• No results found

Samenvatting van de resultaten van de "structuurenquete akkerbouw 1975" : Nederland ingedeeld in negen akkerbouwgebieden : oorspronkelijke gegevens C.B.S

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Samenvatting van de resultaten van de "structuurenquete akkerbouw 1975" : Nederland ingedeeld in negen akkerbouwgebieden : oorspronkelijke gegevens C.B.S"

Copied!
47
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

"STRUCTUURENQUêTE AKKERBOUW 1975"

- Nederland ingedeeld in negen akkerbouwgebieden

•including English summary

ing. H. Preuter

(oorspronkelijke gegevens CBS)

april 1978 rapport nr. 9

CENTRALE LANDBOUWCATALOGUS

(2)

biz. 1. OPZET VAN DE ENQUETE EN SAMENVATTING VAN DE RESULTATEN 1

1.1. Indeling van de gebieden 1 1.2. Indeling van de bedrijven 1 1.3. Aantal bedrijven en oppervlakte cultuurgrond 2

1.k. Samenvatting gegevens per gebied . . . . 3

2. BOUWPLAN, OPBRENGST EN CONTRACTTEELT 6 2.1. Aantal bedrijven met vruchtwisselingsgewassen 6

2.2. Samenstelling van het bouwplan 6

2.3. Opbrengstniveau 8

2.k. Contractteelt van aardappelen 9

3. BEDRIJVEN NAAR RECHTSPOSITIE EN AANTAL ARBEIDSKRACHTEN 10

3.1. Rechtspositie 10 3.2. Aantal arbeidskrachten en sbe per arbeidskracht 11

3.3. Aantal arbeidsjaareenheden 11

h. MECHANISATIE EN BEWERKTE OPPERVLAKTE PER MACHINE 1U

U.1. Aardappelrooimachines 1^

k.2. Bietenrooimachines 16

U.3. Maaidorsers 19

h.k. Aardappelpootmachines en precisiezaaimachines 21

5. AANTAL BEDRIJVEN MET GEBRUIK VAN WERKTUIGEN 2k

5.1. Trekkers 2k

5.2. Werktuigen in eigendom 2k

5.3. Werktuigen in mede-eigendom 26 5.U. Werktuigen van loonbedrijven 27

6. VERKAVELING EN GEBOUWEN 29 6.1. Aantal kavels en ontsluiting 29

6.2. Ploegpercelen en detailontwatering 30

6.3. Opslagruimte voor granen 31 6.U. Opslagruimte voor aardappelen en stroomvoorziening 31

7. SUMMARY AND CONCLUSIONS 3^

8. BIJLAGEN 36 8.1. Enquêteformulieren landbouwtelling en structuurenquête 36

8.2. Gewassen voor vruchtwisseling in de vollegrond ^0

8.3. Bedrijven met gebruik van werktuigen Hl 8.3.1. Noordelijke en centrale zeekleigebied ^1

8.3.2. Zuidwestelijke zeekleigebied en lössgebied h2

8.3.3. Veenkoloniën en noordelijke zandgebied ^3 8.3.H. Rivierkleigebied en oostelijke en centrale zeekleigebied . . . *+U

(3)

De structuurenquête akkerbcuwbedrijven 1975 heeft betrekking op bedrijven met ten minste een omvang van 70 standaardbedrij fseenheden (sbe) en 15 ba cultuur-grond. Van het totale aantal sbe per bedrijf moet 60$ of meer afkomstig zijn van vruchtwi s s elingsgew as sen,

De informatie is verkregen uit een aantal gegevens van de landbouwtelling mei 1975 en een aanvullende enquête, die is gehouden van november 1975 tot maart 1976. De modellen van de gebruikte formulieren zijn in bijlage 8,1. gegeven.

Als vruchtwisselingsgewassen zijn gerekend: granen, peulvruchten, handelsge-wassen, land- en tuinbouwzaden, knol- en wortelgehandelsge-wassen, groenvoeder- en

groenbemestingsgewassen, groenten vollegrond, bloembollen en -knollen en tij-delijk grasland.

In bijlage 8,2. is een is een overzicht van de betreffende gewassen gegeven.

1.1. Indeling van de gebieden

De gebieden zijn ingedeeld naar grondsoort:

- Noordelijk zeekleigebied: de zeekleigebieden en de weidestreken van Gro-ningen en Friesland;

- Centraal zeekleigebied: de zeekleigebieden, de weidestreken en tuinbouwge-bieden van Noord-Holland, de Noordoostpolder en Oostelijk Flevoland; - Zuidwestelijk zeekleigebied: de zeekleigebieden van Zuid-Holland, Zeeland

en Noord-Brabant en de weidestreken en tuinbouwgebieden van Zuid-Holland; - Lössgebied: het rivierkleigebied van Limburg;

- Veenkoloniën: de veenkoloniën van Groningen en Drente;

- Noordelijk zandgebied: de zandgronden van Groningen, Friesland en Drente; - Rivierkleigebied: de rivierkleigebieden van Overijssel, Gelderland, Utrecht

en Noord-Brabant en de weidestreken van Utrecht en Noord-Brabant;

- Oostelijk en Centraal zandgebied: de zandgronden en veenkoloniën van Over-ijssel, de zandgronden van Gelderland, Utrecht en Noord-Holland en de weide-streken van Overijssel;

- Zuidelijk zandgebied: de zandgronden van Noord-Brabant en Limburg.

De oppervlakte akkerbouwgewassen bedroeg in 1975 67U.UOO ha. Van deze opper-vlakte kwam 60% voor op de in de enquête betrokken bedrijven. In de Veenkolo-niën en het Noordelijk en Centrale zeekleigebied viel 80% van de oppervlakte akkerbouw onder de enquête, in het zuidwestelijk zeekleigebied 75%5 in het noordelijk zandgebied 60% en in de overige gebieden 15 tot 30%.

1.2. Indeling van de bedrijven

(4)

z i j n :

- consumptieaardappelbedrijven

- pootaardappelbedrijven

- fabrieksaardappelbedrijven

- graan-/bietenbedrijven

- overige bedrijven

De bedrijven waarvan de oppervlakte granen en/of knol- en wortelgewassen min-der is dan U0% van de oppervlakte cultuurgrond, zijn tot de overige bedrijven gerekend.

De bedrijven waarvan de oppervlakte granen en/of knol- en wortelgewassen hQ% of meer is van de oppervlakte cultuurgrond zijn verder ingedeeld op basis van de oppervlakte aardappelen. De bedrijven met minder dan 15% aardappelen vallen onder de graan-/bietenbedrijven.

De bedrijven met 15% of meer aardappelen zijn op basis van de grootste

opper-vlakte aardappelen ingedeeld in consumptie-, poot- of fabrieksaardappelbedrij-ven.

De basis van de indeling naar bedrij fstypen is hieronder schematisch weerge-geven. ->]+0% graan-, knol-en wortelgewassknol-en in % van de opper vlakte cultuur-grond - < 1 5% aardappelen (graan-/b i et en-bedrijven) -_>15% aardappelen op basis van grootste opper-vlakte - consumptieaardap-pelbedrijven pootaardappelbe-drijven - fabrieksaardappel-bedrijven

- <Ho% graan-, knol-en wortelgewassknol-en (overige bedrijven)

1.3. Aantal bedrijven en oppervlakte cultuurgrond

In tabel 1 is een overzicht gegeven van het aantal bedrijven per gebied en per bouwplantype. De oppervlakte cultuurgrond gedraagt bijna H5I.000 ha, waarvan 95% met vruchtwisselingsgewassen wordt beteeld.

Uit tabel 1 blijkt dat in het zuidwestelijk zeekleigebied het grootste aantal bedrijven voorkomt. Bij de bedrijfstypen is het aantal consumptieaardappelbe-drijven, fabrieksaardappelbedrijven en graan-/bietenbedrijven ongeveer even groot.

De consumptieaardappelbedrijven komen vooral voor in het zuidwestelijke en het centrale zeekleigebied.

De pootaardappelbedrijven komen overwegend voor in het centrale en noordelijke zeekleigebied.

(5)

Tabel 1. Aantal bedrijven en oppervlakte cultuurgrond en vruchtwisselingsge-wassen. g e b i e d e n N, z e e k l e i g e b . C e n t r . " Z u i d w . " L ö s s g e b i e d V e e n k o l o n i ë n N o o r d . z a n d g e b . R i v i e r k l e i g e b „ O . + C e n t r . z a n d g . Z u i d e l . z a n d g e b , T o t a a l N e d e r l . w a a r v a n : c o n s . a a r d . b e d r . p o o t a a r d . b e d r . f a b r . a a r d . b e d r . g r a a n - / b i e t e n b . o v . b e d r i j v e n b e d r i j v e n a a n t a l 1 .1+1+2 2 , 5 2 2 3 . 8 2 8 165 1.730 1.036 1U5 320 523 1 1 . 7 1 1 3 . 0 9 3 1.1+33 3 . 1 5 8 3.311+ 7 1 3 i n $ 12 22 33 1 15 9 1 3

k

100 26 12 27 28 6 o p p . c u l t . g r o n d i n h a 76.OI+6 8 8 . 6 1 6 II+9.932 5.25I+ 5 9 . 9 7 2 31+.690 5 - 5 3 3 1 U . 1 2 3 I 6 . 6 8 O U50.8U6 1 2 5 . 6 3 8 5 5 - 5 7 7 113.1+03 131+.636 21 . 5 9 2 o p p . v r u c h t -w i s s e l . g e -w . t o t a a l i n h a 7 1 . 6 7 9 8 6 . 7 3 5 1 3 7 . 9 2 9 1+.729 5 8 . 6 6 2 3 3 . U 2 3 H . 7 9 9 1 3 . 3 3 1 11+.938 I+26.225 1 2 0 , 5 1 1 5 3 . 3 2 7 1 1 0 . 3 7 7 123.70I+ 1 8 . 3 0 7 i n % 17 20 32 1 11+ 8 1 3 1+ 100 28 13 26 29 1+ b e d r i j f s t y p e n i n $ c o n s . a a r d . b e d r . 1+ 37 50 2 0 0 1 0 5 100 100 p o o t -a -a r d , b e d r . 29 59 6 -! 1+ 0 1 1 100 _ 100 -f a b r . a a r d . b e d r . 7 0 -5^ 31 0 8 -100 — -100 -g r a a n - / b i e t e n -b e d r . 19 10 57 3 1 0 3 1 7 100 _ -100

-I

o v . b e d r .

k

25 U5 1 1 0 3

k

18 100 -100

en het noordelijk zandgebied.

De graan-/bietenbedrijven en overige bedrijven zijn sterk vertegenwoordigd in het zuidwestelijk zeekleigebied.

De variatie in het aantal bedrij fstypen per akkerbouwgebied is vrij groot, In het volgende overzicht zijn de bedrij fstypen die minder dan 10$ van het aantal bedrijven per gebied beslaan, buiten beschouwing gebleven.

