• No results found

Graslandexploitatie op vetweiderijbedrijven : resultaten van een onderzoek in de Betuwe, het Land van Maas en Waal en het Rijk van Nijmegen

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Graslandexploitatie op vetweiderijbedrijven : resultaten van een onderzoek in de Betuwe, het Land van Maas en Waal en het Rijk van Nijmegen"

Copied!
20
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

GRASLANDEXPLOITATIE OP VETWEIDERIJBEDRIJVEN Resultaten van een onderzoek in de Betuwe, het Land van Maas en Waal en het Rijk van Nijmegen

Ir. D. Oostendorp en J.A. Keuning

Niet voor publikatie bestemd

(2)
(3)

INHOUDSOPGAVE

Biz.

I. Inleiding 5

II. Methodiek van het onderzoek 6

III. Resultaten van het onderzoek 7 A. Algemene indruk van de "bedrijven 7

B. Veeslag en soort vee 8 C. Ligging van de percelen ten opzichte van de boerderij 8

D. Botanische samenstelling en zodedichtheid van de 9 percelen

E. Grondsoort 9 F. Beweidingssysteem 9

G. Grasvoorziening en hoeveelheid gras bij het inscharen 10

H. Veebezetting per ha 11 I. Verzorging van het grasland 11

J. Het percentage gemaaide oppervlakte en de wintervoeder- 12 winning

K. De stikstofbemesting 13 L. Aan- en verkoop der dieren 1U

(4)
(5)

I. IflLEIDING

Ten einde meer inzicht.te verkrijgen in de techniek en de economie van de vetweiderij is. de laatste jaren door diverse instellingen onderzoek ver-richt. In' dit verband worden o.a.1 ctopr het.. P.A.W. gedurende het weideseizoen

proeven genomen en wel op de proefboerdërij "De Vlierd" te Bruchem (Bommeler-waard) ., Hierbij wordt de invloed van de graslandexploitatie nagegaan op de ;

groei en de slachtkwaliteit van rundvee. Hét verschil in graslandexploitatie bestaat hierin, dat de ene groep dieren weidt op een zgn. standweide met

een jaarlijkse stikstofgift van slechts 30 kg per ha, terwijl de andere groep regelmatig wordt omgeweid op percelen die jaarlijks ca. 200 kg N per ha ontvangen*, De aanleiding tot deze proeven was de algemeen verbreide mening, dat een intensieve graslandexploitatie met hoge stikstofgiften een nadelige invloed zou hebben op de groei en de slachtkwaliteit van de dieren.

In hoeverre het standweide perceel bij de proeven op "De Vlierd" een waarheidsgetrouw beeld vormde van hetgeen in de praktijk gebruikelijk is, bleef echter min of meer een vraagpunt'. Ten einde hierover betel* ingelicht te worden, werd besloten hierover in I961 een onderzoek in te stellen op een aantal vétveiderijbedrijven in de praktijk'. Door bemiddeling van het Rijkslandbouwcörisulentschap te Tiel werden een aantal adreësen verkregen van bedrijven, die voor dit doel geschikt waren. Voor de bewezen bemiddeling willen wij langs deze weg onze dank betuigen aan de betreffende medewerkers van genoemd consulentschap.

(6)

II. METHODIEK VAU HET ONDERZOEK .. • De eerste keer (in maart 1961 ) ••werden de bedrijven bezocht tezamen met een medewerker van het Rijkslandböuwconsüientschap Tiel. Daarna werden de bedrijven in de periode april - november éên keer per 3 à h weken bezocht. Dit betekent alles bij elkaar ca. 8 "bezoeken per bedrijf. Gebleken is dat dit voor nauwkeurige waarnemingen beslist te weinig is. In totaal namen 11

bedrijven aan het onderzoek deel. Ze waren gelegen in de Betuwe (Doornenburg, Eist, Andelst), in het Land vän Maas én Waal (Bergharen) en in het Rijk

van Nijmegen (Wijchen, Niftrik).

Nadat dé ligging van de percelen bekend was, werd het bedrijfsbezoek zodanig ingedeeld, dat zo mogelijk eerst alle percelen werden bezocht en pas daarna de boer werd gevraagdóm inlichtingen over het verweiden van het vee, de bemesting der percelen, de aan- en verkoop van de dieren enz.

