• No results found

Grassportvelden in de duinen te Zandvoort

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Grassportvelden in de duinen te Zandvoort"

Copied!
11
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

S T I C H T I N G V O O R B O D E M K A R T E R I N G

W A G E N I N G E N

P

Y KA

Rapport nr. 1417

GRASSPORTVELDEN IN DE DUINEN TE ZANDVOORT

CENTRALE LANDBOUWC*

(2)

\

Rapport nr. 1417

GRASSPORTVELDEN IN DE DUINEN TE ZANDVOORT

CENTRALE LANDBOUWCATALOQUS

(3)

Stichting voor Bodemkartering Staringgebouw Wageningen Tel. 08370-19100

S'i*" '

9

'

/X'c'r'

Rapport nr. 1417

GRASSPORTVELDEN IN DE DUINEN TE ZANDVOORT

door Ing. W.C.A van der Knaap

Wageningen, juni 1978

N.B. Gegevens uit dit rapport mogen zonder toestemming van de Stichting voor Bodemkartering uitsluitend door de opdrachtgever worden vermenigvuldigd of in andere publikaties worden overgenomen.

(4)

INHOUD

Biz.

WOORD VOORAF 4

1 DE BODEMGESTELDHEID EN WATERHUISHOUDING 5

2 ADVIES VOOR DE AANLEG VAN GRASSPORTVELDEN 6

2.1 Eisen aan bodem en grasmat 6

2.2 Advies voor de aanleg van grassportvelden 6

Samenstelling toekomstige bovengrond 6

Materiaal voor bovengrond 7

Berekening hoeveelheid tuinturf voor een 20 cm dikke 8 humeuze bovengrond, die voldoet aan de normen

De waterhuishouding 8

De bemesting 9

Werkwijze aanleg 9

(5)

_ 4

-WOORD VOORAF

In opdracht van de Directeur Publieke Werken van de gemeente Zandvoort werd een globaal bodemkundig en hydrologisch onderzoek uitge­ voerd op een duinterrein binnen het circuit van Zandvoort. Dit in verband met de aanleg van 2 grassportvelden.

Het veldwerk werd verricht in juni 1978 door Ing. W.C.A. van der Knaap, die tevens dit rapport samenstelde.

De leiding en coördinatie van het onderzoek had Ing. H.J.M. Zegers.

DE DIRECTEUR,

(6)

5

-1 DE BODEMGESTELDHEID EN WATERHUISHOUDING

Het terrein bestaat uit een geaccidenteerd duinlandschap met enkele duinvalleien en vijvers en metershoge duintoppen.

De gronden bestaan uit jong kalkrijk duinzand met schelpgruis. De humeuze bovengrond is meestal slechts 3 à 7 cm dik en bevat circa 2 % humus. Deze gronden behoren tot de duinvaaggronden, code Zd20A.

Overwegend liggen de gronden meters boven de grondwaterspiegel, waardoor de begroeiing niet van grondwaterinvloed kan profiteren, doch slechts van de neerslag. Enkele valleien staan deels onder water.

De grondwaterstand in het terrein is nog niet constant, doch wordt beïnvloed door het peil in de vijvers in de omgeving. In de vijver aan de noordzijde zijn de laatste jaren standen gemeten uiteenlopend van 1,94 m + NAP in de droge zomer van 1976 tot 3,74 m + NAP in december 1977. In de verzinkvijver ten westen van het terrein waren de standen in dezelfde perioden respectievelijk 2,45 en 2,66 m + NAP.

Doordat de beheersing van sloot- en grondwaterstanden in de komende jaren nog niet verbeterd wordt is het eenvoudiger om de vochtvoorziening door middel van automatische beregening, met behulp van telescopische standpijpen te regelen, dan met grondwaterinvloed. Met behulp van deze installatie kan dan ook de (onderhouds)bemesting toegediend worden.

(7)

6

-2 ADVIES VOOR DE AANLEG VAN GRASSPORTVELDEN 2.1 Eisen aan bodem en grasmat

Een grassportveld dient ten minste tijdens de competitieperiode van eind augustus tot eind mei bespeelbaar te zijn; dit houdt voornamelijk in, dat het in deze periode bestand moet blijven tegen betreding.

