• No results found

Methodestudie van vellingswerk met de motorkettingzaag in zwaar inlands hout : inventarisatie en kritische beschouwing; Arbeidsfysiologische testmethoden : een gemodificeerd Harvard - staptest

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Methodestudie van vellingswerk met de motorkettingzaag in zwaar inlands hout : inventarisatie en kritische beschouwing; Arbeidsfysiologische testmethoden : een gemodificeerd Harvard - staptest"

Copied!
43
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Landbouwhogeschool-Wageningen

CENTRUM VOOR LANDBOUWKUNDIG ONDERZOEK IN SURINAM

METHODESTUDIE VAN VELLINGSWERK MET DE MOTOR-KETTINGZAAG IN ZWAAR INLANDS HOUT

(onderzoekproject 7l/l)

Inventarisatie en kritische beschouwing

G.J.B. Renes

Verslag van een onderzoek verricht onder leiding van Ir. P.J. Staudt

(2)

1. Samenvatting 5

2. Voorwoord 5

3. Inleiding en Probleemstelling 5

4. Uitvoering 6

4-.1. Inleiding 6

4-,2. Gegevens over de velploegen 6

4.3. Gereedschap 7

4-,4-, Opnamemethodiek 8

4.5» Prestaties 11

5. Resultaten 12

5.1. Methodestudie 12

5.2. Tijdswaarnemingen 22

6. Literatuur 29

(3)

5

-1. SAIffiNYATTING

Bij vier verschillende houtconcessionarissen zijn de werkzaamheden van in totaal zeven velploegen nagegaan. Van de werkzaamheden van de zager is een methode- en tijdstudie gemaakt, terwijl ook aandacht aan het onderhoud van gereed-schap en de veiligheid van het werk is besteed. Tevens is getracht van enkele aspecten een richting aan te geven waarin de verbetering gezocht zou kunnen worden.

2. VOORWOORD

Het onderzoek is gedaan in "Patamacca" en in het Coesewijnegebied resp. van 11 t/m 20 januari en in een periode tussen 9 februari en 4- maart 1971» Het onderzoek

is geschied met medewerking van de concessionarissen Alberga, Bruynzeel, Khan en Oemrawsingh en met de Dienst

's Lands Bosbeheer aan wie de auteur zijn oprechte dank doet toekomen. Het onderzoek werd verricht o.l.v. Ir. F.J. Staudt.

3. INLEIDING Eï>VPROBLEEMSTELLING

In Suriname is ca. 1 miljoen ha exploiteerbaar bos, waarvan 620.000 ha in de "hoogwaardig exploiteerbare bos-gordel", een tien tot veertig kilometer brede zone tussen het Zanderijlandschap en het heuvellandschap met de vallen.

De exploitatie van het bos wordt geheel door particu-lieren verzorgd, door middel van een systeem van concessies, uitgegeven door de overheid.

De concessionarissen hebben meestal een vrij klein gebied in concessie (slechts enkele duizenden ha;. De uit-rusting waarmee wordt gewerkt is voor een deel verouderd en verkeert dikwijls in slechte conditie. Een uitzondering is de firma Bruynzeel, die een veel groter gebied in con-cessie heeft en met de modernste uitsleep, laad- en trans-portequipment werkt. Voor haar gelden speciale concessie-voorwaarden.

Een spectaculaire verandering die zich sinds omstreeks 1966 heeft voorgedaan is de invoering van de motorzaag.

Tot die tijd werden de bomen met de bijl gekapt. Deed men over de eigenlijke kap met de bijl al gauw een half uur per boom, met de motorzaag is de boom in één tot drie

minuten geveld. Het gebruik van de motorzaag is in Suriname thans vrijwel algemeen geworden. Slechts bij enkele con-cessionarissen wordt nog paalhout door de kwijlers zelf met de bijl geveld. Voor het werken met de motorzaag hebben de arbeiders, die allemaal kappers zijn geweest, nauwelijks of geen opleiding gehad. Ze leren het van elkaar, waardoor

ook eikaars fouten worden overgenomen. Aangezien voorts de bomen groot, het hout vaak hard en de arbeidsomstandigheden in het tropisch bos vaak moeilijk zijn, is er reden om aan te nemen dat de veiligheid en efficiency van het

(4)

veilings-werk niet overal optimaal zijn. Om dit te onderzoeken en na te gaan op welke punten het werk voor verbetering vatbaar

is, is bij enkele houtconcessionarissen het vellingswerk met de motorzaag bestudeerd. Gepoogd zal worden hier en daar een richting aan te geven waarin de verbetering gezocht zou kun-nen worden.

4. UITVOERING 4.1. INLEIDING

Bij vier verschillende houtconcessionarissen zijn de werkzaamheden van in totaal zeven velploegen nagegaan. Van de werkzaamheden van de zagers is een methode- en

tijd-studie gemaakt, terwijl ook aandacht aan het onderhoud van gereedschap en de veiligheid van het werk is besteed.

4.2. GEGEVENS OVER DE VELPLOEGEN Ploe

1

2

3

4

5

6

7

S

Cone essionaris

A

A

A

B

C

D

D

Zager

I

II III IV

V

VI VII JjQi sftijd za 33 28 32 26 + 40 28

?

.ger Aantal gevelde bomen 47 42 51 34 18 30 35 255

Ploegen 1 t/m 3 zijn elk twee dagen gevolgd, de andere ploegen elk één dag. De meeste ploegen bestaan uit drie man,

een zager, een boomzoeker (of keurder bij een van de con-cessionarissen die hogere eisen aan kwaliteit stelt) en een olieman. Alleen de ploegen van concessionaris D bestaan uit twee man.

De taakverdeling van de arbeiders van een ploeg ver-schilt enigszins bij de verschillende concessionarissen.

Concessionaris A.

Zager. Hij is uitsluitend voor het zagen.

Keurder. Hij heeft een plattegrond van het vak waar wordt gewerkt met de 100% opname. De exploiteerbare bomen zijn zowel op de plattegrond als in het bos genummerd. Hij

beslist over de verdeling van de stam in blokken, afhanke-lijk van de maximum en minimum lengtematen die de conces-sionaris toepast. Ook heeft hij formulieren waarop de lengte en de gemiddelde diameter van de blokken worden ge-noteerd, en slaat hij in elke blok een plaatje met hierop

(5)

7

-een nummer, dat weer in zijn administratie genoteerd wordt. Soms helpt hij de derde man, de olieman met het boomzoeken of het schoonmaken van de liggende stam.

Olieman. Hij zoekt de bomen op, maakt de stam vrij van lianen en verwijdert soms min of meer de schors op de plaats waar vermoedelijk gezaagd zal worden, kapt een vluchtpad en maakt naderhand de liggende stam zodanig vrij dat gekort kan worden.

Daarenboven zorgt hij voor de olie en benzine ten behoeve van de motorzaag.

Concessionaris B en C. Er is geen prospectie geweest. Zager. Uitsluitend voor het zagen.

Boomzoeker. Houdt zich voornamelijk bezig met boomzoeken, soms assisteert hij de olieman.

Olieman. Verricht zelfde werkzaamheden als bij concessiona-ris A, behalve dat hij slechts zelden boomzoekt.

Concessionaris D. Hier wordt met twee man gewerkt. Eén is vrijwel voortdurend bezig met zoeken van bomen, maakt vaak reeds de stam bij het zaagvlak goed schoon, en zorgt voor de olie en benzine. De zager zaagt niet alleen, maar helpt soms ook met het schoonmaken van de stam op vel-hoogte. Hij maakt ook de stam vrij om te korten. Vlucht-paden worden niet gemaakt.

4.3. GEREEDSCHAP ^•3.1. Motorzaag

Behalve ploeg 7 werken alle ploegen met een Stihl 070 motorzaag. Het gewicht van de Stihl is 13 kg (inclusief blad en ketting;. Voor olie en benzine kan gemiddeld één kg erbij gerekend worden. Naar gegevens van Concessionaris A is de levensduur van de motorzaag ongeveer een jaar (d.i. 1000 draaiuren uitgaande van een draaitijd van 40% van de arbeidstijd). Een blad (effectieve lengte + 60 cm) gaat ongeveer 500 uur mee en een ketting (beitelbetanddng) 125 uur. Per dag wordt ongeveer 3r liter benzine en 2 liter olie gebruikt. Van de Stihl 070 is de capaciteit van de olietank 0.5 liter, van de benzinetank 1.2 liter. Ploeg 7 werkte tijdens de opname voor het eerst met een geheel nieuwe Jonsereds 80 motorzaag met een effectieve blad-lengte van + 55 cm.

4.3.2. Ander gereedschap

De zager neemt in het bos meestal alleen de bougie-sleutel/schroevedraaier mee. De keurder (ploeg 1 t/m 3) heeft een tas bij zich met erin drie reservekettingen, vier

soorten merkplaatjes met een hamer, verder een reserveblad en de administratieve papieren. Bij de andere ploegen heeft de zager behalve de sleutel/schroevedraaier een vijl bij

zich als de ketting in het bos wordt geslepen; indien dit niet in het bos gebeurt heeft de boomzoeker of olieman een reserveketting bij zich. Een reserveblad wordt ook meegeno-men, echter niet door de ploegen 6 en 7. Olieman en

(6)

boom-zoeker en soms zager zijn in het bezit van een houwer.

Wiggen worden nooit meegenomen. Enkele ploegen ge-bruiken wel wiggen die ter plaatse gemaakt en meestal maar éénmaal gebruikt worden. De wiggen worden nooit ge-bruikt om het zwaartepunt van bomen te veranderen, slechts om bij het afzagen van de kroon de vastgelopen zaag los te krijgen.