Uiteraard is men bij een dergelijke methode erg afhankelijk van de bereid-willigheid van de boer en van de betrouwbaarheid van de door hem verstrekte

inlichtingen. Het zal daarom zonder meer duidèlijkj zijn, dat alle verkregen

informaties niet geheel uniform zijn, zodat dé gegevens öök niét vergeleken kunnen worden met gegevens verkregen d.m.v. exact óMérzoèk; Een niet onbe-langrijke factor hierbij was, dat bij deze groep boétferi-éérst' een zekere mate van vertrouwen gewonnen moest worden, voordat vöïaóéndé inlichtingen Werden verkregen. De bedrijven in de Betuwe vormden in dit opzicht een

(7)

III. RESULTATEN VAN HET ONDERZOEK A. Algemene indruk van de bedrijven

In tabel 1 wordt een overzicht gegeven van de totale oppervlakte der bedrijven, met een onderverdeling voor de oppervlakte grasland, bouwland en boomgaard. Tevens wordt een indruk gegeven van de verhouding eigendom/ pacht op deze bedrijven, alsmede het aantal melkkoeien dat wordt gehouden. Tabel 1. Oppervlakte Nr. 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 melkkoeien cultuurgrond per bedrijf Bedrijf Gebr, Leenders Tap Sr. Tap Jr. H. van 01st W. van Noord A. Broekman W. Sengers B.S. Uyen F. Uyen L.F. de Wildt 'Gebr.. Luyben Doornenburg Eist (Gld) Eist (Gld) Andelst Wijchen Wljchen Wijchen Niftrik Niftrik Niftrik ' Bergharen (in h a ) , Totale opp. 44,-6,50 52,-• 75,-4,?0 22,35 36,- 32,- 56,- 18,- 45,-de verhouding Gras-land 26,-6,50 30,- 34,-4,70 17,35 16,- 22,- 41,- 16,- 40,- Bouw-land _ - 20,- 25, - 5,- 14,- 10,- 15,- 2,- 5,-eigendom/pacht er Boom-gaard 18, -2,~ 16, - 1, -Eigendom of pacht ' eigendom eigendom eigendom eigendom pacht eigendom eigendom eigendom eigendom eigendom • ^ 2 ) eigendom i het aantal Aantal melkkoeien geen geen 3 2 geen 9 18 13 " 2 11 2 1) 15,^ Ka uiterwaard wordt gepacht

Z) 8,- hà wordt gepacht

; Uit' dit overzicht blijkt dat dé oppervlakte cultuurgrond van de betrok-ken'bedrijven voor Nederlandse omstandigheden in het algemeen1-groot genoemd

mag worden. De bedrijven nr. 2 en 5 vormen hierbij een uitzondering doch deze worden geëxploiteerd door rentenierende boeren. De gemiddelde oppervlakte cultuurgrond exclusief de bedrijven nr. 2 en 5 bedraagt 38ha....Deze opper-vlakte wordt grotendeels ingenomen door grasland (71 %)• Op 2 bedrijven is de fruitteelt zeer belangrijk (1 en U). Op de bedrijven waar het bouwland relatief een behoorlijke oppervlakte inneemt, is de graanteelt zeer belang-rijk. Gebleken is, dat de bedrijven meestal in eigendom geëxploiteerd : worden. In het ene geval dat het land gepacht werd, betrof dit een rente-nierende boer. Het bleek bovendien, dat de meeste vetweiders daarbij nog in het bezit waren van andere boerderijen, burgerhuizen of los verpacht land. De algemene indruk is dat deze bezittingen vooral door vorige generaties zijn opgebouwd.

Het aantal melkkoeien is in het algemeen gering. De bedrijven 7, 8 en 10 vormen hierop een uitzondering. Typische vetweiderijbedrijven kan men deze laatste drie dan ook niet noemen. Dit is wel het geval met b.v. 1, 3,

(8)

Een ander, in dit verband tevens interessant punt, is de gezinssamenstelling en de hulp van vreemde arbeidskrachten. Dit wordt in het volgende overzicht

weergegeven. . 1. Gebr« Leenders: De ene broer gehuwd (65 jaar oud), geen kinderen; de

andere ongehuwd (67); 3 à k man personeel, hoofdzake-lijk werkzaam in de fruitteelt.

2; Tap Sr.: Gehuwd (ca. 65); heeft êên gehuwde zoon (bedrijf aan de Oude Rijksweg zie nr. 3\ geen personeel.

3- Tap Jr.: Gehuwd (ca. 35)» 3 kinderen; 3 man personeel.

k. H. van- Olst: Gehuwd (ca- U-5.), U kinderen; 2 arbeiders.

5. W. van Noord: Gehuwd (77), heeft' gehuwde kinderen; geen personeel. 6. A. Broekman: Gehuwd (ca. 75) > êen ongehuwde zoon van ca. 35 jaar.

Af en toe een loonwerker.

