• No results found

Visuele verkeerstellingen in Midden-Brabant: 1976

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Visuele verkeerstellingen in Midden-Brabant: 1976"

Copied!
77
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Oktober 1977

voor Cultuurtechniek en Waterhuishouding

NN31545.1009 Wageningen

BIBLIOTHEEK DE EA L

Droevendaaîsesteeg 3a

Postbus 241

6700 AE Wageninger,

VISUELE VERKEERSTELLINGEN IN MIDDEN-BRABANT DEEL II: 1976

ing. Th.G.C.'van der Heijden

« A » « « » «

6 8 0 0

"

Nota's van het Instituut zijn in principe interne communicatie-middelen, dus geen officiële publikaties.

Hun inhoud varieert sterk en kan zowel betrekking hebben op een eenvoudige weergave van cijferreeksen, als op een concluderende discussie van onderzoeksresultaten. In de meeste gevallen zullen de conclusies echter van voorlopige aard zijn omdat het onder-zoek nog niet is afgesloten.

Bepaalde nota's komen niet voor verspreiding buiten het Instituut in aanmerking

(2)

I N H O U D

SAMENVATTING 1. INLEIDING

2. VERZAMELEN VAN DE GEGEVENS 2.1. Ligging telpunten 2.2. Veldwerk 3. RESULTATEN 3.1. Algemeen 3.2. Tellerfout 3.3. Etmaalcoëfficiënt 3.4. Intensiteit per teldag 3.5. Intensiteit per uur

3.6. Voertuigsamenstelling per teldag 3.7. Voertuigsamenstelling per uur 3.8. Voertuigbezetting 3.9. PAE-coëfficiënt 4. CONCLUSIES 5. LITERATUUR Blz. 1 4 4 4 10 10 10 12 14 15 17 18 22 28 30 32 BIJLAGEN

(3)

SAMENVATTING

In deze nota wordt een beschrijving gegeven van de resultaten van visuele verkeerstellingen uitgevoerd in 1976 op 24 telpunten in Midden-Brabant ten behoeve van een verkeersonderzoek waarin wordt samengewerkt met de Afdeling Cultuurtechniek van de Landbouwhoge-school.

De waarnemingen werden verricht op negen data, namelijk een donderdag, een zaterdag en een zondag, elk in voorjaar, zomer en na-jaar.

Indien de functie van de weg als criterium wordt gehanteerd blijkt een indeling mogelijk naar wegvakken met een overwegende be-tekenis voor bovenlokaal (en lange afstands-)verkeer en wegen met een overwegende functie voor lokaal (en korte afstands-)verkeer.

In de praktijk blijkt dat tijdens een telling (tussen 07.00 en 19.00 uur) gemiddeld driekwart van het etmaal-verkeer visueel wordt waargenomen.

Het gemiddelde intensiteitsniveau op de bovenlokale wegen ligt aanzienlijk boven dat op de lokale wegen. Op zondagen zijn de inten-siteitsverschillen tussen voorjaar, zomer en najaar groter dan op de overige dagsoorten; dit geldt zowel voor de bovenlokale als voor de lokale wegen.

Het verloop van de intensiteit over de uren van de dag verschilt per dagsoort; op bovenlokale wegen komt dit uurverloop overeen met dat op lokale wegen. De najaarszondag heeft een patroon dat afwijkt van dat in voorjaar en zomer.

Het aandeel van de motorvoertuigen op bovenlokale wegen is op alle dagsoorten gemiddeld groter dan dat op lokale wegen. Op alle dagsoorten geldt op beide typen wegen dat het aandeel van het lang-zaam verkeer op de zomerse waarnemingsdagen groter is dan in

(4)

voor-en najaar. Op zondagvoor-en is het relatieve aandeel van het langzaam ver-keer op lokale wegen gemiddeld ongeveer het dubbele van dat op boven-lokale wegen.

Op donderdagen en zaterdagen treden op beide typen wegen slechts geringe fluctuaties in de voertuigsamenstelling per uur op. Op zondag in voor- en najaar wijkt de samenstelling per uur op lokale wegen

af van die in de zomer.

De bezettingsgraad van personenauto's op bovenlokale wegen ver-schilt slechts weinig van die op lokale wegen; gemiddeld is de be-zetting het hoogst op zondagen.

(5)

1 . INLEIDING

In het kader van het verkeersonderzoek in landelijke gebieden wordt gestreefd naar het ontwikkelen van wiskundige modellen waarmee de verkeersafwikkeling op een willekeurig wegvak in een plattelands-wegennet kan worden gesimuleerd. Doel hiervan is het verkrijgen van een gedetailleerd inzicht in een aantal belangrijke verkeerskarakte-ristieken (ritproduktie en -attractie, verplaatsingswijze, afstands-gedrag, routekeuze) in relatie met diverse sociale en ruimtelijke

gebiedskenmerken(spreiding van activiteiten en wegennetstructuur). Een uitvoeriger beschrijving van dit onderzoek is te vinden in

MICHELS (1974) en JAARSMA (1973).

De hiervoor benodigde gegevens betreffende het verkeer worden verzameld via mechanische en visuele tellingen alsmede huis- en

weg-enquêtes. Daarbij wordt nauw samengewerkt met de afdeling Cultuur-techniek van de Landbouwhogeschool.