4.3.3. Onderhoud

Aan onderhoud van de motorzaag wordt in het bos weinig gedaan (zie tabel 5)« Eén- of tweemaal per dag wordt met de schroevedraaier het zaagsel ruwweg van het aandrijfme-chanisme (sprocket) verwijderd. Tijdens de opname is het slechts éénmaal voorgekomen dat een motorzaag voor gebruik ongeschikt raakte, waardoor bijna drie uur verloren ging voor het halen van een ander exemplaar (ploeg 3 ) •

Startmoeilijkheden kwamen ook weinig voor. Alleen ploeg 4 had aan het begin van de dag een paar maal last met

starten, waarmee een kwartier verloren ging (zie tabel 3)» De soms optredende andere technische storingen konden altijd in korte tijd worden verholpen.

De motorzaag wordt 's nachts altijd in het bos achter-gelaten tenzij er mankementen zijn of hij goed schoonge-maakt moet worden (+ 1 maal per week).

De behandeling van de kettingen is niet bij alle ploe-gen gelijk. Voor de ploeploe-gen 1 t/m 3 worden de kettinploe-gen

machinaal geslepen, waardoor een gelijkmatige slijping wordt verkregen.

Deze ploegen gebruiken 2 of 3 kettingen per dag. De ploegen 4 en 7 slijpen de ketting in het bos, ongeveer

tweemaal per dag.

Ploeg 5 slijpt de ketting thuis, slechts éénmaal per twee dagen, terwijl ploeg 6 twee kettingen in het bos mee-neemt en beide kettingen thuis slijpt. De tanden van de ketting zijn soms vrij gelijkmatig, bij andere ploegen echter minder gelijk afgeslepen. De dieptebegrenzer is bij ploeg 6 extreem ver afgeslepen, wat duidelijk merkbaar is bij het zagen: de ketting "graaft" zich regelmatig vast tijdens het zagen.

4.4-, OPNAMEMETHODIEK

Er is zowel een tijd- als B.en methodestudie uitge-voerd. Deze waren geheel op de zager gericht.

4.4.1. Tijdopname

Aan het begin van de werkzaamheden werd de stopwatch ingedrukt en de horlogetijd genoteerd. Vervolgens werd het begintijdstip van elk nieuw onderdeel van de werkzaam-heden genoteerd, afgerond op 5 seconden. Over het algemeen is het vellen van éen boom onderverdeeld in de onderdelen:

(7)

9

-a) lopen, het lopen van de vorige boom naar de te vellen boom;

b) wachten, het wachten bij de te vellen boom tot de

om-geving en boom zijn schoongemaakt, het beoor-delen van de hangrichting en het starten van de zaag;

c) zagen, begint op het moment waarop de zaag tegen de boom wordt geplaatst en eindigt big d ) ; d) wachten, begint bij het verwijderen van de zaag uit de

velsnede, wat meestal overeenkomt met het begin van de val van de boom,)Verder het wachten tot de boom geheel gevallen is, de omgeving weer veilig betreden kan worden en de stam zodanig schoon is gemaakt dat gekort kan worden; lopen naar de plaats waar gekort gaat worden en

starten van de zaag;

e) korten, begint op het moment waarop de zaag tegen de stam wordt geplaatst op de eerste plaats waar gekort moet worden;

f) wachten, begin op het moment waarop het laatste kort-vlak geheel doorgezaagd is en duurt tot het onderdeel a ) , lopen naar de volgende boom, begint.

Verder zijn de tijden genoteerd van het bijvullen van de zaag met olie en benzine, ander onderhoud aan de motorzaag, hangtijden*van de boom en overige afwijkende gebeurtenis-sen.

4.4.2. Methodestudie

Per boom zijn genoteerd:

a) De gemiddelde diameter op velhoogte, de diepte en hoogte van de valkerf, het te ver gezaagde gedeelte en de ge-middelde hoogte van de breuktrap; in het beginstadium: de maten van de breuklijst; later is alleen de vorm

aangegeven, en zijn de overige waarnemingen uitgebreid met de maximumlengte van de staande baard en de

vel-hoogte (zie fig. 1 ) .

b) Indien de diameter op velhoogte groter dan + 70 cm is

of als plankwortels aanwezig zijn, schematisch de wijze waarop de verschillende zaagsneden worden uitgevoerd.

Hoewel van te voren is getracht een zo goed mogelijk inzicht in de werkzaamheden te verkrijgen, waren er in het begin verscheidene moeilijkheden die het werk nadelig be-ïnvloedden.

Aanvankelijk werd een stopwatch gebruikt met twee wijzers. Aangezien deze stopwatch ook extra drukknoppen heeft, kon deze niet op het notitiebord worden bevestigd maar moest met een touw om de hals worden gedragen zodat hij voor elke waarneming gepakt moest worden. Verder gaan de wijzers van deze stopwatch rond in 30 seconden zodat bij elke waarneming beoordeeld moest worden of de eerste of tweede helft van de minuut van toepassing was. Deze stop-watch werkte zo vertragend dat later een gewone stopstop-watch werd gebruikt die wel op het notitiebord kon worden

(8)

i I i s '•*~''. î ff :. v ' j o x ' - ' I 4 . ' . ' i l ' . , 8 V-» / , ^ t ' J -• . - > 1 t " X 1 l

(9)

- 11

4.5. TRESTATIES

Tijdens de opnameperiode zijn door de zeven ploegen 255 bomen geveld. Per soort worden in tabel 1 aantal en hardheid in verse toestand (volgens VINK, 1965) genoemd. Tabel 1. Onderverdeling naar soort en hardheid

van de gevelde bomen soort Wana Basralokus Kopi Pisi Sali Baboen Rode Kabbes Purperhart Krap a Paikoeli Rode Lokus Gronfoeloe Wanakwari Tingimoni Zwarte Kabbes aantal (Ocotea rubra) 75 (Dicorynia guianensis) 54 (Goupia glabra) 43 (Nectandra spp., Ocotea spp.) 24 (Tetragastris spp.) 20 (Virola surinamensis) 18 (Andira spp.) 8 (Peltogyne spp.) 3 (Carapa1 spp.) 2

(Platonia insignis, Rheedia spp.) 2

(Hymenaea courbaril) 2 (Qualea spp.) 1 (Vochysia tomentosa) 1 (Protium spp., Trattinickia spp.) 1 ÇDiplotropis purpurea) 1 hardhe id (kg/cm2) 270 500 560 240 145

De ploegen werden veel te kort gevolgd om een oordeel te kunnen geven over èen eventuele beïnvloeding door de aanwezigheid van de waarnemer. In de waargenomen presta-ties waren wel duidelijke verschillen op te merken, waarvan de oorzaak echter niet altijd bij de zager lag.

Bij concessionaris A, met werkdagen van officieel 94" uur (vijfdaagse werkweek) werden gemiddeld 24 bomen per dag geveld. Bij B werden in een werkdag van 7 uur 34 bomen geveld, bij C in een werkdag van 6 uur 18 bomen en bij D in een werkdag van 5 T uur gemiddeld 32 bomen.

Hierbij dient opgemerkt te worden dat bij A reeds een prospectie heeft plaatsgevonden, terwijl bij andere

conces-sionarissen alle bomen opgezocht moeten worden; de uitge-breide administratie betreffende de gevelde bomen en de gezaagde blokken wordt hier weer niet gehouden. Voorts velt A alleen betere kwaliteit bomen, zodat er meer gelopen

(10)

wordt dan bij de andere concessionarissen (behalve ploeg 5 die velde in een vak waar reeds eerder was geveld). Ook

wordt er door de ploegen 1 t/m 3 vaker gestopt tijdens regen dan bij de andere ploegen.

Verder bestaan de velploegen van D slechts uit twee man, terwijl ze niet met een auto naar en van de

werk-plaats worden gereden, zodat het voor hen voordelig is om hard te werken om het dagquantuin zo snel mogelijk af te krijgen.

Weliswaar ligt de produktie bij de tweenans-ploegen hoog, maar toch geeft het ontbreken van een derde man zekere risico's. Er worden geen vluchtpaden gemaakt (dit zou eventueel nog door de zager kunnen worden gedaan, wat vermindering van produktie geeft), en de zager werkt vaak geheel alleen.

Indien geen prospectie heeft plaatsgevonden dienen de ploegen zeker uit drie man te bestaan. Indien een nauw-keurige administratie nodig is (concessionaris A) is de derde man eveneens nodig, ook indien wel prospectie heeft plaatsgevonden.

5. RESULTATEN

Achtereenvolgens worden de resultaten van de methode-studie en de tijdmethode-studie vermeld.

5.1. METHODESTUDIE

De diverse arbeidsonderdelen worden hieronder beschre-ven en kritisch bekeken.

5.1.1. Het schoonmaken van de boom op velhoogte

Het schoonmaken van de boom geschiedt bij de ploegen 1 t/m 5 vrijwel nooit door de zager. Het is meestal de

olieman die dit doet. Het omvat het verwijderen van de lianen en het min of meer verwijderen van de bast op vel-hoogte. De mate waarin dit laatste gebeurt verschilt nogal per ploeg. Vooral ploeg 5 besteedt zeer veel tijd aan het bastvrij maken van de boom. Alleen voor zeer dikke lianen of voor het inzagen van bomen die wel zeer duidelijk de te vellen boom in de weg staan, wordt de motorzaag gebruikt. Het gebeurt echter niet vaak (zie tabel 5)» Bij de tweemans-ploegen van concessionaris D houdt de zager zich wel regel-matig bezig met het schoonmaken van de boom met de houwer.