- Noordelijk zeekleigebied - Centraal zeekleigebied - Zuidwestelijke zeekleigebied - Lössgebied - Veenkoloniën - Noordelijk zandgebied - Rivierkleigebied

- Oostel. en centr. zandgeb. - Zuidelijk zandgebied 1+1+$ g r . / b . b e d r . , 29$ p . a . b e d r . , 16$ f . a . b e d r . 1+6$ c a . b e d r . , 3h% p . a . b e d r . , 13$ g r . / b . b e d r . 1+9$ g r . / b . b e d r . ,1+0$ c a . b e d r . % g r . / b . b e d r . , 3 8 $ c a . b e d r . 3$ f . a . b e d r . 9l+$ f . a . b e d r . 67$ g r . / b . b e d r . , 1 7 $ c a . b e d r . , ll+$ o v , b e d r „ 79$ f . a . b e d r . 1+2$ g r , / b . b e d r . , 3 2 $ c a . b e d r . , 2l+$ o v . b e d r , Op b a s i s v a n d e z e v e r d e l i n g v e r t o n e n e e n a a n t a l g e b i e d e n v r i j v e e l o v e r e e n -k o m s t . 1 .1+. S a m e n v a t t i n g g e g e v e n s p e r g e b i e d I n t a b e l 2 i s e e n a a n t a l g e g e v e n s p e r g e b i e d s a m e n g e v a t ,

(6)

Tabel 2„ Samenvatting van de gegevens per gebied. a a n t a l b e d r i j v e n o p p . v r u c h t w i s s . g e w . i n h a p e r b e d r i j f i n % v a n c u l t u u r g r . b o u w p l a n i n % g r a n e n p e u l v r u c h t e n h a n d e l s g e w a s s e n l a n d - er. t u i . .::•. z a d e n k n o l - en w o r t e l g e w . g r o e n v o e d e r en g r o e n ' b e m . g e w . g r o e n t e n v o l l e g r o n d b l o e m b o l l e n en - k n . t i j d e l i j k g r a s l a n d o p b r . n i v . / h a i n % v a n a a n t a l b e d r i j v e n 2.25 t o n p o o t a a r d a p p . >35 t o n c o n s . a a r d . 2.35 t o n f ab r . a a r d . 2^+5 t o n s u i k e r b i e t e n 2.5» 0 t o n w i n t e r t a r w e r e c h t s p o s i t i e i n % v a n a a n t a l b e d r i j v e n r e c h t s p e r s o o n p e r s . o n d e r n . b e d r . hfd, m a a t s c h a p o f and.sam.v. a r b e i d a r b e i d s j a a r e e n h . ,foedr. o p p . c u l t . i n h a / a j e % b e d r . m e t T-.130 s b e p e r a j e f'.-"-rui.-, v a n ma,.:.../ i n , van aan.&.i b e -d r i j v e n met a a r -d . e n z . a a r d . r o o i m a c h . 2 - r i j b i e t e n r . m a c h . 6 - r i j m a a i d o r s e r >k m v e r k a v e l i n g » o n t s l u i -t i n g en o n -t w a -t e r i n g i n % v a n a a n t . b e d r . 1 en 2 k a v e l s 2.30% o n t s l . b o u w l a n d v o i d . d e t a i l o n t w a t . o p s l a g r u i m t e i n % v . a a n t . b e d r i j v e n m e t a a r d . o f g r a n e n a a r d a p p e l e n g r a n e n N. z e e k l . g e b . 1 .1+1+2 >+9,7 9h hl 0 12 3 32 1 2 0 3 37 25 65 Uo 6k 1 83 16 1,97 2 6 , 7 h9 3k 57 19 30 36 h9 53 1+0 C. z e e k l . g e b . 2 . 5 2 2 3k,k 98 29 1 1 5 51 0 8 2 2 50 65 50 8U 75 h 11 18 2 , 0 0 1 7 , 6 50 58 60 27 87 71 77 79 13 Z.W. z e e k l . g e b . 3 . 8 2 8 3 6 , 0 92 35 5 1+ 1 37 2 8 1 1 39 66 58 ^5 1 8o 19 1,81+ 2 1 , 3 1+1 76 57 1+2 2k 82 65 61+ 8 L ö s s -g e b . 165 2 8 , 7 90 1+1 0 0 1 51 6 2 0 0 51 11+ 22 2 81+ 1 5 1,58 2 0 , 1 22 26 53 10 11 81+ 69 72 18 V e e n -k o l . 1.730 3 3 , 9 98 3k 0 0 1 61 0 1 0 1+ 28 18 59 36 35 0 87 . 13 1,1+9 2 3 , 2 •31 I 1 1U I I 13 57 79 1 18 N. z a n d -g e b . 1 . 0 3 6 3 2 , 3 96 27 0 1 66 1 1 0 6 33 11+ 53 25 7 0 87 12 1,56 21 ,1+ 31 11+ 6 12 26 51 72 5 17 R i v . k l e i -g e b . ll+5 3 3 , 1 87 38 1 0 8 39 6 8 1 17 16 50 3 ^ 27 5 81+ 1 0 1 , 6 3 23,1+ 38 ^0 53 8 28 77 70 36 11 O.+C. z a n d -g e b . 320 1+1,7 9h 35 0 0 1 51 9 1 0 2 10 hl 35 11 6 79 11+ 1,81 2l+,l+ 38 6 1+5 10 3I+ 69 80 8 16

z.

z a n d -g e b . 523 2 8 , 6 90 28 0 1 1+ 38 8 19 1 1 37 61+ 50 1+2 22 1+ 81+ 12 1,82 1 7 , 5 39 56 35 8 16 ^5 55 28 9 N e d e r -l a n d 11 .711 36,1+ 95 35 2 1+ h h5 2 5 1 2 kh 59 57 5U 53 2 82 16 1,81 2 1 , 3 1+1 1+1+ 1+7 26 37 65 68 h6 16

(7)

Uit tabel 2 blijkt, dat de gemiddelde oppervlakte vruchtwisselingsgewassen per bedrijf varieert van 29 tot 50 ha.

De granen en de knol- en wortelgewassen nemen samen gemiddeld 00% van het

bouwplan in. Voor het zuidwestelijke zeekleigebied en het zuidelijke zandge-bied is dit ca. 10% en voor het lössgebied, de veenkoloniën en het noordelijke

zandgebied meer dan 90%.

Het opbrengstniveau van de gewassen ligt in het centrale zeekleigebied voor alle gewassen hoger dan het landelijke gemiddelde.

De exploitatie van de bedrijven vindt voor ruim 00% als persoonlijke onderne-ming van het bedrijfshoofd plaats. De verschillen tussen de gebieden zijn niet groot.

Gemiddeld is de arbeidsbezetting 1,8 arbeidsjaareenheden (aje) per bedrijf. De zeekleigebieden hebben een iets hogere arbeidsbezetting per bedrijf dan de overige gebieden.

De oppervlakte cultuurgrond per aje is gemiddeld 21 ha. Deze oppervlakte is met 27 ha in het noordelijkezeekleigebied belangrijk groter en in het centrale

zeekleigebied en het zuidelijke zandgebied met 17,5 ha belangrijk lager. Het noordelijke en centrale zeekleigebied liggen met het % bedrijven met 130 sbe of meer per aje gunstiger dan het gemiddelde.

De bedrijven in het zuidwestelijke en het centrale zeekleigebied maken meer gebruik van werktuigen met een grote werkbreedte dan de overige gebieden. De verkaveling is zeer gunstig in het centrale zeekleigebied. De verkaveling, ontsluiting en detailontwatering is in het noordelijke zeekleigebied ongunsti-ger dan het landelijke gemiddelde.

De aardappelen worden vooral in de zeekleigebieden en het lössgebied op het eigen bedrijf opgeslagen. De graanbewaring op het eigen bedrijf is vooral van betekenis in het noordelijke zeekleigebied.

In de volgende hoofdstukken zal meer gedetailleerd op de gegevens van deze samenvatting worden ingegaan.

(8)

2. BOUWPLAN, OPBRENGST EN CONTRACTTEELT

2.1. Aantal bedrijven met vruchtwisselingsgewassen

De aardappelen, suikerbieten en granen zijn de belangrijkste gewassen op de akkerbouwbedrijven. In tabel 3 is een beeld gegeven van het percentage bedrij-ven waarop groepen van gewassen voorkomen.

Tabel 3. Aantal bedrijven met groepen van gewassen.

gebied Noord.zeekleigeb, Centr.zeekleigeb. Zuidw.zeekleigeb. Lössgebied Veenkoloniën Noordel,. zandgebied Rivierkleigebied Oost.enCentr.zandg. Zuidel.zandgebied Totaal Nederland aant al be- drij-ven 1 .1+1+2 2.522 3.828 165 1.730 1.036 11+5 320 523 11.711 aant g r a -nen

99

87

97

96

96

92

88

90

75

93

nbedr. p e u l -v r .

7

7

^5

1 1 -10 2

3

i8 met groepen v a n g e w . in h a n d e l s -gew. 62 11

33

1 3 1

k

h

7

22 ^land-en t u i n b o u w -zaden 29 28 1+6 3

5

5

37

7

21 28 k n o l -en w o r t . gew.

93

97

98

98

100 100

95

95

93

97

g r . v . + g r . b e m . gew. 10 3 16 30 2

7

25

36

35

12 % v a n aant.b g r o e n -ten v o l l e -grond 22

53

5U

17 1+ 3 30

8

67

37

b l o e m b o l l . en kn. 3 13 3 1 0 0 -0 2

k

/*?.r.. tijd. g r a s -land 32 15

7

6

31

38

8

18 10 18

Uit tabel 3 blijkt dat de granen en k n o l en w o r t e l g e w a s s e n op b i j n a alle b e d r i j v e n v o o r k o m e n . D e p e u l v r u c h t e n k o m e n op v e e l b e d r i j v e n in het z u i d w e s t e lijke zeekleigebied voor en de h a n d e l s g e w a s s e n op v e e l b e d r i j v e n in het n o o r -delijke en zuidwestelijke zeekleigebied.

D e b e d r i j v e n m e t g r o e n v o e d e r - en g r o e n b e m e s t i n g s g e w a s s e n b e v i n d e n zich v o o r a l in het l ö s s g e b i e d , het rivierkleigebied en het o o s t e l i j k e , centrale en z u i d e -lijke zandgebied.

B e d r i j v e n m e t v o l l e g r o n d s g r o e n t e n komen w e i n i g voor in de v e e n k o l o n i ë n en het n o o r d e l i j k e , oostelijke en centrale zandgebied. D e b e d r i j v e n m e t b l o e m b o l l e n en -knollen zijn in geringe m a t e aanwezig in de z e e k l e i g e b i e d e n .

In h e t n o o r d e n v a n N e d e r l a n d h e b b e n v r i j v e e l b e d r i j v e n t i j d e l i j k g r a s l a n d .

2.2. Samenstelling v a n h e t b o u w p l a n

In de v o l g e n d e t a b e l l e n is de oppervlakte v a n e e n aantal g e w a s s e n in % v a n de oppervlakte v r u c h t w i s s e l i n g s g e w a s s e n p e r gebied g e g e v e n .