In het algemeen kan men de eis stellen, dat het oppervlak voldoen­ de stevig moet zijn en niet snel glibberig mag worden of aanleiding mag geven tot piasvorming. Teneinde dit te bereiken moet het bodempro­ fiel op de juiste wijze zijn en/of worden opgebouwd. De bodem moet even­ eens een geschikt groeimilieu vormen voor de grasmat. Deze grasmat dient goed gesloten en tredvast te zijn en over voldoende groeikracht te be­ schikken om zich bij normaal gebruik in het speelseizoen van beschadi­ gingen te kunnen herstellen.

Tenslotte wordt van een grassportveld geëist dat het een vlakke maaiveldsligging behoudt.

2.2 Advies voor de aanleg van grassportvelden

De huidige humeuze bovenlaag is goed doorlatend en goed bewortel-baar. Deze laag is echter slechts 3 à 7 cm dik en bevat gemiddeld maar 2 % humus die echter van goede kwaliteit en tamelijk bestendig is en daarom bijzonder waardevol. Daar de beworteling van een grasmat op duinzandgronden veelal beperkt blijft tot de humeuze bovenlaag zou ge­ middeld slechts de bovenste 5 cm beworteld worden. Dit vraagt een zeer nauwkeurige en intensieve beregening. Daarom is verdikking van de humeu­ ze bovengrond tot 2Q cm zeer aan te bevelen.

Bovendien is voor voldoende stevigheid een hoger organische-stofge-halte in de bovenste centimeters van deze velden nodig.

Samenstelling toekomstige bovengrond

Uit onderzoek is gebleken dat humeus zeer kleiarm duinzand met"" < 3 %, doch liefst < 1 % lutum (deeltjes < 2 ym) , voldoende doorlatend is. In verband met de bewortelingsmogelijkheden en de vochtvoorziening is het gewenst dat de bovengrond minstens

2h

% organische stof bevat. De bovenste centimeters van het dek dienen althans op het intensief bespeelde deel van het veld waar de grasmat zich moeilijk kan handhaven, 5 à 7 % orga­ nische stof te bevatten voor voldoende stevigheid van de toplaag. In

de hoeken van het veld, waar de bespelingsintensiteit veel lager is dragen de graswortels meer bij aan de stevigheid. Hier kan beter een organische-stofgehalte van 3 à 5 % aangehouden worden.

(8)

7 -Materiaal voor bovengrond

Het beste en goedkoopste materiaal voor de bovengrond van deze

sportvelden is een veraarde, zeer kleiarme, ven.ige bovengrond (teelaarde) van tuin- of graslandpercelen. Afhankelijk van het humusgehalte kan men er meer of minder duinzand doorwerken. Deze laag kan in 2 fasen aangebracht worden. De eerste laag dient met zoveel duinzand te worden doorgefreesd/ dat een mengsel met

2h

à 3 % organische stof ontstaat. Daarna wordt nog een laag van 1 à 2 cm aangebracht, die met het onderliggende mengsel doorgefreesd wordt, zodat een toplaag van 3 à 5 cm ontstaat, die 5 à 7 % organische stof bevat en in de hoeken 3 à 5 %.

In verband met latere verdichting van de bovengrond, als de velden voor bespeling in gebruik worden genomen, is het nodig om de bovengrond +_ 22 cm dik te maken.

Als slechts zeer kleiarm materiaal te verkrijgen is met een lager organische-stofgehalte kan minder duinzand doorgefreesd worden, zodat een dikkere humeuze laag opgebracht moet worden.

Een zeer eenvoudige wijze van aanleg kan worden gerealiseerd als matig humeus, zeer kleiarm duinzand (3 à 5 % humus) b.v. de bovengrond van (te humeuze) bollenpercelen kan worden verkregen, bijvoorbeeld door ruiling met humusarm duinzand. Afhankelijk van het humusgehalte kunnen dan met behulp van humusarm zand de stroken langs de zijlijnen verschraald en/of met organisch materiaal de strook tussen de doelen humeuzer gemaakt worden.

Indien geen humeuze, zeer kleiarme teelaarde te verkrijgen is, kan een humeuze bovenlaag gemaakt worden met behulp van tuinturf. Hiermee is echter nog nauwelijks ervaring opgedaan.

