• No results found

Bedrijfseconomische aspecten van de inrichting van weidebedrijven met opstrekkende verkaveling (vervolgnota)

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Bedrijfseconomische aspecten van de inrichting van weidebedrijven met opstrekkende verkaveling (vervolgnota)"

Copied!
30
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

/ H

NN31545.0317

INSTITUUT VOOR CULTUURTECHNIEK EN WATERHUISHOUDING NOTA 317 d.d. 26 oktober 1965

Bedrijfseconomische aspecten van de inrichting van weidebedrijven met opstrekkende verkaveling

(vervolgnota) J.W. Righolt

BIBLIOTHEEK-STAR1NGGEBOUW.

Nota's van het Instituut zijn in principe interne communicatiemid-delen, dus geen officiële publikaties.

Hun inhoud varieert sterk en kan zowel betrekking hebben op een eenvoudige weergave van cijferreeksen, als op een concluderende d i s c u s s i e van onderzoeksresultaten. In de m e e s t e gevallen zullen de conclusies echter van voorlopige aard zijn omdat het onder-zoek nog niet i s afgesloten.

Aan gebruikers buiten het Instituut wordt verzocht ze niet in pu-blikaties te vermelden.

Bepaalde nota's komen niet voor verspreiding buiten het Instituut in aanmerking.

(2)
(3)

V * *

Inleiding

In nota 308 is voor een viertal verkavelingsmodellen, geprojecteerd op een éénmansweidebedrijf van 18 ha, het bij de gegeven uitgangspunten optimale bedrijfsplan begroot. De daarbij gevonden verschillen in bedrijfsplan en b e -drijfssaldo dankten hun ontstaan aan de differentiatie in arbeidsaanspraak c q. kosten van loonwerk, die op grond van de verschillen in verkaveling en

ont-sluiting voor de vier besproken modellen werd opgevoerd. Optimalisering van de bedrijfsplannen werd verkregen door lineaire programmering.

De vraag doet zich voor, in hoeverre de beperking in bedrijfsgrootte de gevonden verschillen heeft beïnvloed. Wel werd, mede door de variabel ge-stelde stikstofbemesting, in elk der gevallen een volledige benutting van de in het zomerseizoen beschikbare arbeid verkregen, m a a r dit neemt niet weg dat het bedrijf, dat hiervoor het zwaarst met stikstof diende te bemesten, als gevolg van het afnemende N-effect relatief in het nadeel kan zijn geraakt ten opzichte van bedrijven met lagere N-giften. Als zodanig zal het de beperking in bedrijfsgrootte het sterkst hebben gevoeld. Mede op grond van deze overweging is voor de reeks bedrijven met nieuwe gebouwen aanvullend een p r o -grammering uitgevoerd, waarbij de oppervlakte grond en de stikstofbemesting beide variabel zijn gesteld. Daarbij is tevens van de gelegenheid gebruik ge-maakt de gehanteerde prijs-normen bij de laatst beschikbare gegevens aan te passen, te m e e r daar dit mogelijk bleek zonder de vergelijkbaarheid met de eerder uitgevoerde programmeringen te schaden.

Aansluitend zal een aantal via lineaire programmering verkregen uit-komsten worden geconfronteerd met de resultaten waartoe een tweetal m e e r rechtstreekse benaderingen van de ruilverkavelingsbaten leiden. Vooropge-steld zij, dat deze door hun aard nimmer de gevarieerde informatie kunnen geven die via lineaire programmering mogelijk i s , noch ooit een juistere b e -nadering van de verschillen in bedrijf s saldo. De opzet is slechts, te illustreren in hoeverre deze, ten dele toch ook in het cultuurtechnisch onderzoek veelvul-dig toegepaste werkwijze inderdaad tot een enigermate acceptabele benadering van voornoemde baten kan leiden dan wel slechts onder de grootste r e s e r v e dient te worden tegemoet getreden.

Als meest simpele werkwijze is hiervoor gekozen een directe waarde-ring van de door een betere landindeling op het interne bedrijfstransport te besparen uren tegen een vast geldbedrag. Een tweede, wat m e e r genuanceerde benadering, denkt de uit transport vrijgekomen uren aangewend voor een v e r -hoging van het aantal produktie-eenheden in hun reeds bestaande verhouding,

(4)
(5)

tot een zodanig niveau als met de voorheen aangewende hoeveelheid arbeid in overeenstemming i s . De hiervoor benodigde berekeningen zijn uitgevoerd door de heer A. K. van Hemert.

De programmering naar optimale bedrijfsgrootte

Opzet van het tableau

De programmering naar optimale bedrijfsgrootte is gerealiseerd door in het begintableau het pachten van 1 ha land als activiteit op te nemen. Om de vergelijkbaarheid met de reeds geprogrammeerde 18 ha-bedrijven ook op het punt van verkaveling en ontsluiting te handhaven, is deze eenheid grond zodanig over de verschillende perceelsgroepen verdeeld gedacht als met het in figuur i gegeven en in bijlage 1 van nota 308 nader omschreven beeld in overeenstemming is.