(9)

Tabel k. Samenstelling van het bouwplan ( 1 ) „ gebieden N.zeekleigeb. Centr. " ZW Lössgebied Veenkoloniën N.zandgebied Rivierkleigeb. 0,+C.zandgeb. Z.zandgebied Totaal Nederl.

in % van oppervlakte vruchtwisselingsgewassen knol-en wort. gew. 32 51 37 51 61

66

39 51 38 45 waarvan : poot-aard. 8 10 1 -1 3 0 1 1

k

cons. aard. 3 1U 14 13 0 0 8 1 12 9 fabr. aard. 6 0

-hl

hl

1

ko

0 12 s. bie-ten 15 28 23 38 13 16 30 9 25 20 gra-nen

hl

29 35 41 34 27 38 35 28 35 waarvan : w. tar-we 16 17 1 1 24

k

3 9 2 5 11 z. tar-we 11

h

7

6

10 4 12 6 2 7 w. gerst 3 0 0

h

0 0 1 0 2 1 z. gerst 8 5 15

6

6

6

14 17 11+ 10 rog-ge 0 0 0 1 2 3 1 5 5 1 ha-ver 8

h

2 1 ! 11 11 2 5 1 5

Uit tabel 4 blijkt dat het percentage poot- en consumptie-aardappelen samen varieert van 1 tot 2k% van de oppervlakte per gebied. Bij de suikerbieten is dit 9-38$.

Zomertarwe en zomergerst komen vrij evenredig verdeeld in alle gebieden voor. De andere granen zijn iets meer gebonden aan bepaalde gebieden.

Tabel 5- Samenstelling van het bouwplan (2).

gebieden W.zeekleigeb. Centr. " Z.W. Lössgebied Veenkoloniën N. zandgebied Rivierkleigeb. O.+C.zandgeb. Z . zandgebied Totaal Nederl. in % van op] peul-vr. 0 1 5 0 0 -1 0 0 2 han- dels-gew. 12 1 4 0 0 0 0 0 1 4 pervlakte vruchtwisselingsgewassen gras-zaad 2 5 7 0 1 1

7

1 3 3 groen-ten volle-grond 2 8 8 2 1 1 8 1 19 5 waarvan : zaai-uien 0 4 3 1 -0 0 2 ov. 2 4 5 1 1 1 8 1 '9 3 bloem-bollen en knoll. 0 2 1 0 0 0 -0 1 1 snij-maïs 0 0 1 6 0 i 6 9 8 1 tij-del. gras-land 3 2 1 0 4

6

1 2 1 2 ov. gew. 2 1 1 0 0 0 0 1 1 2 vrucht-wissel, gew. in ha per bedrijf 49,7 34,4 36,0 28,7 33,9 32,3 33,1 Vl,7 28,6 36,4

De zaaiuien komen haast uitsluitend voor in het centrale en zuidwestelijke zee-kleigebied.

(10)

Het op"brengstnïveau van de gewassen heeft betrekking op de gemiddelde opbrengst per ha van de bij de meitelling 1975 opgegeven arealen. Hierbij is alleen naar de opbrengsten van aardappelen, suikerbieten en wintertarwe gevraagd. In tabel 6 is een overzicht van het opbrengstniveau van de aardappelen gegeven.

Tabel 6. Opbrengstniveau van aardappelen (tonnen per h a ) .

gebieden Noord.zeekleigebied Centr.zeekleigebied Zuidw.zeekleigebied Lössgebied Veenkoloniën Noord.zandgebied Rivierkleigebied Oost.en Centr.zandg Zuidel.zandgebied Totaal Nederland

in } % van het aantal pootaardappelen <20 17 9 25 5 1+ -16 16 13 20-<25

k6

k^

37 67 63 83 76

hl

kk

25-<30 29 35 18 25 30 17 8 26 31 30-<35 7 12 13 3 2 -11 10 >35 1 3 8 -1 -3

bedrijven waarop aardappelen voorkomen consumptieaardapp. <30 35 19 11 6 21 32 37 43 15 16 30-<35 39 16

2k

1+2 62 55 1+6

hl

21 2U 35-<l+0 16 22 38 29 15 11 1U 2 28 29

Uo-<l+5 6 26 21 16 3 3 1 1* 20 20 >U5 3 17 7 6 -1

h

16 10 fabrieksaardappelen <30 8 -8 10 -18 50 9 30-<35 27 50 32 37 50 35 -33 35-<i+o 43 50 39 1+0 -34 -39 1+0-<45 21 -17 12 50 11 50 16 >45 1 -3 1 -2 -2

Uit tabel 6 blijkt dat de opbrengsten van pootaardappelen en consumptie-aardap-pelen in het centrale zeekleigebied hoger liggen dan in de andere zeekleigebie-den.

De opbrengst van de fabrieksaardappelen ligt in de veenkoloniën en het noorde-lijke zeekleigebied hoger dan in de zandgebieden. De opbrengstverschillen kunnen zijn beïnvloed door de droge zomer van 1975.

In tabel 7 is een overzicht van de opbrengst van suikerbieten en wintertarwe gegeven.

Tabel 7. Opbrengstniveau van suikerbieten en wintertarwe (tonnen per h a ) .

gebieden Noord, zeekleigebied Centraal zeekleigebied Zuidw. zeekleigebied Lössgebied Veenkoloniën Noordelijk zandgebied Rivierkleigebied

Oost. en Centr. zandgebied Zuidelijk zandgebied Totaal Nederland in % v/h aantal <35 1+ 1 3 11 10 16 6 10 8 5 suikerbiet« 35-<l+0 18 1+ 11 34 20 27 15 16 22 11+ 1+0-<45 37 13 28 Ui 34 32 1+6 38 28 27 45-<50 30 19 32 11 22 16 24 22 23 25

bedr. waarop het gewas voorkomt

ïn 50-<55 9 31 19 2 11 8 8 11 11+ 18 >55 1 31+ 7 1 3 1 2 2 5 11 wintertarwe <1+ 2 3 10 22 11 21+ 14 31 28 8

4-<)+-J

9 8 22 30 29 1+0 30 1+3 30 17 <5 21+ 15 21+ 25 25 29 29 15 20 22 5-<5^ 32 23 22 17 23 7 13 11 17 23

>5i

32 52 23 5 12 -14 -5 30 1

(11)

Uit tabel 7 "blijkt dat de opbrengsten v a n de suikerbieten het hoogste zijn in het centrale en zuidwestelijke zeekleigebied. Bij de wintertarwe hebben de z e e -kleigebieden belangrijk hogere opbrengsten dan de andere gebieden.

2.U. Contractteelt v a n aardappelen

In tabel 8 is een overzicht gegeven v a n de contractuele binding voor de afzet v a n aardappelen. Hierbij is v a n prijscontracten uitgegaan en niet v a n leverings-contracten.

Tabel 8, Contractuele binding voor de afzet v a n aardappelen in procenten v a n het aantal b e d r i j v e n m e t aardappelen.

gebieden Noordelijk zeekleigebied Centraal zeekleigebied Zuidwestelijk zeekleigeb. Lössgebied Veenkoloniën Noordelijk zandgebied Rivierkleigebied O o s t . en Centr. zandgebied Zuidelijk zandgebied Totaal Nederland w a a r v a n b e d r . met : <5 h a aardappelen 5-<10 h a aardappelen 10—<15 h a aardappelen 15—<30 h a aardappelen 30 h a en meer aardapp. aantal b e d r . met aard. 1 .Oi+5 2.285 2.862 116 1 .71*+ 1.035 75 296 33H 9.762 2.105 3.301+ 2.399 1.6U6 308 contractuele b i n -ding v o o r afzet in % geen 66 87 85 98 85 77 85 28 63 80 88 81 79 72 65 <50 15 7 7 1 8 7 3 1 3 8 2 8 9 11 10 5 1 -90 7 2 3 1 2 3 -2 2 3 2 3 3 3 7 91-100 12 5 6 -5 13 12 69 33 10 8 9 9 11+ 17 w.v. bedr. bedr. met aard. z. op-slag I+90 I+76 1.023 33 1 .690 982 1+8 271 2l+1 5.251+ 1.259 1.31*8 1.266 1.156 225 zonder opslag c o n t r a c t u e l e ding in % g e e n 72 85 88 100 85 78 83 21+ 58 79 87 77 80 72 67 ^50 12

k

3 -8 6 2 0 3 6 1 6 7 9 9 51-90 1+ 3 2 -2 2 -1 2 2 2 2 2 2 5 b i n - 91-100 11 9 7 -5 13 15 71+ 37 13 10 1U 11 16 19 Uit t a b e l 8 b l i j k t dat 8 0 % v a n d e b e d r i j v e n m e t a a r d a p p e l e n g e e n c o n t r a c t u e l e b i n d i n g v o o r de afzet v a n dit g e w a s h e e f t . I n h e t n o o r d e l i j k e z e e k l e i g e b i e d en h e t oostelijke, c e n t r a l e en z u i d e l i j k e z a n d g e b i e d is de c o n t r a c t u e l e b i n d i n g g r o t e r dan in d e o v e r i g e g e b i e d e n . D e b e d r i j v e n zonder o p s l a g r u i m t e v o o r a a r d a p -p e l e n o-pliet eigen b e d r i j f h e b b e n nauwelijks m e e r c o n t r a c t u e l e b i n d i n g v o o r d e afzet dan de o v e r i g e b e d r i j v e n .

D e c o n t r a c t u e l e b i n d i n g neemt w e l t o e m e t de o p p e r v l a k t e a a r d a p p e l e n p e r b e -drijf: o p d e b e d r i j v e n m e t m i n d e r d a n 5 h a a a r d a p p e l e n h e e f t 8 8 % v a n de b e d r i j v e n g e e n b i n d i n g v o o r de a f z e t ; op d e b e d r i j v e n m e t 30 h a en m e e r 65%»

(12)

3. BEDRIJVEN NAAR RECHTSPOSITIE EN AANTAL ARBEIDSKRACHTEN

3.1. Rechtspositie

In tabel 9 zijn de bedrijven naar de rechtspositie van de onderneming inge-deeld. Bij de beoordeling of er sprake is v a n een maatschap is uitgegaan v a n de opvatting v a n de b o e r . Hierbij is niet gevraagd naar een contract o f nota-riële akte.

Tabel 9. Bedrijven naar rechtspositie.

gebieden Noord.zeekleigebied Centr.zeekleigebied Zuidw.zeekleigebied Lössgebied Veenkoloniën Noordelijk zandgeb. Rivierkleigebied Oost.en Centr.zandg. Zuidelijk zandgebied T o t a a l Nederland w a a r v a n : 15-<20 h a 20-<30 h a 30-<l+0 h a l+0-<50 h a 50-<75 h a 75 h a en m e e r aant al b e d r i j -v e n 1.1+1+2 2.522 3.828 165 1.730 1.036 1^5 320 523 11.711 1 .72^ 3.1+21+ 2.528 1.807 1.570 658

in % van het aantal b< rechtspersoon venn. onder firma 0 0 0 -0 0 3 1 -0 0 0 0 0 1 2 b.v. en n.v. 1 1 1 1 0 0 1 1 2 1 1 1 0 0 1

7

stich-ting 0 0 0 1 0 0 1 2 1 0 0 0 0 0 1 2 over-heid 0 3 0 -0 -2 1 1 0 1 1 1 1 2 5drijven natuurlijk persoon persoonl» ondern. bedr.hfd. <50j ^5 1+1 1+5 51

k9

53 1+3

hk

52

U6

k6

h9

1+8 1+6 1+3 29 >50j 38 36 35 33 38 31+ 1+1 35 32 36 1+2 38 36 33 31 27 maatschap en ande-re samenw.vormen vader en zoon 5 12

6

2 5 1+ 3 8 2 7 1+ 5 7 9 8 11 gebr. of kind. 9 5 11 12 7 7 6 5 9 8 6 6 7 10 12 16 over. rela-ties 2 1 2 1+

Uit tabel 9 blijkt dat 2% van het aantal bedrijven als rechtspersoon wordt g e -ëxploiteerd. Deze exploitatievorm komt in het rivierkleigebied en het ooste-lijke en centrale zandgebied iets meer v o o r . Uit de grootteklasseverdeling blijkt dat de rechtspersoon relatief meer wordt toegepast op bedrijven van 75 h a en groter.