7. W. Sengers: Gehuwd (ca. 50); 3 zoons van 20 - 26 jaar, die mee-werken in het bedrijf.

8. B.S. Uyen: Gehuwd (ca. kO), 3 kinderen; 1 knecht.

9. J. Uyen: Gëhuwd(ca. i*0), 3 kinderen; geen personeel 10. L.J. de Wildt: Gehuwd"(ca. ko); 5 kinderen; 1 knecht.

11. Gebr. Luyben: Beiden ongehuwd (66 en 7*0; af en toe hulp van de buren."'

Uit dit overzicht blijkt, dat de gezinnen een normale samenstelling vertonen. De gemiddelde Teeftijd van de bedrijfshoöfden is misschien hoger dan het Nederlands gemiddelde. Wel valt op dat slechts in twee gevallen hulp van zonen aanwezig was. Verder kan nog worden opgemerkt dat de personeelsbe-zetting in het algemeen aan de lage kant was.

Samenvattend kan gesteld worden dat het hier in het algemeen boeren betreft, die op grote bedrijven het grasland extensief exploiteren. De indruk overweegt dat men met betrekking tot de yetweiderij hier boert "met geld" en niet "om geld".

B. Veeslag en soort vee

In hoofdzaak werd op deze bedrijven het roodbonte M.R.IJ. veeslag gehouden. In enkele gevallen kwamen ook zwartbonten voor (echter praktisch alleen maar op de Betuwse bedrijven). De jong aangekochte dieren kwamen voornamelijk uit Noord-Brabant, de Graafschap of de IJsselstreek. In het Land van Maas en Waal en het Rijk van Nijmegen is men vooral georiënteerd op de veemarkt in Den Bosch.

Als soort mestvee werden voornamelijk guste koeien en/of ossen gehouden. C. Ligging van de percelen ten opzichte van de boerderij

In een aantal gevallen hangt de vetweiderij samen met de grote afstand van de percelen tot de boerderij (bedrijf nr. 1, 6, 7 en 8 ) . Dat dit geen doorslaggevend motief was, blijkt op de bedrijven 1, 2, 3, 9» 10 en 11, waar de grootste oppervlakte grasland betrekkelijk dicht bij de boerderij ligt.

(9)

D. Botanische samenstelling en zodedichtheid van de percelen

Tijdens de bezoeken aan de percelen is tevens een indruk verkregen van de botanische samenstelling van de grasmat. Uiteraard berust dit alleen op schattingen. Volgens deze schattingen had 6o % van de percelen een goede botanische samenstelling en HO % een matige. Percelen met een uitgesproken

slechte botanische samenstelling kwamen niet voor.: In.-. de meeste, percelen werden in meer of mindere mate distels aangetroffen. Een ander onkruid dat eveneens regelmatig voorkwam, was de boterbloem, hoewel ook deze praktisch nergen een plaag vormde. Het percentage klaver bleef in het algemeen beneden de verwachtingen (overwegend 0 - 5 %> slechts in enkele gevallen tot %).

Zgn. klaverweiden kwamen niet voor.

Bijna alle percelen hadden een mooi gesloten zode. Waarschijnlijk zal vertrapping hier nooit of sporadisch optreden, temeer daar de stikstof-bemesting, de inscharingsdichtheid en het percentage maaien meestal laag blijven. Kweek werd; slechts sporadisch aangetroffen.

E. Grondsoort

Uit de beschrijving van de bezochte gebieden wordt duidelijk, dat het merendeel der percelen op rivierklei is gelegen. Vrijwel alle percelen vindt men op het binnendijkse land; een klein aantal ligt op de uiterwaarden. F. Beweidingssysteem

Een overzicht van het toegepaste beweidingssysteem per bedrijf wordt gegeven in tabel 2.

Tabel 2 , Het toegepaste beweidingssysteem , ....:. .. --: . 1. Gebr. Leenders 2. lap Sr. 5. lap Jr. 4.. Van Olst . 5. Van Noord 6. Broekman 7. Sengers 8. B. Uyen 9. J. Uyen 10. De Wildt 11. Gebr. Luyben Standweide .X X X • X x. : Extensief omweiden X X X X X X X X X Intensief omweiden X . — Rantsoen-beweiden X

We zien in tabel 2 dat het extensief omweiden het meest werd toegepast. Op het enige bedrijf waar zowel intensief als extensief werd omgeweid, paste men zelfs ook regelmatig rantsoenbeweiding toe. Dit laatste vond men op geen van de andere bedrijven.

(10)

G. Grasvoorziening en hoeveelheid gras bij het inscharen

Bij elk bezoek aan een perceel werd tevens de hoeveelheid gras, die op dat moment aanwezig was, geschat. De schatting was gebaseerd op lucht-droog gras met een aangenomen ds-gehalte van 20 #...De aldus verkregen ge-gevens .gaven wel een voldoende indruk, maar kunnen uiteraard niet worden vergeleken met nauwkeurige opbrengstbepalingen. Het was op deze manier mogelijk enigszins een indruk te verkrijgen van de grasvoorziening van de dieren en de hoeveelheid gras, waarbij werd ingeschaard.