5.1.2. Het zagen

Het zagen bestaat achtereenvolgens uit het zagen van de valkerfzool, het valkerfdak en de velsnede (zie fig. 1 ) .

(11)

- 13

Tabel 2. De verhoudingen tussen valkerf

zool en

"boom-diameter (a), hoogte en zool van de valkerf (t>)

en te ver gezaagde gedeelte van de

valkerf-zool en valkerfvalkerf-zool zelf (c), met tussen

haakjes het aantal bomen waaruit de

verhou-dingen zijn berekend

Ploeg 1

" 2

" 3

4

" 5

6

" 7

Gemiddeld

(a)

0,39

0,38

0,41

0,32

0,34

0,31

0,34

(18)

(18)

(35)

(17)

(11)

(23)

(19)

0,36

0,70

-0,51

0,47

0,64

0,43

0,29

(b)

(12)

(20)

(20)

(15)

(22)

(19)

0,51

(c)

0,39

0,38

0,29

0,40

0,36

0,48

0,05

(13)

( 9)

(34)

(20)

(15)

(21)

(20)

0,34

5.1.2.1. De_valkerf

Meestal wordt begonnen met het maken van de valkerf.

Om te voorkomen dat het valkerfdak niet in de valkerfzool

uitkomt wordt deze laatste meestal een stuk te ver gezaagd.

Alüeenbij ploeg 7 is dit meestal niet zo (zie tabel 2 (c) ).

Hier komt het dan ook zeer regelmatig voor dat het

valkerf-dak niet in de valkerfzool uitkomt. De valkerf moet er dan

met een houwer uitgeslagen worden, of in ernstiger gevallen

moet de valkerfzool verder ingezaagd v/orden, waardoor de

zaag kan gaan klemmen door het gaan hangen van de boom.

Andere ploegen maken een nieuwe valkerfzool boven de oude

of een nieuw valkerfdak onder de oude. Weer andere ploegen

waaronder ploeg 7 (bij welke het probleem frequent voorkwam)

laten moeilijk te verwijderen valkerven zitten en maken

vervolgens de velsnede. De verhouding tussen valkerfzool en

diameter (tabel 2 (a)) is bij de verschillende velploegen

tamelijk gelijk. De verhouding tussen hoogte en zool

val-kerf (tabel 2 (b)) verschilt wel. Vooral ploeg 7 maakt

vlakke valkerven; dit belemmert dan ook regelmatig het goed

vallen van de boom. Zie ook de opmerkingen onder 5»1»2»5«

Bij grotere bomen kan de valkerf niet vanuit één plaats

ge-zaagd worden, maar vanuit twee standplaatsen. Dit heeft tot

gevolg dat de breuklijst aan valkerfzijde meestal een knik

heeft. Soms is er duidelijk sprake van twee valkerven.

Ploeg 7 velde 9 van de 33 bomen zonder een valkerf. Wel werd

voorgezaagd. Van deze bomen moet de breuklijst vrijwel

helemaal weggezaagd worden voor hij gaat vallen. Van deze

(12)

negen tornen bleven er vier hangen. Ploeg 2 en 7 velden een boom in één zaagsnede, zonder voor te zagen, hoewel er

nauwelijks een natuurlijke valrichting v/as. Weliswaar vie-len de bomen ongeveer in de gewenste richting, maar aan de extra aandacht van de ploegen bleek wel dat deze het zelf ook niet helemaal vertrouwden. De ene boom had een staande baard van 40 cm, van de andere boom (met grote

plank-wortels) scheurde de stomp tot de grond toe in. 5.1.2.2. 2e„v£-l-ËnÊ^ê

Na het maken van de valkerf begint de zager aan de andere kant met het maken van de velsnede. Bij niet te dikke bomen blijft hij meestal op dezelfde plaats staan waar hij is geëindigd met het maken van de valkerf. Door het omdraaien van de motorzaag kan weer verder gezaagd 'worden. Er wordt nl. altijd met inlopende ketting gezaagd. Bij het maken van de velsnede blijkt wel eens dat de

natuurlijke valrichting niet goed is gezien. Weliswaar is het soms vrij moeilijk om dit te schatten omdat b.v. een asymetrisch gevormde kroon vaak niet of slechts gedeelte-lijk te zien is, maar vaak wordt ook in één oogopslag be-oordeeld naar welke kant de boom zal gaan vallen. Indien de beoordeling verkeerd is geweest moet opnieuw een val-kerf worden gemaakt, hetgeen kans op klemmen van de zaag in de nieuwe valkerf geeft. Een enkele keer valt de boom 180° verkeerd zonder dat een nieuwe valkerf is gemaakt. Over het algemeen is het vlak van de velsnede wel iets hoger dan de valkerfzool, maar omdat de vlakken meestal scheef zijn, zowel in de zaagrichting als loodrecht daarop, komt de velsnede zeer vaak gedeeltelijk onder de

val-kerf zool uit.

5.1.2.3. De_breukli^st

Bij bomen met diameter beneden de 70 cm is de breuk-lijst meestal rechthoekig tot puntig, bij bomen met dia-meter boven de 70 cm zijn alle denkbare vormen mogelijk. Hoe groter deboomdiameter en aantal en afmeting van de plankwortels zijn, en hoe groter de moeite is die de zager met het vellen heeft, des te gecompliceerder is de vorm van de breuklijst. Indien aan één kant van de boom veel breuk-lijst is en aan de andere kant weinig, heeft dat soms invloed op de valrichting. Ook kan een plaatselijk brede breuklijst op die plaats aan de stomp een grote staande baard veroor-zaken.

5.1.2.4. Afwijkingen van de_gewenste valrichting Het komt soms voor dat een boom een afwijking heeft van de gewenste valrichting, vaak is dit moeilijk te

verklaren. Indien geen verklaring uit de vorm van de breuk-lijst gevonden kan worden, zal het meestal veroorzaakt zijn

(13)

15

-door obstakels die de boom ontmoet aan het "begin van het valproces. Lianen hebben zeer zelden invloed op de val-richting. Aangezien ze altijd omlaag hangen vanuit de kroon geven ze in het begin van het valproces geen tegenwerkende kracht; daarna is de snelheid van de vallende boom zodanig dat de takken of boompjes waar de lianen aan vast zitten afbreken. Een afwijking van 180° wordt, zoals eerder ver-meld, veroorzaakt door een verkeerde beoordeling van de natuurlijke valrichting.

5.1.2.5. Hangen

Het blijven hangen van bomen komt vrij regelmatig voor, Van de 255 bomen waren er 37 die een hangtijd hadden langer dan 15 seconden, waarbij er nogal verschillen waren bij de diverse ploegen (zie tabel 3 ) .

Tabel 3. Overzicht van het aantal bomen dat is blijven hangen bij de diverse ploegen

Ploeg 1 » 2 " 3 " 4-" 5 " 6 " 7 Totaal aantal gevelde bomen 47 42 51 34 18 30 33 255 hiervan blijven hangen

5

5

7

5

7

4

4

37 verhouding 1 op 9,5 1 " 8,5 1 " 7 1 " 9 1 " 2,5 1 " 7,5 1 " 8 1 op 7

Belangrijker dan het aantal is de tijd dat de bomen blijven hangen. Deze tijden liggen anders (zie tabel 5) d.an uit tabel 3 verwacht zou v/orden, omdat soms een hangende boom geveld kan worden door er een andere bruikbare boom tegenaan te laten vallen, waardoor dus geen tijd als "hang-tijd" verloren gaat. Dit gebeurde bij ploeg 1 éénmaal, bij ploeg 3 en 5 tweemaal en bij ploeg 7 driemaal. De oorzaak van het hangen is niet altijd zo gemakkelijk te begrijpen. Soms wordt het veroorzaakt door een duidelijk te kleine valkerf. ïïit de cijfers van tabel 2 blijkt echter dat dat niet de enige oorzaak is. Een andere oorzaak is soms een

afwijking van de gewenste valrichting waardoor een te zware boom in de valweg komt. Als een boom blijft hangen wordt

(14)

en meestal als de boom al flink helt, probeert men een andere er tegen aan te laten vallen. Bij dit laatste geval blinkt duidelijk hoe moeilijk het is om (zonder hulpmidde-len; een boom te laten vallen in een richting die niet

helemaal de natuurlijke is: regelmatig mislukt het volkomen. Het komt ook voor dat men om veiligheidsredenen de boom

verder maar laat hangen, hoewel dit voor de uitsleep juist een ernstig gevaar betekent. De ploegen 6 en 7 passen v/el eens de zeer gevaarlijke methode toe om de boom waar de gezaagde boom tegen aan hangt om te zagen.

5.1.2.6. Staande baard

Vrijwel altijd heeft de stomp een staande baard, ge-middeld omstreeks 25 cm. Bij de ploegen die een kleine valkerf hebben (vooral ploeg 7) wordt de breuklijst vaak

zeer ver doorgezaagd. Dit heeft tot gevolg dat bij deze ploegen regelmatig een kleine of zelfs geen staande baard voorkomt. Als echter de valkerf een behoorlijke afmeting heeft, is de breuklijst van zo'n formaat dat er altijd

(zowel uit de stomp als uit de stam) een baard getrokken wordt. Soms is de uit de stam getrokken baard groot

(waarnemingen tot 3 meter). Dit kan meestal verklaard worden. Een holle boom veroorzaakt vaak een grote staande baard, die moeilijk te voorkomen is maar die ook geen

waardeverlies veroorzaakt. Ernstiger is de grote staande-baard die ontstaat indien het hart niet goed doorgezaagd is, wat bij dikke bomen nog wel eens voorkomt. In grafiek 1 is nagegaan of er enig verband is tussen de baardhoogte en de gemiddelde breuktrap (hoogte van de velsnede boven de valkerfzool). Uit de gegevens blijkt dat niet gesteld kan v/orden dat de baard klein zal zijn als de velsnede

boven de valkerfzool gemaakt is en groot in het omgekeerde geval, zoals in de literatuur vaak vermeld wordt.