De persoonlijke onderneming v a n het bedrij fshoofd komt in sterke mate v o o r , nl, 8 2 % v a n het totaal aantal bedrijven. D e gemiddelde leeftijd v a n het bedrij f s -hoofd is iets lager dan 50 jaar.

D e maatschap of andere samenwerkingsvorm houdt sterk verband met de familie-relatie. Deze samenwerkingsvorm neemt toe met de bedrij fsoppervlakte.

(13)

3.2„ Aantal arbeidskrachten en sbe per arbeidskracht

In tabel 10 zijn de bedrijven ingedeeld naar het aantal mannelijke krachten per bedrijf en naar het aantal standaardbedrij fseenheden per arbeids-kracht . De berekening van het aantal sbe per arbeidsarbeids-kracht heeft betrekking op het totale bedrijf. Hieronder vallen niet alleen de vruchtwisselingsgewassen, maar ook de eventuele veehouderij, fruitteelt en tuinbouw onder glas.

Tabel 10. Bedrijven naar het aantal regelmatig werkzame mannelijke arbeids-krachten (15 uur en meer per week per bedrijf) naar arbeidsbezetting en aantal sbe per arbeidskracht.

gebieden N o o r d e l i j k z e e k l e i g e b . C e n t r a a l z e e k l e i g e b i e d Z u i d w e s t e l . z e e k l e i g e b . Lössgebied Veenkoloniën N o o r d e l i j k zandgebied R i v i e r k l e i g e b i e d O o s t e l . e n C e n t r . z a n d g . Z u i d e l i j k zandgebied T o t a a l Nederland a a n t a l b e d r i j -ven 1.1+1+2 2 . 5 2 2 3.828 165 1.730 I.O36 1U5 320 523 11 .711 i n % van h e t a a n t a l b e d r i j v e n m a n n e l i j k e a r b e i d s -k r a c h t e n p e r b e d r . geen 2 2 3 6 2 2 10 7 6 3 1 k2 i+3 51 66 68 70 5^ 55 67 53 2 38 1+1 33 2h 25 2k 22 26 20 32 > 3 18 11+ 13 1+ 5 3 13 12 7 11 a a n t a l sbe p e r a r b e i d s k r a c h t <90 23 20 29 51 37 1+0 35 33 37 29 90-130 28 30 30 28 32 29 28 30 2l+ 30 >130

h9

50 1+1 22 31 31 38 38 39 1+1

op bedrijven met 1 of meer arbeidskrachten

Uit tabel 10 blijkt dat op 53% van het aantal bedrijven 1 regelmatig werkzame mannelijke arbeidskracht aanwezig is. In de zeekleigebieden is deze groep

be-drijven relatief kleiner en in de overige gebieden belangrijk groter. Het aantal bedrijven met 3 en meer mannelijke arbeidskrachten is relatief gering.

In het lössgebied, de veenkoloniën en het noordelijke zandgebied is het aantal sbe per arbeidskracht lager dan in de overige gebieden.

3.3. Aantal arbeidsjaareenheden

Een volwassen volwaardige man, die gedurende het gehele jaar 1+5 uur en meer per week voor het werk op het bedrijf beschikbaar is, is op 1 arbeidsjaareen-heid (aje) gesteld.

Voor de berekening van het aantal arbeidskrachten in arbeidsjaareenheden zijn de volgende normen aangehouden:

(14)

Arbeidstijd per week: 1+5 uur en meer 1 aje 22,5 uur tot <l+5 uur 0,75 aje

15 uur tot <22,5 uur 0,1+0 aje minder dan 15 uur 0,20 aje

1 werkweek 0,02 aje

Tot de gezinsarbeidskrachten worden gerekend de zelfstandige bedrij fsnoofden, die voor eigen rekening en risico een land- of tuinbouwbedrijf exploiteren; de echtgenote en inwonende kinderen van 15 jaar en ouder en de overige inwonende familieleden (ooms, neven, nichten, enz.) voor zover deze in het bedrijf werk-zaam zijn en ongeacht of zij daarvoor worden betaald of niet.

Onder niet-gezinsarbeidskrachten worden verstaan de bedrij fshoofden, die niet voor eigen rekening en risico een land- of' tuinbouwbedrijf exploiteren, zoals directeuren van N.V.'s, overheidsbedrijven enz.; de bedrijfsleiders; de in- en uitwonende arbeidskrachten die geen familieleden zijn van het bedrij fshoofd; de familieleden (zoons, dochters, ooms, enz.) van het bedrij fshoofd die niet op het bedrijf maar ergens anders wonen, en die familieleden die wel op het bedrijf wonen, maar een eigen huishouding voeren.

Niet regelmatig werkzame arbeidskrachten zijn personen van 15 jaar en ouder, die niet iedere week land- en of tuinbouwwerkzaamheden op het bedrijf hebben verricht.

In tabel 11 is een overzicht gegeven van het totaal aantal aje, de arbeidsbe-zetting per bedrijf en de oppervlakte cultuurgrond per aje.

Tabel 11. Aantal arbeidsjaareenheden en oppervlakte cultuurgrond per aje.

g e b i e d e n N o o r d e l i j k z e e k l e i g e b i e d C e n t r a a l z e e k l e i g e b i e d Z u i d w e s t e l i j k z e e k l e i g e b » L ö s s g e b i e d V e e n k o l o n i ë n N o o r d e l i j k z a n d g e b i e d R i v i e r k l e i g e b i e d O o s t e l i j k e n C e n t r . z a n d g , Z u i d e l i j k z a n d g e b i e d T o t a a l N e d e r l a n d w a a r v a n 15-<20 h a 2 0 - < 3 0 h a 30-<l+0 h a l+0-<50 h a 5 0 - < 7 5 h a 75 h a en m e e r a r b e i d s j < t o t a a l 2 . 8 ^ 7 5 ° 0 3 3 7.01+0 261 2.58U 1 . 6 2 1 236 580

95U

2 1 „ 1 5 5 2 , 6 7 5 5 . 3 2 9 U.187 3 . 3 5 3 3.3UU 2 . 2 6 9 l a r e e n h e d e n p e r b e d r i j f t o t a a l 1,97 2 , 0 0 1,81+ 1,58 1,1+9 1,56 1 , 6 3 1,81 1,82 1,81 1,55 1,56 1,66 1,86 2 , 1 3 3 , ^ 5 w a a r v a n : r e g e l m a t i g w e r k z a a m g e z i n s -a r b . 1 , 1 2 1 ,1U 1,19 1,35 1,21+ 1,33 0 , 9 7 1 , 0 8 1,27 1,19 1 , 2 2 1 ,21 1,23 1,19 1,18 0 , 8 6 n i e t g e z i n s -a r b . 0 , 6 8 0 , 6 3 0 , 5 1 0 , 2 1 0 , 1 9 0 , 1 5 0 , 6 0 0 , 6 7 0 , 3 2 0,1+7 0 , 1 7 0 , 2 2 0 , 3 0 0,5H 0 , 7 8 2 , 2 9 n i e t r e g e l -m a t i g w e r k -zaam 0 , 1 7 0 , 2 3 0,11+ 0 , 0 2 0 , 0 6 0 , 0 9 0 , 0 6 0 , 0 7 0,21+ 0,11+ 0 , 1 6 0 , 1 2 0 , 1 3 0 , 1 3 0 , 1 7 0 , 3 0 i n h a 1 o p p . c u l t . g r o n d 2 6 , 7 1 7 , 6 2 1 , 3 2 0 , 1 2 3 , 2 21,1+ 23,1+ 2l+,l+ 1 7 , 5 2 1 , 3 1 1 , 3 1 5 , 9 2 0 , 9 2l+,0 2 7 , 9 3 3 , 0 o e r a j e o p p . r o o i v r u c h -t e n1 8 , 1 9 , 9 8 , 1 9 , 3 1 3 , 8 1 3 , 5

7,8

1 1 , 8 6 , 1

9,6

5,7

7,9

9,9

1 1 , 0 1 1 , 8 1 2 , 6

(15)

Uit tabel 11 blijkt dat de gemiddelde arbeidsbezetting 1,8 aje per bedrijf is. De zeekleigebieden en het oostelijke, centrale en zuidelijke zandgebied hebben de grootste arbeidsbezetting. De arbeidsbezetting neemt toe met de bedrij fs-oppervlakte.

Het aantal gezinsarbeidskrachten bedraagt 1,2 per bedrijf. In de gebieden waar de bedrijven iets meer als rechtspersoon worden geëxploiteerd, ligt het aantal gezinsarbeidskrachten iets lager. Dit geldt ook voor de bedrijven van 75 ha en groter.

De niet-regelmatig werkzame arbeidskrachten komen meer voor in de gebieden met vollegrondsgroenten en bloembollen en -knollen.

De oppervlakte cultuurgrond per arbeidskracht neemt toe met de bedrij fsopper-vlakte en varieert van 11-33 ha per aje.

De oppervlakte rooivruchten is gemiddeld 10 ha per aje. In de veenkoloniën en het noordelijke zandgebied is deze oppervlakte met ca. ik ha duidelijk hoger dan in de overige gebieden.

(16)

h. MECHANISATIE EN BEWERKTE OPPERVLAKTE PER MACHINE

In de structuurenquête is vrij veel aandacht besteed aan de wijze van oogsten van aardappelen, suikerbieten en granen. Dit betreft het type van de oogstma-chines, de eigendom o.a. van eigen bedrijf of loonwerker en de bewerkte opper-vlakte per machine.

h.1. Aardappelrooimachines

In tabel 12 is een overzicht gegeven van het aantal bedrijven naar het gebruik van aardappelrooimachines. Hierbij maakt het geen verschil of de machine eigen-dom is van het eigen bedrijf of van b.v- het loonbedrijf. Het aantal bedrijven met aardappelen is bij de berekening van de percentages op 100% gesteld.

Tabel 12. Gebruik van aardappelrooimachines in % van het aantal bedrijven.

gebieden Noordelijk zeekleigeb. Centraal zeekleigebied Zuidwestel.zeekleigeb. Lössgebied Veenkoloniën Noordelijk zandgebied Rivierkleigebied Oostel.en Centr.zandg. Zuidelijk zandgebied Totaal Nederland bedr. met aard. 1 .Oil 5 2.285 2.862 116 1.T11| 1.035 75 296 33U 9.762

in % van het aantal bedrijven met aardappelen aardappelrooimachines voor-raad 1 3 1+ 1+ -0 9 2 il 2 een-n j i g in zakken

6

1 2 1 1 1

h

3 3 2 een-rijig met verz.b. 57 20

U

61+ 87 85 35 81+ 32 1+2 een-n j i g m wagen 2 18 15

6

1 1 12 5 6 10 twee-rij ig met verz.b. 10 2

k

3 10 13 13

k

15

6

twee-n j i g in wagen 2i| 56 72 23 A 1 1 27 2 1+1 38

Uit tabel 12 blijkt dat k2% van het aantal bedrijven met aardappelen gebruik maakt van een eenrijige rooimachine met verzamelbak en 38% van een tweerijige rooimachine met afvoer in een wagen. De eenrijige rooier wordt vooral voor het rooien van de fabrieksaardappelen gebruikt. De tweerijige rooier wordt vooral gebruikt in het centrale en zuidwestelijke zeekleigebied en in het zuidelijke zandgebied.