Tabel 1 Gewichtspercentage organische stof bij menging van tuinturf en zandmengsel

Pakking Tuinturf Zand Verhouding Gew.%

(vol.) org.

Gew.% Vol.gew. Por. Gew.% Vol.gew. Por. tuinturf/ - stof org.stof in g per vol. org. in g per vol. zand

cm3 stof cm' los 92 0,12 0,92 0 1,46 0,45 1/1 7 3/4 6 2/3 4,8 1/2 3,6 matig los 92 0,18 0,88 0 1,53 0,425 2/3 6,7 1/2 5,1 1/3 3,5 1/4 2,6 matig dicht 92 0,21 0,86 0 1,59 0,40 2/3 7,4 1/2 5,7 1/3 3,9 1/4 2,9 1/5 2,4

(9)

8

-Berekening hoeveelheid tuinturf voor een 20 cm dikke humeuze bovengrond, die voldoet aan de normen

Bij een verhouding van 1 cm tuinturf en 4 cm zand, beide matig los, is het gewichtspercentage organische stof 2,6 (tabel 1).

Wordt een laag van 4 cm tuinturf aangebracht en wordt deze laag met 16 cm duinzand doorgefreesd dan ontstaat dus een mengsel met 2,6 % organische stof.

Is op het geëgaliseerde oppervlak de + 5 cm dikke voormalige hu­ meuze bovengrond teruggezet dan wordt een 4+5+16 = 25 cm dik mengsel ger vormd met 2,5 % organische stof.

Berekening: 4 cm tuinturf

(20/25)x 2,6=2,lxl % org.stof 16 cm duinzand

5 cm humeuze bovengrond(5/25)x 2 = 0,4 x 1 % org. stof 2,5 x 1 % org. stof

Voor bespeelbaarheid voldoet de toplaag aan de stevigheidsnorm als 3

het droog volumegewicht 1,5 gram/cm bedraagt (Van der Knaap, 1978). Het 3

matig losse mengsel heeft een droog volumegewicht van .1,25 gram/cm . Door rollen en bespeling moet het mengsel dus verdicht worden, zodat een humeu­ ze bovenlaag ontstaat van(1,25/1,5)x 25 = 21 cm dikte.

In verband met de stevigheidsnorm moet de toplaag op het intensief bespeelde gedeelte van het veld echter een organische-stofgehalte van minimaal 5 % hebben. Daarom dient nog h cm tuinturf toegevoegd te worden, die dan met

3h

cm van het onderliggende mengsel doorgewerkt wordt. In de hoeken kan met 1/7 cm volstaan worden, die met 3 cm mengsel doorgewerkt wordt. Om op deze duinzandgrond een humeuze bovengrond van de gewenste samenstelling

te verkrijgen met behulp van tuinturf, is dus een laag van 5,5 cm nodig. 3

Dit is 550 m per ha. De waterhuishouding

In Ratte perioden, vooral gedurende de wintermaanden, is een grond­ waterstand > 80 cm beneden maaiveld gewenst. Bij een hoogteligging van 3,90 m + NAP mag verwacht worden dat dit steeds het geval zal zijn. Voor­ dat het gras ingezaaid wordt, dient de beregeningsinstallatie bedrijfs­ klaar te zijn. Hierdoor kan voorkomen worden dat vertraging van het kie-mingsproces en de ontwikkeling van het jonge gras vertraagd worden door vochtgebrek. Bij beregening is het raadzaam steeds de gehele doorwortel-de laag te bevochtigen. Aanvankelijk is dit een dun laagje, doch spoedig zal de gehele humeuze.bovenlaag doorworteld zijn.

(10)

_ g _ De bemesting

Als teelaarde wordt aangebracht is het raadzaam om een grondmonster te (laten) steken voor onderzoek op het Bedrijfslaboratorium te Ooster­ beek.

Als een mengsel wordt gevormd van tuinturf en het kalkrijke duin­ zand is een zware bemesting nodig van +_ 3000 kg superfosfaat, 300 kg kalizout 40 % en 300 kg kalkammonsalpeter per hectare.

Werkwijze aanleg;

- de bestaande begroeiing met 4 liter Roundup (Glyfosaat) per hectare doodspuiten.