(HILF & PLATZER, 1965; WACKERMAHN et al., 1966, CONWAY, 1968). Het is mogelijk dat dit wel geldt voor minder dikke bomen, die smallere breuklijsten hebben. 5.1.2.7. . De_velhoogte

De velhoogte varieert niet sterk. Meestal wordt ge-zaagd op hoogten tussen buik en borst. Met het oog op

wortelaanlopen is dat ook meestal de juiste hoogte. Echter slechts weinig ploegen nemen de moeite bij bomen zonder wortelaanlopen ook lager te zagen, waardoor soms een

(15)

T„ , . _T. _ . j y... j ^ ^ . „T

L

.. .

B-!i ü i « :* ?

» • * e • • *

t

C- * ** • 3 -..* i ;" - " < ••• . . .

(16)

5.1.2.8. Het klemmen van d.e_zaag

Het klemmen van de zaag komt tijdens het vellen van de boom weinig voor. Een enkele keer komt het voor bij het zagen van het valkerfdak; er wordt dan een tweede boven de oude gezaagd. Slechts éénmaal werd waargenomen, dat een wig werd gebruikt om klemmen tijdens het zagen van de valkerf te voorkomen. Het klemmen komt wel regelmatig voor bij het afzagen van de kroon waarbij de zaag vaak klemvast komt te zitten.

Uit tabel 5 blijkt dat het klemmen aanleiding kan geven tot ernstig tijdverlies. Behalve bij ploeg 7 traden alle klemgevallen op bij het afzagen van de kroon. Het lijkt waarschijnlijk dat enkele ploegen weinig idee hebben welke krachten er in de liggende stam heersen, te oordelen naar de zorgeloosheid waarmee de kroon wordt afgezaagd en het regelmatig klemmen van de zaag, terwijl andere ploegen juist voorzichtig te werk gaan waardoor klemmen ook minder voorkomt. Als de stam echter ter plaatse op de grond rust

is het zeer moeilijk om risicovrij te zagen, omdat de stam-stukken naar boven kunnen schieten. Als de zaag klemvast komt te zitten kan de zaag gedemonteerd worden en het blad met ketting met behulp van een reserveblad en -ketting los gezaagd v/orden. Enkele ploegen maken echter gebruik van wiggen. Bij ploeg 7 kwam de zaag tijdens het zagen van de velsnede (van een boom waar als valkerf slechts één snede was gezaagd) klemvast te zitten. Aangezien geen reserveblad bij de hand was, moest met de houwer alsnog een valkerf ge-maakt worden, hetgeen een langdurig karwei was. Bij ploeg 6 is opvallend de zeer ver afgeslepen dieptebegrenzer waardoor de motorzaag regelmatig overbelast wordt.

5.1.2.9« Inscheuren_van_de stam

Het inscheuren van de stam komt weinig voor, aangezien het hout hard is en de bomen meestal goed verticaal staan. Het komt v/el voor dat een plankwortel in het verlengde staat van de breuklijst; deze scheurt dan vaak naar boven in. Meestal wordt dit deel van het blok dan toch afgezaagd

wegens de plankwortels. "Slechts" driemaal moest een waarde-vol stuk stam afgezaagd worden wegens inscheuren. Meestal niet waarneembaar zijn de hartscheuren die bij het vellen ontstaan. Vooral bij de stammen die in heuvelachtig gebied omlaag worden geveld is het risico op hartscheuren aan-wezig.

5.1.2.10. Plankwortels

De plankwortels worden vaak vóór het eigenlijke door-zagen van de boom afgezaagd. Eén ploeg heeft de gewoonte om, na de verticale zaagsnede door de plankwortels gemaakt te hebben, aan het eind hiervan de zaag horizontaal door de plankwortels te steken om daarna met de eigenlijke velsnede

(17)

19

-te "beginnen, zodat dus na het vallen van de boom de plank-wortels nog op de stomp staan. Andere ploegen vellen de boom met plankwortels en al. De bedoeling is de plank-wortels daarna af te zagen van de liggende stam. Dit is

echter niet altijd mogelijk bij alle plankwortels aange-zien er één onbereikbaar kan zijn.

In sommige gevallen, als de plankwortels zeer groot zijn en de stam zelf daardoor plaatselijk van geringe af-meting is, wordt het gedeelte van de boom met de plank-wortels eraf gezaagd.

5.1.2.11. . Werkyolgorde_en boomdiameter

Bomen waarvan de diameter (indien met plankwortels, de maximum diameter) niet boven de + 65 cm komt, leveren

meestal bij het vellen geen moeilijkheden op. In verband met de nuttige bladlengte van ongeveer 60 cm kunnen, staan-de op één punt, zowel staan-de valkerf als staan-de velsnestaan-de gemaakt worden. Bij de dikkere bomen is er vaak geen systeem te

ontdekken. De wijze waarop gezaagd wordt is geheel afhanke-lijk van de vorm van de boom en de plaatseafhanke-lijke omstandig-heden. Bij enkele zagers komt schema A (zie blz. 20) nog vrij regelmatig voor. Bij deze methode is er bij het hart een breed niet gezaagd stuk met kans op staande baard. Bij bomen met een diameter van + 70 cm (schema B ) , of als de valkerf klein en vlak is (schema C) wordt het hart vaak juist weggezaagd omdat de boom slecht wil vallen. Vooral als de overgebleven breuklijst daarbij nog erg eenzijdig is kan dit een behoorlijke afwijking in de valrichting geven.

5.1.5. Slotopmerkingen over de zaagtechniek

Als men veranderingen in de zaagtechniek wil gaan doorvoeren zullen die vooral gericht moeten zijn op ver-hoging van de veiligheid en vermindering van het houtverlies. Het zagen neemt zo'n gering tijdsgedeelte in, dat het niet de moeite loont te streven naar verkorten van de zaagtijd. Het kiezen van de valrichting gebeurt soms zo ondoor-dacht dat veel hout verloren gaat. Zo werd eenmaal een

grote Rode Lokus dwars over een kreekdal geveld. Wat al direkt te voorspellen was, ontdekte de velploeg pas vijf minuten na het vellen. Door deze wijze van vellen bevond de plaats waar de kroon afgezaagd moest worden zich ver

boven de grond wat onoverkomelijke bezwaren geeft, zodat de boom moest worden afgeschreven.

Een bron van houtverlies en onveiligheid is het hangen van bomen. De kans op hangen kan worden verkleind door:

1) Het maken van grote valkerven. Gebleken is dat een val-kerfzool tot ca. 4-0% van de diameter en een hoogte

valkerf ca. 65% van de valkerfzool de gunstigste resul-taten geven.

2) Gebruik maken van plankwortels door deze het laatst door te zagen na "steken", zoals in het volgende voorbeeld duidelijk gemaakt wordt (schema D ) .

(18)

- V

•Hr-.... tft g r o t e Qii s l e c h t çevorssde b r e u k H j s i hi,] d i k k e r e boc'SR.

/

/^Ç^-^X

/ V

-B

b t ; T . - i t i f ï J:i k k S; k >::.(»:

/ir

y

/ • < % » - • — * « « » « • - , \ i tvi k l e i r u ; b r a u k l ï f « ! b i j t e k J e i ^ r - ca t u v l a k k e v a ( k « r a : /.• air, .;, ' k o r ^ v ' ï ï : * o k m J n « r U

(19)

- 21

De zager dient goed aan te voelen hoeveel er van de

bx-ouklijst moet overblijven v66r het doorzagen van de plankwortel om te voorkomen dat de boom een verkeerde kant op valt (te veel van de breuklijst weggezaagd) of niet valt (te weinig van de breuklijst weggezaagd). Overigens is de techniek van het "steken" bij de meeste zagers wel bekend, maar wordt zelden toegepast omdat het slecht is voor de zaag!

3) Door een doordachte keuze van de velrichting met behulp van wiggen en het maken van een eenzijdige breuklijst is het ongetwijfeld mogelijk om een boom in een behoor-lijke afwijking van de natuurbehoor-lijke valrichting te vellen. Grote obstakels waardoor de boom kan blijven hangen

kunnen dan vermeden worden.

Het lijkt de moeite waard om bij het vellingswerk wiggen te gebruiken. Niet alleen om hangen te voorkomen kan het nuttig zijn om de valrichting te wijzigen, ook in heuvel-achtig gebied kan m.b.v. wiggen voorkomen worden dat de bomen altijd omlaag geveld worden (met risico op hart-scheuren).

5.1.4. Het slijpen van de ketting (zie ook onder 4.2) Het met de hand slijpen van de kettingen gaat bij sommige ploegen uitstekend. Bij andere ploegen, met name ploeg 6, gaat net minder goed, wat extra slijtage aan de

motorzaag geeft. Bijv. slippen van de koppeling door "vast-graven" van de ketting als de dieptebegrenzer te ver is af-geslepen. Bij Stihl zijn malletjes verkrijgbaar die de juiste slijphoek en mate van slijpen van de dieptebegrenzer en beiteltanden aangeven. Deze zouden gebruikt kunnen worden indien het slijpen niet goed gaat. Het beste is om de

ket-tingen centraal in het kamp in een zaagklem en met een vijl in een vijlhouder onder een aangegeven hoek te slijpen of om een speciaal voor dit doel ontworpen slijpmachine te gebruiken.