In tabel 13 is het gebruik van de belangrijkste typen rooimachines naar de rechtsvorm van de exploitatie gegeven.

Uit tabel 13 blijkt dat de bewerkte oppervlakte door tweerijige rooimachines van het eigen bedrijf, van combinaties of andere agrarische bedrijven en van loonbedrijven of coöperaties ongeveer even groot is.

(17)

Tabel 13. Gebruik van aardappelrooimachines naar rechtsvorm van exploitatie in % van de bewerkte oppervlakte.

g e b i e d e n N . z e e k l e i g e b . C e n t r . " Z.W. L ö s s g e b i e d V e e n k o l o n i ë n N . z a n d g e b i e d R i v i e r k l . g e b . O . + C . z a n d g e b . Z u i d . z a n d g e b . T o t . N e d e r l a n d K< s b r u i k t w e e r i j i g i n v e r z . b . b e w . o p p . i n h a 1+.1+82 1 3 . 1 0 2 1 6 . 9 5 1 220 3 . 9 5 2 2.61+7 218 515 1.330 1*3.U18 v a n a a r d a p p e l r o o i m a c h i n e o f wagen i n e i g e n d o m v a n e i g e n b e d r . U1 30 31 23 32 31+ 1+0 62 13 32 comb i n a -t i e s 21 32 29 12 12 10 19 2 12 25 a n d e r e a g r a r . b e d r . 6 13 1+ 7 3 3 5 -1 7 l o o n -b e d r . o f c o ö p . 32

25

35

59

5h

53

36

37

Ik

36 e e n r i j : b e w . o p p . i n h a 7.161* 7 . l V f 2 . 6 2 7 1+01 2 3 . 5 7 6 I 3 . 9 O I 183 1+.9U2 686 6 0 . 6 2 5 Lg i n v e r z . b a k o f wagen i n e i g e n d o m v a n e i g e n b e d r . 53 60 56 62 39 1+1+ 51 59 36 1+7 comb i n a -t i e s 11+ 26 29 2 21 15 7 13 6 19 a n d e r e a g r a r . b e d r . 7 8 1+ 3 7 1+ 5 1+ 2 6 i o o n -b e d r . o f c o ö p . 26 6 11 33 33 36 37 21+ 56 28

In tabel 1U is de verdeling van de bewerkte oppervlakte per eenrijige machine gegeven. Het betreft alleen machines in eigendom of mede-eigendom.

Tabel 11+. Bewerkte oppervlakte per eenrij ige aardappelrooimachine met verzamel-bak in % van het aantal machines in eigendom.

g e b i e d e n N o o r d e l i j k z e e k l e i g e b . C e n t r a a l z e e k l e i g e b i e d Z u i d w e s t e l . z e e k l e i g e b . L ö s s g e b i e d V e e n k o l o n i ë n N o o r d e l i j k z a n d g e b i e d R i v i e r k l e i g e b i e d 0 . en C e n t r . z a n d g e b i e d Z u i d e l i j k z a n d g e b i e d T o t a a l N e d e r l a n d T o t a a l m e d e - e i g e n d o m a a n t . m a c h . 287 255 61 36 I+58 3I+3 12 125 36 1.613 1+09 0 , 0 1

-<5

7

k

36

39

2 1 25 2

kk

6

1 b e w e r k t e 5 -<10 26 39

kk

28 5 9 67 7 25 18 5 1 0 -<15 29 29 16 22 20 18 -11+ 19 22 10 1 5 -<20 15 15 2 -18 19 8 10 6 15 15 o p p e r v l a k t e 2 0 -<25 10 6 2 6 11+ 18 11+ -12 15 2 5 -<30 6 3

-^k

12 17 -9 11+ 3 0 -<l+0 3 2 3

\k

12 19

6

9 21 i n h a 1+0-<50 1 1 3 7 1+ 5 -1+ 10 5 0 -<75 1+ 1 -6 6 10

-k

7

75-< 1 0 0 -0 0 2 -0 1

Uit tabel 1U blijkt dat de machines in mede-eigendom een grotere oppervlakte bewerken dan de machines in eigendom.

Gemiddeld heeft 8% van de eenrij ige machines in eigendom 1+0 ha of meer ge-rooid. Deze capaciteit is vooral bij het rooien van fabrieksaardappelen be-haald .

(18)

In tabel 15 is de verdeling van de bewerkte oppervlakte per tweerijige aard-appelrooimachine gegeven.

Tabel 15« Bewerkte oppervlakte per tweerijige aardappelrooimachine in wagen in % van het aantal machines in eigendom.

gebieden Noordelijk zeekleigebied Centraal zeekleigebied Zuidwestel. zeekleigebied Lössgebied Veenkoloniën Noordelijk zandgebied Rivierkleigebied

Oost. en Centr. zandgeb. Zuidelijk zandgebied Totaal Nederland Totaal mede-eigendom aant. mach. 72 319 1+16 2 5 3

k

2 9 832 li38 bewerkte oppervlakte in ha 0,01 -<5 3

k

9

-25 -6 0 5-<10 6 16 22 -18 5 10-<15 15 21 26 50 -75 -22 23 11 15-<20 25 18 13 -20 -11 16 20 20-<25 10 17 12 -13 23 25-<30

^k

8 5 -22 7 15 30-<l+0 13 12 3 50 -67 -33 8 15 i+0-<50 8 2

h

-50 11 3 6 50-<75

k

3 5 -60 33

-k

h

75-<100 1 -0 -20 -50 -0 1 100-<125 1 -0

-Uit tabel 15 blijkt dat de tweerijige rooimachines in eigendom bijna uitslui-tend in de zeekleigebieden voorkomen. De capaciteit ligt in het noordelijke zeekleigebied iets hoger dan in de overige zeekleigebieden. Dit is waarschijn-lijk een gevolg van de fabrieksaardappelteelt in het noordewaarschijn-lijke zeekleigebied. De mede-eigendom leidt ook hier tot een grotere bewerkte oppervlakte per rooi-machine.

h.2. Bietenrooimachines

In tabel 16 is een overzicht gegeven van het aantal bedrijven naar het gebruik van bietenrooimachines.

Uit tabel 16 blijkt dat kh% van het aantal bedrijven de bieten met een eenrij-ige rooimachine rooit.

De zesrijige voorraad- en verzamelrooiers worden op k7% van het aantal bedrij-ven gebruikt.

De bedrijven in de veenkoloniën en in de zandgebieden gebruiken overwegend een eenrijige bietenrooimachine. De twee- en drierijige rooiers komen in alle ge-bieden voor.

In tabel 17 is het gebruik van de zesrijige rooimachines naar rechtsvorm van exploitatie gegeven.

Uit tabel 17 blijkt dat de zesrijige rooimachine bijna uitsluitend eigendom is van loonbedrijven of coöperaties. Van de door deze machines bewerkte opper-vlakte wordt bijna 90% door loonbedrijven of coöperaties gerooid.

(19)

Tabel 16. Gebruik van bietenrooimachines in % van het aantal bedrijven gebieden Noordelijk zeekleigeb. Centraal zeekleigebied Zuidw. zeekleigebied Lössgebied Veenkoloniën Noordelijk zandgebied Rivierkleigebied Oostel.en Centr.zandg. Zuidelijk zandgebied Totaal Nederland bedrijven met sui-kerbieten 1 .220 2.361 3.69O 161 1.3U3 862 135 191 U69 10.U32

in % van het aantal bedr. met suikerbieten bietenrooimachines zesrijig voorraad U5 52 32 11+ 7 3 20 10 16 31 een-rij ig 35 29 36 35 77 83 39 50 60 UU twee- en drierijig verz.bak T 2 U 6 9 11 U 3 U 5 twee- en drierijig in wagen 2 9 3 6 1 0 3 1 0 U zesrijige verzamel-rooiers 12 8 25 39 T 3 33 35 19 16

Tabel 17- Gebruik van de zesrijige bietenrooimachine naar rechtsvorm van ex-ploitatie in % van de bewerkte oppervlakte.

gebieden N.zeekleigeb. Centr. " Z.W. Lössgebied Veenkoloniën N.zandgebied Rivierkleigeb. O.enC.zandgeb. Z.zandgebied Tot.Nederland

gebruik van bietenrooimachines zesrijige voorraadrooier bew. opp. in ha 5.28T 13.U32 10.883 25O U88 123 31U 153 TT3 31 .T02 eigen bedr. 3 2 6

-u

-0 U com- bina-ties 2 13 10 -5 -6 9 andere agrar. bedr. 1 U 1 -T -2 2 loon-bedr. of coöp. 9U 81 8U 100 100 89 96 100

91

85

zesrijige verzamelrooier bew. opp. in ha 1.332 1.788 9.O8I T30 TU3 25U 562 U5U T6U 15.708 eigen bedr. 9

-u

5 -2 U com- bina-ties -1 8 -3 -1 5 andere agrar. bedr. 1 18 1 2 -3 loon-bedr. of coöp. 90 81 87 9U 100 97 100 100 97 89

In tabel 18 is het gebruik van de eenrijige en twee- en drierijige rooiers naar de rechtsvorm van exploitatie gegeven.

Uit tabel 18 blijkt dat de eenrijige machines overwegend eigendom zijn van loonbedrijven. In de klei- en lössgebieden komt t.o.v. de overige gebieden de eigendom van het eigen bedrijf meer voor.

De twee- en drierijige machines zijn eveneens vaak eigendom van loonbedrijven» Daarnaast is de eigendom van het eigen bedrijf of de combinatie belangrijk. In het centrale zeekleigebied komt de mede-eigendom of combinatie het meeste voor,

(20)

Tabel 18. Gebruik v a n de eenrijige en t w e e - en drierijige b i e t e n r o o i m a c h i n e s n a a r r e c h t s v o r m v a n e x p l o i t a t i e in % v a n de b e w e r k t e o p p e r v l a k t e . g e b i e d e n N . z e e k l e i g e b i e d C.zeekleigebied ZW z e e k l e i g e b . L ö s s g e b i e d V e e n k o l o n i ë n N . z a n d g e b i e d R i v i e r k l e i g e b . 0.enC.zandgeb. Z.zandgebied T o t . N e d e r l a n d g e b r u i k v a n b i e t e n r o o i m a c h i n e s eenrijig b e w . opp. in h a 3.035 5.912 8.990 58O 5.69^ 1+.21+0 U56 5^5 2.057 31.510 eigen b e d r . 31 ^9 35

h9

10 9 30 10 22 28 comb i n a -ties 11 19 16 -6 1+ 2 8 5 11 andere a g r a r . b e d r . 1+ 6 2 2

k

2 -1+ 0 3 l o o n -b e d r . of coop. 5U 26

hl

h9

80 85 67 78 73 57 2 - of 3-ri,ï ig in w a g e n of v e r z .b . b e w . o p p . in h a 860 2.796 2.173 199 81+6 626 93 1+3 182 7.819 eigen b e d r . 15 36 28 9 19 2 37 28 13 26 comb i n a -ties 12 U5 20 25 6 3 -1 25 andere a g r a r . b e d r . 5 11 2

-k

-9

-5 l o o n -b e d r . o f c o ö p .