In de loop van 1974 en 1975 is op 49 wegvakken in het gebied

ge-legen binnen de stedendriehoek Tilburg-Eindhoven-1s-Hertogenbosch

telapparatuur geplaatst waarmee de intensiteitsgegevens kunnen wor-den vastgelegd. Op al deze wegvakken is ter nadere detaillering het verkeer meermalen visueel geteld.

In 1974 werd visueel geteld op 6 telpunten, in 1975 op circa de helft van het aantal telpunten. Een uitvoerige beschrijving van de opzet en de uitkomsten hiervan wordt gegeven in VAN DER HEIJDEN

(1977).

Voor een beschrijving van doel en opzet van het onderzoek en de

gehanteerde verwerkingsprogrammatuur wordt eveneens hiernaar verwe-zen. De visuele waarnemingen op de resterende wegvakken werden in

1976 voltooid; de daaruit verkregen uitkomsten worden in deze nota gepresenteerd.

(6)

2. VERZAMELEN VAN DE GEGEVENS

2.1. L i g g i n g t e l p u n t e n

De telpunten waarop in 1976 visuele verkeerswaarnemingen zijn verricht zijn gelegen op de Logtsebaan (telpunt 4), de Meijerijse-baan (telpunt 5), de Oirschotse Baan (telpunt 14), rond Liempde

(telpunten 21 t/m 28) en rond Spoordonk/Oirschot (telpunten 310 t/m 394), zie fig. la + b. Op de telpunten 4, 5 en 6 (= 320) is ook reeds

in 1974 op zes data visueel geteld.

De telpunten 14, 21, 25, 27, 391 en 393 zijn ingericht met zelf-registrerende verkeerstellers (Ott of Fischer and Porter) waarmee de verkeersintensiteit per kwartier wordt gesommeerd en vastgelegd. Op ' de overige telpunten zijn niet-zelfregistrerende tellers (Elmeg) ge-plaatst waarbij de tellerstand dagelijks eenmaal wordt afgelezen. Op enkele punten wordt afwisselend van beide typen tellers gebruik gemaakt.

2.2. V e l d w e r k

Evenals in 1975 zijn in 1976 waarnemingen verricht op 9 data ver-deeld over drie dagsoorten, namelijk 1 werkdag (donderdag), 1 zater-dag en 1 zonzater-dag, elk in voorjaar, zomer en najaar, zie tabel 1.

Op zaterdag 18 september kon op telpunt 23 niet worden geteld omdat deze weg in verband met rioleringswerkzaamheden gesloten was voor alle verkeer. Het verkeer werd toen onder andere omgeleid via tel-punt 22 waardoor daar op deze zaterdag meer verkeer werd gemeten.

Tabel 2 geeft een overzicht van de school- en bedrijfsvakanties alsmede van algemene feestdagen. Tijdens de bouwvakvakantie werden geen visuele verkeerswaarnemingen verricht. Wel vallen enkele tel-data binnen de voor 1976 vastgestelde periode van school- en be-drijf svakanties in Zeeland, Noord-Brabant en Limburg.

Een indruk van de weersgesteldheid tijdens de onderzoeksdagen geeft tabel 3. Uit eigen notities blijkt dat het in het onderzoeks-gebied gedurende de weekenddagen in het najaar heeft geregend. In totaal zijn in 1976 215 dagtellingen verricht. Een dagtelling wordt hierbij gedefinieerd als de periode tussen 07.00 en 19.00 uur waar-binnen op één punt visuele verkeerswaarnemingen worden uitgevoerd.

(7)

»MLBn*zénniorlt'l ' l i l . . ] t x «.nik. !•.. I'H j . t f f k " J' H( r_f n-liui/t n" fi H.h Mrlv/u M I n -lp u i / ( r > A t* ~i ^Jv r <9\ * 71 \ *' * •>< • >*%73&!f ' 'K' "" """ / M ^ S ' H a a r i g „ t * » ' » , / V< » - o ~ . im W^ 4j ) n p t r e n «^ Il II I r» |k. »h-' '"M . 0 \ 1 M I ' ^ i.*1 (< « l ^ ' l i f l l i - l l i - l i v r l A i - h i m • 3

' r ;f^..-ä% ••-••'•

'->-'-f k 6 / f 3 3 0 . • 3 4 0 3 2 0 6 \* .Ma k3 6 ö !.. I

^ ; " -

b

-

v

{ * ^

v . -

-^fo-«• ' » 3 9 4 . - | . . i I M # ,•. . / • 393 '•.•'.'• Jtr.l I -' I j l i j t •^

Fig. la. Situering en nummering der telpunten £ 391

S%> N

(8)

'l ft' f I- ' / . *,_ -T ' ^ "• * Y r.n» •«1,1 I » f d , t v ^ n b i . i l ' M ' i -•tun i - r | i ï * ( ) ' MA , „rf g , I '/ K, I,,!-. l l R , •*•>$>

VTl

' f' ( (f / ^ES V ,* -•"• A"" ' - A>* H d , , . , „ , '•Kr -,1mr S '~ . T- ' . . ' i" s • ^ , , , - < * . . . - » . . . â > „ l :{• . f l . r m i l i - \ i i £ i n d »n , ) , , , , \ htt r lr*-H» rnnlCn y M> v' "'t1

