• No results found

Boekbesprekingen - Downloaden Download PDF

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Boekbesprekingen - Downloaden Download PDF"

Copied!
6
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Sitter, L.U de, 1994, Synergetisch produceren; human resources mobilisation, Assen: Van Gorcum, 418 blz.

Suzaki, K., 1993, The New Shop Floor Management, New Yrok: The Free Press.

Toulmin, S. & B. Gustavsen (eds.), 1996, Beyond The­ ory; Changing Organizations through Participa­ tion, Amsterdam/Philadelphia: John Benjamins P.C., 234 blz.

Verkerk, M.J., f. de Leede & H.J. van der Tas, 1997, Marktgericht productiemanagement; van taak­ groep naar mini-company, Deventer: Kluwer, 202 blz.

Vos, P. & W. Buitelaar, 1996, Arbeidsorganisatie en Arbeidsverhoudingen in beweging, Amsterdam: Weiboom, 151 blz.

Williamson, O.E., 1975, Markets and hierarchies; analysis and antitrust implications, New York: The Free Press.

Williamson, O.E., 1981, The Economics of Organiza­ tion; The Transaction Cost Approach, American journal of Sociology, vol. 3, blz. 548-577.

Zwaan, A.H. van der & J. deVries, 1997, Comparative Assessment of POM and MST, paper presented at the 13th EGOS Conference, 3-5 July 1997, Buda­ pest.

Boekbesprekingen

J.E. Orr,1996,Talking about machines: An ethnography of a modern job, Ithaca and London: Cornell University Press, ISBN 0 80143297 9,172 blz.

Orr legt in dit boek de vinger op een zwakke plek in het onderzoek naar arbeid. Of het nu de arbeids-sociologie of -economie dan wel meer toegepaste varianten zoals Human Re­ source Management betreft, in geen van deze velden wordt eigenlijk systematische aandacht besteed aan wat werknemers nu eigenlijk doen in hun werktijd. De factor arbeid wordt meest­ al teruggebracht tot een abstractie waarbij de analyses voornamelijk worden gericht op de ar­ beidsrelatie of op het door het management voorgeschreven takenpakket van werknemers. De dagelijkse realiteit van het werk komt ei­ genlijk nooit aan bod.

Dat het bestuderen van dagelijkse bezighe­ den van werknemers een interessante insteek is toont Orr op overtuigende wijze in zijn boek aan. Gebruik makend van de etnografische me­

thode beschrijft hij op treffende wijze de 'occu- pational community' van kopieermachine monteurs in Silicon Valley. Bij de beschrijving van zijn observaties kiest hij voor een tweetal thema's die als rode draad door het boek lo­ pen.

In de eerste plaats definieert Orr de struc­ tuur waarbinnen het werk plaatsvindt als een driehoeksverhouding tussen de klant, de mon­ teur en de kopieermachines. Vooral doordat hij de machines als derde actor opneemt komt Orr tot een aantal interessante observaties. Zo wordt al vrij snel duidelijk dat voor een klant niet alleen de machine van belang is, maar vooral de combinatie van machine/monteur. De monteur moet deze gevoelige machines op gang houden en zorgen dat het de behandeling van de gebruikers zo goed mogelijk doorstaat. Gebruikers weten echter weer nauwelijks iets van kopieermachines en gebruiken ze dus vol­ ledig naar eigen inzicht. Dit samen maakt dat een goede monteur niet een technicus is die een serie kopieermachines onder zijn hoede heeft. Nee, een professionele monteur is ie­ mand die zowel de machines repareert alsook de relatie met de klant goed in de hand heeft

[‘D ontfix the machine, fix the customer'). Dit

heeft zich ontwikkeld tot een aantal klantstra- tegieën om het werk zo goed mogelijk te kun­ nen doen. Interessant bijvoorbeeld is dat mon­ teurs de 'customer perception' van de machine proberen bij te stellen. Zo proberen monteurs de kennis van klanten over de machines te ver­ hogen zodat klanten beter in staat zijn om hun klachten te verwoorden, hetgeen de doeltref­ fendheid van het bezoek van de monteur ver­ volgens verhoogt.