5.1.5. Veiligheid

Op de exploitatie van concessionaris A wordt meer aan-dacht besteed aan veiligheid dan op de andere. Bij A moeten alle arbeiders een goed zichtbare (gele) veiligheidshelm dragen. Het effect van de helm gaat echter soms verloren omdat hij niet goed wordt opgezet. Bij plotselinge bewe-gingen, bijv. als zich opeens gevaar voordoet, kan de helm afvallen. De moeilijkheid is dat sommige veiligheidsholmen zodanig zijn gemaakt dat ze goed op het hoofd gedrukt moeten worden om stevig te zitten. Sommige arbeiders vinden dit niet prettig wegens het klemmende gevoel, terwijl een enkele keer zelfs over hoofdpijn wordt geklaagd. De helm wordt dan wat losser op het hoofd gezet met het eerder genoemde risico. Een helm met een kinband, zoals andere arbeiders hebben, zou voor deze arbeiders een oplossing zijn. Ook zijn er helmen die een band rond het achterhoofd hebben hetgeen eveneens de kans op afvallen verlaagt. Door de concessionarissen B,

(20)

C en D worden geen helmen voorgeschreven en zre worden er ook vrijwel niet gebruikt»

Bij A wordt ruim aandacht "besteed aan het maken van een vluchtpad. Ze v/orden loodrecht op de verwachte val-richting gemaakt, omdat als een boom anders dan bedoeld valt hij dit vrijwel altijd 180° verkeerd doet. De stam kan door het ontmoeten van obstakels tijdens de val over de stomp naar achter schieten. De vluchtpaden zijn voldoende lang, nl. + 25 m. Als de boom gaat vallen rent de zager

eerst een eindje met de motorzaag, legt hem neer en rent dan verder. Dit vergroot weliswaar de kans op beschadiging van de motoi'zaag maar verlaagt het gevaar voor de zager. Bij de concessionarissen B en G wordt alleen een vluchtpad gemaakt als er veel ondergroei is. Vaak juist min of meer in het verlengde van de valrichting. Men verwijdert zich niet zover van de vallende boom en neemt de motorzaag altijd moe. De tweemansploegen van concessionaris D maken nooit vluchtpaden.

Het komt regelmatig voor dat men tijdens het afzagen van de kroon staat of loopt over de liggende stam. Slechts als het zeer duidelijk is dat de stam gaat verrollen zorgt men ervoor niet op de stam te zijn als de kroon wordt

afge-zaagd. Meermalen echter gebeurt het dat het van te voren niet zo duidelijk is dat de stam zich gaat verplaatsen, maar dat het toch gebeurt terwijl er mensen op staan, het-geen een potentieel gevaar voor ernstige ongelukken is.

Een vorm van twijfelachtige veiligheid die vooral bij ploegen 1, 2 en 3 voorkomt is het laten hangen, al cf niet

onder een duidelijke hoek, van bomen, er van uitgaande dat deze misschien straks vanzelf v/el zullen vallen. Dit ge-beurt echter niet altijd, zodat de risico's dan voor de uitsleep zijn. Zie hierover verder de opmerkingen onder hangen.

Vooral bij ploeg 7 komt het soms voor dat de valkerf niet of niet goed wordt verwijderd. Indien hij niet goed

wordt verwijderd treedt vaak een afwijking in de valrichting op. Het in het geheel niet verwijderen van de valkerf maakt de kans op sterke afwijkingen van de bedoelde valrichting nog veel groter en belemmert in elk geval het goed vallen van de boom.

Voor het, ook verscheidene malen toegepaste, vellen van bomen zonder dat een valkerf is gemaakt, maar slechts is

voorgezaagd, geldt hetzelfde. Nog riskanter is het tweemaal toegepaste vellen van een boom zonder zelfs voor te zagen. 5.2. TIJDWAARNEMINGEN

Per boomsoort is het verband tussen de diameter op vel-hoogte en de zaagtijd gezocht. Hierbij zijn de bomen die op afwijkende wijze gezaagd zijn (b.v. door het afzagen van plankwortels van de nog staande boom, of door het maken van

een valkerf aan twee kanten), of die hol zijn, buiten be-schouwing gelaten.

Het bovengenoemde verband is voor Wana en Kopi weerge-geven in resp. grafiek 2 en 3. Bij beide grafieken valt een

(21)

23

-knik op ongeveer ter hoogte van de diameter van 65 cm. Een

dergelijke knik zal in alle zaagtijd/diameter-grafieken

terug te vinden zijn in de buurt van die diameter die gelijk

is aan de effectieve zaagbladlengte. Deze bedraagt voor de

Stihl 070: 60 cm, zodat bomen met een diameter tot

onge-veer 65 cm in êên beweging, dus zonder tijdens het zagen

rond de boom te lopen, geveld kunnen worden. Voor Basralocus,

die vaak grote plankwortels heeft, blijkt het in die

geval-len moeilijk om de diameter te bepageval-len van het grillig

gevormde zaagvlak. Van de bomen waar wel een diameter van

was te bepalen zijn de punten uitgezet in grafiek 4. Hier

werd echter een zeer grote spreiding gevonden. In een

po-ging voor de bomen met plankwortels een correctiefactor te

vinden om deze ook te kunnen verwerken, is bij de

conces-sionarissen B, G en D van deze bomen de diameter boven de

plankwortels gemeten. Aan de hand van de bomen zonder

plankwortels is voor ploeg 4 en 5 het verband tussen

dia-meter en zaagtijd uitgezet (grafiek 5)• Aan de hand van

deze grafieken is bepaald hoe lang de zaagtijd zou zijn,

aangenomen dat de diameter boven plankwortels de diameter

op velhoogte is. Daarna is, onderverdeeld naar aantal

plankwortels, het gemiddelde van de tijdsverschillen

uit-gerekend. Gevonden werd als correctiefactor (in cm die bij

de gemeten diameter boven plankwortels opgeteld moet

worden):

bij één plankwortel : 13 cm

bij twee plankwortels: 19 cm

bij drie plankwortels: 25 cm

bij vier plankwortels: 30 cm

Hoewel het aantal gegevens waar dit op is gebaseerd

veel te gering is om ook maar enigszins nauwkeurig te zijn,

zouden op bovenstaande wijze bij voldoende gegevens

mis-schien redelijk nauwkeurige correctiefactoren gevonden

kunnen worden.

In grafiek 6 is het verband tussen diameter en

zaag-tijd uitgezet voor Pisi.

Van Sali en Baboen is de diameterspreiding te gering

om een grafisch verband te zoeken; zie hiervoor tabel 4.

Tabel 4-. Gemiddelde zaagtijden van enige Sali en Baboen

exemplaren in afhankelijkheid van hun diameter

• — — • • — — n

diameter

45

50

55

60

70

SALI

gemiddelde jaantal

zaagtijd jbomen

1

ï'io" ! 5

1'30"

1'45"

7

1

1'35" 2

!

BABOEN

gemiddelde

zaagtijd

1'05"

Ï'IO"

1'17"

1'05"

1'52"

aantal

bomen

3

2

5

1

2

(22)

T~"~"~F—~T

T r

' V *v «s \ \ « N x. \

(23)

i5 - <~*> o o o CK o p< H-6> S ® r f a * j o •Ö < a> i * * * - v o o 5q (H-vo o — A o o a ~ * —A O ••J-l o M IV. VJi Ov> v j i 0-> O

'f

e * o 0*1 cf !•"**• CJ» p, c. 53 SP (ft! i , . . c_.. a. © p, Pi O •o < S) ^-" t** o o «£> « • « -«> < u o »XI

(24)

co cc ri-O ! -^ T 1—~-i 1—~i 1 s r ^ r o o o 0 o o * • • p (5 3 CD < ^ 'Ct> o o < 3 Cf -X' V.

(25)

2f/ "•• •-* ro r j (VI J s . v.r. O O (— I vn vr Cv G -pi. VJ1 O O-i o o CD o CU M -(W t:> a> rt-«» M O •o < 9 l -1 tï" O o 0*s ' \ C o _* o o ... . ~ £ o o 3 ts to m © ^ •ö t ~ o d> f?,; SI & ifi 0? • s "Ö t - ' o «& 35 o p tu.

(26)

O .fc, VJ". ro <• O»' O "T--!Y> •tt te. ' O j l-w -* _ . j . . . C^ -* _ . i \ J l -~T"~ U J -> u-> o ' T *«• * te €i> £9 « pe m <* H* O CA # p» O * 7 V/i i l . P CD M CO » N ta f-> et-C L P- H-S et- O ft o 'D <; o ® o I - J o o 0> O CR <

(27)

29

-Uit bovenstaande gegevens en genoemde grafieken blijkt dal niet alle houtsoorten even snel gezaagd worden. Het

snelst gaat Wana, daarna achtereenvolgens Baboen en Kopi, Pisi, Sali, en Basralocus. Deze volgorde is niet zoals ver-wacht zou worden indien men kijkt naar de hardheid van de soorten (zie tabel 1 ) . De volgorde zou dan zijn: Baboen,

Pisi, Wana, Basralocus, Kopi. Vermoedelijk heeft het regel-matig voorkomen van plankwortels (Basralocus) of het weinig voorkomen van plankwortels (Wana) ook een sterke invloed op de zaagtijd. LEEK (1970) vond ook dat er geen duidelijke invloed is van de hardheid op de vel- en opwerkingstijden

bij de verschillende diameterklassen. De verschillen tussen de soorten, in de grootteorde van enkele seconden tot een

minuut, zijn echter zeer gering in verhouding met de totale tijd die aan een boom wordt besteed (in de grootteorde van 15 minuten). Hetzelfde geldt voor de verschillen die tussen sommige ploegen aanwijsbaar zijn (in de grootteorde van enkele seconden).