-

v-V

• \ ' :

V •

o n - _: 2* • » \ « 2 5 e . • 3 4 0 / I, - l . n f • 3 9 4 / f Zint* « 5

/'•

•»s ; / ^ * Q - - ^ . • , . :*4N . '*:•-. ; ^ > ^ 9 0 ^ «: - \ M M l / / ' .• f*;.- ^ ff ^f

&- i -<*i',*..»> ï • " >-'•?-- F i g - ' b . S i t u e r i n g e n nummering d e r t e l p u n t e n

(9)

Tabel 1. Overzicht van teldata en bijzonderheden in 1976

Seizoen Datum Bij zonderheden

Voorjaar Zomer Najaar zaterdag 10 april donderdag 22 april zondag 25 april zondag donderdag zaterdag zaterdag zondag 27 juni 1 juli 7 augustus 18 september 26 september Liempde: skelterraces Liempde: vogelmarkt Liempde: vogelmarkt

Geen waarnemingen op telpunt 23 Liempde: vogelmarkt, concours; Oirschot: kermis

donderdag 21 oktober

Tabel 2. Overzicht van school- en bedrijfsvakanties alsmede van algemene feestdagen in 1976

Bouwvakvakantie, voor geheel Nederland School- en Bedrijfsvakantie (o.a. metaal en

textiel) District A: (Noord- en Zuid-Holland)

schoolvakantie bedrijfsvakantie District B: (Zeeland, Noord-Brabant en

Limburg) schoolvakantie

bedrijfsvakantie District C: (overige provincies)

schoolvakantie bedrijfsvakantie 3 t/m 25 juli 25 juni - 6 augustus 19 juni - 13 juli 10 juni - 30 juli 26 juni - 7 augustus 2 juli - 13 augustus 3 juli - 14 augustus (Bron: ANWB) Goede vrijdag Pasen Koninginnedag Bevrijdingsdag Hemelvaartsdag Pinksteren 18 -vrijdag woensdag 16 april 19 april 30 april 5 mei 27 mei 7 juni

(10)

Tabel 3. Enige meteorologische gegevens betreffende de onderzoeks-dagen in 1976 van de dichtstbijzijnde weerstations

Max. temp. Neerslag Duur Wind-zonneschijn snelheid (Eindhoven) (Volkel) (Gemert) (Eindhoven)

Zaterdag 10 april Donderdag 22 april Zondag 25 april Zondag 27 juni Donderdag 1 juli Zaterdag 7 augustus Zaterdag 18 september Zondag 26 september Donderdag 21 oktober u

c

13,3 10,3 14,0 3^,4 30,2 22,8 16,1 20,9 14,8 mm -0,6 1,3 0,6 uren 10,0 9,8 0,6 14,5 14,8 10,3 2,4 1,0 5,0 halve m/s 3 13 14 6 1 1 8 4 4 11 (Bron: KNMI, 1976)

De indeling in voertuigcategorieën komt overeen met die zoals toegepast door de provinciale waterstaatsdiensten.

De indeling is als volgt:

1. personenauto's; open stationcar; microbus (met 'open' resp. 'gesloten' wordt bedoeld het wel resp. niet aanwezig zijn van meerdere ramen in de zijkant van het voertuig)

2. autobus

3. motorrijwiel; scooter

4. gesloten stationcar; bestelauto 5. vrachtauto

6. vrachtauto met aanhangwagen; trekker met oplegger 7. landbouwtrekker (met of zonder aanhangwagen) 8. overige motorvoertuigen; speciale voertuigen 9. bromfiets

10. fiets; tandem

(11)

Waarneming van de voertuigbezetting vindt plaats bij de voor het personenvervoer relevante voertuigcategorieën namelijk de personen-auto, stationcar, microbus, bestelpersonen-auto, autobus, motorrijwiel, scoo-ter, bromfiets en fiets.

Voor het aantal inzittenden van autobussen is volstaan met een schatting.

De gekozen indeling geeft een goed beeld van de samenstelling van het verkeer naar verplaatsingswij ze (de zgn 'modal split'). Daarnaast zijn mogelijkheden aanwezig om de hoeveelheid passages per voertuigcategorie met behulp van wegingsfactoren om te rekenen in personenauto-eenheden (PAE) waardoor de aantallen voertuigen kunnen worden geaggregeerd tot een totale hoeveelheid verkeer, onderling kwantitatief vergelijkbaar voor diverse wegvakken.

Doordat de visuele telling wordt gecombineerd met een mechani-sche telling zijn coëfficiënten te berekenen welke een vergelijkings-maatstaf vormen ter nadere interpretatie van het verkeer op de

diver-se wegvakken onderling en andere verkeerstellingen. Tevens wordt het hierdoor mogelijk fouten in de mechanische telling onder vergelijk-bare omstandigheden te corrigeren, terwijl voorts vertaling van me-chanische tellingen naar visuele tellingen tot de mogelijkheden be-hoort.

Het veldwerkprogramma werd uitgevoerd met medewerking van HAVO--scholieren uit Boxtel en Oirschot.