De technische coëfficiënten zijn ongewijzigd gebleven. Wel i s , om te voorkomen dat in het geheel geen kunstmest-stikstof zou worden gestrooid — hetgeen de flexibiliteit van de bedrijfsvoering te veel in het gedrang zou kunnen doen komen — een minimum eis van 30 kg N per ha opgenomen, welke hoeveelheid ook in de eerder uitgevoerde programmeringen als basisgift is beschouwd. Dit is gerealiseerd door in de kolom '1 ha pacht' tevens de zet-meelwaarde-opbrengst, de arbeidsbehoefte en de kosten van 30 kg N op te nemen. Hiermede stijgt de zetmeelwaarde-aanbreng met 30 x 7, 2 = 216 kg van 2700 tot 2916 kg per ha en het saldo met ƒ 30, van ƒ 250, tot ƒ 280,

-per ha. Uiteraard vindt dit zijn weerslag in de stikstof-activiteiten en -be-per- -beper-kingen. Voor de perceelsgroepen IV en V van bedrijf 2400 K, die ook op het

18 ha-bedrijf geen stikstof ontvingen, is deze minimum-eis achterwege gelaten. De wijze waarop de aldus gevormde activiteit in het oorspronkelijk t a -bleau is geïncorporeerd is geïllustreerd in bijlage 1.

De saldi

De prijsontwikkeling, die zich na de opzet van de in nota 308 besproken programmeringen heeft voorgedaan, is aanleiding geweest de saldi op enkele punten drastisch te herzien. Met name lijkt een aanzienlijk hogere melkprijs gerechtvaardigd. Zij i s , in overeenstemming met de LEI-voorcalculatie 1965/ 1966 van ƒ 28, 75 per 100 kg gebracht op ƒ 31, 40 per 100 kg. Ook enkele andere posten zijn gewijzigd en aan de nieuwe LEI-cijfers aangepast.

(6)
(7)

- 3

met de hogere gebouwenkosten, die onvermijdelijk met een uitbreiding van de melkveestapel gepaard zullen moeten gaan. Hiervoor i s , mede op basis van een aantal ILB-publikaties, een bedrag van ƒ 105, - per melkkoe opgevoerd. Aldus ontstaat een beeld, dat in zijn eindcijfers nagenoeg gelijk is aan de in vorige berekeningen toegepaste saldi. Dit houdt in, dat alle voor het 18 ha-bedrijf berekende en in nota 308 beschreven bedrijfsplannen hun volle geldigheid b e -houden en dat t e r vergelijking met slechts enkele kleine saldo-correcties kan worden volstaan:

melkopbrengst, 4175 kg ä ƒ 31, 40 per 100 kg idem bij eenzijdig weiden, 3975 kg à ƒ 31, 40 omzet en aanwas

voeraankopen (incl. melkprod. ) stro

rente levende inventaris

ziektebestr. dekgelden, fokver. variabele kosten melkmachine variabele gebouwenkosten

basis-saldo per melkkoe"1" ƒ 1 1 4 3 , - ƒ 1080,

De aankoopkosten van 1 ha-equivalent veevoer zijn van ƒ 450, - gebracht op ƒ 455, -. Als kosten van 1 ha i s , zoals reeds opgemerkt, ƒ 280, - opgevoerd. Dit bedrag is opgebouwd uit ƒ 200, - pacht, een bedrag van ƒ 50, - voor kosten van afrastering, loonwerk aan sloten en greppels en P - en K-bemesting en ƒ 30, - voor de basis N-gift.

De resultaten

Tabel 1 laat zien welke bedrijf s grootten bij de gekozen uitgangspunten

voor de vier landindelingsalternatieven als optimaal moeten worden aangemerkt en welke bedrijfsplannen en saldi daarbij behoren. Ter vergelijking zijn de

overeenkomstige cijfers van de 18 ha-bedrijven opgenomen.

Duidelijk komt naar voren dat het bijpachten van land onder de gestelde voorwaarden aantrekkelijker is dan het strooien van stikstof. De Ngiften b l i j -ven dan ook beperkt tot de 30 kg per ha die als minimum eis is gesteld.