Een belangrijk onderdeel in Orr's boek is de beschrijving van de relatie tussen de monteur en de kopieermachines. Hoewel vaak wat te technisch beschreven, laat Orr mooi zien hoe monteurs denken over kopieermachines. Het zijn geen eenvoudige machines die bij een sto­ ring weer gerepareerd kunnen worden door simpelweg een paar onderdelen te vervangen. Een kopieermachine bestaat uit een geheel van onderdelen dat al balancerend een gebruiker in staat stelt een fotokopie te maken. Een sto­ ring betekent in feite dat de balans van de ma­ chine verloren is gegaan hetgeen via een in­ greep hersteld moet worden. Het simpelweg vervangen van een onderdeel als remedie zon­ der de echte oorzaak te kennen wordt hierbij

(2)

gezien als een noodgreep. Onderdelen zijn na­ melijk ook niet altijd betrouwbaar en daardoor kan de balans van de machine nog veel erger worden verstoord. De monteur heeft dan niet één storing met één mogelijke oorzaak, maar eigenhandig meer onzekerheden ingebouwd hetgeen de analyses -zeker op langere termijn- verder compliceert. Een professionele monteur lost een probleem op door het probleem te be­ grijpen en niet door de symptomen van de sto­ ring te bestrijden.

Het tweede thema is het belang van verhalen binnen de gemeenschap van monteurs (Orr ge­ bruikt zelf de termen 'narratives' en 'stories'). Als cultureel antropoloog richt Orr zich sterk op de manier, waarop de monteurs met elkaar over hun werk communiceren. Eén van de be­ langrijkste functies van de permanente ge­ dachtewisseling via verhalen is de kennisover­ dracht binnen de kleine gemeenschap van monteurs. Vanuit het bedrijf zelf wordt ver­ wacht dat de monteurs voldoende kennis tot hun beschikking hebben na het afronden van de bedrijfsopleiding en door de aanwezigheid van een serie handboeken die voorschrijven wat te doen bij welke storingen. De praktijk is echter een andere waarbij het vertellen van ver­ halen een cruciale rol speelt. Reparatie van de machines vergt veel meer kennis dan de mon­ teurs via de twee officiële kanalen hebben op­ gedaan. Maar het hoofdkantoor heeft - volgens de monteurs - wel vaker last van wat zij noe­ men 'SWAG' (= 'Scientific Wild-Assed Gues- ses'). Een belangrijk deel van de noodzakelijke kennis wordt uiteindelijk opgedaan tijdens het vaak individueel oplossen van nog nooit eerder geobserveerde problemen op de werkplek. Door elkaar verhalen te vertellen wordt deze individuele kennis gedeeld in de kleine ge­ meenschap en worden alternatieve verklarin­ gen voor onopgeloste problemen uitgewisseld. Op deze manier ontstaat een vorm van profes­ sionele kennis die voornamelijk in het veld aanwezig is en in feite noodzakelijk is om het machinepark in goede staat te houden.

De grote verdienste van Orr's boek is de aan­ dacht die hij vraagt voor de wijze waarop het werk van een kleine beroepsgroep in de prak­ tijk is georganiseerd en daadwerkelijk vorm krijgt gedurende de dagelijkse bezigheden. De thema's die hij kiest om deze groep te beschrij­ ven zullen verhelderend zijn voor velen. Toch blijft het boek een beetje knagen. Aan de ene