Omtrent de grasvoorziening kan.worden opgemerkt, dat bijna altijd werd gezorgd dat de dieren voldoende gras ter beschikking hadden. Op slechts een bedrijf kon worden waargenomen dat het verweiden niet tijdig genoeg geschiedde, ondanks het feit dat op de andere percelen veel gras aanwezig was.

In hoeverre de grasvoorziening op een aantal typische standweiden ge-durende het groeiseizoen verloopt, wordt in figuur 1 aangetoond. Het is op-vallend dat de zes standweiden onderling wel overeenkomst vertonen. De hoeveelheden gras bleven meestal betrekkelijk klein, waaruit de conclusie getrokken kan worden dat de, betrokken vetweiders er heel aardig in geslaagd zijn de veebezetting aan te passen aan de grasgroei. In iets mindere mate is dit het geval met de percelen van Tap Sr., die dan ook niet volkomen kaal de winter in zijn gegaan. De verzorging van de percelen was zeer verschillend; Van Olst heeft de percelen nooit gebost (wat ook niet nodig was); Gebr.

Leenders daarentegen bosten zelfs twee keer door middel van een cirkelmaaier; Tap Sr. maaide de grootste bossen met de zeis.

Van deze 3 systemen verdient dat van Gebr. Leenders de meeste navolging. De grasmat was daar de gehele zomer een lust voor het oog. In de nazomer

stond er zelfs een overvloed aan gras op het uiterwaard-perceel, omdat toen de helft van de dieren naar de nàweide van een ander perceel ging. Ten aanzien van het bossen, zoals dat door Gebr. Leenders wordt toegepast, kan worden opgemerkt dat dit steeds ondiep gebeurde, zodat alleen de oude toppen werden afgemaaid.

Omdat de grashoeveelheid op een standweide gedurende langere tijd vrij constant kan blijven, was het met de gevolgde methodiek mogelijk een vrij goed beeld te krijgen van het verloop van de hoeveelheid aanwezig gras. Op een omweidingsperceel is dit echter niet zo gemakkelijk ,omdat dat erg afhan-kelijk is van de datum van schatten ten opzichte van de datum van inscharen. Er zal daarom worden volstaan met het geven van de grashoeveelhedenbij in-scharen. Deze cijfers hebben alleen betrekking op percelen waarvan de schat-tingsdatum vrijwel samenviel met de inschaardatum. Het resultaat wordt ver-meld in de figuren 2a en 2b. Hoewel er nogal veel hiaten in de gegevens' voor-komen, mag toch worden geconcludeerd dat de hoeveelheid gras bij inscharen aanmerkelijk hoger ligt dan we bij voorbeeld voor melkvee wel zouden wensen

(ca. 8 000 kg/ha). Een ander bijkomend verschijnsel was dat het gras soms nogal oud was als gevolg van de lange groeiperiode. Hierbij kan nog worden opgemerkt dat in veel gevallen reeds werd verweid yoordat het betreffende perceel voldoende kaal was gegraasd. Het gevolg van êên en ander was dat op deze percelen gedurende het grootste deel van het groeiseizoen oud en on-smakelijk gras voorkwam.

Dit verschijnsel is o.a. opgemerkt op de bedrijven van Van Noord, B. Uyen, J. Uyen en Gebr. Luyben.

(11)

0) o u o a o •a • r l o S •d c at -p u> H cd •P c d o - c o o o. o e o t . • r l •O <B •a c o > c • r l C O • r l N t l O O > m «) u 60 w 0 t. 6 0 • d • H • C H cu al CU £ > — cu e o o t i 03 O o H •a 0) o d O - r l M o O S a. o m t i • a c c« o f-t CU C3 CM • r l e« d Ä •O CD I A 03 CM Cl) d • P •P O x e o •~~- * s • - o +> - r l O, H 0) (1) UI U] P •P 0) O CU -P H O. CTv C <r. 3 • o cd C > H 3 O Q O . = - d H d O) - H o o O S M 0) O ß3 a. CT> X / H / • d c • r l O o a eu o ca m m .c M cd cd C H to o ü o > o a\ • X I o • d t > u cd CM cd CM o d <n u o cd H O m • eu O 60 v£> P - - r l , , w ^ M X I eu O M X I CU <M 60 cd O JC K \ O M 00 O « o p - - d i M « • cd a -M O O r-o > c <u X I I A (U -60 00 a> a . co «1 w o O H CO CO o, o • - p C 1/1 CU o M X I • r l 60 • d CM CM O ü M O o. UI M cu T3 c <u o - 3 M X I <u o CM • o • r l M •d cu CO ss a o hD M ü 0) • r l O P CT* UI -^ P C M O cd ui cd ui E o C KN • r l CM 60 CU w « 0 O • d cd xz d • r l O CU I A 5 - 0) IA m cd cd x: o U) CU 60 P • r l 3 »• K"\ *-— r- * r- - r l cu •d a M cd c cd - H x: Ü p U) U) (U o 60 X I c eu H C l •P M d) CM H a eu a • o H / a. M c Ü eu U) - P O ui 10 I A O O >£> -3-c - - . cd o > v M • o o o V d p u> o X ) i n eu •r-D Cd * d CU 60 • r l - ' ' M • d i • r l I eu - * eu - o tr\ M m m r u c eu p , eu cd o CM cd • r j £ • H t . I A d aj o •• P3 CM • \ , - B >-|rj r- / fi C • I ai r-x; v^