)0kg 1,40 ƒ 2 1 7 , 2 3 , 6 5 , 4 3 , 2 , 1 0 5 , ƒ opt. weiden 1 3 1 1 , 287, - 1598,4 5 5 , -eenz. weiden ƒ 1248, 2 8 7 , ƒ 1 5 3 5 , 455,

(8)
(9)

4

T a b e l 1. Bedrijfsplannen en bedrijf s s a l d i voor de v i e r l a n d i n r i c h t i n g s a l t e r n a t i e -voor r e s p . het 18 h a - b e d r i j f en het bedrijf van o p t i m a l e g r o o t t e ; beide m e t m o d e r n e gebouwen. De s a l d i van de 18 h a - b e d r i j v e n , ontleend aan nota 308, zijn g e c o r r i g e e r d op p r i j s v e r s c h i l l e n en t e r wille van de v e r gelijkbaarheid m e t de s a l d i van de b e d r i j v e n van o p t i m a l e g r o o t t e , v e r -m i n d e r d -m e t ƒ 250, - p e r ha voor pacht en bijko-mende k o s t e n

V e r k a v e l i n g s t y p e B e d r i j f s g r o o t t e 18 ha 2400 K 2400 2400 W 800 A a n t a l m e l k k o e i e n Kuilvoerwinning, h a w. v. m a a i k n e u z e n w. v. voordroogku.il Hooien, ha 2 6 , 6 1 2 , 3 6 , 2 w. v. i n s c h u r e n in loonw. w. v. zelf i n s c h u r e n V o e d e r a a n k o p e n , h a - e q . Kg. N p e r ha Netto ZW p e r bedrijf Loonwerk, gld p e r b e d r . Saldo, gld p e r bedrijf 7 , 6 98 65232 5458 15286 1 0 , 5 1,8 6 , 2 -2 9 , -2 1 1 , 2 6 , 0 1 1 , 6 100 67050 5379 16489 1 1 , 2 -6 , 0 -2 9 , 8 1 1 , 4 6 , 1 1 1 , 9 117 68490 4914 17302 7 , 6 3 , 8 6 , 1 -3 0 , 5 1 1 , 7 6 , 2 1 2 , 1 133 69930 3857 18695 -1 -1 , 7 5 , 9 0 , 3 Bedrijf s g r o o t t e opt, in h a 2 3 , 6 2 1 , 2 2 1 , 3 24,4 Aantal m e l k k o e i e n Kuilvoerwinning, h a w. v. m a a i k n e u z e n w. v . v o o r d r o o g k u i l Hooien, ha 2 9 , 5 1 0 , 9 5 , 5 w. v. i n s c h u r e n in loonw. w. v. zelf i n s c h u r e n V o e d e r a a n k o p e n , h a - e q . Kg. N p e r ha Netto ZW p e r bedrijf Loonwerk, gld p e r b e d r . Saldo, gld p e r bedrijf 1 2 , 5 2 2 , 5 66914 5369 16399 1 0 , 9 -5 , -5 -2 9 , 9 1 1 , 4 6 , 1 1 1 , 9 30 68577 5524 17416 1 0 , 8 0 , 6 6 , 1 -3 0 , 0 1 1 , 5 6 , 1 1 2 , 0 30 68850 4770 18274 4 , 9 6 , 6 6 , 1 -2 9 , 9 1 6 , 0 8 , 5 4 , 9 30 77697 5534 19815 9 , 7 6 , 3 8,5

(10)
(11)

-Bevreemdend is op het eerste gezicht de wat aparte positie die bedrijf 2400 K inneemt. Een oppervlakte van 23, 6 ha blijkt niet in overeenstemming met de dalende trend, die de oppervlakten van de overige bedrijven bij toene-mende bewerkelijkheid van het bedrijf te zien geven. Zij het dan ook geen juiste maat voor de bedrijfsomvang, die in wezen beter wordt gerepresenteerd door de grootte van de veestapel of, juister nog, de totale zetmeelwaarde-produktie van het bedrijf (resp. regel 2 en 11). De verklaring van dit afwijkend gedrag ligt in het feit, dat de relatief lage landkosten het voor bedrijf 2400 K mogelijk hebben gemaakt circa 7300 kg ZW van de perceelsgroepen IV en V eenvoudig

ongebruikt te laten. De kosten van 1 ha land mogen stijgen tot ƒ 325, - alvorens een wijziging in dit bedrijfsplan optreedt.

De optimale melkveebezetting blijkt, vrijwel onafhankelijk van de v e r -kaveling, 29 à 30 te bedragen. De weidemogelijkheden, die op het 18 ha-bedrijf met versnipperd grondbezit ( 2400 K) de omvang van de veestapel beperkten, zijn thans door de grotere oppervlakte van het bedrijf voldoende verruimd. De gunstiger produktie-omstandigheden van de beter verkavelde bedrijven komen nu tot uiting in een omvangrijker eigen ruwvoederwinning, waarin bovendien het eigen aandeel van de boer sterk stijgt. De loonwerkkosten blijven in absolute hoogte vrijwel gelijk. Uiteraard gaat met deze uitbreiding van de eigen voeder-winning een sterke daling van de voederaankopen gepaard. Vergelijking met het 18 ha-bedrijf laat zien dat de wijzigingen in de voederwinning bij gunstiger wordende verkaveling daar beperkt blijven tot het vervangen van loonwerk door eigen werk. Anders dan bij het bedrijf van optimale grootte blijft uitbreiding van de gemaaide oppervlakte achterwege,zonder twijfel mede doordat opvoeren van de zetmeelwaarde-produktie door verhoging van de N-giften aanmerkelijk duurder is dan het onder de gestelde voorwaarden bijpachten van land.