kant vanwege het feit dat Orr te veel in herha­ ling valt.Veel beschreven zaken die aan de orde komen zijn variaties op hetzelfde thema alhoe­ wel die wel worden afgewisseld met mooie en onverwachte details. Daarnaast wordt het be­ lang van zijn beschrijvingen mijns inziens iets te veel aan de lezer zelf overgelaten. Het is één ding om een gat in de literatuur te ontdekken en er een beschrijving in te stoppen, maar het bepalen van de toegevoegde waarde van deze beschrijvingen laat Orr aan de lezer zelf over. Dit is vooral jammer omdat hij aan het einde van zijn boek een aantal mogelijke toepassin­ gen noemt die hij zelf waarschijnlijk eenvou­ dig had kunnen realiseren. Orr richt zich bij­ voorbeeld geheel op de monteurs en neemt de wijze waarop hun werkgever hen behandelt als een gegeven aan. Maar juist de spanning tus­ sen de activiteiten in het werkveld en de per­ ceptie van 'het hoofdkantoor' had eenvoudig uitgewerkt kunnen worden door ook 'het hoofdkantoor' expliciet in de studie te betrek­ ken. Op deze wijze was er een meer directe re­ latie met bestaande theoretische velden ont­ staan en had Orr's bijdrage van grotere waarde kunnen zijn.

Al met al wil ik het boek aanraden omdat het een verfrissend licht werpt op de veelbe­ sproken factor arbeid. De invalshoek is relatief uniek en levert een aantal nieuwe inzichten op. Daarnaast leidt het boek tot nieuwe vragen rond de dagelijkse praktijk van de arbeid die mijns inziens een plek op de onderzoeks­ agenda verdienen. Deze conclusie is zeker van belang in de Nederlandse context waarin een beschrijvende traditie ten aanzien van de dage­ lijkse werkzaamheden van werknemers geheel afwezig is.

Kees van Veen Rijksuniversiteit Groningen, Faculteit Bedrijfskunde.

T. de Korte (red.), J. Daniëls, W. ten Have, R. van der Lans en R. de Vries, 1997, Strijd om de tijd. De organisatorische gevolgen van de 24-uurs economie, Den Haag: Delwel, ISBN 90 6155775 5,185 blz. ƒ 49,50.

Geldt het overnemen van een titel ook als pla­ giaat? 'Strijd om de tijd' was in 1991 de titel van een bundel lezingen over tijdsordening (Bec- kers, Helmer & Van Wezel, Tilburg University

(3)

Press). Tijd als strijd blijkt een zinvolle meta­ foor, want dezelfde titel is nu door vijf mede­ werkers van Berenschot gebruikt voor een boek over de 24-uurs economie.

Het wetenschappelijke forum kan echter ge­ rust zijn: van meer dan het overnemen van de titel kan ik de Berenschot auteurs niet betich­ ten. 'Strijd om Tijd' is in de jongste uitvoering een origineel boekje geworden met interessan­ te overpeinzingen over een actueel onderwerp. Het begrip 24-uurs economie definiëren de au­ teurs als 'het samenvallen van de verschijnse­ len bedrijfstijdverlenging en arbeidsduurver­ korting' (p.15). Het hart van het boek wordt ge­ vormd door zes case-studies bij evenveel be­ drijven uit de dienstverlenende sector. In ieder bedrijf zijn gesprekken gevoerd met leidingge­ venden en met werknemers. Speciale aandacht ging daarbij uit naar de organisatorische conse­ quenties van bedrijfstijdverlenging: wat zijn de consequenties voor leidinggevenden, nu werk­ nemers in wisselende diensten werken en su­ pervisie niet volledig is; en wat zijn de gevol­ gen voor de werknemers, in termen van hun onderlinge verhoudingen en hun privé-leven? Voorafgaand aan de case-studies worden wij vergast op een aardig overzicht van de ont­ staansgeschiedenis van de acht-urige werkdag, gevolgd door een (helaas wat clichématige) be­ schrijving van de 'onvermijdelijke' opmars van de 24-uurs economie. Het boek eindigt met een synthese, waarin de auteurs de 24-uurs economie vooralsnog als een mythe afdoen en voorzichtig positie innemen in het debat over de voor- en nadelen ervan.