67

8 1+9 67 71 95 63 63 86 1+1+ In t a b e l 19 is de v e r d e l i n g v a n de b e w e r k t e o p p e r v l a k t e v a n de eenrijige bieten-rooimachines g e g e v e n . T a b e l 19. B e w e r k t e o p p e r v l a k t e p e r e e n r i j i g e b i e t e n v e r z a m e l r o o i m a c h i n e in % v a n het a a n t a l m a c h i n e s in eigendom. g e b i e d e n N . z e e k l e i g e b i e d C e n t r . " Z.W. L ö s s g e b i e d V e e n k o l o n i ë n N . z a n d g e b i e d R i v i e r k l e i g e b . O . e n C . z a n d g e b . Z.zandgebied T o t . N e d e r l a n d Tot .mede-eigend. a a n t . m a c h . 93 311 357 21 61 1+0 13 6

h5

9kl

2l+9 0,01 -<5 10 9 17 10 10

13

8 17 13 13 1+ 5-<10 31 37 39 11+ 36 38 23 16 1+1+ 37 15 10-<15 35 37 22 19 21 15 31 17 18 28 30 b e w e r k t ( 15-<20 15 9 12 21+ 15 5 8 -13 11 21 20-<25 1+

k

3 -13 15 8 -2 5 13 5 OP] 25-<30 2 2 2 5 2 3 -16 2 2 10 Dervlakt« 30-<l+0 2 2 3 1U 2 5 23 17 1+ 3 5 1+0-<50 -0 1 5 2 -17 -1 2 Î in h a 50-<75 -1 10 -5 -2 1 1 75-< 1 0 0 -— 100-<125 -3 -0 — 125-< 1 50 -— >150 Uit t a b e l 19 b l i j k t dat in m e d e e i g e n d o m g r o t e r e a r e a l e n p e r m a c h i n e w o r d e n b e -w e r k t dan in eigendom. V a n de eenrijige machines in eigendom heeft 1% m e e r dan 25 h a p e r jaar b e w e r k t . In m e d e - e i g e n d o m heeft ~\Q% m e e r d a n 25 h a p e r jaar b e w e r k t . In het n o o r d e l i j k e en centrale z e e k l e i g e b i e d l i g g e n deze p e r c e n t a g e s iets lager. In t a b e l 20 is de v e r d e l i n g v a n de b e w e r k t e o p p e r v l a k t e v a n de m e e r r i j i g e b i e

(21)

-tenrooimachines gegeven.

Tabel 20. Bewerkte oppervlakte per meerrijige bietenrooimachine in % van het aantal machines in eigendom.

gebieden twee- en drie-ri.HK N.zeekleigeb. C.zeekleigeb. ZW zeekleigeb. Lössgebied Veenkoloniën N.zandgebied Rivierkleigeb. O.en C.zandg. Z.zandgebied Tot.Nederland Tot.mede-eig. zesrijig Tot.Nederland Tot.mede-eig. aant. mach. 1 1 93 1*7 2 8 2 3 2 2 170 72 1+1+ 78 bewerkte oppervlakte in ha 0,01 -<5 9 1+ 6 -50 -5 -7 _ 5-<10 9 29 31+ 13 33 50 50 28 6 7 1 10-<15 1+5 23 19 -31+ -21 11+ 2 1 15-<20 18 23 17 38 33 50 21 21 7 3 20-<25 9 13 6 -9 13 11 6 25-<30 1 1+ -2 13 7 3 30-<l+0 5 9 25 -6 11 7 13 1+0-<50 9 2 2 13 -3 17 5 6 50-<75 -13 -1 7 16 2l+ 75-<100 -2 100 ï -2 -5 26 100-<125 -\\ 8 125-<150 -100 -1 -7 1 2.150 -7 5

Uit tabel 20 blijkt dat de twee- en drierijige machines vooral in het centrale en zuidwestelijke zeekleigebied voorkomen. Van deze machines heeft in Nederland

7% 1+0 ha of meer per jaar bewerkt.

Van de zesrijige rooimachines in eigendom heeft 7% meer dan 150 ha per jaar ge-rooid.

De bewerkte oppervlakte door de machines in mede-eigendom is in de regel gro-ter dan van de machines in eigendom.

1+.3. Maaidorsers

In tabel 21 is het aantal bedrijven naar het gebruik van maaidorsers gegeven. Uit tabel 21 blijkt dat gemiddeld 26% van het aantal bedrijven gebruik maakt van een maaidorser met een werkbreedte van meer dan k meter. Dit percentage is alleen in het centrale en zuidwestelijke zeekleigebied hoger dan het gemiddel-de.

In tabel 22 is het gebruik van de maaidorsers naar de rechtsvorm van exploita-tie gegeven.

Uit tabel 22 blijkt dat bij een werkbreedte van de maaidorser van 1+ m of min-der kl% van de bewerkte oppervlakte wordt geoogst met een maaidorser van het eigen bedrijf. Bij een werkbreedte van meer dan 1+ m wordt 65% geoogst met een

(22)

Tabel 21. Gebruik van maaidorsers naar werkbreedte in % van het aantal bedrij-ven. gebieden Noordelijk zeekleigebied Centraal zeekleigebied Zuidwestelijk zeekleigebied Lössgebied Veenkoloniën Noordelijk zandgebied Rivierkleigebied

Oostel. en Centr. zandgeb. Zuidelijk zandgebied Totaal Nederland bedr. met granen 1.U26 2.193 3.701 159 1.655 95U 128 289 392 10.897 maaidorsers

<.U

m

81 73 58 90 89 88 92 90 92

lh

>U

m

19 27 U2 10 11 12 8 10 8 26

Tabel 22. Gebruik van maaidorsers naar rechtsvorm van exploitatie in % van de b ewerkt e oppervlakt e. gebieden N.zeekleig. Centr. " Z.W. Lössgebied Veenkoloniën N.zandgebied Rivierkleig. 0.+C.zandg. Z.zandgebied Tot.Nederl.

gebruik van maaidorsers

bew. opp. in ha 31.989 21.772 I+O.661 1.816 17.199 7.792 1.91U U. 1 53 U.280 131.576

< U

eigen bedr. 50 UU 38 33 3U 28 35 U5 29 U1 m com- bina-ties 13 13 18 1 16 8 10 6 6 1U andere agrar. bedr. 8 12 2 3 10 12 0 8 1 7 loon-bedr. of coöp. 29 31 U1 62

Uo

52 55 U2 6U 38 bew. opp. in ha 11.863 8.U37 27.075 162 2.999 1 .2U3 228 618 919 53.5UU > ) eigen bedr. U2 16 13 -22 9 31 25 13 20 + m com- bina-ties 23 U 9

-U

2 -11 andere agrar. bedr. 8

6

2 -7 2 -2

-u

loon-bedr. of coöp. 26 73 76 100

67

88 69 73 87 65

maaidorser van een loonbedrijf of coöperatie.

In het noordelijk zeekleigebied hebben meer bedrijven de maaidorser in eigen-dom of mede-eigeneigen-dom dan in de overige gebieden.

In tabel 23 is de verdeling van de bewerkte oppervlakte per maaidorser gege-ven.

Uit tabel 23 blijkt dat een groot aantal maaidorsers slechts een kleine opper-vlakte per jaar bewerkt. Van de machines met een werkbreedte van U m of minder in eigendom heeft k% 75 ha of meer bewerkt. Van deze machines in mede-eigen-dom heeft 9% 75 ha of meer bewerkt.

(23)

Tabel 23. Bewerkte oppervlakte per maaidorser in % van het aantal machines in eigendom. g e b i e d e n w e r k b r e e d t e < 1+ m N . z e e k l e i g e b . C e n t r . " Z.W. L ö s s g e b i e d V e e n k o l o n i ë n N . z a n d g e b i e d R i v i e r k l e i g e b . O . + C . z a n d g e b . Z . z a n d g e b i e d T o t . N e d e r l a n d T o t . m e d e - e i g . w e r k b r e e d t e >k m T o t a a l N e d e r l . T o t , m e d e - e i g . a a n t . m a c h . 1+30 509 61+2 35 291 151 33 9^ 61 2.21+6 533 218 76 0 , 0 1 - < 5 0 2 1 6 k 7 3 5 3 2 1 — 5 -<10 1 8 5 6 8 15 3 5 11

6

2 0 — b e w e r k t e 1 0 -<15 5 16 11 2 3 16 13 21 17 20 13 5 3 — 1 5 -<20 5 16 13 11 13 11 18 13 15 12 8 1+ k 2 0 -<25 8 18 16 6 13 11 21 15 10 1U 8 1+ 1 o p p e r v l a k t e 2 5 -<30 8 10 1 i*-6 9 7 3 10 10 10 11 1+ 3 0 -<i+o 20 15 18 11+ 17 11+ 12 16 15 17 18 11+ 11 1+0-<50 16 9 10 11+ 9 7 9 6 7 10 17 17 7 i n h a 5 0 -<75 25 k 9 11 10 11 9 12 7 11 23 22 28 7 5 -<100 9 2 2 3 1 3 -1 -3 6 12 26 1 0 0 -<125 1 -1 -1 -3 1 2 11 12 1 2 5 -<150 1 -1 -0 1 5 8 ^ 1 5 0 -0 -0 0 3 1+

Van de machines met een werkbreedte van meer dan 1+ m in eigendom heeft 8% 125 ha of meer bewerkt. Van deze machines in mede-eigendom heeft 12% 125 ha of meer bewerkt.

1+.1+. Aardappelpootmachines en precisiezaaimachines

In tabel 2l+ is het gebruik van de aardappelpootmachines en precisiezaaimachi-nes naar rechtsvorm van exploitatie gegeven.

Uit tabel 2l+ blijkt dat 57% van de oppervlakte aardappelen met een pootmachine van het eigen bedrijf wordt gepoot en 19% met een pootmachine in mede-eigendom

(combinatie).

Het precisiezaaien gebeurt voor 67% in loonwerk en voor 29% met een zaaimachi-ne in eigendom of mede-eigendom.

In tabel 25 is de verdeling van de bewerkte oppervlakte per aardappelpootma-chine gegeven.

Uit tabel 25 blijkt dat 8% van de aardappelpootmachines in eigendom 30 ha of meer per jaar poot. In de gebieden, waar fabrieksaardappelen voorkomen, is dit percentage groter dan in de overige gebieden.

In tabel 26 is de verdeling van de bewerkte oppervlakte per precisiezaaimachi-ne gegeven.