De saldostijgingen die voortvloeien uit het optimaliseren van de bedrijfsopper-vlakte lopen min of m e e r parallel met de stijging in bedrijf sgrootte. Groot zijn de onderlinge verschillen niet: zij liggen voor alle verkavelingstypen rond de duizend gulden (tabel 2, rechter gedeelte).

Ook de saldo stijgingen tengevolge van de betere 1 andinde ling (linker gedeelte tabel 2) zijn in hun onderlinge verhouding in overeenstemming met de gesigna-leerde wijzigingen in bedrijfsplan» Zij wijken, ook in niveau, weinig af van de inkomensstijgingen die bij het 18 ha-bedrijf kunnen worden verkregen. Op dit punt doet zich stellig een belangrijk verschil voor met de conclusies waartoe Meijerman in zijn studie over veenkoloniale akkerbouwbedrijven komt en waar een aanmerkelijke stijging van de bedrijfsoppervlakte voorwaarde bleek voor

(12)

;•>•;; rr • •', '1 • r .

(13)

6

-h e t tot gelding k o m e n van c u l t u u r t e c -h n i s c -h e v e r b e t e r i n g s m a a t r e g e l e n . Deze d i v e r g e n t i e vindt z o n d e r twijfel h a a t o o r z a a k in de zoveel g r o t e r e m o g e l i j k -heden die het weidebedrijf heeft om m e t behulp van e x t r a stikstofgiften tot e e n i n t e n s i v e r i n g van het g r o n d g e b r u i k te k o m e n . D a a r d o o r zijn h i e r b i j gefixeerde b e d r i j f s o p p e r v l a k t e u i t e r a a r d r u i m e r e mogelijkheden tot produktieve aanwending van eventueel v r i j k o m e n d e a r b e i d aanwezig dan op het veenkoloniale bedrijf.

N i e t t e m i n i s ook op het b e s p r o k e n weidebedrijf de t r e n d n a a r t o e n e m i n g d e r effecten bij o p t i m a l i s e r e n van de bedrijf s grootte wel aanwezig. Hij wordt in het onderhavige geval e c h t e r d o o r k r u i s t door een daling van het effect van p e r

-c e e l s -c o n t r a -c t i e 4 aan welke m a a t r e g e l in dit s p e -c i a l e geval bij het 18 h a - b e d r i j f om r e e d s e e r d e r v e r m e l d e r e d e n e n i n d e r d a a d m e e r behoefte b e s t a a t dan bij een wat g r o t e r e b e d r i j f s o p p e r v l a k t e .

T a b e l 2. L i n k s : Uit t a b e l 1 af te leiden saldostijgingen die voortvloeien uit een wijziging van de 1 andinde ling van het 18 h a b e d r i j f (A) en van het b e -drijf van optimale grootte w a n n e e r d a a r b i j t e v e n s de o p p e r v l a k t e wordt a a n g e p a s t (B). R e c h t s : Saldostijging ten opzichte van het 18 h a - b e d r i j f door o p t i m a l i s e r i n g van de b e d r i j f s o p p e r v l a k t e I n g r e e p B V e r k a v e l i n g s -type P e r c e e l s c o n t r a c t i e (2400 K - ^ 2 4 0 0 ) Ontsluiting (2400—» 2400 W) Af stand s ve r k o r t i n g (2400 W—>800) T o t a a l ( 2400 K - ^ 8 0 0 ) 1203 1017 813 1393 3409 858 1541 3416 2400 K 2400 2400 W 800 1113 927 972 1120 W a a r d e r i n g van de t e b e s p a r e n a r b e i d l a n g s m e e r d i r e c t e weg

Als uitgangspunt voor de b e r e k e n i n g e n i s genomen het plan dat voor v e r k a velingstype 2400 m e t b e s t a a n d gebouw bij de l i n e a i r e p r o g r a m m e r i n g a l s o p t i -m a a l n a a r v o r e n k w a -m . Dit houdt in, dat c i r c a 25 -m e l k k o e i e n plus bijbehorend jongvee aanwezig z i j n . E r w o r d t r u i m 4 h a v o o r d r o o g k u i l gewonnen en bijna 5, 5 h a gehooid, w a a r v a n c i r c a 2, 5 h a in loonwerk en 3 h a door de b o e r zelf wordt i n g e -s c h u u r d . Bij dit plan p a -s t een -stik-stofbeme-sting van c i r c a 33 kg N p e r h a .

