlage 19 Persbericht Stedelijk Museum Alkmaar 8... 79

Bijlage 20 Persbericht Stedelijk Museum Alkmaar 9... 81

Bijlage 21 Persbericht Stedelijk Museum Alkmaar 10... 83

Bijlage 22 Data-analyse persberichten nationale musea ... 85

(5)

5

1. Inleiding

Het is het klassieke middel om bedrijven en organisaties op te laten vallen in de media: het persbericht (Jacobs & Strobbe, 2005, p. 44). Een persbericht is een bericht aan de pers dat als algemeen doel heeft om informatie te verstrekken (Lagerwerf & Tromp, 2012, p. 7). Het kan gaan over ‘een nieuw product, een standpunt, het imago van de afzender, een aanstaand

evenement of een uitgebracht onderzoek’ (Lagerwerf & Tromp, 2012, p. 7). Het genre heeft een tweeledige doelstelling: aan de ene kant worden journalisten geïnformeerd en aan de andere kant wordt het publiek overtuigd van de bijzonderheid van het museum en het belang het museum te gaan bezoeken (McLaren & Gurau, 2005, p. 12). Schrijvers van persberichten volgen de formele eisen van een journalistieke schrijfstijl om de kans te vergroten dat het persbericht geschikt wordt geacht voor journalistiek gebruik (Pander Maat, 2007, p. 61). Objectiviteit in de verslaggeving staat hierin centraal (Lagerwerf, Schurink & Oegema, 2011, p. 108). Adjectieven zijn daarom in zulke persberichten zelden te vinden (Lagerwerf, Schurink & Oegema, 2011, p. 123).

In persberichten van Nederlandse musea valt echter op dat er regelmatig gebruik wordt gemaakt van adjectieven en andere stijlmiddelen om het taalgebruik te intensiveren. Door gebruik te maken van taalintensivering ervaart de lezer een uiting als krachtiger (Schellens, 2006, p. 26). Uit onderzoek is gebleken dat het verlevendigen van teksten met behulp van dit soort stijlmiddelen positieve effecten heeft en kan leiden tot effectieve communicatie (Vaneker, Kuijpers &

Lagerwerf, 2003, p. 3). Renkema (1997, p. 497) definieert een intensiveerder als een formulering die vervangen kan worden door een afgezwakte variant. Renkema (1997, p. 497) maakt

onderscheid tussen drie categorieën intensiveerders: lexicale, semantische en stilistische intensiveerders. Bij de categorie lexicale intensiveerders gaat het om de weglaatbaarheid van woorden of woorddelen (Renkema, 1997, p. 467). ‘Hartstikke gek’ is bijvoorbeeld een lexicale intensivering ten opzichte van ‘gek’ en ‘een snelle afdaling’ ten opzichte van ‘afdaling’. In deze categorie vallen ook de adjectieven die veel gebruikt worden in de persberichten van Nederlandse musea.

In deze scriptie richt ik mij op het overtuigingsdoel van persberichten van Nederlandse musea. De vraag die in dit onderzoek centraal staat is:

(6)

6 Welke lexicale intensiveerders kunnen in persberichten van Nederlandse musea een rol spelen bij het overtuigen van het publiek van de bijzonderheid van het museum en om het museum te

bezoeken en waarom kunnen deze intensiveerders een dergelijke functie vervullen? In de verschillende publicaties over persberichten gaat het vooral om het geven van

schrijfadviezen voor persberichten en om onderzoek naar het omzetten van persberichten naar nieuwsberichten en de keuzes die journalisten hierin maken (Lagerwerf, Schurink & Oegema, 2005, p. 52). Naar presentatiemiddelen in persberichten is weinig onderzoek gedaan. Dit onderzoek zal meer kennis geven over het gebruik van lexicale intensiveerders als presentatiemiddel in persberichten van Nederlandse musea.

In deze scriptie zal een kwalitatieve data-analyse van het gebruik van taalintensiveerders uitgevoerd worden van twintig evenementpersberichten van Nederlandse musea. In

evenementpersberichten wordt een aankomend evenement aangekondigd (Lagerwerf & Tromp, 2012, p. 7) 1. Het kan gaan om een evenement met culturele of filantropische doeleinden, maar in

het geval van musea gaat het meestal om een aankomende tentoonstelling (Lagerwerf & Tromp, 2012, p. 7; Lazzeretti, 2016, p.5).

Met behulp van een door Renkema (1997, p. 497) opgesteld schema voor lexicale intensiveerders zal worden aangegeven welke typen intensiveerders in museale persberichten voorkomen. Renkema (1997, p. 501) beschrijft dat dit schema bruikbaar is ‘in situaties waarin het taalgebruik kan worden vergeleken met een andere formulering of waarin bekend is welke

gebeurtenis wordt beschreven’. Nagegaan zal worden hoe intensiveerders in elk van de verschillende tekstonderdelen van een persbericht gebruikt worden. De vergelijking tussen verschillende tekstonderdelen wordt gemaakt omdat verwacht wordt dat onderdelen in het begin van het persbericht meer taalintensiveerders zullen bevatten, om de aandacht van de lezer vast te houden. Naar het einde toe is meer praktische informatie te vinden die vooral voor de pers nuttig is. Daarom wordt verwacht dat daar minder intensiveerders gebruikt worden.

Er zal daarnaast een vergelijking gemaakt worden tussen evenementpersberichten van nationale en regionale musea. Uit onderzoek van Lagerwerf en Tromp (2012) bleek dat vooral lokale en regionale media belangstelling hebben voor evenementpersberichten. De verwachting is

1 Lagerwerf en Tromp (2012) onderscheiden naast het evenementpersbericht drie andere soorten persberichten: het

(7)

7 dat regionale musea minder gebruik maken van taalintensivering dan nationale musea, omdat het voor regionale musea belangrijker is de aandacht van de pers te krijgen en een objectieve stijl daartoe meer kansen biedt. Nationale musea hebben meer bekendheid en daarom gaan

geïnteresseerden mogelijk zelf op zoek naar informatie, waardoor teksten zoals de persberichten wervender geschreven zouden kunnen worden om deze groep te overtuigen.

Door deze verschillende aspecten van museale persberichten te vergelijken moet de onderzoeksvraag beantwoord kunnen worden en duidelijk worden welke intensiveerders een rol spelen in evenementpersberichten van musea en hoe taalintensivering kan functioneren om overtuigingsdoelen te behalen.

In hoofdstuk 2 zal eerst het theoretisch kader van de karakterisering van persberichten geschetst worden. In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de functie van het persbericht, de stijl en structuur van een persbericht en hoe musea persberichten inzetten. Vervolgens wordt in hoofdstuk 3 uitgelegd hoe intensiverend taalgebruik werkt. Eerst wordt uiteengezet hoe stijl als

overtuigingsmiddel werkt. Daarna wordt taalintensiteit behandeld en wordt uitgelegd hoe taalintensivering werkt als strategische manoeuvre. Ook wordt benoemd welke soorten categorieën van taalintensiteit bestaan. De nadruk ligt hierbij op de categorie lexicale intensiveerders. In hoofdstuk 4 wordt de data-analyse van de verzamelde data uitgevoerd en wordt bekeken welke intensiveerders in de persberichten van Nederlandse musea voorkomen en nagegaan wat de musea daarmee mogelijk willen bereiken. Het gebruik van lexicale

intensiveerders in de verschillende tekstonderdelen en van nationale en regionale musea zal hierbij ook vergeleken worden. Tot slot volgt in hoofdstuk 5 de conclusie en wordt de onderzoeksvraag beantwoord.

(8)

8

2. Persberichten als middel om te informeren en te overtuigen

In dit hoofdstuk wordt het theoretische kader van persberichten geschetst op basis van eerder onderzoek. Als eerste komt in paragraaf 2.1 de functie van het persbericht aan bod. In paragraaf 2.2 wordt vervolgens ingegaan op inhoudelijke kenmerken van het persbericht, zoals stijl en structuur. In paragraaf 2.3 wordt behandeld hoe musea persberichten inzetten en wat de kenmerken zijn van deze berichten.

2.1 Functie van het persbericht

Een persbericht is een bericht aan de pers dat nieuws bevat dat bedoeld is voor publicatie in dagbladen, uitzending op radio en televisie of verspreiding via andere media (Mies, 2002, p. 11). Een persvoorlichter of communicatiemedewerker van een bedrijf schrijft het bericht in de hoop dat journalisten of programmamakers het nieuws overbrengen op het publiek (Mies, 2002, p. 11). Informatie verstrekken is het algemene doel van persberichten (Lagerwerf & Tromp, 2012, p. 7). Volgens Lagerwerf en Tromp (2012, p. 7) kan een persbericht onder andere gaan over ‘een nieuw product, een standpunt, het imago van de afzender, een aanstaand evenement of een uitgebracht onderzoek’.