'Strijd om de Tijd' is geen boek dat zich ge­ makkelijk laat typeren, en dat bedoel ik als een compliment. Veel literatuur over dit onder­ werp blijft steken in het eenzijdig belichten van voors en tegens. Het team van De Korte heeft die weg niet bewandeld. De klemmen en voetangels van een 24 uurs economie worden kritisch, doch met rede belicht. Natuurlijk noodt differentiatie in tijdsordeningen tot meer planning en organisatie, maar dat is nog geen chaos. Loslaten van normen betekent een zoeken naar nieuwe normeringen, niet norm­ loosheid. En individualisering betekent nog niet een individualistische maatschappij. De auteurs zijn daarbij een aantal heilige huisjes niet uit de weg gegaan. Je maakt je niet popu­ lair als je voorstek om kinderen uit hun slaap te houden omdat papa zo nodig 's nachts in de

fabriek moet werken. Maar, zo zeggen de au­ teurs: 'Misschien moeten wij het idee dat kin­ deren met rust en regelmaat moeten worden grootgebracht loslaten. In de 24-uurs econo­ mie hebben ze daar later alleen maar last van'. (p.88). Persoonlijk houd ik zo mijn twijfels, maar het zijn ook precies dat: twijfels. En dus is het nuttig als iemand die twijfel - via een scherp geformuleerde stelling - aan de orde stelt.

Een open vizier mag echter niet een excuus zijn voor besluiteloosheid. De auteurs stellen de geconstateerde maatschappelijke verande­ ringen voor als 'het zoeken naar creatieve op­ lossingen' en als 'nieuwe evenwichten'. Dat klinkt weliswaar mooi neutraal, maar maken de auteurs zich er zo niet wat al te gemakkelijk van af ? Als het waar is, zoals de auteurs stellen, dat voorspelbaarheid van belang is voor het so­ ciale leven en dat zeggenschap van invloed is op de beoordeling van bedrijfstijdverlenging: hoe verhouden die uitspraken zich dan tot de constatering dat werkgevers meer macht krij­ gen en dat arbeidsverhoudingen individualise­ ren? Hoeveel conflict zit er verborgen in de zinsnede dat 'aanbieders zich indien gewenst aanpassen aan de wensen van de consument' (p.66)? En: wat is de waarde van de stelling dat 'de flexibilisering kan beginnen als een indivi­ du in staat is z'n eigen tijd te organiseren' (p.89), in een boek vol met situaties waarin het niet gaat om eigen tijd, maar om gezamenlijke tijd?

Wellicht dat het meer theoretisch/academi- sche boekje van Beckers, Helmer en Van Wezel hier nog nuttige diensten kan bewijzen. Verder was het prettig geweest als de auteurs in hun boekje cijfermateriaal over de ontwikkelingen in 'bedrijfstijdverlenging' hadden opgenomen, en als er meer informatie was verschaft om­ trent de organisatie van de case-studies (opzet interviews, achtergrond respondenten, enz.). Een en ander laat onverlet dat 'Strijd om de Tijd' een lezenswaardig boek is geworden. Het zet aan tot nadenken en dat is meer dan van menig boek over dit onderwerp gezegd kan worden. Alleen al daarom verdient 'Strijd om deTijd' een brede discussie.

Koen Breedveld Katholieke Universiteit Brabant, Vakgroep Vrijetijdwetenschappen

(4)

Korte boekenberichten

K. van Dam, W. Bloemers (red.), 1997, Individu, arbeid el organisatie. Ontwikkelingen in de arbeids- en organisatiepsychologie, Utrecht: De Tijdstroom, ISBN 9035218019, 253 blz.