(24)

Tabel. 2k. Gebruik van aardappelpootmachines en precisiezaaimachines naar rechtsvorm van exploitatie in % v a n de "bewerkte oppervlakte.

gebieden N.zeekleigeb. Centr. " Z.W. Lössgebied Veenkoloniën N. zandgeb. Rivierkleig. O.+C.zandg. Z.zandgebied Tot.Nederl. aardappelpootmachine b e w . opp. in ha 12.038 20.1+60 20.268 623 27.600 16.680 1+09 5.508 2.051 105.637 eigen b e d r . 65 57 1+3 52 59 62 1+6 72 27 57 comb i n a -ties 15 22 25 6 20 11+ 15 12 9 19 andere agrar. b e d r . 6 10 1+

h

h

3 5 3 3 5 loon-b e d r . of coöp. 11+ 10 29 39 17 21 3U 13 60 19 precisiezaaimachine b e w . o p p . in h a IO.938 21+.093 35.758 1 .890 8.OI6 5.H58 1 .692 2.OI9 5.591 95- h^k eigen b e d r . 11 23 16 27 7 6 13 6 15 16 comb i n a -ties 10 20 15 1 3 2 9 2 7 13 andere agrar. b e d r . 3 9 2 3 3 1 2 1 2 1+ loon-b e d r . of coöp. 76 1+8 67 69 86 90 77 91 76 67

Tabel 2 5 . Bewerkte oppervlakte per aardappelpootmachine in % van het aantal machines in eigendom. gebieden N.zeekleigeb. Centr. " Z.W. Lössgebied Veenkoloniën N.zandgebied Rivierkleigeb. O.+C.zandgeb. Z.zandgebied Tot.Nederland Tot.mede-eig. aant. m a c h . 590 1.268 955 1+8 911 605 22 176 65 1+.6I+0

9kk

0,01 -<5 10 11 27 38 1 1 36 3 28 11 2 5-<10 30

31+ 38 16 16 36 10 28 29 10 bewerkte oppervlakte in h a 10-<15

2k

26 20 15 30 30 11+ 20 25 25 15 15-<20 15 10 7 2 19 21 9 15 5 13 17 20-<25 6 6 5 1+ 12 12 -1U 3 8 17 25-<30 5 2 3 2 7 9 -11 8 5 12 30-<l+0 6 3 2 2 7 5 -13 3 1+ 15 1+0-<50 1 1 2 -3 3 -5 -2 6 50-<75 2 0 1 -3 3 5 6 -2 5 75-<100 0 -0 -1 1 -2 2 0 1 100-<125 0 -1 -1 -0 0 125-<150 -0 -0 — ^150 -0 -0

(25)

-Tabel 26. Bewerkte oppervlakte per precisiezaaimachine in % van het aantal ma-chines in eigendom. gebieden N. zeekleigeb. Centr. " Z.W. Lössgebied Veenkoloniën N.zandgebied Rivierkleigeb. O.+C.zandgeb. Z. zandgebied Tot.Nederland Tot.mede-eig. aant. mach. 81 U31 395 3U 28 22 15 9 52 1.067 i+95 0,01

-<5

2 1

6

6

1+

5

-33

8

1+ 0 bewerkte

5-<10 22 20 25 12 11+ 27 20 22 25 22

5

10-<15 22 28 25 18 21

9

27 -12 21+ 9 15-<20 20 16 18 18 18 9 20 -8 16 17 oppervlakte 20-<25

9

17

8

3

18 18 7 11 12 12 18 25-<30 1+

6

5

3

-9

-10

5

11+ 30-<l+0 12

7

6

15

7

5

-22 8 7 18 in ha 1+0-<50 2 1 2

9

11

5

13

-6

3 9 50-<75 1 3 1+ 12

-9

13 11

8

1+

6

75-<100 1+ 0 1 3

-6

1 1 100-<125 -0 0 -1+ -0 2 125-<1 50 -1 -0 ->.150 1 -3 1+

5

-0 0

Uit tabel 26 blijkt dat 8% van de precisiezaaimachines in eigendom 1+0 ha of meer per jaar bewerkt. Van de machines in mede-eigendom zaait 10% 1+0 ha of meer per jaar.

(26)

5. AANTAL BEDRIJVEN MET GEBRUIK VAN WERKTUIGEN

Het gebruik van werktuigen is in % van het aantal bedrijven gegeven. Voor de t r e k k e r s , wagens enz. is hierbij uitgegaan van het totaal aantal geënquêteerde bedrijven. Voor de werktuigen die bestemd zijn voor een bepaald g e w a s , is u i t -gegaan van de bedrijven met aardappelen, suikerbieten of granen.

5.1. Trekkers

In tabel 27 is een overzicht gegeven van het aantal bedrijven met gebruik van trekkers.

Tabel 2 7 . Bedrijven met gebruik van trekkers in eigendom (incl. mede-eigendom) en naar pk-klasse in % van het aantal bedrijven.

gebieden Noordel.zeekleig. Centr. zeekleig. Z.W. zeekleigeb. Lössgebied Veenkoloniën Noordel.zandgeb. Rivierkleigebied 0. en C.zandgeb. Zuidel.zandgebied Tot.Nederland aantal b e d r . 1 .1+1+2 2.522 3.828 165 1.730 1 .036 1^5 320 523 11.711

b e d r . met gebruik van geen eigen trekker 1+ 3 7 1+

k

k

12 8 10 5 1 trek-ker 9 8 16 31 1+1 1+1+ 12 31 36 21 2 trek-kers 33 1+1 39 U3 39 HO 39 39 3U 39 >3 trek-kers 5H 1+8 38 22 17 13 37 21 20 35 aantal b e d r . 1.388 2.1+1+8 3.560 159 1.661; 997 127 29U 1+73 11 .110 bedr.met trekkers in pk-klasse t/m ^0 93 91 90 86 85 78 92 82 85 88 51-70 61+ 66 61 57 1+8 53 61+ 57 ^5 59 71-100 1+0 29 33 18 12 13 30 15 18 27 >.100 1+ 1 2 -0 1 -0 1 2

Uit tabel 27 blijkt dat 35% van de bedrijven over 3 of meer trekkers beschikt. In de veenkoloniën èn de zandgebieden is dit percentage belangrijk lager. V a n het aantal bedrijven heeft 5% geen en 2 1 % 1 eigen trekker.

Ca. 9 0 % van het aantal bedrijven heeft een of meer trekkers van 50 pk of m i n -der. In het noordelijke en zuidwestelijk zeekleigebied komen relatief meer bedrijven voor met trekkers van 100 pk en meer.

5.2. Werktuigen in eigendom

In bijlage 7.2. is het aantal bedrijven met gebruik van werktuigen gegeven in

% van het aantal bedrijven. Het aantal werktuigen per bedrijf is niet bekend. Het gebruik van werktuigen is onderscheiden naar eigendom, mede-eigendom of combinatie en naar loonbedrijven, coöperaties en andere agrarische bedrijven. In tabel 28 is een overzicht gegeven van het percentage bedrijven met het g e -bruik v a n werktuigen in eigendom. De werktuigen die op minder dan 5% van het

(27)

aantal bedrijven worden gebruikt, zijn in deze tabel buiten beschouwing geble-ven o

Tabel 2 8 . Gebruik van werktuigen in eigendom in % van het aantal bedrijven.

Algemeen aantal bedr. (=100$) trekk„met 3 of h wielen loswagens <. k ton kipwagens 3-<6 ton " 6-<10 ton aangedreven eggen grondontsmett.mach. landbouwsp. <12 m " 12-<20 m " > 20 m kunstmeststr. .£.1100 1 Aardappelen aantal b e d r . (=100$) aard.pootmach.halfaut. " aut. 2 en 3 r " aut. U-rij ig aard.rooimach.eenrij ig " tweerijig aard.sorteermachines Suikerbieten aantal b e d r . (= 100%) precisiezaaim. ^.6rijig bietenrooier eenrijig Granen aantal bedr. (=100%) maaidorser <. h m opraappersen N. zee-kl.g. 1 .1+1*2 95 20 57 12 36 1* 6 1*0 0 87 1.0l*5 15 30 18 32 7 1*1* 1.220 6 7 1.U26 30 1*1 C. zee-kl.g. 2.522 95 25 1+7 26 35 2 9 38

^k

90 2.285 9 31 19 25 13 55 2.361 18 13 2.193 23 17 Z.W. zee-kl.g. 3.828 89 11* 51 13 29 0 8 29 1* 83 2.862 5 19 10 15 12 18 3.690 10 10 3.701 17 11+ Löss-geb. 165 95 1+6 58 3 7 -56 19 2 86 116 10 17 11 30 3 53 161 17 9 159 22 16 Veen-kol. 1.730

9h

5 52 2 2 21+ 2 39 6 86 1.71H 0 36 17 28 1 3 I.3I+3 1

k

1.655 17 19 N. zand-geb. 1.036 95 8 ^5 2 0 28 8

Uo

7 88 1.035 2 36 20 31 2 7 862 1 3 95U 1U 11 Riv. klei-geb. 1U5 83 23

Uo

13 32 -19 28 1 73 75 5 20 7 28

h

U5 135 11+ 10 128 26 15

o.+c.

zand-geb. 320 88 11 50 5 1+ 22 8 31+ 11 81 296 3 35 23 1+1+ 3 18 191 6 1+ 289 33 23 Z . zand-geb. 523 88 31 25 7 7 1 36 15 2 81 33I+ 5 13 1+ 11+ 3 15 I+69 11+ 8 392 18 13 N e - der-land 1.1 ,711 92 17

kg

13 23 8 9 31* 7 85 9.762 6 28 15 25 8 26 10.1*32 10 9 10.897 21 19

Uit tabel 28 blijkt dat de volgende werktuigen op meer dan 2 0 % van het aantal bedrijven in eigendom wordt geëxploiteerd:

trekkers 3 of 1* wielen (83-95%) kipwagens 3-<6 ton (25-58%) aangedreven eggen ( 0-36%)

landbouwspuiten 12-<20m (15-1+0%) k u n s t m e s t s t r o o i e r s <L1100 l i t e r (73.90%)

(28)

aardappelpootmachines a u t . t w e e - en drierijig (13—36%)

aardappelrooimachines eenrijig (ll+-l+l+%) aardappelsorteermachines ( 3—55^)

maaidorsers <. h m ( 17—33^)

D e variatie tussen de gebieden is tussen haakjes w e e r g e g e v e n .

5-3. Werktuigen in mede-eigendom

In tabel 29 is een overzicht gegeven v a n het percentage b e d r i j v e n m e t het g e -b r u i k v a n werktuigen in mede-eigendom of com-binatie. Ook hier zijn de werktuigen die op m i n d e r dan 5% v a n het aantal b e d r i j v e n v o o r k o m e n , b u i t e n b e s c h o u -wing gebleven.

Tabel 2 9 . Gebruik v a n w e r k t u i g e n in mede-eigendom of combinatie in % v a n het aantal b e d r i j v e n . A l g e m e e n aantal b e d r , (=100$) trekk.met 3 of kwielen kipwagens 3-<6 t o n aangedreven eggen landbouwsp.12-<20 m kunstmeststr.<.1100 1 Aardappelen aantal b e d r . (=100%) aard.pootm.aut.2 en 3 r aard.pootm.aut. 1+rijig aard.rooim.eenrij ig aard.rooim.tweerijig Suikerbieten aantal b e d r . (=100%) precisiezaaim.^.6rijig bietenrooim. eenrijig Granen aantal b e d r . (=100%) maaidorsers £.h m opraappersen N. zee-k l . g . 1.1+1+2

9

6 9 9

k

1.0*15 5 9 10

6

1 .220 1+ 3 1.U26 10 12 C. z e e -kl.g. 2.522 9 1+ 8 10 1+ 2.285 8 12

m

11+ 2.361 16

6

2.193

9

6

z.w.

z e e -k l . g . 3.828 9

6

9 8 7 2.862

6

12 10 11+ 3.69O 12

6

3.701 11 9 L ö s s -geb. 165 2 1 2 2

5

116 5 3 7 -161 2 -159 2 2 V e e n -k o l . 1.T30 8 9 1 17 9 1 .71^ 8 8 18 1 1.31+3 1 3 1.655 11+ 10 N. zand-geb. I.O36 8 8 0 11

6

1.035

6

7 12 1 862 0 2 95^ 7 5 Riv. k l e i -g e b . 1U5 7 3 1+

7

6

75

h

8 8 1+ 135 10 1+ 128 10 10 O.+C. zand-g e b . 320 8 7 -9 9 296 7 9 11+ 0 191 3 1 289 8 1+

z.

zand-g e b . 523 5 2 2 5 7 33^ 2 1+ 5 3 ^69 1+ 3 392

k

5 N e d e r -land 11 .711

8

6

6

10

6

9.762 6 10 12 8 10.1+32 9 5 10.897 10 8

Uit tabel 29 b l i j k t , dat de volgende werktuigen op 1 0 % of m e e r v a n het aantal bedrijven in mede-eigendom w o r d e n geëxploiteerd:

(29)

landbouwspuiten 12-<20 m (2-17$) aardappelpootmachines automatisch U-rij ig (3-12$)

aardappeirooimachines 1-rij ig (5-18$)

maaidorsers <i+ m (2-ll+%) Procentueel komt de mede-eigendom minder voor in het lössgebied en het

zuide-lijke zandgebied.