Het persbericht is een vorm van vrije publiciteit (Lagerwerf, Taal & Brouwer, 2005, p. 51). Vrije publiciteit wordt beschouwd als een effectieve vorm van persuasieve communicatie. Volgens Lagerwerf, Taal en Brouwer (2005, p. 51) komt dit doordat het versturen naar de pers of verspreiden van het bericht op het internet gratis is en als geloofwaardig wordt ervaren door de tussenkomst van een journalist. Daarnaast wordt het persbericht gezien als marketinginstrument: door middel van een persbericht kan er (goede) publiciteit voor een organisatie verkregen worden en aandacht gegenereerd worden voor nieuwe producten of diensten (De Jong, 2013, p. 8). Het genre wordt gezien als een ‘hybride’ tekstsoort (McLaren & Gurau, 2005, p. 12). Naast het informeren van journalisten is het doel van een persbericht namelijk ook dat het publiek

overtuigd wordt van het standpunt in de tekst. Het kan gaan om standpunten als ‘Het museum of de tentoonstelling is heel bijzonder en mooi’ en ‘Je moet dit museum of deze tentoonstelling bezoeken’. Dit onderscheidt het persbericht ook van het nieuwsbericht (Lagerwerf, Taal & Brouwer, 2005, p. 53). Door het overtuigende aspect van persberichten is het doel meestal niet

(9)

9 objectief: de zender van het bericht wil iets bereiken met de verstrekte informatie (Lagerwerf & Tromp, 2012, p. 7). Ook Pander Maat (2007) toont aan dat promotioneel taalgebruik regelmatig een onderdeel is van persberichten, vooral in persberichten waarin nieuwe producten of diensten worden aangekondigd.

Mies (2002, p. 12-14) noemt drie functies van het persbericht. Als eerste moet het bericht de journalist informeren (Mies, 2002, 12). Deze is namelijk de intermediair tussen de organisatie die het bericht verzendt en het publiek. Het persbericht helpt de journalisten hun taak om een

nieuwsbericht te schrijven uit te voeren. Daarnaast is een functie van het persbericht het publiek via de pers te informeren en informatie over te brengen (Mies, 2002, 13). Een organisatie streeft hiermee ook een aantal hogere doelen na, namelijk de organisatie profileren en organisatiedoelen realiseren. Een juist geformuleerd persbericht kan bijdragen aan een grotere bekendheid van de organisatie, een sterkere identiteit, een positievere houding van het publiek tegenover de

organisatie en het behalen van een organisatiedoel, zoals meer klanten (Mies, 2002, 12). Tot slot is een derde functie van een persbericht het informeren van interne groepen, zoals de

medewerkers van de organisatie (Mies, 2002, 14). Door persberichten ook naar deze groep door te sturen zijn zij ook op de hoogte van de laatste ontwikkelingen en voorbereid op eventuele vragen van de pers. Daarom is het volgens Smudde (2009, p. 7) de taak van de persvoorlichter om nieuwswaardige verhalen te schrijven die de belangstelling wekken van de pers en het publiek informeren over de stand van zaken.

2.2 Stijl en structuur van het persbericht

Om de kans te vergroten dat een persbericht geschikt wordt geacht voor journalistiek gebruik en om controle uit te oefenen op hoe het persbericht door journalisten gebruikt wordt, proberen schrijvers van persberichten de formele eisen van een journalistieke schrijfstijl aan te houden (Pander Maat, 2007, p. 61). Volgens Lagerwerf, Schurink en Oegema (2011, p. 108) streven gevestigde journalisten naar een vorm van objectiviteit in de verslaggeving. Om de lezer te overtuigen van hun objectiviteit wordt er gebruik gemaakt van een objectiverende schrijfstijl. Net als in een nieuwsbericht is de tekst van het persbericht oprolbaar: er wordt eerst uitgebreid ingegaan op het nieuws, vervolgens is er ruimte voor achtergronden (Mies, 2002, p. 62-102). McLaren en Gurau (2005, p. 16) legden in hun onderzoek een bepaalde structuur bloot die terug

(10)

10 te vinden is in evenementpersberichten, waar dit onderzoek zich op richt. Deze structuur is te vinden in figuur 1.

Ook Lazzeretti (2016, p. 133) beschrijft in haar boek een gelijksoortige structuur voor dit soort persberichten. Volgens McLaren en Gurau (2005, p. 16) is het de norm voor

evenementpersberichten om te beginnen met de aankondiging. Hierin wordt ingegaan op het nieuws dat de organisatie naar buiten wil brengen. Deze informatie wordt vervolgens uitgebreid en er is sprake van verdieping. Daarna volgt commentaar van een belangrijk persoon in het bedrijf, zoals de directeur. Lazzeretti (2016, p. 136) geeft aan dat in het geval van museale persberichten in dit deel bijvoorbeeld ook namen van curatoren, sponsors of andere betrokkenen genoemd kunnen worden. Tot slot wordt uitgelegd hoe extra informatie of materiaal verkregen kan worden, door bijvoorbeeld een contactpersoon te vermelden (McLaren & Gurau, 2005, p. 16). Voor bezoekers kunnen openingstijden, toegangsprijzen en andere faciliteiten genoemd worden, voegt Lazzeretti (2016, p. 136) hieraan toe. In sommige gevallen sluit het bericht af met een noot voor de redactie (McLaren & Gurau, 2005, p. 16). Hierin staat aanvullende informatie over bepaalde onderwerpen die genoemd worden in de tekst. Dit kan bijvoorbeeld

achtergrondinformatie over bedrijven zijn of definities van technische termen. Dit is informatie waarvan het bedrijf denkt dat journalisten deze nodig zouden kunnen hebben als zij het

persbericht aan hun eigen eisen willen aanpassen om het ergens te publiceren. Ook wordt de pers volgens Lazzeretti (2016, p. 136) hiermee gestimuleerd om contact op te nemen met een

museum.

Hierna zijn verschillende delen van een evenementpersbericht te vinden. Het persbericht is afkomstig van het Stedelijk Museum in Amsterdam en werd op hun website geplaatst op 7 september 2016. Hierin zijn de vaste elementen die in een persbericht verwerkt worden te herkennen. De volledige tekst staat in bijlage 1. Om te beginnen is er de aankondiging. Deze wordt genoemd in de titel en wordt iets verduidelijkt in de eerste alinea (figuur 2). In deze alinea wordt kort aangegeven wat de belangrijkste nieuwsfeiten zijn:

Aankondiging  Verdieping  Commentaar  Contactgegevens  Noot voor de redactie

(11)

11 Vervolgens wordt in de volgende alinea dieper ingegaan op het nieuws. Er wordt uitgelegd wat de aangekochte installatie precies omvat en wat de betekenis ervan is (figuur 3).

In de volgende alinea komt de adviescommissie van het Mondriaan Fonds aan het woord. In dit onderdeel wordt dus commentaar gegeven op het nieuws en het besluit toegelicht (figuur 4).

De laatste twee alinea’s geven nog meer achtergrondinformatie over de kunstenaar en over de twee musea die het schilderij delen. Hier wordt aanvullende informatie over het onderwerp en achtergrondinformatie over de samenwerking gegeven (figuur 5).

STEDELIJK EN MUSEUM ARNHEM KOPEN GEZAMENLIJK WERK VAN OTOBONG NKANGA AAN

Amsterdam, 7 september, 2016 - Dankzij een genereuze bijdrage van het Mondriaan Fonds en Vereniging Rembrandt hebben het Stedelijk Museum Amsterdam en Museum Arnhem samen de omvangrijke installatie In Pursuit of Bling (2014) kunnen verwerven van de van oorsprong Nigeriaanse kunstenaar Otobong Nkanga. Dit sleutelwerk uit het oeuvre van Nkanga is nog tot en met 18 september te zien in Museum Arnhem, in de tentoonstelling SONSBEEK ‘16 transHISTORY.

Figuur 2

De installatie In Pursuit of Bling omvat twee wandkleden die worden omringd door dertig tafeltjes waarboven mineraalstenen liggen en zweven. In twee tafeltjes is een monitor ingebouwd waarop videobeelden te zien zijn. Nkanga neemt in dit werk de menselijke fascinatie voor ‘bling bling’ als uitgangspunt; de aantrekkingskracht van alles wat glimt en schittert en dat wat wij doen om ‘bling bling’ – afkomstig van grondstoffen – te bemachtigen. En als gevolg daarvan: de aarde uitputten. Museum Arnhem volgt Nkanga sinds haar

deelname aan de Rijksakademie van beeldende kunsten te Amsterdam in 2002. Ook het Stedelijk Museum volgt Nkanga al geruime tijd en nodigde haar in 2013 uit voor een performance in het museum.

Figuur 3

De adviescommissie van het Mondriaan Fonds in haar toekenningsbrief: "De commissie vindt de toevoeging van de installatie In Pursuit of Bling voor zowel Museum Arnhem als Stedelijk Museum Amsterdam van groot belang. Door deze aankoop gezamenlijk te verwerven, is het werk in twee collecties geborgd en zal het werk met grote regelmaat te zien zijn in Nederland, en zo een groot publieksbereik hebben." Het bestuur van de Vereniging Rembrandt waardeert de zeggingskracht van de installatie en vindt het belangrijk dat ook niet-westerse kunst is vertegenwoordigd in Nederlandse musea. Bij de beslissing de aankoop te steunen speelde het reeds over langere tijd opgebouwde en tentoongestelde oeuvre van de kunstenaar een

doorslaggevende rol.