In tabel 5 is de tijdsduur per boom weergegeven waarin de zager niet-produktief bezig is, d.w.z. de totale tijd minus de zaagtijd en de korttijd. Deze wachttijd is nog verder onderverdeeld.

6. LITERATUUR

CONWAY, S., 1968. Timber cutting practices. Miller Freeman publications, San Francisco.

HILF, H.H. & H.B. PLATZER, 1965. Forstgerechtes Baumfällen, 4° Aufl. Bayerische Landwirtschafts verlag. München. LEEK, N.A., 1970, Tijdwaarnemingen bij kaalkap in het

hoog-landbos nabij Mapanebrug. Verslag van een praktijk-onderzoek bij de dienst 's Lands Bosbeheer, Paramaribo. VINK, A.T., 1965. Surinam timbers, 3rd ed. Surinam Forest

Service, Paramaribo.

WACKERMANH, A.E. et al., 1966. Harvesting timber crops, 2nd ed. Mc Graw-Hill Book Company, New York etc.

(28)

u 0 Ö ft cd ö 0 T i • o • H +3 CD > U CD • H rf Pi 0 CO ra • H Ö 0 bO-P fl • H ! > H CD • H J O

9

- d o CD f * U P) Pi 0 r " CD bO CD h CO Pi T i ft ri 1 +3 Ü CD Pi • H t J - P CD • H Ö o PI o Pi 0 blJ Pi • H CD H © Ö CD e—v E 0 Ti fl cd ,d 0 Pl T J CD CD T i T i •i~3 • H d - P cd -P ! > . c | - P ^ Ü • H N Pl 0 > O CO O cd r: <s u CD Pi 0 S o x PI o o !> h u • H - P cd a hOrH cd N • O CD • H r r j £ CD 0 to 0 Pl 0 flH bO cd bO 0 O H !>

a

o o P H P i r \ H 0 P cd EH 0

•ä

0 Pi • H »• P) O O t> 0 o o .Q Pi 0 ft PI 0 • d T D • H • P P I P I O ,cj fl 0 ft • r a • H f - l ra Pi h û 0 0 Pi Pi & - H 0 PS - P - P CD - P Ö • H 0 O d^i a PI 0 0 Pi • H 0 N | • H PI T D H 0 - H O r Û P PI cd 1 - P i> Pi ra o cd p| - p > 0 o a-p a 0 +3 H ' H 0 ^ « i j Pi 0 bO Pi A i 0 2 0 0 ^ cd - P 0 0 bO P! 0 cd o cd O 0 N ^ cd Pi Ü - P o 01 CO - P Pi 0 • P Pi cd - P CO Pi 0 H • H PS .3 Ü ra Pi 0 • P A ü cd £ H cd Pi - P 0 d 0 cd o c d , Q Pi 0 H r H pi i> fcO cd cd N • — r H O /~\ X CM v_> E L>-X O -o> H E H H KA CM E <t fe

ï>

CT* H -CM H CM M> c£> H t > --3" loe g 1 i O ^ - N X KA v_> E cO X O -cO CM L>-KN -H H H E t > -Is !> o -4- ^-co L A *. CD H C\J 4-CM O X CM ^^ E L A H X c^ CM CM E I A CO —— O !**»

?

o 1 r H L A KA C 4-L A O X 4-L f \ H ~ 4 KA KA O _ KA CM O 4 4" * L>-4 KA 4"

t

O O X 4-KA CM > Ë CD r H O -CD r>-4 CM CM O * CM H CO H L A O s~\ X r H <s E 03 X O L>-H f» O CM E CM P* t> r 4-H O H «-c û O KA cD t: c ö H O X CD CO CM E H KA KA — - • O

?

o <J-cu •* L A KA KA L>-PI 0 nd Pi O o 0 co 0 •H Pi T 3 Pi cd <d Pi 0 ^d Pi • H 0 Pi cd cd ra o o H Pi Pi 0 Cd 0 rçl Pi o o 0 ra 0 !> -P

I

• H 0

? - "

(29)

Landbouwhogeschool-Wageningen

CENT1ÎTIM VOOR LANDBQUV/KUNDIG ONDERZOEK IN SURINAME ARBEIDSFYSIOLOGISCHE TESTMETHODEN

(onderzoekproject no. 70/29)

Een gemodificeerde Harvard-staptest

G.J.B. Renes

Verslag van een onderzoek verricht onder leiding van Ir. P.J. Staudt

(30)

Biz. 1. Samenvatting 5 2. Voorwoord * • . . . 5 3. Inleiding 5 4. Probleemstelling . . . 6 5. Uitvoering en resultaten 7 5.1. Het fysiek-prestatievermogen van verschillende

categorieën personen 7 5.2. Invlood van een dagtaak op staptest-resultaten 13

6» Conclusies 15 6.1. Algemeen 15 6.2. Beïnvloeding van de resultaten van de

Harvard-staptest 15 6.3« Voor- en nadelen Harvard-staptest 16

(31)

5

-!• SAMENVATTING

De Harvard-staptest (H.S.T.) is een arbeidsfysio-logische test waarbij met eenvoudige middelen, nl. een kist, een metronoom en een stophorloge de lichamelijke conditie en via een testindex het fysiek-prestatievermogen van per-sonen bepaald wordt. De originele H.S.T. is voor dit onder-zoek enigszins gewijzigd. In plaats van een 50 cm-trede is er één van 40 cm gebruikt. De test is hierdoor van een

maxi-mum- tot een submaximumprestatietest geworden (Subm.H.S.T.). Onderzocht is;

a) of de Subm.H.S.T. een duidelijk verschil in index weer-geeft tussen duidelijk verschillende groepen van perso-nen, en

b) of d.3 Subm.H.S.T. uitgevoerd aan het einde van een dag-taak ook kan aangeven of en in welke mate er die dag zwaar werk is verricht.

De resultaten waren:

a) een duidelijk verschil in testindex tussen studenten en tuinpersoneel van het CELOS, en

b) geen invloed van tevoren verrichte werkzaamheden op de testindex.

2. VOORWOORD

De studie betreffende arbeidsfysiologische testmethoden is opgezet om het inzicht in en de ervaring met

arbeids-fysiologisch onderzoek te vergroten, ten dienste van ar-beidskundig onderzoek in de bosbouw. De H.S.T. kan bij ge-bleken geschiktheid mogelijk gebruikt worden om proefper-sonen geselecteerd voor arbeidskundig onderzoek in de bos-bouw van te voren op hun geschiktheid voor deelname aan

arbeidsfysiologisch onderzoek te testen.

Het onderzoek is gedaan in een periode tussen 16 decem-ber 1970 en 8 januari 1971 voor wat betreft het vergelijken van het fysiek-prestatievermogen van de verschillende groepen en in een periode tussen 23 februari en 18 maart 1971 voor wat betreft de invloed op de staptest van tevoren verrichte arbeid.

Het onderzoek stond onder leiding van Ir. P.J. Staudt.

3. INLEIDING

Het fysiek-prestatievermogen (en de lichamelijk con-ditie) van een persoon is groter (resp. beter) naarmate

zijn lichaam beter in staat is tijdens arbeid zuurstof naar de spieren tot te voeren. Immers voor alle spierarbeid is onder meer de aanwezigheid van zuurstof nodig; is deze on-voldoende aanwezig dan treden vermoeidheidsverschijnselen op. Indien arbeid wordt verricht is meer zuurstof nodig dan wanneer het lichaam in rust is. Deze grotere zuurstofbe-hoefte kan onder meer gedekt worden doors

(32)

1) Vergroting van de longventilatie (afhankelijk van adem-frekwentie en ademvolume).

2) Vergroting van het hartslagvolume.

3) Verhoging van de polsfrekwentie (of hartslagfrekwentie) 4) Verhoging van de bloeddruk.

De belangrijkste en eenvoudigst te bepalen factor is de verhoging van de polsfrekwentie. Deze heeft bovendien een vrij betrouwbare relatie met het verhoogde zuurstofverbruik, aangezien hij tot een bepaald maximum lineair met het zuur-stofverbruik toeneemt. Een persoon heeft een groter fysiek-prestatievermogen ( en een betere conditie) naarmate minder polsslagen voor de vereiste zuurstoftoevoer nodig zijn.

Voor het bepalen van het fysiek-prestatievermogen of de

lichamelijke conditie is behalve de verhoogde polsslag tijdens ar-beid ook de herstelpolssom een belangrijk criterium. De

herstelpolssom of polsschuld geeft de achterstand in de zuur-stofvoorziening van de spieren aan, die in de herstelperiode na de arbeid ingelost wordt. Hoe sneller na de belasting de polsfrekwentie is gezakt tot de rustpolsfrekwentie, des te beter is het lichaam kennelijk in staat de belasting te ver-werken of des te beter is de lichamelijke conditie. Ook de hoogte van de rustpolsfrekwentie kan aanwijzingen geven

om-trent de conditie van een proefpersoon. Op deze principes is de Harvard-s tapt est gebaseerd, (GRAND JEAN., 1965;

HETTINGER, 1965).