(12)

3 . RESULTATEN

3.1. A l g e m e e n

Om het verzamelde waarnemingsmateriaal in een enigszins gecom-primeerde vorm te kunnen presenteren, wordt onderscheid gemaakt tus-sen wegvakken met een bovenlokale en met een lokale functie. Daar-bij wordt de verbindende functie (percentage lange-afstandsverkeer) op bovenlokale wegen belangrijker verondersteld dan de ontsluitende functie (percentage korte-afstandsverkeer); op de lokale wegen wordt het omgekeerde aangenomen. Alhoewel deze keuze in verband met het ontbreken van gegevens hieromtrent in feite op subjectieve wijze is gemaakt mag worden aangenomen dat met deze globale tweedeling een gedetailleerder beeld van het verkeer kan worden gegeven dan wanneer slechts gemiddelden van alle telpunten tesamen worden beschreven.

De groep bovenlokale wegen omvat de telpunten 14, 21, 23, 25, 27, 310, 340 en 390. Tot de lokale wegen behoren de punten 4, 5, 22, 24, 26, 28, 320, 330, 350, 360, 370, 380, 391, 392, 393 en 394.

In het hiernavolgende zal voor beide groepen telpunten afzonder-lijk intensiteit, samenstelling en voertuigbezetting nader worden geanalyseerd. Zo mogelijk zullen deze uitkomsten worden vergeleken met de resultaten ontleend aan de wegvakken waarop in 1975 visuele waarnemingen werden verricht (VAN DER HEIJDEN, 1977).

3.2. T e l l e r f o u t

De tellerfout (T ) wordt gedefinieerd als het verschil tussen

3.

het aantal mechanisch geregistreerde assenparen (AP ) en het werke-lijk aantal gepasseerde assenparen (AP ) , ten opzichte van het

wer-w keiijk aantal gepasseerde assenparen; in formule:

AP - AP

T = S ï (1)

a AP K }

w

(Bron: VAN MOURIR en JAARSMA, 1976)

De door de tellerfout (T ) veroorzaakte afwijking in de

regis-3.

(13)

tratie wordt gecorrigeerd door de geregistreerde aantallen assenpa-ren te vermenigvuldigen met de tellercoëfficiënt (= - : — — — ) . Deze

a per dagtelling berekende tellercoëfficiënt staat vermeld in bijlage

1.1 tot en met 1.9.

Van de 215 dagtellingen die in 1976 werden verricht kon van 197 dagtellingen de teilerfout worden berekend. Bij de overige dagtel-lingen kon als gevolg van storing aan de telapparatuur niet over het aantal geregistreerde assenparen worden beschikt zodat hiervan de tellerfout niet kon worden berekend.

In ruim 90% van alle dagtellingen waarvan de tellerfout kon wor-den berekend is deze geringer dan 20%. Vergeleken met 1975 is dit

een gunstig resultaat: toen werd bij ca. 25% van alle dagtellingen ,

een tellerfout groter dan 20% berekend.

Fig. 2 geeft een overzicht van het cumulatieve verloop van posi-tieve en negaposi-tieve tellerfoutert. Daarbij is onderscheid gemaakt in twee intensiteitsklassen (intensiteit kleiner resp. groter dan 1500 voertuigen/dag) en in twee typen telapparatuur (zelfregistrerend en niet-zelfregistrerend). Ook nu blijkt, evenals in 1975, dat de keerstellers op de stillere wegen gemiddeld grotere afwijkingen ver-tonen dan die op drukkere wegen. Negatieve tellerfouten (waarbij door de telapparatuur te weinig wordt geregistreerd) komen meer voor en zijn gemiddeld groter dan positieve tellerfouten; ditzelfde werd in 1975 geconstateerd. In tegenstelling tot 1975, toen geconcludeerd werd dat zelfregistrerende verkeerstellers gemiddeld een slechter resultaat vertoonden dan de niet-zelfregistrerende apparatuur, blijkt hiertussen in 1976 gemiddeld nauwelijks verschil te bestaan. Wel is het aantal keren dat zodanige storing optreedt dat geen tellerfout kan worden berekend bij de zelfregistrerende tellers verhoudingsge-wijze groter dan bij de niet-zelfregistrerende verkeerstellers.

In 1976 kon als gevolg van storingen bij ruim 8% van alle dag-tellingen in het geheel geen tellerfout worden berekend; in 1975 was dit bij ruim 5% van alle dagtellingen het geval. Niettemin blijft het zinvol nader onderzoek uit te voeren naar factoren (zoals b.v.

de wijze van registratie, weersomstandigheden, verkeerssamenstelling, wegdek) die van invloed zijn op de tellerfout en naar de mate waarin

een berekende tellerfout geldigheid mag worden toegekend voor een langere periode dan de waarnemingsdag.