(12)

12 Tot slot wordt er contactinformatie gegeven voor journalisten die meer informatie of

beeldmateriaal over de tentoonstelling zouden willen. Ook wordt er een website genoemd waar meer informatie verkregen kan worden. Deze informatie is laagdrempeliger en bedoeld voor niet-journalisten (figuur 6).

2.3 Het persbericht als communicatiemiddel in musea

Het soort persberichten dat verstuurd wordt door musea is breed: het kan variëren van aankondigingen van het programma per seizoen tot aankondigingen over specifieke

tentoonstellingen en van simpel nieuws over het museum tot reacties op crises om het gezicht van het museum te beschermen (Lazzeretti, 2016, p. 3). Persberichten worden tegenwoordig vaak op de website van een museum geplaatst, waardoor er voorbij gegaan wordt aan de journalist. Een algemeen publiek wordt direct aangesproken en een online persbericht kan nu bijvoorbeeld ook dienen als een bron van informatie voor toeristen (Lazzeretti, 2016, p. 6).

Figuur 6

OMVANGRIJK OEUVRE

De van oorsprong Nigeriaanse kunstenaar Otobong Nkanga (1974) heeft sinds 2002 een omvangrijk oeuvre opgebouwd dat nationaal en internationaal weerklank vindt, getuige de vele locaties waar haar werk tot nu toe is getoond. Niet alleen in Europa, ook in Azië is er toenemende waardering voor haar oeuvre, zoals blijkt uit de recent aan haar toegekende Koreaanse Yanghyun Art Prize. Nkanga combineert in haar werk verschillende media en technieken, variërend van teken-, schilder-, en beeldhouwkunst, tot en met fotografie, poëzie, textiel, video en performance.

GEMEENSCHAPPELIJK BEZIT

De installatie wordt gemeenschappelijk bezit van het Stedelijk Museum Amsterdam en Museum Arnhem. Het Stedelijk deed de afgelopen jaren meer gemeenschappelijke aankopen, onder meer met het Centraal Museum Utrecht, het Van Abbemuseum Eindhoven en Museum De Hallen, Haarlem.

Figuur 5

Noot voor de redactie:

Voor meer informatie en beeldmateriaal kunt u contact opnemen met de Press Office van het Stedelijk Museum, +31 (0)20 573 26 660 / 656 of pressoffice@stedelijk.nl

- See more at: http://www.stedelijk.nl/persberichten/stedelijk-en-museum-arnhem-kopen-gezamenlijk-werk-van-otobong-nkanga-aan#sthash.mL5t8fRK.dpuf

(13)

13 Over het algemeen kijken journalisten neer op persberichten (Lazzeretti, 2016, p. 7). Er wordt door journalisten gezegd dat persberichten slecht geschreven zijn of te enthousiast en zelf-promotend zijn. Toch blijkt uit verschillende onderzoeken dat de media wel degelijk artikelen schrijven op basis van deze informatie, aangezien ze niet elk museum of evenement zelf kunnen bezoeken (Lazzeretti, 2016, p. 7). Lazzeretti en Bondi (2012, p. 569) geven aan dat sterk

positieve uitingen een persbericht meer nieuwswaardig kunnen laten lijken. Sommige journalisten denken namelijk dat deze toon lezers kan aantrekken, waardoor promotionele persberichten in vrije publiciteit goed kunnen werken.

2.3.1 Evaluatief taalgebruik in evenementpersberichten van musea

Net als bij andere persberichten heeft het evenementpersbericht twee doelen (Lazzeretti & Bondi, 2012, p. 570). Dat is naast zorgen dat de pers geïnteresseerd is in het nieuws ook een zo groot mogelijk publiek naar het museum trekken en als marketingtool werken (Lazzeretti & Bondi, 2012, p. 570). Dit resulteert in veel evaluatief taalgebruik om deze twee groepen te bereiken (Lazzeretti & Bondi, 2012, p. 570). Van origine hebben evenementpersberichten dan ook het kenmerk dat ze evaluatieve eigenschappen bevatten (Lazzeretti & Bondi, 2012, p. 569). In eerste instantie hebben ze een informerende functie, maar daarnaast focussen ze steevast op positieve aspecten waarbij persuasieve en promotionele elementen gebruikt worden (Lazzeretti & Bondi, 2012, p. 569). Dit uit zich in het gebruik van adjectieven, zelfstandige naamwoorden en andere talige patronen die een evaluatie geven (Lazzeretti, 2016, p. 7).

Uit onderzoek van Lazzeretti (2016, p. 126) naar evenementpersberichten van musea door de jaren heen blijkt dat dit evaluatieve taalgebruik altijd al in deze berichten voorkwam. Naast evaluatief taalgebruik wordt er in persberichten steeds meer gebruik gemaakt van descriptief taalgebruik: in persberichten worden meer levendige beschrijvingen gegeven (Lazzeretti, 2016, p. 126). Lazzeretti en Bondi (2012) ontdekten dat in Engelstalige evenementpersberichten van musea adjectieven zoals ‘major’ en ‘new’ en talige patronen zoals ‘never been … before’ vaak gebruikt worden. Daarnaast worden er linguïstische eigenschappen ingezet die evenementen dramatiseren en daardoor meer nieuwswaarde geven (Lazzeretti & Bondi, 2012, p. 585). Zo worden er adjectieven als ‘controversial’, ‘provocative’ en ‘mysterious’ en werkwoorden zoals ‘discover’ en ‘reveal’ gebruikt (Lazzeretti & Bondi, 2012, p. 585).

(14)

14 Door de komst van het internet is er door de jaren heen meer competitie gekomen bij het

schrijven en verspreiden van persberichten, om zowel de aandacht van journalisten als het

publiek op het internet te krijgen (Lazzeretti, 2016, p. 6). Volgens Lazzeretti (2016, p. 7) leidt dit ertoe dat er extra wordt ingespeeld op de nieuwheid, exclusiviteit, uniciteit en kwaliteit van het museum of de tentoonstelling waarover verteld wordt. Daarnaast wordt er meer gebruik gemaakt van emotioneel beladen woorden die een reactie van het publiek zouden moeten uitlokken. Ook het gebruik van quotes en narratieven komt meer voor in huidige persberichten om journalisten suggesties en verhalen te geven die zij kunnen gebruiken in hun artikel (Lazzeretti, 2016, p. 7). Deze middelen worden gebruikt om persberichten mooier aan te kleden en journalisten te geven wat ze nodig hebben: spannende verhalen die verder uitgewerkt kunnen worden en als doel hebben het publiek positief stemmen over het museum en aansporen een tentoonstelling te bezoeken (Lazzeretti, 2016, p. 7).

(15)

15

3. Taalintensivering als overtuigingsmiddel in evenementpersberichten

In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de werking van taalintensivering als overtuigingsmiddel in museale evenementpersberichten. In paragraaf 3.1 wordt eerst uitgelegd hoe stijl als

overtuigingsmiddel kan werken. Vervolgens wordt in paragraaf 3.2 beschreven hoe

taalintensivering werkt en hoe lexicale intensiveerders kunnen worden ingezet om strategisch te manoeuvreren en het taalgebruik te verlevendigen en aantrekkelijker te maken, met als

uiteindelijk doel het overtuigen van het publiek.

3.1 Stijl als overtuigingsmiddel

Volgens Hoeken, Hornikx en Hustinx (2012, p. 13) is overtuigen ‘een succesvolle, intentionele poging om de mentale toestand van iemand anders te veranderen door middel van communicatie in een situatie waarin de ander een bepaalde mate van vrijheid heeft’. Een ander kenmerk van persuasieve communicatie is volgens Schilperoord en Maes (2003, p. 120) dat onze houding ten opzichte van het gewenste gedrag grotendeels bepaald wordt door onze waardering voor de boodschap: ‘niet wat ons meegedeeld wordt, maar hoe dat gebeurt’.

Het gebruik van een bepaalde schrijfstijl is een manier om iemand te overtuigen. Van Leeuwen (2015, p. 13) definieert stijl als een keuze: ‘er is sprake van stijl wanneer de taalgebruiker formuleringsalternatieven voorhanden heeft om een verschijnsel of stand van zaken in de werkelijkheid te beschrijven’. Deze keuze heeft volgens Spooren, Smith en Renkema (2000, p. 345) betrekking op woorden, zinsbouw en structuur en wordt mede bepaald door het onderwerp, het doel, het publiek en het genre. Verschillende stilistische variaties geven een andere

representatie van hetzelfde object in de werkelijkheid (Van Leeuwen, 2015, p. 15). Een bepaalde formulering kan het beeld dat iemand heeft van een bepaalde zaak beïnvloeden en daarmee verschillende effecten teweegbrengen (Van Leeuwen, 2015, p. 15). Uit onderzoek naar persuasieve communicatie is gebleken dat het verlevendigen van tekst met behulp van

stijlmiddelen kan leiden tot positieve effecten en effectieve communicatie (Vaneker, Kuijpers & Lagerwerf, 2003, p. 3).