De t o e g e p a s t e werkwijzen zijn geheel gelijk a a n de in nota 308 o m s c h r e v e n e . Het jongvee k r e e g dezelfde p l a a t s toegewezen a l s in de u i t g e v o e r d e p r o g r a m m e

(14)
(15)

7

-van uitgegaan, dat zij zich, in overeenstemming met eerder gedane waarne-mingen, afspelen op een gemiddelde afstand van de bedrijfsgebouwen van 0, 9 x de gemiddelde perceelsafstand. De feitelijke uit de programmering voortvloeiende verdeling over de perceelsgroepen is normaliter i m m e r s niet bekend. Op dit beginsel is een tweetal correcties toegepast. Voor bedrijf 2400 K is in verband met de geïsoleerde ligging van de kavels IV en V 1, 5 manuur

extra opgevoerd voor de veeverzorging, terwijl voor bedrijf 2400 W, in v e r -band met de goede ontsluiting van de perceelsgroepen II en III ten behoeve van loonwerk en k. i. , enige verlaging van de normen is doorgevoerd.

De op basis van het bovenstaande voor dit gefixeerde bedrijfsplan berekende arbeidsaanspraken zijn vermeld in bijlage 2 sub A, gesplitst naar vaste (van de bedrijfsintensiteit onafhankelijke) en variabele (met de bedrijfsintensiteit evenredige) uren c. q. kosten. Uit deze cijfers laten zich dus rechtstreeks de arbeidsbesparingen afleiden die, bij constant bedrijfsplan, van de aangegeven verkavelingsingrepen mogen worden verwacht. Zij zijn, gewaardeerd tegen ƒ 4, - p e r arbeidsuur, tezamen met de verschillende loonwerkkosten, samengevat in kolom B van tabel 3.

Wat genuanceerder, m a a r tegelijk ook gecompliceerder is de tweede benaderingswijze, waarbij aan de op transport bespaarde uren een concrete bestemming wordt gegeven. Zij worden namelijk aangewend gedacht voor een zodanige verhoging van het aantal op het bedrijf aanwezige produktie-eenheden als in verband met de voor deze verhoging noodzakelijke arbeidsaanspraken mogelijk i s . Als referentie-niveau is gekozen het aantal uren dat op bedrijf 2400, oud gebouw, voor het betrokken bedrijfsplan wordt gemaakt. De wijze van werken is in bijlage 2 nader aangegeven. Een discutabel punt wordt d a a r -bij gevormd door de vrij ingrijpende correcties die nodig zijn in verband met de zich sterk wijzigende zetmeelwaardebehoefte. Hieraan kan, hetzij door een adequate N-bemesting, hetzij door aanpassing van de bedrijfsoppervlakte, slechts tegen sterk van het gemiddelde afwijkende kosten worden voldaan. Voor beide mogelijkheden i s een oplossing uitgewerkt*waarbij onder m e e r door v e r -waarlozing van de voor de zwaardere stikstofbemesting of wat grotere

land-oppervlakte benodigde extra arbeid, geen uiterste nauwkeurigheid is nagestreefd. De aldus af te leiden saldo-ver s chilien zijn ter vergelijking met de via lineaire

programmering en de via rechtstreekse waardering van de vrij gekomen arbeid verkregen resultaten, opgenomen in tabel 3 sub C.

(16)
(17)

- 8

T a b e l 3. Vergelijkend o v e r z i c h t van de saldo stijgingen p e r bedrijf, v o o r t -vloeiend uit de aangegeven c u l t u u r t e c h n i s c h e i n g r e p e n en b e r e k e n d

r e s p e c t i e v e l i j k m e t behulp van l i n e a i r e p r o g r a m m e r i n g (kolom A), op b a s i s van v e r s c h i l in l o o n w e r k k o s t e n en w a a r d e r i n g d e r v r i j gekomen a r b e i d tegen ƒ 4, - p e r u u r (kolom B) en op b a s i s van aan de

a r b e i d s b e s p a r i n g e v e n r e d i g e i n t e n s i v e r i n g van het b e d r i j f s p l a n (kolom C) I n g r e e p A B i n t e n s i v e r i n g door a a n p a s s i n g N - b e m e s t i n g bedrijfsopp. b'j bestaand gebouw 2400 K—^2400 2400 ^ 2400 W 2400 W — 3 800 T o t a a l (2400 K— *800) 464 538 975 260 448 930 367 593 1210 413 649 1371 1977 1638 2170 2433 b i j nieuw gebouw 2400 K—->2400 2400 > 2400 W 2400 W — 5 800 T o t a a l (2400 K —*800) 1203 813 1393 260 448 930 381 631 1199 467 744 1554 3409 1638 2211 2765 Gebouwenve rnieuwing voor bedrijf 2400 K 2400 2400 W 800 63 802 1077 1495 739 739 739 739 1206 1220 1258 1247 1462 1516 1611 1794

* ontleend aan nota 308, saldi evenwel g e c o r r i g e e r d op v e r s c h i l in v e e v o e r -p r i j z e n .

