Inleiding
Terugblikken en vooruitkijkenMet dit nummer gaat het Tijdschrift voor Ar beidsvraagstukken zijn vierde jaargang in. Hoe wel we dus nog twee jaar van het eerste lustrum verwijderd zijn, is het toch een goed moment om terug te blikken en vooruit te kijken. Een concrete aanleiding daarvoor is ook dat we met ingang van het nieuwe jaar met een nieuwe uitgever, Acco, in zee zijn gegaan. Voldoet het tijdschrift aan de ver wachtingen die wij er bij de oprichting van hadden?
Op welke punten is verbetering gewenst? We hebben in de afgelopen drie jaar voor alles een blad proberen te maken, waarin het onder zoek naar arbeidsvraagstukken gebruikt wordt om meer licht te werpen op actuele ontwikkelingen binnen het arbeidsbestel en de problemen die de ze met zich meebrengen. Terugblikken en voor uitkijken, het is in zekere zin ook het doel van dit tijdschrift. In driejaar is er met betrekking tot ar beidsmarkt, arbeidsorganisatie en arbeidsverhou dingen heel wat gebeurd.
Het was een periode waarin de zorg om de wer kloosheid overschaduwd werd door het hier en daar weer de kop opsteken van moeilijk vervulba re vacatures en door een beginnende discussie over ‘ontgroening’ en ‘vergrijzing’. Het prille be leid met betrekking tot herverdeling van arbeid kwam tot stilstand, terwijl het vertrouwen in het scholingsbeleid duizelingwekkende proporties aannam. Het was een periode waarin het begrip humanisering van de arbeid van de sociaal- economische agenda werd afgevoerd, terwijl het begrip ‘human resources management’ zich in een toenemende populariteit mocht verheugen. Bedrijfsleven en onderwijs stortten zich op de au tomatisering en de informatisering, maar in het technologiebeleid overtrof de aandacht voor de ‘transfer’ van nieuwe technologieën de aandacht voor de zeggenschap over de ontwikkeling en toe passing ervan verre.
Het was ook een periode waarin de fragmentering van de arbeidsverhoudingen en de crisis van de vakbeweging (in Nederland en België) duidelijk aan het daglicht traden. Oude corporatistische ar rangementen (zoals de Sociaal-Economische Raad) bleven voorwerp van kritiek, terwijl nieu we onder formules als tripartisering, privatise ring, marktgericht onderwijsbeleid en ‘public-private partnership’ hun intrede deden. Men brak de staf over de informele economie, terwijl tegelijkertijd zelfredzaamheid en onderne mingszin werden geprezen, op de sociale zeker heid werd bezuinigd en voorzichtige voorstellen voor een gedeeltelijk basisinkomen de grond wer den ingeboord.
Wie de drie jaargangen van TvA doorbladert, zal met ons tot de conclusie komen dat dergelijke ontwikkelingen in het tijdschrift met behulp van onderzoek uitvoerig gedocumenteerd en — vaak in kritische zin - bediscussieerd zijn. In dat op zicht zijn we als redactie zeker niet ontevreden over de manier waarop het tijdschrift zich ontwik kelt. We zijn ervan overtuigd dat TvA het enige tijdschrift in Nederland en Vlaanderen is waarin zoveel informatie over zulke uiteenlopende aspec ten van het arbeidsbestel bijeen te vinden is. Toch passen daarbij enkele kanttekeningen, die overi gens meer op de stand van het arbeids- en organisatie-onderzoek als geheel betrekking heb ben dan op de inhoud van het tijdschrift op zich. Zo signaleren wij ten eerste dat de meeste bijdra gen die wij toegezonden krijgen zich tamelijk di rect, zonder veel theoretische reflectie, op beleidsproblemen richten. Stukken die in eerste instantie gericht zijn op het ontwikkelen van een meer theoretische argumentatie om via deze ‘om weg’ ontwikkelingen en problemen binnen het arabeidsbestel te verhelderen zijn schaars. Ten tweede valt op dat de meerderheid van de bijdra gen bestaat uit detailstudies. Het trekken van gro te lijnen, die ontwikkelingen op verschillende
Inleiding
deelgebieden verbinden en die tot gefundeerde speculaties over de toekomst kunnen leiden, is kennelijk een bezigheid waar maar weinigen zich aan wagen. Het lijkt ons niet onaannemelijk dat beide zaken met elkaar te maken hebben: voor het trekken van grote lijnen, het maken van toekomst gerichte syntheses zijn empirisch gefundeerde theoretische inzichten onontbeerlijk. Op het wen- senlijstje van de redactie staat het opnemen van bijdragen met een meer algemeen en meer funda menteel karakter hoog genoteerd.