4. PROBLEEMSTELLING

Aangezien apparatuur voor het nauwkeurig meten en regi-streren van de fysiologische processen tijdens de arbeid kostbaar en op het CELOS niet aanwezig is, is getracht te onderzoekens

a) in hoeverre de ^arvard-staptest (H.S.T.) als eenvoudige fitheidstest, verschillen aangeeft in het fysiek-pres-tatievermogen tussen diverse categorieën van personen, en b) in hoeverre de H.S.T. aan het eind van een werkdag een

zekere vermoeidheid afhankelijk van de zwaarte van het uitgevoerde werk aantoont.

Onder fysiek-prestatievermogen wordt verstaan het vermogen om gedurende langere tijd meer of minder zware lichamelijke arbeid te verrichten. Het eenvoudige bij de H.S.T. zit hem daarin dat niet tijdens maar na de test alleen maar de pols-frekwentie gemeten wordt door eenvoudigweg aftasten met de hand (palpatie). Probleem (a) is toegespitst op de categorieën

tuinpersoneel en studenten werkzaam bij het CELOS. Probleem (b) is toegespitst op het vinden van een vermoeidheidsver-schil na de dagtaak tussen twee categorieën onder het tuin-personeel, nl. één die die dag aan licht werk en één die

aan zwaar werk bezig geweest is. De hypothese waarop (b) berust is gebaseerd op het feit dat in de loop van een arbeids-dag de rustpols nooit meer op zijn ochtendwaarde terugkeert. Een gevoelige test zou dit mogelijk kunnen aantonen. Als dit zo is, heeft dit meteen konsekwenties voor het tijdstip waar-op men fitheidstests uitvoert en dus voor de hantering van de beoordelings-index.

(33)

7

-5. UITVOERING EN RESULTATEN

5.1. HET PySIEK-PRESTATIEVERMOGEN VAN VERSCHILLENDE CATE-GORIEËN PERSONEN

Voor de originele test is nodig een traptrede van 20 inch. hoog (ca. 50 cm), een metronoom en een stopwatch. De oorspronkelijke opzet van de test is als volgt

(HETTINGER, 1965);

a) De proefpersoon dient eerst ca. 15 minuten, of langer als de polsfrequentie na deze tijd nog verder afneemt, op een stoel te zitten, tot de rustpcüsfrequentie is bereikt.

b) De proefpersoon stapt vervolgens, na het startsein, eerst met één been, dan met het tweede been op de trede, strekt de knieën en stapt vervolgens af (de benen in

dezelfde volgorde verplaatsend als bij het opstappen). Per minuut dient 30-maal de trede op- en afgestapt te worden. Het ritme wordt door een metronoom aangegeven. Het op- en afstappen dient zo lang mogelijk te worden volgehouden, maar niet langer dan 5 minuten.

c) Direct na beëindiging van het stappen gaat de proef-persoon op een stoel zitten. Daarna wordt driemaal ge-durende een halve minuut de polsfrequentie met de hand gemeten en wel één, twee en vier minuten na het beëin-digen van het stappen. Aan de hand van de uitkomsten van de polsfrequentie en de duur van de test wordt de index berekend, die een maat aangeeft voor het fysiek-prestatievermogen van de persoon.

d) De index wordt als volgt berekend:

duur van de staptest in sec. X 100

index = — — . 2 x (som der drie polstellingen na de belasting)

en volgens het volgende lijstje beoordeeld:

Index Fysiek-prestatievermogen minder dan 55 5 5 - 6 4 65 - 79 80 - 90 boven 90 slecht beneden gemiddelde boven gemiddelde goed zeer goed

Deze test is oorspronkelijk ontworpen als een maximum-prestatietest voor selectie van Amerikaanse militairen. Het doorzettingsvermogen is hier een belangrijke factor binnen de index.

(34)

Amerikaanse militairen zijn echter een stuk langer dan de gemiddelde Surinamer en de gemiddelde Surinaamse proef-persoon, die duidelijk moeite bleek te hebben met de tree-hoogte van 50 cm. Daarom is in ons onderzoek de tree-hoogte van

de trede teruggebracht van 50 naar 40 cm. Om dezelfde be-lasting te krijgen zou het tempo opgevoerd dienen te worden. Het tempo van 30 volledige stappen per minuut is echter al

zodanig hoog dat dit niet meer opgevoerd kan worden, omdat anders de stappen niet meer volledig kunnen worden uitge-voerd. Dit had wel tot gevolg dat alle personen, zij het dikwijls met moeite, de test vijf minuten volhielden. Dit brengt weer met zich mee dat de factor wilskracht niet meer in de beoordeling voorkomt. Dit wordt door ons eerder als een voordeel dan een nadeel beschouwd. Door deze wijziging is de H.S.T., van origine een maximum-, tot een submaximum-presta-tietest geworden (Subm.H.S.T.)

Aangezien de index wegens de lagere staphoogte niet meer voor de oorspronkelijk daaraan gekoppelde beoordeling

ge-schikt is, en omdat nu de tijdsduur van de test voor iedereen gelijk is, is de oorspronkelijke index verlaten en is als in-dex genomen de som der drie polstellingen na de belasting.

In de koelere ochtenduren voordat de proefpersonen arbeid verricht hadden zijn, verdeeld over diverse dagen, zo-veel mogelijk tuinpersoneelsleden en studenten aan een

Subm.H.S.T. onderworpen.

Van alle proefpersonen zijn het gewicht en de lengte van het lichaam opgenomen. Tijdens de tests zijn ook de temperatuur, de relatieve luchtvochtigheid en de wind-snelheid gemeten. De tests werden uitgevoerd in de open hal op de eerste verdieping van het CELOS-hoofdgebouw.

De resultaten van het tuinpersoneel tussen 20 en 30 jaar oud, tuinpersoneel tussen 30 en 40 jaar oud, en de studenten zijn weergegeven in resp. tabel 1, 2 en 3.

Het onderscheid naar leeftijd (bij het tuinpersoneel) is gemaakt omdat ÄSTRAND à RODAHL (1970) en andere auteurs melden dat bij hogere leeftijd van de proefpersoon bij de-zelfde belasting de polsfrequentie afneemt (ter compen-satie neemt de bloeddruk dan toe).

(35)

9

-Tabel 1. Persoonlijke gegevens en resultaten van de ge-modificeerde staptest bij 17 tuinpersoneels-leden tussen 20 en 30 jaar oud (als index is

genomen de som van de polsfrequenties, drie-maal gedurende een halve minuut gemeten na de

belasting)

1

Proefpersoon3^

A

B

C

_ D

E

P

G

H

I

J

K

L

M

N

0

P

Q

gemiddeld Gewicht (kg) 64,2 63,3 53,6 56,4 61,3 61,5 47,2 61,0 43,3 58,7 52,0 50,7 53,0 51,3 64,4 58,9 59,5 56,5 ,

Lengte

(m)

1,69

1,73

1,65

1,70

1,76

1,62

1,55

1,64

1,59

1,66

1,75

1,55

1,61

1,69

1,70

1,57

1,57

1,65

Rust-pols

(slagen/

g" min. )

38

37

35

32

36

38

37

31

34

34

42

27

37

38

33

33

41 ' 35,5 Herstelpols

1 - U I 2 -

2i\

4 - 4*

minuut na de belasting

(polsslagen per halve

minuut)

65

50

54

47

63

55

63

60

59

64

56

62

59

60

63

66

63

56

45

55

41

58

49

57

55

55

56

54

52

52

53

57

59

55

59,4 53,5

53

44

50

39

52

47

50

47

50

54

51

49

48

53

54

56

51

49,9

Index

174

139

159

127

173

151

170

162

164

174

161

163

159

166

174

181

169

162,7

Standaardafwijking van de gemiddelde index: +3,3

x ^

' Van de 17 tuinpersoneelsleden zijn 8 Hindoestanen, 4 Javanen,

4 Indianen en één Boslandcreool.

(36)

Tabel 2. Persoonlijke gegevens en resultaten van de gemodi-ficeerde staptest bij vier tuinpersoneelsleden tussen 30 en 40 jaar oud (index als in tabel 1)

— * ' T1* " •* ' — »*»»-"••*->•»--#.» . i n — . - . — » — ~ .

Proefpersoon

R

S

T

U

gemiddeld

Gewicht

(kg)

68,0

61,9

61,9

62,3

63,5

Lengte

UT

1,69

1,61

1,58

1,61

1,62

Rust-pols

(plagen/

2" min. )

35

32

30

31

32

i ' • ' — ——* • " • " '

Herstelpols

1 - lil 2 - 2i 4 - 4i

minuut na de belasting,

(polsslagen per halve

minuut)

64

56

59

57

59

59

49

53

53

54

'•

54

49

49

50

51

Index

177

154

161

160

163

Standaardafwijking van de gemiddelde index: + 4 , 9

De persoonlijke gegevens van de groep tuinpersoneels-leden tussen 30 en 40 jaar verschillen enigszins van die

tussen 20 en 30 jaar. De staptestresultaten zijn vrijwel gelijk. Zoals reeds eerder vermeld neemt bij hogere leef-tijd van de proefpersoon bij dezelfde belasting de polsfre-quentie af ( en de bloeddruk toe). Dat in dit geval daar

niets van lijkt te kloppen is vanwege de onbetrouwbaarheid door het geringe aantal waarnemingen. Deze oudere lieden zijn bovendien korter en zwaarder dan hun jongere collega's, zodat ze ep basis van leeftijd alleen.toch ook niet verge-lijkbaar zouden zijn.