y

c (U •p eu Q o 10 u cd cd •rD M O O > O. 60 Je! P O U) LA rH O K>, C I A cd v > . CM Cd • o x; • r l u o d I A eu -« f A x i eu 60 C eu c • H P . M - ^ P O I A 10 O I O d - * x i - » . eu d CM 60 • H 0) S C eu cd œ >

(12)

o. o w o o -p •p •o o e 0) o • p l/l >> UI U> fcO c • rl •d • r l O O) > • H U I C O • P X <D -P (!) Ä 0) ID S O) > •1-3 •rl U • o - o o +> c 0 1 a c o o. o c <u t l « o U) c • H • H X l U I ai t. bO •o • H O JC rH <u > o o X UI at t i bO • r t • H (1) . C rH O O > 0 O X ctl fi c o E-l . UI t l o b O C O C/3 •1-3 •H T) 0) CQ 1 1 1 ' . 1 c ( S S . ü H) o « •o I • H 1 t. ! •o ' - '•" « 1 1 i i i • Ö t l O O S fi ni > Bedrij f

r

i i i

ï

i i s f -r ~ ~ " „ ~ , / ' " , , ,•" '" -! . ... i i . i . ...i .:'..! est . t i _ 1 1 1 1 ! 1 1 t i -_ -• -• ' 1 I I 1 1 1 1 1 1 1 -< - O CT- CO v O iTi i^ ai

(13)

a tu ta eu o -p • p •a u o S O o +> 10 >> tO 10 60 c • H t ( • H (1) S O o > o in c eu - p X CU - p 0) cd S c CD > • o •rt U •O CU XI (S -p C CO cd c o CD o, o c 0) o x; o (/) c • H • r l X i 10 ets c-, 60 •a • H 0) x: M 0) CU > CU o X > H ... . ffl' . : • : . : • ' ' CU O (H O -P'

S

CU 0 CM • r a •O 0 m 1 1 1 1 ! to : M. • O O O I A C U C--CM OU c a = 3

A

A • „ • •

:? • 8

u vo i> 0 x ) . > - - ^ • CD C^- l > O M r - CM 1 : 1 1 i ci c u l >A. => Bedr i

_ J " ~

- • 1 1 1 1 1 1 ! . u -! 1 1

flSS

-: , : 1 ! ! 1 1 1 1 1 i ! . ! . 1 ' 1 1 1 1 1 -. -te -_ 1 1. 1 in a u b0 •Ö • r i CU X! CD CS CD X i CD C P-0 P-0 r-X 6-4 O C ^ C O f-- v£> i n -3" K\ f \ j r - 0

(14)

Aantal stuks grootvee/ha 5,0 4,0 3,0 2,0 1,0 5,0 4,0 5,0 2,0 1,0 5,0 4,0 3,0 2,0 1,0 5,0 4,0 3,0 2,0 1,0

Bedrijf Tap Sr. Perceel "Duisenweide". -Standweide; beweid door vaarzen.

Gem. 2,0

Bedrijf Luyben . Perceel "Winsen". Standweide; beweid door guste koeien,

Gem .2,1

Bedrijf Tap Sr. Perceel "Brienesweide", Standweide; beweid door vaarzen.

Gem. 2,3

Bedrijf Van Noord. Perceel "Uiterwaard", •Omweiding; beweid door guste koeien.

I Gem. 2,4

i

Bedrijf Van Olst. Perceel "De Maten". Standweide; beweid door jongvee.

Gem. 2,4

Bedrijf Gebr. Leenders. Perceel A. 'Standweide; beweid door jongvee.

Gem. 1,5

Bedrijf Van Olst. Perceel "De Duffert", "Standweide; beweid door ossen ca. 2 j .