In dit boek wordt een overzicht gegeven van re­ cente ontwikkelingen binnen de arbeids- en organisatiepsychologie. Het boek bestaat uit drie delen waarin, telkens vanuit een andere invalshoek drie basisthema's aan de orde ko­ men. In het eerste deel, Organisatie en indivi­

du, ligt de nadruk op de omgeving, de organi­

satie waarin het individu zich bevindt. In deel twee, Individuen in organisaties, wordt dieper ingegaan op de wisselwerking tussen het indi­ vidu en de organisatie. Het derde deel, Arbeid

en individu, schenkt aandacht aan bepaalde

kenmerken van het werk en aan de wijze waar­ op deze de prestaties en het welzijn van het in­ dividu kunnen beïnvloeden. Door middel van het aanreiken van concreet toepasbare, op in­ novatief doch gedegen onderzoek gebaseerde, kennis wordt in de zeventien bijdragen die deze bundel rijk is getracht de lezer inzicht te geven in de wijze waarop de relatie individu-ar- beid-organisatie geoptimaliseerd kan worden.

K.H.E. Kroemer, E. Grandjean, 1997, Fitting the task to the Human. A textbook of occupati- onal Ergonomics (fifth edition), London:Taylor Francis, ISBN 0 748406654, 416 blz.

In de laatste jaren hebben werkplekken vele veranderingen ondergaan. Steeds meer men­ sen werken met computers. Ook betreden er steeds meer vrouwen de arbeidsmarkt. Dit heeft een grote invloed op de inrichting van werkplekken. Daarnaast worden de gevolgen van deze veranderingen, zoals RSI en werk­ stress, ook steeds duidelijker. Ergonomische aanpassingen kunnen hierbij vaak een goede oplossing zijn. In dit naslagwerk komen zowat alle aspecten van ergonomie op de werkplek aan bod. Aan elk aspect is een apart hoofdstuk gewijd. Per aspect zijn er normen en richtlij­ nen opgenomen die met illustraties worden verduidelijkt. Enkele onderwerpen zijn: licha­ melijk werk, mentaal werk, vermoeidheid, werkstress, verveling, werktijden, verlichting, klimaat en geluidsoverlast.

A. Klamer, L. Van der Laan, J. Prij, 1997, De illu­ sie van volledige werkgelegenheid, Assen: Van Gorcum, ISBN 90 23232747, 57 blz., ƒ

25,-Betaald werk neemt in ons leven een dominan­ te plaats in. Wij hebben het druk, druk, druk met werken of het zoeken naar werk. Via ons werk participeren wij in de samenleving en dus is het streven naar volledige werkgelegen­ heid één van de centrale doelen van het sociaal - economisch beleid.Volgens de auteurs past een fixatie op arbeid niet in een post-industriële sa­ menleving en dus willen zij arbeidstijd, vrije tijd en leren opnieuw op elkaar afstemmen. Na een beschrijving van de veranderingen in de arbeidsvraag en het arbeidsaanbod worden ze­ ven beleidsparadoxen besproken: waardering van betaalde en onbetaalde arbeid, verbetering van de concurrentiepositie en werkgelegen­ heid, hoge waardering van arbeid versus hoge belasting op arbeid, stress en inactiviteit, wer­ ken en de armoedeval, dynamiek en vitaliteit, mondialisering en regionalisering. De werkge- legenheidsproblematiek wordt zo in een breed perspectief geplaatst, niet alleen wordt zo aan de economische dimensie aandacht besteed maar de culturele waarderingsproblemen daar­ achter worden eveneens zichtbaar. Beleidsma­ kers dienen zich van deze paradoxen goed re­ kenschap te geven. Om mede richting te geven aan het politieke handelen hebben de auteurs tot slot een viertal scenario's ontwikkeld: het Nederland-is-klaar scenario, het doormodder scenario, het werk-werk-werk scenario en het actieve samenleving scenario. Deze laatste wordt aangeduid als het te prefereren scenario omdat het ook economisch het beste past in een post-moderne kennismaatschappij. Ge­ vreesd wordt echter dat het doormodderen in de vorm van het stringent verhogen van de ar­ beidsparticipatie de maatschappelijke tweede­ ling niet opheft maar eerder verscherpt.