(14)

Teller fout

-60% 5 0 %

100l-°lo overschrijding

Fig. 2. Procentuele overschrijdingsfrequenties van teilerfouten voor twee intensiteitsklassen en twee tellertypen

1. niet-zelfregistrerende tellers op wegen met > 1500 vtg/dag 2. zelfregistrerende tellers op wegen met > 1500 vtg/dag 3. niet-zelfregistrerende tellers op wegen met < 1500 vtg/dag 4. zelfregistrerende tellers op wegen met < 1500 vtg/dag

3.3. E t m a a l c o ë f f i c i ë n t

De etmaalcoëfficiënt is het quotiënt van de tijdens een dagtel-ling (tussen 07.00 en 19.00 uur op dag n) mechanisch geregistreerde assenparen en de gedurende het etmaal (tussen 07.00 uur op dag n en 07.00 uur op dag n + 1) mechanisch geregistreerde assenparen. Een eventuele tellerfout wordt daarbij constant en dus niet van invloed op het resultaat verondersteld. De etmaalcoëfficiënt geeft dus de fractie van het totale etmaal-verkeer (voor zover dat door de teller wordt geregistreerd) die tijdens een visuele telling wordt gemeten.

De per dagtelling berekende etmaalcoëfficiënten staan vermeld in bijlage 1.1 tot en met 1.9. Indien als gevolg van storingen de

tellerregistratie ontbreekt kan deze coëfficiënt niet worden bere-kend. In totaal is van 185 dagtellingen de etmaalcoëfficiënt vast-gesteld; deze blijkt te variëren tussen 0,40 en 0,99.

De gewogen gemiddelde etmaalcoëfficiënten per teldag, berekend voor zowel de bovenlokale als de lokale wegen, zijn samengevat in

tabel 4.

(15)

Tabel 4. Gemiddelde etmaalcoëfficiënten per teldag en per dagsoort op bovenlokale en lokale wegen

Bovenlokale Lokale wegen wegen (n = 8 ) (n = 16) Donderdag 22 april 1 juli 21 oktober " gemiddeld/totaal Zaterdag 10 april " 7 augustus " 18 september " gemiddeld/totaal Zondag 25 april 27 juni " 26 september " gemiddeld/totaal 0,77 0,72 0,78 0,76 0,75 0,75 0,77 0,75 0,71 0,63 0,76 0,75 0,67 0,74 i 0,75 0,72 0,75 i 0,71 0,66 0,75 0,72 0,74 0,71 0,72

Voor elk der drie dagsoorten geldt dat tijdens visuele tellingen op de zomerse waarnemingsdata op zowel bovenlokale als lokale wegen een kleinere fractie van het totale etmaalverkeer wordt gemeten dan op de data in voor- of najaar.

Hieruit kan dus worden geconcludeerd dat op de zomerse teldagen 's avonds en 's nachts (tussen 19.00 en 07.00 uur) een grotere

fractie van het totale etmaalverkeer passeert dan in diezelfde perio-de op perio-de waarnemingsdagen in voor- en najaar.

De verschillen per teldag tussen de onderscheiden groepen wegen zijn slechts gering.

Indien alle dagtellingen worden samengevoegd blijkt dat tijdens een visuele telling gemiddeld 73% van het totale etmaalverkeer wordt gemeten; in 1975 werd hiervoor eenzelfde percentage berekend.

(16)

3.4. I n t e u so. L e il. t» t- L f • <_ .

De intensiteit zoaib aeze ;•-; 'J i. . ^ling visueel werd waargeno-men staat vermeld in bijlage 1.1 tot en met 1.9. Daarbij is <

-r-icr-scheid gemaakt in (zit- 2.21 het: totaal aantal voertuigen (- som van alle voertuigcategorieën),het aantal motorvoertuigen (= som van de categorieën 1 t/m 8) alsmede de met behulp van wegingsfactoren bere-kende aantallen personenauto-eenheden (PAE's).

Op één uitzondering na (donderdag 21 oktober op telpunt 391) blijkt van alle waarnpinimTsdagen -steeds een weekenddag de drukste dag te zijn; op zondag 26 september bijvoorbeeld wordt op 15 van de 24 telpunten de hoogste intensief it (som alle voertuigcategorieën) gemeten. Dagtellingen waarbij per telpunt de laagste intensiteit wordt gemeten zijn aanzienlijk meer gespreid over de negen teldagen. In 1975 was er juist ten aanzien van de laagste intensiteit meer

uniformiteit: op driekwart van de telpunten werd deze bereikt op zaterdag 19 april. Eveneens werd toen. geconstateerd dat hoofdzake-lijk de waarnemingszondagen de drukste dagen vormen.

Tabel 5 geeft oen overzicht van de gemiddelde intensiteit per tel-dag op bovenlokale en lokale wegen.Het gemiddelde intensiteitsniveau op de bovenlokale wegen is 4,5 à 5 keer zo hoog als dat op de lokale wegen.

Op beide typen wegen is de intensiteit gemiddeld het hoogst op zondag 26 september (najaars-zondag). De minst drukke dag is op de boven-lokale wegen zondag 27 juni (zomer-zondag) en op de boven-lokale wegen donderdag 22 april (voorjaars-donderdag).

Op zowel bovenlokale als lokale wegen is het intensiteitsver-schil per seizoen tussen de dagsoorten het grootst in het najaar; de verschillen tussen de drie seizoenen zijn het grootst op zondag.

Op bovenlokale wegen wordt op zondag in het najaar 31% meer ver-keer geteld dan op de najaars-donderdag; diezelfde najaars-zondag is 42% drukker dan de voorjaars-zondag. Op de lokale wegen zijn de over-eenkomstige percentages 51% respectievelijk 53%.