(18)
(19)

9

-De via lineaire programmering verkregen uitkomsten als maatstaf nemen-de, kan men constateren dat de sub B en C gegeven bedragen bepaald geen over de gehele linie acceptabele benadering van de te verwachten baten geven. Ten aanzien van het effect van gebouwenvernieuwing is dat begrijpelijk: hiermede gaat louter een besparing op winteruren gepaard, waarop niet zonder m e e r , mede een intensivering van de zomer-activiteiten kan worden gebaseerd. Een

rechtstreekse waardering van de te besparen uren tegen een vast geldbedrag voldoet evenmin. Zij kan, doordat de uitkomst onafhankelijk is van de landinde-ling, ook nooit recht doen wedervaren aan de wezenlijk verschillende betekenis die gebouwenvernieuwing heeft voor een bedrijf dat zijn knelpunten in de zomer heeft (2400 K) en een bedrijf waar juist de winteruren de grootste beperking voor een verhoging van het bedrijfsinkomen vormen (800). Opmerkelijk is overigens, dat de cijfers sub C steeds aanzienlijk hoger liggen dan de cijfers sub B.

De beste benadering van de via lineaire programmering verkregen r e s u l -taten wordt nog gevonden voor de verbeteringen in de landinrichting bij bestaan-de gebouwen. Wel blijkt het opheffen van bestaan-de verspreibestaan-de perceelsligging

(2400 K—?2400) sterk te worden ondergewaardeerd. Hetzelfde doet zich, zij het in zeer versterkte mate voor bij de bedrijven met nieuwe gebouwen. De grote kansen, die de bij de gegeven prijsverhoudingen aantrekkelijke melkveehouderij door het bijeenleggen van de percelen krijgt, gaan in hun betekenis blijkbaar ver uit boven de loutere arbeidsbesparing die ten grondslag ligt aan de cijfers sub B en C. Tegelijkertijd wijst deze conclusie evenwel op de belangrijke gevolgen die een eventueel niet geheel juiste formulering van de weidebeperkingen voor het programe rings resultaat kan hebben. Hieraan zal, ook in toekomstig onder-zoek, veel aandacht moeten worden gegeven.

Samenvatting

Aansluitend aan nota 308, waar enkele programmeringen voor een eenmans-bedrijf van 18 ha werden besproken, wordt begroot welk effect van de in het ge-ding zijnde cultuurtechnische ingrepen mag worden verwacht wanneer naast de N-bemesting ook de be drijf s oppervlakte variabel wordt gesteld. Tabel 1 geeft voor elk der vier in figuur 1 gekarakteriseerde verkavelingsmodellen het b e -drijfsplan en het bijbehorende bedrijf s saldo. Dit blijkt vrij constant circa ƒ 1000, - hoger te liggen dan op het overeenkomstig verkavelde 18 ha-bedrijf. Een stijging van het effect van cultuurtechnische maatregelen door optimalise-ring van de bedrijfsoppervlakte, is namelijk in veel mindere mate aanwezig dan Meijerman vond in zijn studie over het veenkoloniale akkerbouwbedrijf.

(20)
(21)

10

-Het tweede gedeelte van de nota bespreekt de resultaten van een m e e r rechtstreekse benadering van de van ruilverkaveling te verwachten baten. Op basis van dezelfde technische relaties als voor de lineaire programmering zijn gebruikt, is de door ruilverkaveling te bereiken arbeidsbesparing begroot en op niet ongebruikelijke wijze tegen een vast geldbedrag per uur gewaardeerd. Duidelijk werd, dat de aldus verkregen informatie met de grootste reserve tege-moet dient te worden getreden. De resultaten zijn vergelijkenderwijs samenge-vat in tabel 3.

(22)
(23)

Bijlage 1 Aanduiding van de wijze waarop de activiteit 'pachten van land' i s ingevoegd in het begintableau van programmering 2400 BN (zie bijlage 5 nota 308)

Po b e -

schik-baar

19 20 het strooien van

100 kg N op I a b (30-50) (30-100) enz. 34 pachten van 1 ha land 35 netto ZW op gr. I 36 netto ZW op gr. II 37 netto ZW op gr. III 38 N-beperking I 39 N-beperking II 40 N-beperking III 41 I maximum 'optimaal 42 weiden' II 43 III 44 maximum 45 'optimaal maaien' I II 46 m a a i e n' m 47 max. maaien m e i 48 hooiminimum 49 kuilvoerbeperking 50 max. droge stof 51 'basisrantsoen' 52 arbeid maart 53 arbeid m e i 54 arbeid juni 55 arbeid juli 5 6 arbeid augu stu s 57 beperking extra uren 58 idem, m e i 59 idem, m e i + juni 60 i d e m , juni 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 18,600 17,900 17,900 18,300 18,300 20,000 10,000 14,000 10,000 kolommen 1 t / m 18 analoog aan bijlage 5 van nota 308 0,720 0 , 6 3 4 + 2,500 + 0 , 7 1 4 + 0,001 + 0 , 0 7 0 + 0,047 + 0,070 + 0 , 0 4 7 + 0,070 + 0 , 0 4 0 + 0,070 + 0 , 0 4 0 - 0,972 - 0,972 - 0,972 - 0,167 - 0,167 - 0,167 + 0,077