J. Dagevos, L. van der Laan, f. Veenman, 1997, Verdringing op de arbeidsmarkt, Assen: Van Gorcum, ISBN 90 23232518, blz. 45., ƒ

25,-Werkloosheid in Nederland is ongelijk ver­ deeld. Jongeren, allochtonen en laag opgelei­ den worden door een disproportioneel hoge en langdurige werkloosheid getroffen. In de litera­ tuur wordt ter verklaring van dit verschijnsel onder andere gewezen op verdringing. In dit

(5)

boek staat dit verschijnsel centraal waarbij de auteurs trachten te voorkomen dat allerlei 'nor­ male' veranderingen op de arbeidsmarkt wor­ den gezien als het resultaat van verdringing. Allereerst gaan de auteurs in op het definiëren van verdringing en wordt een drietal benade­ ringen behandeld; een benadering vanuit de vraagzijde, een benadering vanuit het aanbod en de arena-benadering. Na dit meer theoreti­ sche deel wordt de empirische stand van zaken beschreven, daarbij wordt ook ingegaan op ver­ schijnselen als overscholing en onderbenut­ ting. In het afsluitende en samenvattende hoofdstuk worden ten slotte de mogelijke be- leidsimplicaties van de bevindingen geschetst. Gepleit wordt voor banencreatie aan de onder­ kant en aan de bovenkant van de arbeids­ markt, ook al doet dit een geweldig beroep op de (tover)kracht van beleidsmakers.

J.M. Dagevos, E.P Martens, /. Veenman, 1996, Scheef verdeeld. Minderheden en hun maat­ schappelijke positie, Assen: Van Gorcum, ISBN 9023232267, 142 blz.

Scheef verdeeld vormt de start van de reeks 'Minderheden in beeld', waarin het Instituut voor Sociologisch-Economisch Onderzoek (Erasmus Universiteit Rotterdam) publicaties onderbrengt die via statistisch materiaal de po­ sitie van minderheden beschrijft. De vraag die in deze bundel centraal staat is hoe groot de achterstand van etnische minderheden is in ons land op de beleidsterreinen onderwijs, ar­ beid, inkomen en huisvesting. Met behulp van de evenredigheidstoets (percentage gebruik bij allochtone groepen/percentage gebruik bij au­ tochtone bevolking) gaan de auteurs voor de genoemde beleidsterreinen na of er sprake is van evenredigheid tussen autochtonen en Tur­ ken, Marokkanen, Surinamers en Antillianen. Een schat aan statistisch materiaal laat zien dat de positie van allochtonen niet alleen scheef verdeeld is, maar ook dat in vergelijking met qua kenmerken overeenkomstige autoch­ tonen de positie van allochtonen aanzienlijk ongunstiger is.

Binnengekomen boeken

G. Hebbink, M. Kerkhofs, f. Theeuwes, I. Woit- tiez, 1996, Mobiliteit van oudere werknemers, Den Haag: OSA, Werkdocument W151, blz. 131,

f33,-M.A.J. Leenders, 1997, Bewijsrecht en discrimi­ natie bij de arbeid, Deventer: Tjeenk Willink, ISBN 90 27145520, blz. 389.

PW. Jordan, B. Thomas, B.A. Weerdmeester, I.L. McClellland, 1996, Usability Evaluation in In- dustry London: Taylor Francis, ISBN 0

748404600, blz. 252.

M. van den Brink, e.a. (red.), 1997, Een stuk zeep in de badkuip. Hoe zorg tot haar recht komt, Deventer: Tjeenk Willink, ISBN 90 27147132,161 blz.