(17)

Tabel 5. Gemiddelde intensiteit (tussen 07.00 en 19.00 uur) in aan-tallen voertuigen op bovenlokale (n = 8) en lokale (n = 16) wegen per seizoen en per dagsoort

Dagsoort donderdag zaterdag zondag Functie van de weg bovenlokaal lokaal bovenlokaal lokaal bovenlokaal lokaal •voorjaar 1867 373 1816 408 1950 376 Seizoen zomer 1875 422 1915 412 1748 497 najaar 2104 383 1793' 425 2774 577 'Niet geteld op telpunL 23 in verband met wegopbreking

3.5. I n t e n s i t e i t p e r u u r

Een van de redenen om in aanvulling op mechanische intensiteits-tellingen (met name met niet-zelfregistrerende apparatuur) visuele waarnemingen uit te voeren is veelal inzicht te verkrijgen in het verloop van de verkeersintensiteit over de uren van de dag.

Bijlage 2.1 tot en met 2.9 geeft dit uurverloop per waarnemings-dag voor alle telpunten.

In fig. 3 is het relatieve verloop van de uurintensiteit over de dag op zowel bovenlokale als lokale wegen voor iedere teldag grafisch weergegeven.

Ten aanzien van het uurverloop blijkt het verkeer op bovenlokale wegen weinig te verschillen van dat op lokale wegen; hetzelfde werd geconstateerd uit de waarnemingen in 1975.

Op donderdagen en zaterdagen is geen duidelijke seizoensinvloed waarneembaar; op zondagen daarentegen wijkt het verloop in het na-jaar af van dat in het voorna-jaar en in de zomer.

In tegenstelling tot de telpunten waarop in 1975 waarnemingen werden verricht blijkt op de nu beschouwde wegen op donderdagen geen ochtendspitsuur op te treden. Een verklaring hiervoor is wellicht dat het merendeel van de thans onderzochte wegvakken een zodani?

(18)

bovenlokaal perc.Vd dagintensiteit 2 0 r donderdagen -J 1 1 1 I I zaterda gen - I J l l i 20 16 12 8 4 0 zondagen _l L i l_ 7 9 11 13 15 17 19 voorjaar zomer J 1 1 1 I I 11 13 15 17 19 uur van de dag najaar

Fig. 3. Verloop van de relatieve uurintensiteit over de dag op wegen met een bovenlokale en met een lokale functie per seizoen en per dagsoort

karakter heeft (zie 3.1) dat woon-werkverkeer slechts van onderge-schikte betekenis is.

De uurintensiteit bereikt zijn hoogste waarden tussen 16.00 en 18.00 uur waarbij op beide typen wegen per uur gemiddeld 9,2% van het etmaalverkeer passeert; het overeenkomstige percentage in 1975 bedroeg 9,4%.

Het intensiteitsverloop op zaterdagen op bovenlokale wegen wijkt slechts licht af van dat op lokale wegen. Een seizoensinvloed is

hier niet aanwezig. Op bovenlokale wegen is het het drukst tussen 13.00 en 17.00 uur; op lokale wegen tussen 10.00 en 17.00 uur.

Het intensiteitsverloop op zaterdagen in 1976 komt in grote lijnen

(19)

overeen met dat zoals waargenomen in 1975.

Op zondagen in voorjaar en zomer is de drukste periode die tus-sen 10.00 en 12.00 uur op bovenlokale wegen en tustus-sen 10.00 en 14.00 uur op lokale wegen. Op beide typen wegen is het drukste uurinterval dat tussen 10.00 en 11.00 uur met ruim 8% van het etmaalverkeer. Op de najaarszondag is het het drukst tussen 14.00 en 17.00 uur; tussen

16.00 en 17.00 uur (op beide typen wegen het drukste uur) passeert dan 9,5 à 10% van het totale eLmaalverkeer. Festiviteiten op zondag 26 september (Liempde: vogelmarkt en paardenconcours; Oirschot: ker-mis) kunnen de oorzaak zijn van het afwijkend patroon op deze

najaars-zondag. Voorts wordt verondersteld dat de hier beschouwde wegen op zondagen slechts in geringe mate met recreatieverkeer worden belast waardoor kerkbezoek of bezoek famili ie/kennissen op zondagmorgen een relatief belangrijk aandeel beslaat. Wellicht kunnen de wegenquêtes, uitgevoerd op een deel der telpunten, te zijner tijd hieromtrent

nader inzicht verschaffen.

Op de telpunten waar in 1975 visuele waarnemingen werden verricht blijken de drukste uren op zondagen op beide typen wegen op te tre-den tussen 14.00 en 18.00 uur. Verkeer gedurende de ochtend(kerkbe-zoek, bezoek familie of kennissen) is dan kennelijk relatief onbe-langrijk ten opzichte van de omvang van het (recreatie)verkeer dat 's middags wordt gemeten.

3.6. V o e r t u i g s a m e n s t e l l i n g p e r t e l d a g In tabel 6 is de gemiddelde voertuigsamenstelling op

bovenloka-le en lokabovenloka-le wegen per teldag samengevat.