Volgens Vaneker, Kuijpers en Lagerwerf (2003, p. 3) kan het gebruik van stijlmiddelen ervoor zorgen dat een tekst meer opvalt en de aandacht trekt, de acceptatie en appreciatie van de tekst

(16)

16 groter is en de essentie van de boodschap in de tekst beeldender en nadrukkelijker weergegeven wordt. Ook Hoeken, Hornikx en Hustinx (2012, p. 107) geven aan dat een levendige tekst een publiek kan aanmoedigen het document te blijven lezen. Daarnaast heeft het gebruik van specifieke stijlmiddelen een positief effect op de verwerkingscapaciteit van de lezer (Hoeken, Hornikx & Hustinx, 2012, p. 107-108). De concreetheid van informatie kan invloed uitoefenen op de capaciteit en de motivatie van de lezer om de inhoud te verwerken (Hoeken, Hornikx & Hustinx, 2012, p. 108). Het is van belang dat deze verwerkingscapaciteit en motivatie groot zijn omdat dit ervoor kan zorgen dat de lezer de argumenten zorgvuldig zal afwegen (Hoeken, Hornikx & Hustinx, 2012, p. 70).

3.2 Gebruik van taalintensivering

Een adjectief kan gedefinieerd worden als een woord dat een eigenschap of een hoedanigheid van een zelfstandigheid aanduidt (Van Dale, 2005) en wordt gezien als een presentatiemiddel om de overtuigingspoging in een tekst kracht bij te zetten (Van Leeuwen, 2015). Het toepassen van affectieve tags in de vorm van positief-affectieve bijvoeglijke naamwoorden en bijwoorden in een persuasieve boodschap, zoals ‘de prachtige bos bloemen’ of ‘hartstikke snel’ beïnvloedt de overtuiging en attitude van de consument positief volgens Vaneker, Kuijpers en Lagerwerf (2003, p. 3). Ook heeft de invloed van intens woordgebruik een positief effect op de overtuigingskracht van een tekst (Vaneker, Kuijpers & Lagerwerf, 2003, p. 3).

Evaluatieve uitingen kunnen kracht worden bijgezet met stilistische middelen (Van Mulken & Schellens, 2012, p. 26). Dit kan volgens Van Mulken en Schellens (2012, p. 26) onder andere door het gebruik van het stijlmiddel taalintensivering. Schellens (2006, p. 353) verstaat onder taalintensiteit ‘de mate waarin een spreker of schrijver stilistische middelen benut om zijn standpunt kracht bij te zetten’. Van Mulken en Schellens (2012, p. 27) vullen deze definitie aan met het gegeven dat er gekeken wordt naar de mate waarin de attitude van de spreker afwijkt van een neutrale positie. De door de spreker gemaakte stijlkeuzes kunnen aangepast worden aan het doel van de tekst en het publiek waarvoor de tekst geschreven is (Lammers, 2009, p. 1). Pander Maat (2004, p. 212-213) noemt geïntensiveerd taalgebruik een wervend element. Volgens De Jong (2013, p. 9) is een zinselement wervend als een uitspraak wordt geïntensiveerd in het voordeel van de organisatie die het bericht stuurt en als een zinselement verwijderd of vervangen kan worden zonder de grammaticaliteit en interpretatie van de zin aan te tasten.

(17)

17 In teksten waarin geargumenteerd wordt probeert de schrijver niet alleen redelijk te zijn, maar ook de andere partij tot aanvaarding van het standpunt te brengen (Van Eemeren & Snoeck Henkemans, 2016, p. 124). Dit streven naar een balans tussen effectiviteit en redelijkheid wordt strategisch manoeuvreren genoemd (Van Eemeren & Snoeck Henkemans, 2016, p. 123). In deze poging om balans te houden kan er rekening gehouden worden met drie aspecten van strategisch manoeuvreren: de selectie van topisch potentieel, de aanpassing aan de verlangens van het auditorium en het gebruik van presentatiemogelijkheden (Van Eemeren & Snoeck Henkemans, 2016, p. 125).

Het toepassen van het presentatiemiddel geïntensiveerd taalgebruik kan een tekst meer

overtuigingskracht geven (Maaskant, 2014, p. 26). Op deze manier probeert de schrijver zowel een dialectisch doel als een retorisch doel te bereiken: hij probeert in redelijkheid te discussiëren en het gelijk te behalen (Maaskant, 2014, p. 26). Het gebruik van intensiveerders valt onder het aspect gebruikmaken van presentatiemogelijkheden. Dit houdt in dat er stilistische en andere uitdrukkingsmiddelen gebruikt worden die geschikt zijn om het doel van de spreker of schrijver te dienen (Van Eemeren & Snoeck Henkemans, 2016, p. 125).

3.2.1 Lexicale intensiveerders

Renkema (1997, p. 467) stelt een schema op om verschillende soorten intensiveerders te kunnen analyseren. Hij maakt hierbij onderscheid tussen lexicale, semantische en stilistische

intensiveerders (Renkema, 1997, p. 467). Deze hoofdcategorieën bestaan uit verschillende subcategorieën. In tabel 1 zijn de drie categorieën en hun subcategorieën te vinden.

Lexicale intensiveerders Semantische intensiveerders Stilistische intensiveerders

Basisversterker Verba Herhaling

Tijdsaanduiding Nomina Tautologie

Plaatsaanduiding Adjectiva Pleonasme

Kwantificator Adverbia Climax

Kwalificator Litotes

Preciseerder Vergelijking

Onverwachtheidspartikel Metafoor

(18)

18 Dit onderzoek richt zich op het gebruik van lexicale intensiveerders en daarom zal deze categorie verder toegelicht worden. Bij een lexicale intensivering gaat het om de weglaatbaarheid van een woord of woorddeel (Renkema, 1997, p. 498). Binnen verschillende onderzoeksvelden zijn er verschillende visies op wat taalintensivering precies inhoudt (Liebrecht, Hustinx, Van Mulken & Schellens, 2016, p. 70). In dit onderzoek zijn er twee richtlijnen waaraan een woord of element moet voldoen om als lexicale intensivering gecategoriseerd te worden:

1. een element is evaluatief of descriptief van aard en zegt iets over een zelfstandig naamwoord (Liebrecht et al, 2016, p. 65-66). Het kan bijvoorbeeld gaan om ‘een prachtige collectie’ (evaluatief) of ‘een grote hoeveelheid schilderijen’ (descriptief). Elementen zoals ‘keramische’ en ‘bronzen’ in de zin ‘er zijn keramische werken en bronzen beelden te zien’ zijn descriptief van aard, maar deze elementen zijn specificeringen in plaats van intensiveringen. Deze

specificeringen worden daarom uitgezonderd.

2. een element kan worden weggelaten of vervangen met als resultaat een grammaticaal correcte zin die in de context relevant is én een minder krachtige evaluatie of descriptie tot uitdrukking brengt (Liebrecht et al, 2016, p. 66). Zo zou ‘stokoude’ in de zin ‘als stokoude kunstenaar schilderde hij landschappen’ weggelaten kunnen worden of vervangen kunnen worden door het minder krachtige ‘oude’, waardoor hij grammaticaal correct en in de context relevant blijft. Renkema (1997, p. 498) onderscheidt zeven soorten lexicale intensiveerders. De eerste soort zijn de basisversterkers. Dit is de meest algemene variant (Renkema, 1997, p. 498). De betekenis van een woord wordt versterkt door toevoeging van een intensiverend woord (Lammers, 2009, p. 1), zoals ‘flink’, ‘fors’ of ‘hartstikke’.

De tweede soort die Renkema (1997, p. 498) onderscheid zijn de tijdsaanduidingen. Deze soort heeft betrekking op een tijdstip dat dichterbij of verder weg is, zoals ‘donderdag al’ of ‘pas vier uur’.

De derde soort zijn plaatsaanduidingen (Renkema, 1997, p. 498). Hierbij gaat het om een ruimte die als groter of kleiner wordt voorgesteld, zoals in ‘tot in de kleinste uithoeken’.

Tot de vierde soort behoren kwantificatoren. Hierbij gaat het om grotere of kleinere hoeveelheden, zoals ‘bijna iedereen’ of ‘slechts weinigen’.

De vijfde soort zijn de kwalificatoren. Bij kwalificatoren gaat het om het benadrukken van een eigenschap van een woord (Renkema, 1997, p. 498). Geerts (2013, p. 22) definieert deze

(19)

19 kwalificatoren in haar onderzoek als elementen die versterkend of evaluatief zijn, zoals

‘belangrijke werken’, ‘pure suiker’, ‘snelle afdaling’ en ‘je hebt echt gelijk’.

Tot de zesde soort intensiveerders behoren preciseerders. Bij deze soort gaat het om een benadrukking, zoals ‘precies genoeg’ of ‘met name’ (Renkema, 1997, p. 498).