(24)
(25)

Bijlage 2

Arbeidsaanspraken en loonwerkkosten van bedrijfsplan 2400 BO onder uiteen-lopende cultuurtechnische omstandigheden (A) en de daarop te baseren moge-lijkheden tot vergroting van de produktie-omvang per bedrijf (B)

Verkavelingstype Oebouv A. Constante uren variabele uren Totaal uren Constant loonverk, gld v a r i a b e l , idem Totaal loonverk

B. Beschikbare uren voor variabele aanwending i n t e n s , f a c t o r saldo plan 2400 riO saldo x i n t . factor oxtra ütf-behoefte c o r r e c t i e i . v . n . extra K-kosten saldo na i n t e n s i v er i n g opp. aanp. i n ha c o r r e c t i e i . v . n . Oppervlakte aanpassing saldo na opp. aanp.

T e e l i c h t i n g op 2400 K oud 895,3 2094,1 2989,4 202,20 3710,54 3912,74 2409,2 0,9786 20064 19635 - 1133 • 143 19770 - 0,39 • 97 19732 de sub B nieuw 877,3 1927,3 2804,6 a . v . a . v . a . v . 2067,2 1,0726 a . v . 21521 • 3842 - 537 20984 • 1,31 - 327 21194 gevolgde 2400 oud 871,9 2072,6 2944,5 198,00 3634,21 3832,21 2072,6 1,0000 20145 20145 0 0 20145 0 0 20145 ni eu-. 853,9 1905,8 2759,7 a . v . a . v . a . v . 2090,6 1,0970 a . v . 22099 • 5135 - 734 21365 • 1,75 - 433 21661 i r e k e n w i j z e 2400 W oud 860,3 2031,3 2891,6 194,20 3401,21 3595,41 2084,2 1,0260 20382 20912 • 1377 - 174 20738 • 0,47 - 118 20794 ni OUT; 842,3 1864,5 2706,8 a . v . a . v . a . v . 2102,2 1,1275 a . v . 22980 • 6755 - 984 21996 • 2,30 - 575 22405 800 oud 824,4 1972,1 2796,5 186,60 2909,15 3095,75 2120,1 1,0750 20931 22502 + 3970 - 554 21948 • 1.35 - 337 221Ó5 ni eut? 806,4 1805î3 2611,7 a . v . a . v . a . v . 2138,1 1,1843 a . v . 24789 • 9765 - 1594 23195 + 3,32 - 830 23959

Als totale arbeidsbeschikbaarheid wordt aangehouden de arbeidsbehoefte van het standaardbedrijfsplan op bedrijf 2400, oud gebouw, derhalve 2944, 5 uur. Door hierop het aantal uren in mindering te brengen dat per bedrijf als constan-te is opgevoerd (regel A 1) wordt per bedrijf het aantal voor variabele aanwending beschikbare uren verkregen (regel B 1). De verhouding tussen dit aantal beschikbare uren en het aantal variabele uren dat het standaardbedrijfsplan op het b e -trokken bedrijf zou vragen (regel A 2) is als intensiteitsfactor aangeduid (regel B 2). Vermenigvuldiging van het saldo, dat het standaardbedrijfsplan onder de betreffende omstandigheden zou opleveren, met deze intensiteitsfactor levert

(26)
(27)

0

Bijlage 2 (vervolg)

het b r u t o - s a l d o na i n t e n s i v e r i n g ( r e g e l B 4). H i e r o p zijn enkele c o r r e c t i e s nodig, omdat de vaak s t e r k gewijzigde z e t m e e l w a a r d e b e h o e f t e s l e c h t s kan worden gedekt t e g e n s t e r k van het in het saldo v e r d i s c o n t e e r d e gemiddelde afwijkende k o s t e n . Het geschiedt h e t z i j door e x t r a N-giften, h e t z i j door v e r g r o t i n g van de b e d r i j f s o p p e r v l a k t e . Voor de b e r e k e n i n g van de e x t r a

stikstof kosten dient volgende te worden b e d a c h t :

P l a n 2400 BO p r o d u c e e r t (18 x 2700) + (600 x 7,2) = 52920 ZW (afgezien van de b i j d r a g e van de o r g . m e s t ) . Dit i m p l i c e e r t ƒ 1, 30 aan k u n s t m e s t - N p e r 100 eenheden ZW.