Ten behoeve van de presentatie zijn de elf bij de visuele tel-lingen onderscheiden voertuigcategorieën als volgt samengevoegd: 1 = personenauto's, microbussen, motoren, scooters, open stationcars 2 = autobussen, bestelauto's, gesloten stationcars, vrachtauto's 3 = landbouwvoertuigen, overige motorvoertuigen

4 = (brom-)fietsen, overig langzaam verkeer

Voor een globaal inzicht in de samenstelling van het verkeer be-staat tegen deze samenvoeging weinig bezwaar daar het onderscheid tussen de meest relevante verkeerscategorieën gehandhaafd blijft.

(20)

Tabel 6. Procentuele voertuigsamenstelling per teldag op bovenlokale (n = 8) en op lokale (n = 16) wegen

Bovenlokale wegen Lokale wegen Voertuigsoorten _ _ _ _ _ — _ _ • donderdagen 22/4 1/7 21/10 gem. 22/4 1/7 21/10 gem. Personenauto's motoren, scooters 66,6 60,3 71,1 66,2 54,5 47,6 54,4 52,0 Bestelauto's, auto-bussen, vrachtauto's 10,6 9,0 8,8 9,4 7,2 5,8 6,2 6,4 Landbouwtrekkers overige motorvoert. 1,2 1,1 0,9 1,0 4,6 3,5 3,9 4,0 (Brom-)fietsen overig langzaam verkeer 21,6 29,6 19,2 23,3 33,7 43,1 35,4 37,6 zaterdagen 10/4 7/8 18/9 gem. 10/4 7/8 18/9 gem. Personenauto's motoren, scooters 73,1 68,7 74,1 71,8 53,0 52,3 56,5 53,9 Bestelauto's, auto-bussen, vrachtauto's 4,1 3,9 4,3 4,1 3,2 3,0 3,3 3,2 Landbouwtrekkers overige motorvoert. 1,0 1,0 1,4 1,1 4,7 4,0 6,7 5,1 (Brom-)fietsen overig langzaam verkeer 21,8 26,4 20,2 23,0 39,1 40,7 33,6 37,7 zondagen 25/4 27/6 26/9 gem. 25/4 27/6 26/9 gem. Personenauto's motoren, scooters 84,7 65,8 78,8 77,1 68,9 45,2 57,6 56,3 Bestelauto's, auto-bussen, vrachtauto's 1,6 1,6 1,2 1,4 0,6 0,8 0,6 0,7 Landbouwtrekkers overige motorvoert. 0,2 0,2 0,1 0,2 0,5 0,7 0,5 0,6 (Brom-)fietsen overig langzaam verkeer 13,6 32,3 19,9 21,3 30,0 53,4 41,2 42,5

(21)

Evenals het reeds geconstateerde verschil in gemiddeld intensi-teitsniveau tussen beide typen wegen (z-ie 3.4) bestaan hiertussen ook verschillen in de samenstelling van het verkeer.

Het verkeer op bovenlokale wegen bestaat gemiddeld op alle dag-soorten uit ca. 77% motorvoertuigen en ca. 23% langzaam verkeer; de zomerse teldagen onderscheiden zich van die in voor- en najaar door een hoger percentage langzaam verkeer en relatief minder personen-auto's.

Op lokale wegen bestaat het verkeer op donderdagen en zaterdagen voor ca. 62% uit motorvoertuigen en ca. 38% uit langzaam verkeer; de zondagen wijken hiervan licht af met gemiddeld 58% motorvoertui-gen en 42% langzaam verkeer.

Evenals op bovenlokale wegen wordt het verkeer op de lokale wegen tijdens de zomerse waarnemingsdagen gekenmerkt door relatief meer langzaam verkeer en minder personenauto's.

Het relatieve aandeel van landbouwvoertuigen op de lokale wegen overtreft dat op de bovenlokale wegen; gezien de functie van de lo-kale wegen (o.a. ontsluiting van landbouwgronden) is dit niet verwon-derlijk.

Op zondagen is het relatieve aandeel van langzaam verkeer op lo-kale wegen ongeveer het dubbele van dat op bovenlolo-kale wegen.

Ten aanzien van de voertuigsamenstelling werd in 1975 geconclu-deerd dat verschillen bestaan tussen bovenlokale en lokale wegen en

tussen de dagsoorten; eveneens werd toen geconstateerd dat op zomer-se weekenddagen het relatieve aandeel van het langzaam verkeer ge-middeld groter is dan in voor- of najaar.

3.7. V o e r t u i g s a m e n s t e l l i n g p e r u u r De gemiddelde samenstelling per uur van ieder telpunt per dag-soort is opgenomen in bijlage 3.1 tot en met 3.24.

De gemiddelde uursamenstelling van het verkeer op elk der dag-soorten is grafisch weergegeven in fig. 4a, b en c; daarbij wordt wederom onderscheid gemaakt in bovenlokale en lokale wegen.