De zevende soort zijn onverwachtheidspartikels. Volgens Renkema (1997, p. 498) kan deze intensiveerder uitdrukking geven aan een verbazing en ook een intensiverend effect hebben, zoals ‘Maar liefst dertig mensen waren aanwezig!’ of ‘Zelfs hij heeft het tentamen gehaald!’.

(20)

20

4. Analyse van het gebruik van lexicale intensiveerders

Om de onderzoeksvraag ‘welke lexicale intensiveerders kunnen in persberichten van

Nederlandse musea een rol spelen bij het overtuigen van het publiek en waarom kunnen deze intensiveerders een dergelijke functie vervullen?’ te beantwoorden zal er een kwalitatieve analyse van persberichten van Nederlandse musea gemaakt worden. Er zullen twintig persberichten van Nederlandse musea geanalyseerd worden: tien persberichten van drie nationale musea (het

Rijksmuseum, het Van Goghmuseum en het Stedelijk Museum Amsterdam) en tien persberichten van drie regionale musea (het Noordbrabants Museum, het Groninger Museum en het Stedelijk Museum Alkmaar). Deze persberichten zijn te vinden in bijlagen 2 tot en met 21.

Er wordt een vergelijking gemaakt tussen de verschillende tekstonderdelen van de structuur van het persbericht omdat de verwachting is dat in het begin van het persbericht meer gebruik wordt gemaakt van taalintensivering dan in latere onderdelen. In het begin van het persbericht zou door intensiveerders in te zetten de aandacht van het publiek vastgehouden worden. Aan het einde wordt de pers neutraal geïnformeerd. Daarnaast worden persberichten van nationale en regionale musea vergeleken omdat de verwachting is dat regionale musea minder gebruik maken van taalintensivering dan nationale musea. Omdat regionale musea minder bekend zijn bij het grote publiek is het voor die musea belangrijker de aandacht van de pers te krijgen. Nationale musea zijn bekender bij het grote publiek en hebben daarom minder aandacht van de pers nodig. Deze persberichten zouden daarom wervender geschreven kunnen zijn zodat de tekst vooral het publiek aanspreekt dat op zoek is naar informatie.

Aan de hand van het analyseschema voor lexicale intensiveerders van Renkema (1997, p. 498) zal gekeken worden welke intensiveerders het meest voorkomen in de persberichten. Dit schema bestaat uit de intensiveerders ‘basisversterker’, ‘tijdsaanduiding’, ‘plaatsaanduiding’, ‘kwantificator’, ‘kwalificator’, ‘preciseerder’ en ‘onverwachtheidspartikel’. In een

overzichtsschema (bijlage 22 en 23) zal aangegeven worden welke intensiveerders in welk onderdeel van nationale en regionale persberichten voorkomen. De verschillende soorten intensiveerders zijn met kleuren aangegeven in de persberichten (bijlagen 2 tot en met 21). In tabel 2 is te vinden welke intensiveerder elke kleur aangeeft.

(21)

21 Basisversterker Tijdsaanduiding Plaatsaanduiding Kwantificator Kwalificator Preciseerder Onverwachtheidspartikel Tabel 2

4.1 Data-analyse nationale musea

In deze paragraaf zullen de geselecteerde persberichten van nationale musea worden

geanalyseerd. Op basis van de verschillende tekstonderdelen zal worden gekeken welke lexicale intensiveerders het meest worden ingezet in deze persberichten. Per intensiveerder zullen er één of meerdere voorbeelden uit de geanalyseerde persberichten gegeven worden.

4.1.1 Aankondiging

In de aankondigingen van de geanalyseerde nationale persberichten wordt vooral van

kwalificatoren gebruik gemaakt om het taalgebruik te intensiveren. Daarnaast wordt er ook vaak gebruik gemaakt van basisversterkers en tijdsaanduidingen. Plaatsaanduidingen en preciseerders komen niet voor in de aankondigingen.

Wat betreft de basisversterkers worden er vooral intensiveerders gebruikt die aangeven dat iets de grootste of de meeste van iets is. Een voorbeeld van het gebruik van een basisversterker in de aankondiging van een nationaal persbericht zijn te vinden in figuur 9. In dit voorbeeld wordt de uniciteit van de tentoonstelling benadrukt door aan te geven dat het de ‘meest’ omvangrijke tentoonstelling.

Figuur 9

Het Stedelijk Museum Amsterdam presenteert ‘Marlene Dumas – The Image as Burden’: de

meest omvangrijke retrospectieve tentoonstelling van haar werk in Europa tot nu toe, met

bijna 200 schilderijen en tekeningen, uit particuliere en museale verzamelingen over de hele wereld.

(22)

22 De tijdsaanduidingen worden in totaal vier keer ingezet met betrekking tot het werk van de

kunstenaar, zoals vroeg werk of later werk, maar ook om de uniciteit van de kunstenaar aan te tonen door met een tijdsaanduiding aan te geven dat iemand de eerste ergens in was. In figuur 10 is een voorbeeld te vinden van een tijdsaanduiding in een nationaal persbericht. Het voorbeeld geeft aan hoe uniek het werk is omdat het ‘recent’ is aangekocht.

Plaatsaanduidingen zijn in de aankondigingen van nationale persberichten van musea niet te vinden. Wellicht willen musea de nadruk meer leggen op de uniciteit van de tentoonstelling door eigenschappen van de tijd te benadrukken in plaats van eigenschappen van de plaats van de tentoonstelling of kunstenaar.

Er is een klein aantal kwantificatoren te vinden in de aankondigingen van persberichten, ze komen namelijk in totaal drie keer voor. De kwantificatoren benadrukken vaak hoeveel er van een bepaalde kunstenaar te zien is of hoe weinig iets gebeurt waardoor het bijzonder is, zoals te zien is in figuur 11. In dit voorbeeld wordt aangegeven dat de prenten ‘slechts’ sporadisch worden getoond en daarmee wordt impliciet gezegd dat je daarom nu je kans moet grijpen om deze tentoonstelling te bekijken.

In de aankondigingen van de persberichten van nationale musea wordt een groot aantal

kwalificatoren gebruikt. In totaal komen er 26 kwalificatoren voor. Deze kwalificatoren worden vooral ingezet om het publiek te overtuigen van de uniciteit en bijzonderheid van de

tentoonstelling. In figuur 12 is een voorbeeld te vinden van een aankondiging met vier

kwalificatoren. Het valt op dat de kwalificatoren veel worden gebruikt en ook vaker in één zin voorkomen om het taalgebruik te intensiveren.

Boerderij in Bretagne (ca. 1890) is recent aangekocht en een aanvulling op de verzameling werken van de School van Pont-Aven.

Figuur 10

De prenten, die in het depot worden bewaard en vanwege hun lichtgevoeligheid slechts sporadisch en op kleine schaal worden getoond, schitteren vanaf 3 maart in de

tentoonstellingsvleugel van het Van Gogh Museum.

(23)

23 Preciseerders komen in de aankondigingen van de nationale museale persberichten niet voor. Ook onverwachtheidspartikels komen weinig voor: slechts één keer. In figuur 13 is dit voorbeeld te vinden. Door gebruik te maken van dit onverwachtheidspartikel wordt de bijzonderheid van deze situatie benadrukt.

4.1.2 Verdieping

In de verdieping wordt er verder ingegaan op het evenement dat aangekondigd wordt. Uit de analyse van de nationale persberichten bleek dat ook hier vooral kwalificatoren ingezet worden om het taalgebruik te versterken. Daarnaast zijn ook opnieuw de basisversterkers veel aanwezig. Wat in het algemeen opvalt is dat de intensiveerders vooral aan het begin van de verdieping worden ingezet. Naar het einde van dit tekstonderdeel toe worden er steeds minder

intensiveerders ingezet.

Basisversterkers geven in de verdieping in veel gevallen aan hoe een werk eruitziet of hoe een kunstenaar een bepaald onderwerp benadert. In figuur 14 en 15 zijn voorbeelden van zulke basisversterkers te vinden. In figuur 14 gaat het om het handelen van de kunstenaar dat indruk maakte op tijdsgenoten. In figuur 15 gaat het om een evaluatie van het interieur van die tijd.

Figuur 12

Merian was gefascineerd door planten en insecten, reisde zelfs door Suriname om er de metamorfose van rupsen en vlinders vast te leggen.

Figuur 13

Daubigny’s persoonlijke benadering van het landschap maakte grote indruk op de jonge schilders die later tot het impressionisme zouden worden gerekend.

Figuur 14

Prints in Paris 1900. Van elitair tot populair toont deze rijke collectie vol zeldzame drukken en kleurrijke affiches. De mooiste werken van kunstenaars als Henri de Toulouse-Lautrec (1864-1901), Pierre Bonnard (1867-1947), Théophile-Alexandre Steinlen (1859-1923), Edgar Degas (1834-1917) en Jules Chéret (1836-1832) zijn te zien, waaronder wereldberoemde werken als Le Chat Noir (Steinlen, 1896) en Le Moulin Rouge (Toulouse-Lautrec, 1891).

Hier werden de prenten bekeken en bewaard in de intimiteit van rijk gedecoreerde interieurs.