In N t r a j e c t t u s s e n 33 en 50 kg N / h a kan 18 x 17 x 7, 2 = 2140 kg ZW e x t r a w o r d e n gewonnen t e g e n 1 0 0 / 7 , 2 = ƒ 1 3 , 90 p e r 100 eenheden, dit i s een m e e r k o s t e n van ƒ 1 2 , 6 0 p e r 100 eenheden

In N t r a j e c t t u s s e n 50 en 100 kg N / h a kan 18 x 50 x 6, 0 = 5400 kg ZW e x t r a w o r d e n gewonnen tegen 1 0 0 / 6 , 0 = ƒ 16, 70 p e r 100 eenheden, dit i s een m e e r k o s t e n van ƒ 15, 40 p e r 100 eenheden

In N t r a j e c t t u s s e n 100 en 150 kg N/fca kan 18 x 50 x 4, 3 = 3870 kg ZW e x t r a w o r d e n gewonnen tegen 1 0 0 / 4 , 3 = ƒ 2 3 , 2 5 p e r 100 eenheden, dit i s een m e e r k o s t e n van ƒ 2 1 , 95 p e r 100 eenheden.

Wordt de g r o t e r e ZWbehoefte gedekt door v e r g r o t i n g van de b e d r i j f s -o p p e r v l a k t e , dan dient te w -o r d e n g e r e k e n d m e t ƒ 250, - p e r h a , n e e r k -o m e n d -op ƒ 8,50 p e r 100 kg ZW.

(28)
(29)

11 Literatuur.

Boersma J. 1964« De gemiddelde bedrijfsresultaten van de weidebedrijven in Z.W. Friesland 1962/1963,, Rijkslandbouwconsulent Z.W.Friesland. Gestencilde Mededelingen 17a.

Duin R.H.A.van 1962. Ontsluiting van landbouwgronden.Mededeling ICY/ 35» Flach A.J. 1962. Het verkeer op landbouwwegen in twee

ruilverkavelingsge-bieden in Friesland.Cultuurtechnisch Tijdschr.2,4 Î 115-122 Mededeling ICY/ 49.

" 1964. Verkeer op landbouwwegen in grasland gebieden. Landbouw-kundig Tijdschrift 76 : 943 - 956.

" I966. Ritproduktie van het landbouwverkeer in graslandgebie-den. Verslag Landbouwkundig Onderzoek Pudoc Y/ageningen

(in druk).

Flach A.J. en J.G.van Keulen 1965« Ritproduktie van weidegebieden. Nota ICY7 318.

Keulen J.G.van. 1963« Invloed van de kavelvorm en de ontsluiting op het gebruik van grasland. Nota ICW 232.

" I965. Bepaling van vrije rij snelheden van het verkeer op land-bouwwegen met obstakels. Cultuurtechnisch Tijdschrift 5,3 : II5-I2O.

Linthorst Th.J. en R.H.A.van Duin 1964. Transport op gemengde bedrijven in Noord-Brabant, Cultuurtechnisch Tijdschrift 4 : 28-38.

Reinds G.H. en A.K.van Hemert 1962. Transportjonderzoek. Nota ICY/ 144. " 1964« Een onderzoek naar de invloed van de verkaveling

op de wijze van bodemgebruik in een gebied met kleine gemengde bedrijven in de Achterhoek.Nota ICY/ 244« Righolt J.Y7. 1964« De betekenis van verkaveling en ontsluiting op het

weideplan in de Alb lasserwaard, Rapport ICY/ 21. " 1965. Bedrij f seccKjmiadie aspecten van de inrichting van

weidebedrijven met opstrekkende verkaveling. Nota ICV/ 308.

(30)

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

De allround tegelzetter gebruikt bij het zetten zijn technisch inzicht, coördinatie, accuratesse en ruimtelijk inzicht zodat het tegelwerk wordt aangebracht volgens opdracht

Het goed managen van de ondergrondse as- pecten, ten slotte, betekent structureel aandacht voor gedegen inventariserend onderzoek in de beginfase van een project: naar kabels

De rivier is hier maar 30 meter breed, het landschap een aaneenschake- ling van bossen, soms rotspartijen, zand- banken en moerassen.. In twee dagen tijd passeren we een kamp

Voor het gebruik als stationnaire machi­ ne en voor het dorsen uit het hok of van de ruiter kan men door het los­ maken van enkele bouten het mes met het

te" publicatie van het zetmeelwaarde—onderzoek heeft indertijd geen waarde- ring ondervonden bij de overheid, omdat enkele opmerkingen hierin niet.. strookten met de

Patiënten die een niet geplande ingreep ondergaan ter hoogte van het urogenitaal stelsel en een urinewegeninfectie hebben door enterokokken of die gekoloniseerd zijn door

De Huard ploeg Bisoc Senior en het bijpassende Munting stoppelraam hebben bij de beproeving een goede indruk gemaakt en kunnen worden aanbevolen voor het ploegen van lichte en

De Schuitemaker werd als zelflossende wagen gebruikt bij de bietenoogst. De bieten werden door de rooimachine op de meerijdende wagen gebracht. De zijschotten van de wagen