Gem. 3,0

Bedrijf Gebr. Leenders. Perc ."Uiterwaard.' Standweide; beweid door ossen ca. 2 j .

Gem. 3,4

(15)

H. Veebezetting per ha

Uit de verzamelde gegevens was het niet mogelijk van alle bedrijven een betrouwbare indruk té krijgen over de veebezetting per ha. Van alle grasland-percelen had dan een nauwkeurige weide-administratie bijgehouden moeten worden, hetgeen in verband met de beschikbare tijd niet mogelijk was. Verder varieert de veebezetting op deze bedrijven zeer sterk, zodat ook van de stall-en verkoop estall-en nauwkeurige aantekstall-ening nodig was. Dit kon slechts op estall-en aantal bedrijven of percelen worden uitgevoerd. Het resultaat hiervan wordt weergegeven in figuur 3. Er moet worden opgemerkt dat deze percelen in 196l niet werden gemaaid. Omgerekend per stuks grootvee per ha varieerde de veebezetting van 1,5 - 3,^; het gemiddelde was 2,U. Vergelijken we dit cijfer met de reeds eerder genoemde standweide op de proefboerderij "De Vlierd", dan blijkt dat op deze praktijkpercelen nog belangrijk minder dieren per ha worden gehouden dan op "De Vlierd" (gem. 3,5 - k stuks groot-vee per ha).

Deze betrekkelijk lage veebezetting zal waarschijnlijk wel overeen-komen met het.algemeen gemiddelde!van deze bedrijven.

I. Verzorging van het grasland

Hoewel de verzorging van grasland uit verschillende maatregelen kan bestaan, hebben wij als maatstaf hiervoor het zgn. bossen of bloten genomen. Van de percelen, die regelmatig werden bezocht, kon op dit punt een betrouw-bare indruk worden verkregen. Het resultaat wordt vermeld in tabel 3. De percelen, die voor wintervoerwinning êên maal werden gemaaid, zijn bij de bewerking uitgesloten; het betreft dus alleen percelen die uitsluitend werden beweid.

Tabel 3. Het tossen van de percelen per bedrijf

Bedrijf Gebr. Leenders Tap Sr. Tap Jr. Van Olst Van Noord Broekman W. Sengers B. Uyen J.,Uyen . De Wildt Luyben Totaal in % van totaal Niet Wel nodig 1 3 2 2 4 7 2 8 29 44 gebost Niet nodig 2 1 1 T 2 : : 4 11 17 1x gebost 3 7 3 h 2 . 2 3 24 36 2x gebost 2 2 3 Totaal aantal percelen 2 3 8 5 3 3 3 9 11 8 11 66 100

(16)

Uit tabel 3 blijkt nu, dat 39 % van het aantal percelen is gebost en 61 % niet. Van de niet geboste percelen was echter 1/3 deel steeds zo goed afgeweid, dat het bossen niet nodig bleek te zijn. In hk % van het aantal gevallen bleef het bossen echter achterwege, terwijl dit uit het oogpunt van graslandyerzorging wel gewenst was geweest. Een ander punt is in welke toe-stand deze percelen de winter ingaan. Omdat de percelen in november en december voor het laatst werden bezocht, is het mogelijk hiervan een indruk te geven. Het resultaat wordt weergegeven in tabel k.

Tabel 4 . Geschatte hoeveelheden gras in de maanden november of december op de niet geboste percelen Kaal 4 1 000 kg/ha 13 2 000 kg/ha 4 ' 3 000 kg/ha 3 4 000 kg/ha 5 Totaal percelen 29 . — , 1

Nemen we een grashoeveelheid aan van 1 000 kg en lager als toelaatbare grens, dan zien we dat van de 29 percelen er 17 voldoende kaal afgeweid de winter ingingen en dit bij )2 percelen niet of;ten minste onvoldoende het geval was. Deze 12 percelen waren verdeeld over 3 bedrijven (nr. 9» 10 en 11). Gelet op de botanische samenstelling van.de percelen op deze bedrijven lijkt het zeer waarschijnlijk, dat het onvoldoende kaal de winter ingaan ook andere jaren regelmatig voorkomt.