(24)

24 Er is een aantal tijdsaanduidingen te vinden in de geanalyseerde nationale persberichten. Deze tijdsaanduidingen benadrukken de uniciteit van de kunstenaar en de tentoongestelde kunst. Door een tijdsaanduiding te gebruiken wordt meestal aangegeven hoe vaak iets gebeurt, waardoor de lezer van het persbericht op de bijzonderheid van de situatie wordt gewezen. Zo kan iets ‘voor het eerst’ te zien zijn of wordt er gebruik gemaakt van ‘steeds’ wisselende situaties. Twee

voorbeelden van deze tijdsaanduidingen zijn te vinden in figuur 16 en figuur 17.

In de verdieping zijn twee gevallen van een plaatsaanduiding te vinden. Met het voorbeeld in figuur 18 wordt een tegenstelling tussen twee onderwerpen van de foto’s die te zien zijn tijdens de tentoonstelling aangegeven. Door deze tegenstelling en door te benadrukken dat Azië ver is, wordt de bijzonderheid van de foto’s aangegeven.

In de geanalyseerde persberichten zijn in totaal zes kwantificatoren in de verdiepingen te vinden. Ook met deze kwantificatoren wordt vaak de uniciteit van de tentoonstelling aangegeven doordat wordt benadrukt in welke mate een bepaalde gebeurtenis zich voordoet. In figuur 19 en 20 zijn twee voorbeelden van dit soort kwantificatoren te vinden.

Daarbinnen refereert zij regelmatig aan eerdere objecten of presentatie.

Figuur 16

In New Realities is te zien hoe men met de camera op pad ging om de wereld te ontdekken; van het persoonlijke leven tot dat van onbekende volkeren in het verre Azië.

Figuur 18

Merian toonde als eerste aan dat niet een aantal insecten, maar álle insecten een verandering doormaken en dat er een nauwe samenhang tussen planten en dieren bestaat.

Figuur 17

In relatief korte tijd heeft hij zich ontwikkeld van een veelbelovend talent tot een rijzende ster in de internationale kunstwereld.

Figuur 19

Het kijken naar prenten door de Parijzenaren uit 1900 is een rode draad in deze

tentoonstelling: van de haast meditatieve aandacht van de verzamelaar tot de vluchtige blik van de passant.

(25)

25 Er wordt een groot aantal kwalificatoren gebruikt in de verdieping van de persberichten, in totaal zeventig. De kwalificatoren worden net als in de aankondiging gebruikt om het publiek te

overtuigen van de bijzonderheid van de tentoonstelling en om duidelijk te maken waarom een tentoonstelling interessant en het bezoeken waard is. In de meeste gevallen zegt de kwalificator iets over de kunst die tentoongesteld wordt of over de kunstenaar. In figuur 21 en 22 is een aantal voorbeelden van het gebruik van kwalificatoren te vinden.

Er zijn geen preciseerders in de verdieping van de geanalyseerde persberichten te vinden. Wel zijn er drie onverwachtheidspartikels te vinden. Deze intensiveerders tonen vaak een

tegenstelling aan tussen twee zinnen of geven een onverwachte of bijzondere gebeurtenissen aan. Hierdoor wordt de lezer van het bericht opnieuw van de exclusiviteit en de uniciteit van de kunstenaar en de tentoonstelling overtuigd. In figuur 23 is een voorbeeld te vinden van een onverwachtheidspartikel.

4.1.3 Commentaar

In twee van de geanalyseerde nationale evenementpersberichten wordt er commentaar gegeven. In beide gevallen wordt het commentaar gegeven door een conservator van het museum. In deze commentaren wordt een aantal lexicale intensiveerders ingezet. Kwalificatoren worden het meest gebruikt.

In 2016 presenteert het Stedelijk Museum een reeks dynamische solotentoonstellingen van een veelbelovende generatie kunstenaars.

In relatief korte tijd heeft hij zich ontwikkeld van een veelbelovend talent tot een rijzende ster in de internationale kunstwereld. Solotentoonstellingen van Navid Nuur waren onder andere te zien in Matadero, Madrid, Parasol, Londen en Centre Pompidou in Parijs. Zijn werk werd bekroond met de Koninklijke Prijs voor Vrije Schilderkunst (2011) en de prestigieuze Discoveries Prize tijdens de eerste editie van Art Basel in Hong Kong (2013).

Figuur 22

Sérusier had op zijn beurt bewondering voor Van Goghs werk. In 1892 bracht hij zelfs een ode aan de kunstenaar met zijn schilderij ‘De hooier’, een hommage aan Van Gogh.

Figuur 23 Figuur 21

(26)

26 Er wordt één keer een basisversterker gebruikt in een commentaar. In dit geval is het geen directe quote, maar wel een mening van de medewerkers van het museum in het algemeen. Wellicht willen de conservatoren hun mening niet te sterk naar voren laten komen. In figuur 24 is het voorbeeld van de gebruikte basisversterker te vinden.

Tijdsaanduidingen, plaatsaanduidingen en kwantificatoren worden in de commentaren niet gebruikt. Kwalificatoren zijn wel aanwezig. Deze intensiveerder heeft verschillende functies in het commentaar. Het kan iets zeggen over de kunst of de kunstenaar zelf of over de rol die de kunst speelt in de maatschappij. In figuur 25 is een aantal voorbeelden van deze intensiveerder in het commentaar te vinden. Het gaat om de kwaliteit en de diepere betekenis van de kunst

(‘belangrijke rol’) maar ook om de uniciteit van de kunstenaar (‘interessantste hedendaagse vertegenwoordigers’).

Er wordt één preciseerder gebruikt in de commentaren. Het voorbeeld hiervan is te vinden in figuur 26. In dit voorbeeld wordt gespecificeerd hoeveel bestaansrecht het museum zou hebben zonder bezoekers.

In de twee commentaren wordt geen gebruik gemaakt van onverwachtheidspartikels.

Het Stedelijk Museum is zeer verheugd om dit interactieve werk toe te kunnen voegen aan de collectie. “Dit werk snijdt een actueel thema aan, door te laten zien dat een museum in deze tijd geen enkel bestaansrecht heeft zonder bezoekers.”

Figuur 24

“De manier waarop de richtlijnen en systemen van een museum de betekenis van kunstwerken beïnvloeden, speelt daarbij een belangrijke rol. Daarmee is zij een van de

interessantste hedendaagse vertegenwoordigers van de ‘institutional critique’, een richting in

de kunst waarin de kritische reflectie op de museale praktijk centraal staat.”

Figuur 25

“Dit werk snijdt een actueel thema aan, door te laten zien dat een museum in deze tijd geen

enkel bestaansrecht heeft zonder bezoekers.”

(27)

27 4.1.4 Contactgegevens en noot voor de redactie

In zeven van de tien nationale museale persberichten is aan het einde van het persbericht

contactgegevens of een noot voor de redactie toegevoegd. In vijf van deze berichten wordt in dit deel van de tekst geen gebruik gemaakt van lexicale intensiveringen. In twee persberichten, beide van het Van Gogh Museum, worden wordt wel een aantal intensiveringen gebruikt, namelijk drie basisversterkers. Het gaat hierbij om een publicatie die zal verschijnen bij de tentoonstelling.

In de andere persberichten wordt de contactinformatie en verdere informatie voor de pers niet geïntensiveerd. Het is mogelijk dat het Van Gogh Museum dit wel doet omdat deze informatie over een boek bij de tentoonstelling mogelijk ook voor bezoekers interessant is.

4.2 Data-analyse regionale musea

In deze paragraaf zullen de geselecteerde persberichten van regionale musea geanalyseerd worden. Er zal worden gekeken welke lexicale intensiveerders in de verschillende

tekstonderdelen van een persbericht het meeste voorkomen. Per intensiveerder zullen er één of meerdere voorbeelden uit de geanalyseerde persberichten gegeven worden.

4.2.1 Aankondiging

In de geanalyseerde regionale persberichten wordt in de aankondiging het meeste gebruik gemaakt van kwalificatoren. Van basisversterkers en tijdsaanduidingen wordt ook gebruik gemaakt, echter in mindere mate.

In totaal worden er vier basisversterkers gebruikt in de aankondigingen in regionale

persberichten. Het gaat vooral om basisversterkers die aangeven hoe groot of ruim de collectie is die tentoongesteld wordt. In figuur 28 en 29 worden voorbeelden gegeven van deze

Bij de tentoonstelling verschijnt een rijk geïllustreerde publicatie over de wisselwerking tussen Daubigny en de impressionisten, zijn vernieuwende schilderpraktijk en zijn invloed op Van Gogh.

(28)

28 basisversterkers. In het eerste voorbeeld wordt ingegaan op uniciteit van de kunstenaar, in het tweede voorbeeld ligt de nadruk op de bijzonderheid van de tentoonstelling.

Er wordt twee keer gebruik gemaakt van een tijdsaanduiding. Met de intensiveerders wordt benadrukt hoe recent iets gebeurd is en wordt ook de uniciteit van het schilderij dat het museum in bezit heeft aangetoond. Het voorbeeld van het gebruik van deze twee intensiveerders is te vinden in figuur 30.