Een weg om tot een meer algemene discussie over ontwikkelingen binnen het arbeidsbestel te komen zagen wij destijds in het maken van vergelijkin gen tussen de Nederlandse en de Belgische situa tie. De Nederlands-Belgische grens blijkt echter moeilijker te passeren dan wij dachten: het aantal Vlaamse bijdragen is tot op heden betrekkelijk klein gebleven, terwijl de bijdragen met een ex pliciet vergelijkend karakter op de vingers van een hand te tellen zijn (interessante bijdragen, dat wel). Dat kan te maken hebben met het feit dat de onderzoekssituatie in Vlaanderen beduidend slechter is dan die in Nederland; het west er in elk geval op dat TvA in België minder voet aan de grond gekregen heeft dan wij hoopten. Aan de an dere kant lijkt het erop dat Nederlandse onder zoekers — als ze zich aan internationale vergelijking wagen — Nederlandse ontwikkelin gen eerder spiegelen aan de situatie in Duitsland, Zweden of de Verenigde Staten dan aan die in het buurland België. Wij zullen echter ons best blij ven doen het Nederlands-Vlaams grensverkeer te intensiveren.
Over een andere vorm van grensverkeer, dat met verwante disciplines zoals de economie en de arbeids- en organisatiepsychologie, zijn we posi tiever gestemd. Dat misschien ook wel omdat on ze verwachtingen niet zo hoog gesteld waren, gezien de toch duidelijk afgebakende scheidslijn tussen de disciplines in met name het universitai re bestel. In de praktijk van het beleidsgerichte onderzoek liggen deze grenzen kennelijk minder scherp. In elk geval is TvA geen exclusief sociolo gentijdschrift geworden. Dat zou in de ogen van de redactie ook afbreuk gedaan hebben aan de pretentie van het tijdschrift een forum te zijn voor beleid en onderzoek op het terrein van arbeids vraagstukken.
Of het tijdschrift aan de verwachtingen voldoet is uiteindelijk iets dat de lezers moeten uitmaken.
Uit onze naaste omgeving vangen wij vaak posi tieve geluiden over het tijdschrift op, maar wij zijn natuurlijk niet immuum voor het proces van selectieve waarneming. Uit literatuurverwijzin gen, ook in beleidsstukken, krijgen we de indruk dat het tijdschrift goed gelezen wordt. Toch is er een signaal dat we moeilijk kunnen negeren. Dat is dat de groei van het aantal abonnes is blijven steken op een niveau dat we zelf te laag vinden voor een tijdschrift met een betrekkelijk brede doelgroep. Het tijdschrift heeft een goed onthaal gekregen, maar de koperskring is kennelijk heel wat kleiner dan de lezerskring.
Verbreding van de koperskring is dan ook het eerste doel dat we samen met onze nieuwe uitge ver zullen aanpakken. Ik dank op deze plaats vier onderzoeksinstellingen — het IVA, het ITS, NIPG/TNO en de werkgroep Arbeidsvraagstuk ken en Welzijn van de RU Leiden - die, het be lang van het tijdschrift voor de verspreiding van onderzoeksresultaten onderkennend, ons met steunadvertenties in staat stellen het tijdschrift te continueren en een nieuwe wervingscampagne te starten.
J.J. van Hoof, voorzitter redactie.