- 10 à 14 dagen na het doodspuiten kan het terrein geëgaliseerd worden. - het verdient aanbeveling om de humeuze bovenlaag, die meestal 3 à 7 cm

3 dik is boven te houden of op zij te zetten. Dit levert circa 500 m be-wortelbare grond van uitstekende kwaliteit op.

- het humusarme duinzand zodanig egaliseren dat een licht dakprofiel ont­ staat. Hiervoor wordt de strook tussen de doelen 8 cm hoger gelegd dan langs de zijlijnen. Dit wordt bereikt door toenemende hoogte vanaf de zijlijnen naar het midden van h cm per strekkende meter. Door verschil in bespelingsintensiteit zal dit verschil nog wat kleiner worden. - de aanvoerleiding van de automatische beregeningsinstallatie ingraven. - het geëgaliseerde humusarme duinzand verdichten tot een droog

volumege-O

wicht van 1,6 gram/cm , zodat weinig of geen (ongelijke) nazakking meer kan optreden.

- de teelaarde aanbrengen.

- als geen geschikte teelaarde verkregen kan worden wordt op het geëga­ liseerde terrein 3000 kg superfosfaat per ha en een laag van 5 cm tuinturf aangebracht. Deze meststof en de tuinturf worden met 20 cm van het onderliggende duinzand doorgefreesd.

- Deze losse humeuze laag dient niet verdicht te worden. Daarom is het nodig dat met licht materiaal zoals een motorjapanner nog een laagje van 0,5 à 0,15 cm tuinturf wordt aangebracht, dat met 300 kg kalizout 40 % en 300 kg kalkainmonsalpeter per ha met

3h

cm van het onderliggende meng­ sel wordt doorgefreesd.

- na afegalisatie kan een mengsel ingezaaid worden van veldbeemd (Poa pratensis) en sportveldselecties van Engels raaigras (Lolium perenne). - voordat de velden in gebruik worden genomen, dient gerold of misschien

wel gewalst te worden om de toplaag voldoende stevig te maken, zodat beschadiging van de zode zoveel mogelijk wordt beperkt.

- voor de wijze van inzaaien en het onderhoud van de velden raadplege men de geadviseerde literatuur.

(11)

10 -3 LITERATUUR

Klaar, L.E.M. 1966 Bodem en grasmat van sportvelden, betre­

den van gazons, speelweiden en kampeerter­ reinen.

Uitgave: Grontmij N.V. De Bilt.

Klaar, L.E.M. 1974 Onderhoud van sportvelden.

Uitgave: Grontmij N.V. De Bilt.

Knaap, W. van der 1978 Grassportvelden met een duinzandbovengrond

in Den Haag en omstreken (in voorberei­ ding) .

Touwen, L. en W. Versteeg 1964 Sportvelden.

Tijdschrift Kon.Ned.Heidemij., Jaargang 75, blz. 295-302, 353-360, 427-430, 524-527, 615-616.

Werkgroep N.S.F. 1969 Sportveldenonderzoek. Verslag van een on­

derzoek naar de aanleg en het onderhoud, de ontwikkeling en de bruikbaarheid van negen sportvelden gedurende de eerste vijf jaar.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Gedeelte D werd grotendeels op 30 mei voor de tweede keer bewerkt met de rijendunner, nu uitgerust met 6 cm brede mesjes (slag 24 cm, rijsnelheid 2,4 km/uur). Met deze bewerking,

Met de standaardkostprijzen (SKP) wordt beoogd het door SNL gesubsidieerde natuur- en landschaps- beheer te subsidiëren op basis van de werkelijke beheerkosten die noodzakelijk

In 1962 begon de M.M.B, met het geven van bedrijfseconomische voor- lichting (Low Cost Production Services), nadat zij zich reeds dertig jaar had bewogen op het terrein

The long-standing history of aggressive behaviour in South Africa, not only in schools, but also in higher education institutions, is a cause of concern. Although extensive

Die doel van die onderhawige studie is eerstens om ’n omvattende profiel van die motoriese behendigheid van Graad 1-leerders in die Noordwes-Provinsie daar te stel, asook om die

The aim of this study was to characterize the physicochemical properties of thalidomide and three of its odd chain N-alkyl analogues, relevant to percutaneous delivery

The focus group interviews conducted with principals and deputy principals indicate that principals do not want to be held accountable, because there are too many factors outside