Van plaatsaanduidingen en kwantificatoren wordt in de regionale persberichten geen gebruik gemaakt. Wel zijn er in totaal twintig kwalificatoren te vinden in de regionale persberichten. De kwalificatoren zeggen iets over de manier waarop of de tijd waarin de kunst tot stand is gekomen, maar geven ook vaak een evaluatie van de kunst. Daarmee benadrukken ze de bijzonderheid en kwaliteit van de tentoonstelling. In figuur 31 en 32 zijn verschillende voorbeelden van een aantal van deze kwalificatoren te vinden.

Stedelijk Museum Alkmaar presenteert een overzicht van het werk van de bijzonder veelzijdige kunstenaar Gerrit Willem van Blaaderen (1873-1935).

Het Noordbrabants Museum heeft onlangs op de kunstbeurs TEFAF het schilderij Voorstudie Café de nuit van Jan Sluijters (1881-1957) verworven. (…) Voorstudie Café de nuit is het

vroegste schilderij van Sluijters dat het museum nu in de collectie heeft.

Landschappen, stillevens en reisimpressies trekken voorbij in dit indrukwekkende portret. Niet eerder is het oeuvre van Van Blaaderen zo compleet gepresenteerd. Bijzonder is het grote aantal schilderijen uit particuliere collecties; prachtige stukken die van 27 februari tot en met 28 augustus 2016 voor het publiek te zien zijn.

Figuur 31

Onder de gezamenlijke titel Joost van den Toorn: Something to believe in toont het

Princessehof een ruime selectie uit zijn keramische werk terwijl het Groninger Museum vooral bronzen beelden laat zien.

Figuur 29 Figuur 28

(29)

29 In de aankondigingen van de geanalyseerde regionale persberichten zijn geen preciseerders en onverwachtheidspartikels te vinden.

4.2.2 Verdieping

In de verdieping van de geanalyseerde regionale persberichten wordt vooral veel gebruik gemaakt van kwalificatoren. Daarnaast komen ook basisversterkers, tijdsaanduidingen en kwantificatoren enkele keren in de persberichten voor.

In totaal worden er dertien basisversterkers in de verdieping van de regionale persberichten gebruikt. De basisversterkers benadrukken in de meeste gevallen de eigenschappen en kwaliteiten van de kunstenaar en de kunst, maar ook de uniciteit van de tentoonstelling. In figuur 33 is een voorbeeld te vinden van een aantal van deze basisversterkers.

Tijdsaanduidingen zijn in de verdieping vijf keer aanwezig. In de meeste gevallen wordt met deze intensiveerders de uniciteit van de tentoonstelling aangegeven door te laten zien hoe recent en nieuw een tentoonstelling is en hoe het leven van de kunstenaar eruitziet. In figuur 34 en 35 is een aantal voorbeelden van deze tijdsaanduidingen te vinden.

Archeologen Evert van Ginkel (TGV teksten en presentatie) en Arjen Bosman (Military Legacy), specialist militair erfgoed van de twintigste eeuw, stelden deze unieke

tentoonstelling samen. Vaak staat het dramatische, menselijke verhaal achter de voorwerpen centraal.

Figuur 32

Recent kocht het Rijksmuseum het schilderij Meisje met een brede hoed aan, dat naast

topstukken van andere musea ook in Alkmaar tentoongesteld wordt. Zo zijn – bij hoge

uitzondering – topstukken door musea in Dresden en Stockholm uitgeleend, worden de Venus en Adonis uit Den Haag en Kaapstad met elkaar verenigd en is er een recent ontdekt schilderij van een sensuele boerenvrouw uit een Russische privécollectie te zien.

Figuur 33

33

De recente behandeling heeft oogstrelende details en een uitgekiende dieptewerking aan het licht gebracht. Ook diverse andere schilderijen zijn recent gerestaureerd.

Figuur 34

Hoewel de thema’s vaak zwaar zijn, is zijn stijl kenmerkend lichtvoetig en toegankelijk.

(30)

30 Er worden geen plaatsaanduidingen gebruikt in de geanalyseerde persberichten. Kwantificatoren zijn wel aanwezig. In totaal wordt dit type intensiveerder vier keer ingezet. Deze kwantificatoren worden gebruikt om iets te zeggen over de mate waarin iets gebeurt, waarmee de bijzonderheid van de situatie wordt aangegeven. In figuur 36 zijn twee voorbeelden van deze intensiveerders te vinden.

Van alle intensiveerders komen kwalificatoren in de verdieping het vaakst voor, in totaal 47 keer. Deze intensiveerders gaan vooral in op hoe de kunst die tentoongesteld wordt eruitziet. De

kwaliteit wordt benadrukt met een overtuigingspoging om het museum te bezoeken als doel. Een aantal voorbeelden hiervan is te vinden in figuur 37 en 38.

Van preciseerders en onverwachtheidspartikels wordt in de verdieping geen gebruik gemaakt. 4.2.3 Commentaar

In de geanalyseerde regionale persberichten wordt geen enkele keer commentaar gegeven door personen die werkzaam zijn bij het museum.

4.2.4 Contactgegevens en noot voor de redactie

Acht van de tien geanalyseerde persberichten bevatten contactgegevens of een noot voor de redactie. In deze persberichten komen slechts twee intensiveerders voor. In deze twee gevallen

Het werk dat hij maakte op zijn vele reizen naar Frankrijk is licht van kleur en (neo)-impressionistisch, maar vanaf 1910 werd de invloed van Paul Cézanne in zijn werk steeds groter. (…) Vanaf 20 mei 2016 kunnen liefhebbers van de Bergense School hun hart ophalen in de volledig gerenoveerde bovenzaal.

Figuur 36

Daar vormden zich groepen jonge kunstenaars die, vaak in wisselwerking met elkaar, rauwe,

provocerende en humoristische schilderijen maakten.

Figuur 37

Het recent vernieuwde museum presenteert naast tijdelijke tentoonstellingen een

hoogwaardige collectie oude en moderne kunst, kunstnijverheid en stadsgeschiedenis.

Stedelijk Museum Alkmaar heeft een sterke en onderscheidende collectie Bergense School.

(31)

31 wordt gebruik gemaakt van dezelfde kwalificator. Dit voorbeeld is te vinden in figuur 39. In dit geval wordt het uitnodigen van de pers versterkt door ‘van harte’ toe te voegen.

4.3 Gebruik lexicale intensiveerders nationale en regionale musea

In deze paragraaf zal het gebruik van lexicale intensiveerders in de geanalyseerde persberichten van nationale en regionale musea vergeleken worden. Op basis van de verschillende

tekstonderdelen in het persbericht zullen opvallende overeenkomsten of verschillen benoemd worden. Bij elk onderdeel zullen overzichtstabellen van het aantal intensiveerders getoond worden. De volledige tabellen zijn te vinden in bijlage 22 en 23.

4.3.1 Aankondiging 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 Basisversterker 1 1 0 0 0 1 0 1 1 0 Tijdsaanduiding 0 0 1 0 0 0 1 1 1 0 Plaatsaanduiding 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 Kwantificator 1 0 0 1 0 1 0 0 0 0 Kwalificator 10 2 2 5 1 2 2 0 0 2 Preciseerder 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 Onverwachtheidspartikel 0 0 0 0 0 0 0 0 1 0

Tabel 3 Aankondiging nationale persberichten

1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 Basisversterker 0 0 0 1 0 1 0 0 1 1 Tijdsaanduiding 2 0 0 0 0 0 0 0 0 0 Plaatsaanduiding 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 Kwantificator 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 Kwalificator 2 4 4 1 1 0 2 3 0 3 Preciseerder 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 Onverwachtheidspartikel 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0

Tabel 4 Aankondiging regionale persberichten

In de aankondigingen van de nationale en regionale musea valt op dat zowel nationale als regionale musea vooral gebruik maken van kwalificatoren. Nationale musea zetten deze

Figuur 39

U bent van harte uitgenodigd voor de opening van de tentoonstelling op vrijdag 26 februari om 19:30 uur (inloop) in Taqa Theater De Vest. U kunt zich aanmelden bij Eva Groentjes.

(32)

32 intensiveerder zoals verwacht vaker in dan regionale musea (respectievelijk 26 en 21 keer). In de nationale persberichten hebben de kwalificatoren als overtuigingsdoel de uniciteit en de

bijzonderheid van de tentoonstelling te benadrukken door bijvoorbeeld aan te geven dat de werken ‘mooi’ of ‘zeldzaam’ zijn. In de regionale persberichten wordt hiermee ook vaak iets gezegd over de manier waarop een kunstwerk tot stand is gekomen.

Naast de kwalificatoren komen ook basisversterkers in de nationale en regionale persberichten regelmatig voor (respectievelijk vijf en vier keer). In beide gevallen wordt geprobeerd de lezer ervan te overtuigen dat de tentoonstelling uniek en bijzonder is door bijvoorbeeld aan te geven dat het de tentoonstelling met de ‘meeste’ schilderijen is.