J. Het_percentage gemaaide oppervlakte en de wintervoerwinning

Van, de bedrijven waar alle graslandperceïen regelmatig werden bezocht, is nagegaan hoeveel procent van de graslandoppervlakte werd gemaaid voor wintervoer. Van de betreffende bedrijven wordt dit vermeld in tabel 5. Tabel 5 . Het percentage gemaaide oppervlakte op een aantal bedrijven

Bedrijf v Gebr. Leenders Tap Sr. Tap Jr. Van Noord <J. Uyen De Wildt Luyben X 32,0 X 0,0 X 8,0 X 0,0 X 41,0 % 30,0 X 26,0 %

Hieruit blijkt dat slechts een geringe oppervlakte wordt bestemd voor de winning van wintèrvoer. Dit is begrijpelijk omdat in de winter soms helemaal geen vee wordt gehouden (b.v. Tap Sr. en Van Noord), of althans veel minder dan in de zomerperiode. Het gemiddelde van deze f bedrijven is 20 %; zonder de bedrijven Tap Sr. en Van Noord bedraagt het 27 %. Dit zou

(17)

betekenen dat op bedrijven waar 's winters ook mestvee wordt aangehouden het grasland slechts eenmaal in de 3 of h jaar wordt gemaaid.

Een ander punt dat interessant is bij de wintervoederwinning,is het stadium waarin wordt gemaaid. Door middel van de reeds eerder genoemde grasschattingen werd eveneens een indruk verkregen van het stadium waarin werd gemaaid voor wintervoer (vrijwel uitsluitend hooi). Het resultaat van deze grasschattingen wordt vermeldt in tabel 6.

Tabel 6. Maaidatum en maaistadium Bedrij f Gebr. Leenders Gebr. Leenders Tap Jr. J. Uyen J. Uyen J. Uyen J. Uyen De Wildt De Wildt De Wildt Gebr. Luyben Gebr. Luyben Snede 1e 1e 1e 1e 1e 1e 1e (voorgeweid) (voorgeweid) (voorgeweid) 1e Ie Datum 30/5 15/6 7/7 30/5 16/6 27/6 30/6 17/6 25/5 21/6 11/7 1/8 Hoeveelheid in 15 17 15 ? 20 25 25 25 ? 25 30 20 1000 kg/ha

In het algemeen zijn deze percelen vrij laat en soms zelfs zeer laat gemaaid. Mede hierdoor was de kwantiteit groot en de kwaliteit gering. K. De stikstofbemesting

Het was niet mogelijk alle gegevens te verzamelen omtrent de toegediende basisbemesting (P en K ) . Er zal daarom niet verder op worden ingegaan, zodat alleen wordt volstaan met het geven van' de stikstofbemesting op de verschil-lende percelen. In tabel 8 is de gemiddeld gegeven stikstofbemesting in kg N per ha per bedrijf weergegeven (gewogen gemiddelden).

(18)

T a b e l 7. S t i k s t o f b e m e s B e d r i j f Gebr. L e e n d e r s Tap S r . Tap J r . Van O l s t Van Noord Broekman - : S e n g e r s B. Uyen J . Uyen De W i l d t Gebr. Luyben ->;. Gemiddeld t i n g i n k g / h a p e r b e d r i j f (gewogen g e m i d d e l d e ) O p p e r v l a k t e 1 8 , 8 0 ha • 6 , 5 0 5 0 , 7 0 1 7 , -- .4.70... 6 , -2 , 7 6 1 1 , -5 4 , 4 8 1 0 , 8 5 4 0 , -kg N/ha 92 0 . •• P 48 •^6 40 40 51 35 80 35 39 T i j d s t i p van aanwending maart O g i f t ) -maart of a p r i l (1 g i f t ) maart (1 g i f t ) mei of j u n i - (1 g i f t ) na de 1e snede (1 g i f t ) maart (1 g i f t ) a p r i l (1 g i f t ) m r t / a p r i l en j u n i / j u l i . (2 giften] maart (1 g i f t )

Tabel 7 laat zien dat slechts spaarzaam van stikstof gebruik wordt ge-maakt. De gemiddelde hoeveelheid op deze bedrijven (ca. kO kg) ligt namelijk aanzienlijk lager dan het landelijk gemiddelde van ca. 100 kg. Op twee

bedrijven werd zelfs helemaal geen stikstof gestrooid. Er moet hierbij wel worden vermeld, dat dit oude en vruchtbare kleigrond betrof. Daarentegen waren er ook bedrijven die voor de 1e snede een flinke gift gebruikten (biv. Gêbr. Leenders).

In het algemeen werd de stikstof in êên keer gegeven en wel voor de 1e snéde. Alleen op het bedrijf van De Wildt werd ook nog een zomergift ver-strekt-/ Op enkele bedrijven gaf men een gedeelte van de percelen voor de 1e snede geen stikstof, omdat men bevreesd was dan teveel gras te zullen krijgen. De percelen kregen de stikstof dan na de 1e snede (op de bedrijven van Broekman en Sengers).