H. Kleijer, G. Tillekens (red.), 1997, Burgerschap zonder moraal. Een sociologische kijk op de verantwoordelijke burger, Leuven/Apeldoorn: Garant, ISBN 90 53505857, 208 blz., ƒ 39,50. A. f Akkermans, 1997, Proportionele aanspra­ kelijkheid bij onzeker causaal verband. Een rechtsvergelijkend onderzoek naar wenselijk­ heid, grondslagen en afgrenzing van aanspra­ kelijkheid naar rato van veroorzakingswaar- schijnlijkheid, Deventer: Tjeenk Willink, ISBN

9027146993, 525 blz.

B. van der Meer, 1997, Pesten op het werk, As­ sen: Van Gorcum, ISBN 90 23232941, blz. 86, f

(6)

25,-Mededelingen

Clean Clothes Campaign

Is het hemd echt nader dan de rok? Steun de ar­ beidsters die onze kleding produceren en vraag de Europese bedrijven het hemd van het lijf! Met een boycot is niemand geholpen, maar brieven schrijven helpt wel. Kledingwinkels zijn verantwoordelijk voor de arbeidsomstan­ digheden, waaronder onze kleding gemaakt wordt en dienen internationale conventies te respecteren en te implementeren. Geef u daar­ om op bij de Schone Kleren Kampagne en u krijgt drie keer per jaar informatie toegestuurd over een specifiek geval en een voorbeeldbrief voor het betreffende Europese bedrijf.

Clean Clothes Campaign, Postbus 11548, 1001 GN Amsterdam, tel. 020 4281824, fax 020 4209925, e-mail: ccc@xs4all.nl

Does Class Still Unite? Socio-Economic Differentiation as a Challenge for the Trade Unions

International Conference organized by The Higher Institute of Labour Studies (Hiva), Ca­ tholic University Leuven (Belgium), Leuven, 8- 9 January 1998

There is today a good deal of scientific scepti­ cism regarding the enduring relevance of the class concept. Yet the defence of such a class, namely the working class, has always been the core activity of the labour movement. How­ ever, as a consequence of technological, eco­ nomical and cultural changes new social divi­ sions are arising in the membership market of the trade unions. How does this new socio­ economic differentiation affect the labour mo­ vement and its collective action? Are and can trade union activities still be embedded in a kind of working class structure? Does the pre­ sent individualisation lead to a kind of class­ less society and, if so, how can trade union deal with this process? Certainly, new em­ ployee groups are emerging. Analysts speak of the 'individualised' employee, of a segregated underclass of flexi-workers and of a professio­ nal middle class. How can these socio-econo­ mic categories be integrated in the trade union organisation, action and ideology? These are the kind of questions we would like to discuss in our international conference by bringing to­ gether contributions from different (European) countries.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

After completing the case study analysis of the Iraqi Marshlands using the Framework, the final step is to extract the lessons learned about the Framework and the

In order to verify the performance of P&P Hybrid model, the monitoring modules adopt a push mode, pull mode, and PPHM model for data transmission respectively, and

relationship identified in the healthy control group appears at odds with previous rsfMRI BOLD variability studies on healthy aging populations that have found that higher fluid

First, although domestic dogs were present in numerous Euro- pean archeological sites ∼15,000 y ago, and despite the fact that textual references or depictions superficially

Mahler et al., 2006 [ 36 ] ELISA Three recombinant RibP proteins combined at the molar ratio of the native heterocomplex, P0(P1/P2) 201/947 (21%) • Frequency and clinical

The second subsection will address the limitations of my second research question, which concerns limitations blended learning has towards increasing student engagement. Viewing

The new constraints and data reported here re fine and revise the sea level history for the northern Strait of Georgia ( James et al., 2005 ). Key revisions to the sea-level

In sum, we present evidence of a novel RIP encoded by a Drosophila defensive symbiont and find that Howardula suffers a much greater degree of rRNA depurination than the