Tijdsaanduidingen komen in de nationale persberichten iets vaker voor dan in de regionale persberichten (respectievelijk vier en twee keer). In beide gevallen wordt er door tijdsaanduidingen te gebruiken geprobeerd om de lezer te overtuigen het museum te bezoeken door recentheid en de nieuwswaarde van het museum of de tentoonstelling te benadrukken. Hiermee wordt aangegeven hoe uniek en exclusief een museum of tentoonstelling is. Wellicht maken nationale musea meer gebruik van deze tijdsaanduidingen omdat zij meer de drang hebben zich te onderscheiden van andere grote musea door te benadrukken dat zij de meeste recente en bijzonderste werken in hun collectie hebben.

In de nationale persberichten komen drie kwantificatoren voor, terwijl deze intensiveerder niet in de aankondiging van de regionale persberichten wordt gebruikt. De kwantificatoren geven meestal aan hoe weinig een bepaalde situatie of gebeurtenis voorkomt en benadrukken daarmee de exclusiviteit en bijzonderheid van het museum. De lezer wordt daardoor overtuigd het museum te gaan bezoeken, omdat de gebeurtenis heel bijzonder is.

Van de andere lexicale intensiveerders maken de nationale en regionale musea nauwelijks gebruik.

(33)

33 4.3.2 Verdieping 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 Basisversterker 4 2 1 0 0 4 0 1 0 0 Tijdsaanduiding 0 0 1 1 3 1 0 0 2 0 Plaatsaanduiding 1 0 0 0 0 0 0 1 0 0 Kwantificator 2 1 1 1 0 0 0 0 1 0 Kwalificator 18 9 12 4 6 5 0 11 2 3 Preciseerder 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 Onverwachtheidspartikel 1 1 1 0 0 0 0 0 0 0

Tabel 5 Verdieping nationale persberichten

1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 Basisversterker 1 0 2 0 0 0 2 3 1 4 Tijdsaanduiding 0 0 0 1 0 2 0 0 0 2 Plaatsaanduiding 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 Kwantificator 0 0 0 0 0 1 1 2 0 0 Kwalificator 7 5 2 1 1 0 6 8 10 7 Preciseerder 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 Onverwachtheidspartikel 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0

Tabel 6 Verdieping regionale persberichten

In de verdieping valt op dat er een groter aantal intensiveerders gebruikt wordt dan in de aankondiging, zodat het taalgebruik in dit onderdeel nog wervender is. Dit geldt name voor basisversterkers, tijdsaanduidingen, kwantificatoren en kwalificatoren. Het laatste type

intensiveerder, de kwalificatoren, worden het meest ingezet om het taalgebruik te verlevendigen en aantrekkelijker te maken. De nationale musea zetten deze intensiveerder zeventig keer in, de regionale musea 47 keer. Door kwalificatoren in te zetten wordt in beide gevallen benadrukt hoe de kunst eruitziet door een evaluatie te geven en wordt de kwaliteit en bijzonderheid van de kunst of de kunstenaar aangegeven. Door de nadruk te leggen op deze bijzonderheid zou het publiek ervan overtuigd kunnen worden dat het de moeite waard is het museum te bezoeken. Dit wordt bijvoorbeeld gedaan door de collectie ‘hoogwaardig’, ‘sterk’ en ‘onderscheidend’ te noemen.

Daarnaast wordt er gebruik gemaakt van basisversterkers. De regionale musea maken iets meer gebruik van basisversterkers dan de nationale musea (respectievelijk twaalf en dertien keer), terwijl verwacht werd dat nationale musea over het algemeen meer gebruik zouden maken van deze intensiveerder. Door deze intensiveerder te gebruiken in de verdieping benadrukken zowel nationale als regionale musea bepaalde eigenschappen en kwaliteiten van de kunstenaar of de

(34)

34 kunst die tentoongesteld wordt. Hiermee proberen de musea het publiek te overtuigen het

museum te bezoeken door aan te geven hoe uniek de situatie in het museum is en hoe goed de kwaliteit van de kunst of van de kunstenaar is. De bijzonderheid wordt benadrukt door aan te geven dat kunstenaars ‘goed’ vertegenwoordigd zijn of ‘grote’ indruk maken met hun kunst. Regionale musea maken wellicht meer gebruik van deze intensiveerder omdat een basisversterker minder evaluatief lijkt dan andere typen intensiveerders. Omdat regionale musea vermoedelijk meer behoefte hebben aan de aandacht van pers kan het zijn dat ze op deze manier de lezers alsnog willen overtuigen, maar voor de journalist het taalgebruik niet té aantrekkelijk en levendig willen maken.

In de verdieping maken nationale musea meer gebruik van tijdsaanduidingen dan regionale musea (respectievelijk acht en vijf keer). De musea geven met deze intensiveerder de uniciteit van de kunstenaar en het werk dat tentoongesteld wordt aan. Door te benadrukken dat iets ‘zelden’ of ‘sporadisch’ gebeurt wordt het publiek van de exclusiviteit van de tentoonstelling overtuigd. Wellicht gebruiken nationale musea tijdsaanduidingen vaker in de verdieping omdat ze in de aankondiging eerst aandacht willen trekken voor de tentoonstelling en vervolgens pas voor op de achtergrond van de kunstenaar en het werk.

De nationale en regionale musea maken respectievelijk zes en vier keer gebruik van een kwantificator. Door aan te geven hoe vaak iets zich voordoet wordt de exclusiviteit en uniciteit benadrukt en wordt de lezer ervan overtuigd dat het museum bijzonder is en het bezoeken waard.

De nationale musea maken drie keer gebruik van een onverwachtheidspartikel. Door een tegenstelling aan te geven tussen twee gegevens wordt de aandacht en de belangstelling van de lezer extra getrokken en wordt de bijzonderheid van de informatie in het persbericht bevestigd. Regionale musea maken geen gebruik van onverwachtheidspartikels. Wellicht heeft dit ook te maken met het feit dat ze het taalgebruik van de pers meer willen aanhouden.

De andere lexicale intensiveerders worden nauwelijks ingezet in de verdieping van de geanalyseerde persberichten.

(35)

35 4.3.3 Commentaar 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 Basisversterker - - - 1 0 - - - - - Tijdsaanduiding - - - 0 0 - - - - - Plaatsaanduiding - - - 0 0 - - - - - Kwantificator - - - 0 0 - - - - - Kwalificator - - - 3 3 - - - - - Preciseerder - - - 1 0 - - - - - Onverwachtheidspartikel - - - 0 0 - - - - -

Tabel 7 Commentaar nationale persberichten

Het toevoegen van een commentaar kan voor de pers aantrekkelijk zijn omdat zij in hun

nieuwsbericht een bron kunnen citeren en kan voor andere lezers extra overtuigend werken omdat een autoriteit aan het woord is. Hierdoor zou verwacht kunnen worden dat regionale musea meer gebruik maken van commentaar in hun persberichten dan nationale musea. Echter, in de

regionale persberichten wordt geen commentaar van iemand vanuit het bedrijf toegevoegd, terwijl dit in de nationale persberichten een aantal keer het geval is. In deze nationale

persberichten wordt één keer gebruik gemaakt van een basisversterker. Door het woord ‘zeer’ toe te voegen wordt versterkt hoe het museum tegenover de kunst staat en wordt door een bron die autoriteit heeft de bijzonderheid benadrukt.

Daarnaast wordt gebruikt gemaakt van een aantal kwalificatoren. Deze kwalificatoren benadrukken de kwaliteiten en uniciteit van de kunst en de kunstenaar en overtuigen de lezer ervan om het museum te bezoeken. Omdat het toevoegen van een commentaar vanuit het museum aantrekkelijk kan zijn voor de pers worden wellicht over het algemeen minder

intensiveerders gebruikt, zodat de pers het citaat direct kan overnemen. Voor de andere lezers kan enkel het opvoeren van een autoriteit al voor extra overtuigingskracht zorgen en zijn de

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Het gebruik van het systeem wordt niet binnen het gehele bedrijf gestimuleerd. Op diverse niveaus wordt om verschillende redenen het systeem niet gebruikt. Enkele van

heid van publieke instanties en hun medewerkers de afzijdigheid van burgers zelf min of meer tot conse-..

However, with the recent spate of Ebola in West Africa and the nature of its spread, one is tempted to rather link corruption with Ebola than cancer, the reason being that

More specifically, we investigate the opportunities for updating 3D cadastral objects using precise multi epoch airborne laser scanning 3D data, point clouds derived from

containing monovalent cations invariably spread to immeasurably small contact angles (< 2°); in con- trast, drops containing divalent cations displayed finite contact angles on

This research addresses one of the three priorities that emerged from this theme, that of a ‘Sustainable food future.’ This inductive study explores the way in which

Hieruit bleek dat het (ook) onder deze – niet­kunst­ zinnige – doelgroep mogelijk was creativiteit op een betrouwbare manier te meten, en dat deze meting samenhing met prestaties

Enerzijds blijkt het emotionele gedrag of oordeel niet zo voorspelbaar als Aristoteles dacht, anderzijds bevat de emotie een gedachte waardoor de emotionele beleving wel