Op de vraag of men een flinke stikstofbemesting ook nadelig zou vinden voor de groei van de dieren werd ontkennend geantwoord. Men vond het echter ih'hët" algemeen niet nodig meer stikstof te geven, omdat er toch voldoende gras aanwezig was. Met de huidige, lage veebezetting is dit uiteraard ook één logische redenering.

L» Aan- en verkoop der dieren

Op een aantal bedrijven werd de verkregen geldelijke opbrengst van de dieren openhartig medegedeeld. In bijna alle gevallen trad de boer bij de verkoop zelf als handelaar op. De meesten zijn dan ook trouwe marktbezoekers. Enkelen verkopen de dieren bijna uitsluitend aan een zelfde slager b.v. Tap Sr., Tap Jr., Sengers, Van Noord en B. Uyen. Ten aanzien van de te maken

onkosten (vracht, markt enz.) is dit een zeer aantrekkelijk systeem. Ook de te ontvangen prijs is dan meestal wel goed, omdat de slager op deze manier

verzekerd is van een regelmatige aanvoer van een bepaaldegewenste kwaliteit. Op de bedrijven van De Wildt en Luyben werden de dieren meestal op de Bossche markt verkocht (en gekocht).

In het algemeen kan worden gezorgd, dat de kwaliteit van de afgeleverde dieren goed was. In overeenstemming hiermee werden dan ook meestal goede prijzen verkregen.

(19)

IV. SAMENVATTING

In 1961 werd op 11 vetweiderijbedrijven in de Betuwe, het Land van Maas en Waal en het Rijk van Nijmegen een onderzoek ingesteld naar de wijze waarop deze bedrijven geëxploiteerd worden. Daarbij kwamen de volgende punten naar voren.

1. Het betreft boeren die grote bedrijven (gem. 38 ha) extensief exploiteren. De indruk overweegt dat men voor wat betreft de vetweiderij boert "met geld" en niet "om geld".

2. De vetweiderij wordt overwegend uitgevoerd met guste koeien en ossen van het M.R.IJ. veeslag.

3. De bedrijven lagen overwegend op rivierklei.

k. Naar schatting had 60 % van de percelen een goede en Uo % een matige

botanische samenstelling. Klaver kwam regelmatig voor, maar nergens in grote hoeveelheden. Alle percelen hadden een mooie gesloten zode.

5> Als beweidingssysteem werd het extensief omweiden het meest toegepast.

Daarnaast kwam het standweidesysteem regelmatig voor. Intensief weiden en rantsoenbeweiding werden praktisch niet toegepast.

6. De dieren hadden steeds voldoende gras ter beschikking. De kwaliteit van dit gras liet echter nog wel eens te wensen over (te oud).

7« De veebezetting was in het algemeen zeer laag. Op percelen die uitsluitend beweid werden,liep de veebezetting uiteen van 1,5 tot 3,U stuks grootvee per ha.

8. Van de percelen die uitsluitend beweid werden, werd UO % gebost.

9« Op de bedrijven waar 's winters ook mestvee wordt gehouden, werd ongeveer 25 % van de graslandoppervlakte gemaaid voor wintervoer. Dit wintervoer bestond overwegend uit hooi.

10. De stikstofbemesting bedroeg gemiddeld ongeveer Uo kg N/ha/jaar. Deze bemesting werd overwegend voor de 1e snede aangewend.

S VT33 100 ex. 0/Ke/RH

(20)

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Keightley J furthermore maintained that the provisions contained in chapter 19 of the Children's Act do not explicitly make provision for instances where the commissioning parents

The changes seen in this study in levels of mindfulness, self-compassion and stress may not only help to better prepare healthcare professionals as teachers of MBI but also have

 Vaak wordt gedacht dat iets waar veel moeite voor gedaan moet worden automatisch tot waardering van de consument leidt. Een voorbeeld is het antibioticumvrij maken van een

In een totale oorlog als de Tweede Wereldoorlog was het van belang dat het thuisfront verenigd bleef (zie Goebbels ’ toespraak ‘Wolt Ihr den totalen Krieg?’ van begin 1943) en

Dit is alssehisa aed« van invloed op de wateropname, maar waar« ohijalijk niet ae«r dan een bij­ oorzaak, vaat laat b*haad «ld« planten h «bb«a al v««l wortels «a

Met uitzondering dus van Purple Flag, en Strong Gold als deze cultivar niet met Ca bemest wordt, ligt de kiepgevoelige fase tussen de eerste 30% en de laatste 35% van de trekduur.

Wij vragen dan ook aan de hoofdarts om samen met de specialisten en het verpleegkundig management op doordachte wijze de planning en inzet van personeel en middelen

Tegenwoordig is er wat meer begrip voor onze manier van beheer.. We proberen zoveel mogelijk in te spelen op de natuur­ lijke mogelijkheden van het