5.1+. Werktuigen van loonbedrijven

In tabel 30 is een overzicht gegeven van het percentage bedrijven met het ge-bruik van werktuigen van loonbedrijven, coöperaties of van andere agrarische bedrijven.

Tabel 30. Gebruik van werktuigen van loonbedrijven, coöperaties of andere agra-rische bedrijven in % van het aantal bedrijven.

Algemeen aant.bedr.(=100$) trekk.met 3 A w. opraapwagens loswagens kipwagens aangedreven eggen grondontsm.mach. landbouwspuiten kunstmest str. Aardappelen aant.bedr.(=100$) aard.pootmachines aard.rooimachines aard.sort.mach. Suikerbieten aant.bedr.(=100$) pree.zaaimachines bietenrooimach. Granen aant.bedr.(=100$) maaidorsers opraappersen veldhakselaars strohakselaars N. zee-kl.g. 1 .1+1+2 93 9 18 35 11+ 16 38 3 1.01+5 25 1+1 7 1.220 87 81+ 1.1+26 52 37 13 5 C. z e e -k l . g . 2.522 83 2 3 15 7 10 18 3 2.285 19 31 10 2.361 57 60 2.193 66 52 6 1+

z.w.

zee-kl.fi. 3.828 88 1 1+ 38 11+ 2 1+3 8 2.862 1+7 1+9 7 3.690 73 75 3.701 71 65 10 9 Löss-geb. 165 95 10 28 18 1 1 1U 10 116 1+7 57 3 161 80 86 159 76 77 25 1+ Veen-kol. 1.730 96 5 3 32 2 5I+ 30 5 I.71I+

2k

52 2 1.3U3 9I+ 90 I.655 69 69 1 2 N. zand-geb. 1.036 96 22 5 36 1 1+1+ 26 1+ 1.035 27 52 2 862 92 88 951+ 79 78 5 3 R i v . k l e i -g e b . ll+5 88 11+ 19 11 9 1 30 12 75 ^7 1+0 15 135 78 67 128 62 60 27 2

o.+c.

zand-g e b . 320 88 11+ 21+ 11 3 9 31 9 296 22 39 3 191 1161 81 289 59

h9

32 1 Z. zand-g e b . 523 9I+ 6 21 8 3 1 37 16 33I+ 55 61 8 I+69 86 83 392 80 70 35 1 N e d e r -land 11.711 90 6 7 29 9 17 32 6 9.762 31

h5

6 10.1+32 77 76 10.897 68 60 10 5 o o k andere g e w a s s e n d a n b i e t e n m e t p r e c i s i e z a a i m a c h i n e s g e z a a i d .

(30)

Uit t a b e l 30 b l i j k t dat op 3 0 % of m e e r v a n het a a n t a l b e d r i j v e n d e r d e n -werk-z a a m h e d e n v e r r i c h t e n m e t de v o l g e n d e w e r k t u i g e n : t r e k k e r s met 3 of k w i e l e n (83-96%) l a n d b o u w s p u i t e n ( 1 i+—i+3% ) a a r d a p p e l p o o t m a c h i n e s ( 1 9 - 5 5 % ) a a r d a p p e l r o o i m a c h i n e s ( 3 1 - 6 1 % ) p r e c i s i e z a a i m a c h i n e s (5T-9^%) b i e t e n r o o i m a c h i n e s (60-90%) m a a i d o r s e r s (52-80%) o p r a a p p e r s e n (37-78%) P r o c e n t u e e l w o r d t in het C e n t r a l e Z e e k l e i g e b i e d de l o o n w e r k e r w a t m i n d e r b i j de w e r k z a a m h e d e n i n g e s c h a k e l d .

(31)

6. VERKAVELING EN GEBOUWEN

In de structuurenquête wordt onder een kavel een stuk bouwland verstaan, dat behoort tot het bedrijf en dat rondom omsloten wordt door land van een ander. Tot land van een ander wordt onder meer gerekend een spoorweg, verkeersweg, kanaal en dergelijke.

Aan elkaar grenzende stukken bouwland, welke tot hetzelfde bedrijf behoren, doch gescheiden zijn door sloten en/of paden, worden als één kavel beschouwd. Een kavel omvat een of meer percelen.

6.1. Aantal kavels en ontsluiting

In tabel 31 is een overzicht gegeven van het aantal kavels per bedrijf en de ontsluiting van de kavels door verharde wegen. Onder verharde wegen worden de openbare wegen en bedrij fswegen verstaan, die zijn voorzien van een aaneenge-sloten verharding of van twee verharde rijstroken, zodat bij vrijwel elke weersgesteldheid afvoer van produkten mogelijk is.

Tabel 31. Bedrijven naar aantal kavels en percentage bouwland ontsloten door een verharde weg in % van het aantal bedrijven.

gebieden Noordelijk zeekleigebied Centraal zeekleigebied Zuidwestelijk zeekleigebied Lössgebied Veenkoloniën Noordelijk zandgebied Rivierkleigebied

Oostelijk en Centraal zandgebied Zuidelijk zandgebied Totaal Nederland aantal be-drijven 1 .1+1+2 2.522 3.828 165 1.730 1 .036 H+5 320 523 11.711 aant.kavels 1-2 30 87

2k

11 13 26 28

2h

16 37 3-5 1+3 10

hk

31 1+1 39 U3 U6 29 35 >6 27 3 32 58 1+5 35 28 20 55 28 % ontsloten >80 36 71 82 8^ 57 51 77 69 1+5 65

60-<8o

16 1+ 7 1+ 15 15 9 8 15 10

1+0-<6o

15 6 1+ 2 10 15

k

6 15 8 bouwland 20-<l+0 17 8 3 1+ 9 10 6 6 13 8 <20 16 10 i+ 6 9 9 5 11 13 9

Uit tabel 31 blijkt dat 37% van het aantal bedrijven 1 of 2 kavels heeft. In het centrale zeekleigebied is de verkaveling zeer gunstig.

In het lössgebied en het zuidelijke zandgebied heeft meer dan ^0% van het aan-tal bedrijven 6 of meer kavels.

Op 65% van het aantal bedrijven is 80% of meer van het bouwland ontsloten door een verharde weg.

In het noordelijke zeekleigebied en het zuidelijke zandgebied is de ontslui-ting ongunstiger dan in de overige gebieden.

(32)

6.2. Ploegpercelen en detailontwatering

Een ploegperceel is een stuk grond, dat bij de algemene grondbewerking als een eenheid wordt beschouwd; het ploegen kan er zonder onderbreking worden uitgevoerd. Hierbij is het niet van belang dat op een ploegperceel twee of

meer gewassen worden verbouwd of de grondbewerking op verschillende tijdstip-pen plaatsvindt.

De ontwateringstoestand van de grond kan onder normale weersomstandigheden on-voldoende zijn doordat een buizendrainagesysteem ontbreekt of onon-voldoende werkt door b.v. verstopping, ondiepe ligging of te grote onderlinge afstand van de drainreeksen. Daarnaast kan het waterpeil in de sloten zo hoog zijn, dat een drainagesysteem niet kan werken.

Bij de beoordeling van de ontwateringstoestand is rekening gehouden met de te verbouwen gewassen. De aardappelteelt stelt b.v. hogere eisen dan de graanver-bouw.

In tabel 32 zijn de bedrijven ingedeeld naar de oppervlakte van de ploegper-celen van k ha en groter. Daarnaast is een overzicht gegeven van de toestand van de detailontwatering.

Tabel 32. Bedrijven naar het aantal ploegpercelen van k ha en groter en de ontwateringsbehoefte in % van het aantal bedrijven.

gebieden Noordelijk zeekleigebied Centraal zeekleigebied Zuidwestel. zeekleigebied Lössgebied Veenkoloniën Noordelijk zandgebied Rivierkleigebied Oostel. en Centr.zandgebied Zuidelijk zandgebied Totaal Nederland aantal be-drijven 1 .1+1+2 2.522 3.828 165 1.730 1 .036 1U5 320 523 11.711 in opp. 1+ ha

>66

53 9U 78 51 57 53 75 70 ^7 71

% van de oppervlakte bouwland ploegperc. en groter 33-66 20 2 11+ 16 21+ 28 16 15 2k 15 <33 27 3 8 33 19 19 9 15 28 11+

opp. met onvoldoende detailontwatering geen ^9 77 65 69 79 72 70 80 55 68 >0-<33 27(22) 12(11) 22(19) 30 (7) 17(10) 20 (9) 23(16) 10 (3) 3l+(20) 20(15) 33-66 1U(13) 6 (6) 9 (8) -2 (1) 6 (h) h (3) h (2) 7 (3) 7 (6)

>66

10(8)

5(M

5(H)

K-)

2(1) 3(1) 3(1) 6(3) U(2) 5(H) 66% of meer van de totale oppervlakte bouwland met onvoldoende

detailontwa-tering kan worden gedraineerd bij de bestaande hoofdontwadetailontwa-tering.

Uit tabel 32 blijkt dat op 71% van het aantal bedrijven 66% of meer van de op-pervlakte bouwland ligt in ploegpercelen van 1+ ha en groter. Deze situatie is in het centrale en zuidwestelijke zeekleigebied gunstiger dan in de overige gebieden.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Onder de eerste getroffen personal computers bevonden zich de popu- laire computers van de late jaren tachtig, zoals de Atari ST en de Apple Macintosh, maar de paniek werd pas

[r]

[r]

To establish whether or not the Fukushima Daiichi nuclear accident has altered the narratives about nuclear power in the South African print media, with respect

Hiervoor scheen de Maple Tree, de na- tionale boom van Canada, wel bijzonder geschikt, omdat het blad van deze boom als het nationale Canadese embleem is gekozen.. Op 12

MICA project: Monitoring Intensive Care Activities - December 2017 21 Deze indeling laat toe om groepsvergelijkingen aan te bieden, waarbij de diensten Intensieve Zorg

4 Indien men echter vermoedt, dat het zoete water grotendeels door een laag stroomt die een andere gemiddelde doorlatendheid heeft, da:i de grond waardoor het zoute water stroomt

De bestuurlijke klankbordgroep is voornemens om haar eindproduct van de bestuursopdracht eind van dit jaar op te leveren en aan te bieden aan de colleges van B&amp;W van de