(37)

11

-Tabel 3. Persoonlijke gegevens modificeerde staptest

als in tabel l)

en resultaten van de ge-bij 13 studenten (index

Proefpersoon a b c d e f g h i J' k 1 m gemiddeld

n

Gewicht ta) 71,2 71,3 62,1 63,4 80,6 71,1 65,0 78,5 79,8 80,2 84,1 •83,8 72,2 74,1 Lengte

(ml

1,78 1,75 1,73 1,73 1,85 1,82 1,73 1,80 1,87-1,79 1,87 1,83 1,86 1,80 Rust-pols (slagen/ -g- min. ) 35 32 36 34 35 44 42 36 37 30 •34 37 31 35,6 Herstelpols

1 - le'2 -

2iU

-

4t

minuut na de belasting, (polsslagen por halve

minuut ; 59 64 66 71 72 72 69 59 63 68 64 68 57 65,5 51 51 58 58 63 63 62 52 54 61 57 60 52 57,1 49 49 52 53 60 59 55 51 50 57 52 54 47 52,9 Index 159 164 176 182 195 194 186 162 167 186 173 132 156 175,5 Standaardafwijking van de gemiddelde index; _+ 3,7

Indien de categorieën uit de tabellen 1 en 3 verge-leken worden blijkt dat bij de groep tuinpersoneel de her-stelpols sneller tot het uitgangspunt, nl. de rustpols-frequentie, terugkeert dan bij de groep studenten. Dit komt tot uitdrukking in de gevonden indices die voor de groep studenten gemiddeld 8% hoger uitvallen. Zouden we de beoor-deling van de H.3.T. toepassen op beide categorieën dan zou de groep studenten een geringer fysiek-prestatievermogen

(zie definitie onder 4) bezitten dan de groep tuinpersoneel. Onder de oorzaken voor het indexverschil neemt de er-varing met zware arbeid van het tuinpersoneel een zeer be-langrijke plaats in. De lichaamsbouw is kennelijk van ge-ringere invloe-ï op de gevonden verschillen in index, omdat van een handicap vanwege de geringere lengte van het tuin-personeel niets te bemerken valt. Alleen voorzover de stu-denten zwaarder zijn dan voor hun lengte normatief is, is hun lichaamsbouw (in ongunstige zin) van invloed op de index.

(38)

OvRi' do invloed van andere typische verschillen tussen de groepen, zoals huidskleur en, zo die er al zijn,

fysiologische verschillen valt weinig te zeggen. Ze zijn vermoedelijk van weinig betekenis« Deze eventuele invloeden zijn voor de beoordeling van de H.S.T.-index niet van

be-lang. Als ze er zijn worden ze terecht meegenieten. Dit

geldt trouwens evenzeer voor het zojuist genoemde verschil in gewicht tussen de groepen. Alleen de lengteverschillen worden wél ten onrechte bij de indexbeoordeling betrokken, waardoor het fysiek-prestatievermogen van het tuinperso-neel op basis van de H.S.T.-index te slecht beoordeeld wordt.

Bij de studenten is nog onderscheid gemaakt tussen bos-bouwstudenten en overige studenten, zie tabel 4. Verwacht zou worden dat de eerste groep een iers betere conditie heeft, aangezien deze minder kantoorwerk en meer veldwerk verricht dan de andere groep.

Tabel 4. bemiddelde waarden van persoonlijke gegevens en uit-komsten van de gemodificeerde stattest bij 6 bos-bouwstudenten en 7 andere studenten (index als in tabel 1) Studenten bosbouw overige Gewicht (kg) 74,9 73,5 Lengte (m) 1,81 1,79 Rust pols (slagen/

t

min«)

34,8 36,3 Kerstelpols ' 1-11) 2~2i 4-4& minuut na de be-lasting, ( polssla-'gen per halve

mi-nuut; 64,7 66,3 55,7 58,3 52,0 53,7 Index 172,3 178,3 Standaard af v/i jking index + 5*2 ± 5,2 Weliswaar is de index van de niet-bosbouwstudenten hoger

dan die van de andere studenten, toch kan niet gesteld wor-den dan het verschil statistiek duidelijk is. Slechts kan ge-zegd worden dat er een lichte tendens is (onbetrouwbaarheid 40^) dat de bosbouwstudenten een betere conditie hebben.

Door vier studenten is de H.S.T. behalve op een 40 cm tre'de ook op een 50 cm trede uitgevoerd. De resultaten zijn in tabel 5 weergegeven.

(39)

13

Tabel f>. • .Pe dizur en de resultaten van een Harvard-staptest met tredehoogten van 40 en 50 cm verricht door vier studenten (index berekend volgens de

oor-spronkelijke H.S.T., voor beoordeling zie sub 5.1)

Proefpersoon e h i m gemiddeld Duur be tredeh 40 cm 300 sec. 300 " 300 " 300 » 300 " Lasting oogte 50 cm 2 21 sec. 208 " 220 " 300 " 237 " Rust-pols slagen /i min. 37 38 38 37 37,5 Herstelpols (bij tredehoogte 50 cm) I-lil 2-2t ! 4-4i minuut na de be-lasting, polssla-gen per halve

minuut 72 71 68 70 70 62 61 57 62 60,5 r ~ • 57 54 47 54 53 bi 40 (uit Index j tredeh cm tabel 3) 77 93 90 96 89 oogte 50 er 58 56 64 81 65

Deze 50 cm-test werd door 3 van 4 testpersonen niet de volle 5 minuten volgehouden. Voor hen. was het daarom een z.g. maximum-prestatietest.

Het aantal waarnemingen van de 50 cm staptest is te klein voor een verantwoorde vergelijking van de resultaten van de 40 cm en 50 cm staptest. Een vergelijking tussen

een maximum- en een submaximum-prestatietest is bovendien onjuist omdat bij een maximum-prestatietest het doorzet-tingsvermogen van grote invloed is op het resultaat, het-geen bij een submaximumprestatietest niet het geval is

(zie tabel 5)«

Tenslotte zij opgemerkt dat de gemodificeerde H.S.T. weliswaar door alle proefpersonen volgehouden kon worden, maar toch geen gemakkelijke opgaaf was. De opgenomen pols-frejuenties één minuut na de test liegen daar niet om.

De gemiddelde klimaatgegevens tijdens de tests ge-noemd in tabellen 1 t/m 5 waren; temperatuur; 25°C;

rela-tieve luchtvochtigheid; ölfc, windsnelheid; 0,9 m/sec. De staptestszijn gedaan 's ochtens tussen 7 en 10 uur.

5.2. INVLOED VAN ESN DAGTAAK OP STAPTEST-RESULTATEN Om te wet

worden beïnvlo zwaarte van te deze test aant getest: Eén ke dag, waarvan é felwerk en veg sloten uitbagg

en of de resultaten van de Harvard-staptest ed door tevoren verrichte arbeid en of de

de tevoren verrichte arbeid door middel van oonbaar is, zijn zeven arbeiders drie keer er vóór een werkdag en twee keer na een werk-énmaal na een lichte dagtaak, nl. licht schof-en, en éénmaal na een zware dagtaak, nl.

(40)

ge-m st tot de po.lpf rennen Lie van de proefpersoon constant was. Het gevolg hiervan was dat de directe

zuurstof-schuld van de tevoren verrichte dagtaak ingelost was het-geen een betere vergelijking mogelijk maakt. Beide tests na de werkdag vonden plaats ca. 30 min. na het werk. Dit

halve uur . werd ingenomen door het lopen van het werkter-rein naar de testopstelling en door de rustperiode voor afgaand aan de test. De resultaten zijn weergegeven in tabel 6, waarbij tussen haakjes de resultaten van de in 5.1. genoemde test zijn overgenomen.

Tabel 6. Vergelijking van de resultaten van de gemodifi-ceerde staptest van vóór de dagtaak met die van na een lichte en een zware dagtaak; tussen

haakjes de ochtendresultaten van dezelfde per-sonen, van de staptest genoemd in 5*1» (index als in tabel 1) Proefpersoon B C D E K M S gemiddeld Standaard afwijking van gemid" delde tijdstip waarop test plaatsvond Index staptest vó»r de 156 127 135 183 157 159 154 153,0 + 6r8 ca 7.00 dagtaak (139) (159) (127) (173) (161) (159) (154) (153,1) (± 5,8) ca 9.00 na lichte dagtaak 142 134 143 185 163 165 155 155,3 ± &J^ ca 14.00 na zware dagtaak 125 147 140 184 157 160 170 154,7 + 7,4 ca 14.00 uur

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Rekening houdend met het feit dat de specialist na 1 jaar arbeidsonge- schiktheid in aanmerking komt voor een AAW-uitkering en in geval van volledige invaliditeit als specialist

Berekenen we nu met welk honorarium de huisarts - vrij beroepsbeoefenaar een- zelfde netto inkomen na belasting en een bij benadering gelijk sociaal voor- zieningenpakket kan

Exploring matric art students’ interpretation of the art curriculum and the socio-political implications of the topic issue at three independent schools in

Voor de indeling van verzekerden naar FDG- klassen wordt het bestand met declaraties uit 2019 gebruikt; voor de trendtabel worden de declaratiegegevens van 2018 en 2019

Gelet op het vele voorwerk dat gedaan moet worden vraagt Stef nogmaals dringend een oproep voor nieuwe mensen ten behoeve van de excursiecommissie.. Verslag

een goed signaal betreffende het commitment van de uitvoeringsinstellingen zijn, wanneer het opdrachtgeverschap voor het programma niet automatisch bij BZK wordt neergelegd,

Modellen voor marktrisico zijn volledig ingeburgerd en worden door vrijwel alle grote banken gebruikt.. Ook op het gebied van kredietri- sicomodellering gaan de ontwikkelingen de

Belangrijk is dat gedurende deze nachtelijke meting er GEEN zuur- stof wordt gebruikt tenzij uitdruk- kelijk op verzoek van de behan- delende arts. Het gebruik van zuurstof