Op donderdagen (fig.4a) treden geen sterke fluctuaties in de samenstelling per uur op. Het aandeel van vrachtverkeer (aangeduid

(22)

"to i o or 8 0 6 0 -bovenlokaal 4 0 2 0 -0L I I I ! I I L 100i-8 0 J I l _ J I I L J I I I I I I l__l 6 0 4 0 2 0 OL U 1 0 0r 8 0 J I L J I I I L J I L _ J _ J I I I I I 6 0 4 0 2 0 0L I I I I I I I I I I I U _ l I I I I L _ J I I I I I I I 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19

uur van de dag

1 personenauto's; open stationcar; microbus; motorrijwiel scooter

2 autobus; gesloten stationcar; bestelauto; vrachtauto (met of zonder aanhangwagen); trekker met oplegger

3 landbouwtrekker (met of zonder aanhangwagen)roverige mo-torvoertuigen; speciale voertuigen

4 bromfiets; fiets; tandem; overig langzaam verkeer Fig. 4a. Procentuele voertuigsamenstelling per uur op donderdagen,

per seizoen op wegen met een bovenlokale en met een lokale functie

(23)

% 100 8 0 6 0 4 0 2 0 0 100 8 0 bovenlokaal voorjaar - 4 I I I I l i i l I I U_l I I I I I I I t J I I I I 6 0 -4 0 - 1 2 0 -0L I L 1 0 0r 8 0 6 0 -4 0 2 0 -J I I I I I I 1__1 I I I I I L J I I I I I I najaar - 1 0L l I I I I i I l i i i . i . l I L _ J L _ J I I I I I l i i 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19

uur van de dag

1 personenauto's; open stationcar; microbus; motorrijwiel; scooter

2 autobus; gesloten stationcar; bestelauto; vrachtauto (met of zonder aanhangwagen); trekker met oplegger 3 landbouwtrekker (met of zonder aanhangwagen); overige

motorvoertuigen; speciale voertuigen

4 bromfiets; fiets, tandem; overig langzaam verkeer Fig. 4b. Procentuele voertuigsamenstelling per uur op zaterdagen,

per seizoen op wegen met een bovenlokale en met een lokale functie

(24)

% 1 0 0r 8 0 6 0 -bovenlokaaL 4 0 2 0 0>- I L 1 0 0r 8 0 J I L J !_ 6 0 4 0 -J I L 4 0 2 0 voorjaar i I I I I I L . . . L I I I I I I I I I i i I I L__l I I l I L__l l I I l__l 0L I L J I I L_J I I l _ l J I I 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19

'. uur van de dag 1 personenauto's; open stationcar; microbus; motorrijwiel;

scooter

2 autobus; gesloten stationcar; bestelauro; vrachtauto (met of zonder aanhangwagen); trekker met oplegger 3 landbouwtrekker (met of zonder aanhangwagen); overige

motorvoertuigen; speciale voertuigen

4 bromfiets; fiets; tandem, overig langzaam verkeer Fig. 4c. Procentuele voertuigsamenstelling per uur op zondagen,

per seizoen op wegen met een bovenlokale en met een lokale functie

(25)

met 2) en landbouwverkeer (aangeduid met 3) is gemiddeld over het grootste deel van de dag min of meer constant doch neemt gedurende de laatste waarnemingsintervallen af. Het sterkst wisselt het rela-tieve aandeel van personenauto's (aangeduid met 1) en dat van lang-zaam verkeer (aangeduid met 4 ) .

Ook op zaterdagen zijn de fluctuaties in de uursamenstelling ge-ring, een seizoensinvloed is ook hier niet waarneembaar, zie fig. 4b.

Op zondagen (fig. 4c) blijkt de samenstelling per uur op lokale wegen sterker te variëren dan die op bovenlokale wegen. Op lokale wegen in voor- en najaar is er tussen 08.00 en 09.00 uur ten

opzich-te van de naastliggende inopzich-tervallen relatief veel langzaam verkeer en weinig personenauto's.

Alhoewel het verloop van de uurintensiteit op zondagen in het najaar afwijkt van dat in voorjaar en zomer (zie 3.5 en fig. 3) blijkt niet dat dit eveneens tot uitdrukking komt in een afwijkend patroon van de voertuigsamenstelling per uur. Wel wijkt op zondagen op lokale wegen de uursamenstelling in de zomer af van die in voor-en naj aar.

Uit de tellingen van 1975 werd geconcludeerd dat de voertuigsa-menstelling per uur op weekenddagen in voor- en najaar op lokale wegen sterker fluctueert dan die op bovenlokale wegen. De schomme-lingen in de uursamenstelling op zowel bovenlokale als lokale wegen zijn in voor- en najaar groter dan in de zomer.

3.8. V o e r t u i g b e z e t t i n g 3.8.1. Algemeen

Ook in 1976 is van enkele voertuigcategorieën het aantal in- of opzittende personen geregistreerd. Vervoermiddelen die in het alge-meen niet voor personenvervoer worden gebezigd (zoals vrachtauto's en landbouwvoertuigen) worden buiten beschouwing gelaten. De bezet-ting van de volgende voertuigsoorten werd genoteerd:

- personenauto's, open stationcars, microbussen (cat. 1) - autobussen (cat. 2)

- motoren/scooters (cat. 3)

(26)

- gesloten stationcars, bestelauto's (cat. 4) - bromfietsen (cat. 9)

- fietsen (cat. 10)

Voor het aantal inzittenden van autobussen werd volstaan met een schatting.

In het hiernavolgende zal de bezetting per voertuigsoort nader worden toegelicht.

3.8.2. Frequentieverdeling aantallen inzittenden van personenauto's Fig. 5 is de grafische weergave van de frequentieverdeling van

aantallen inzittenden van personenauto's per dagsoort op bovenlokale en op lokale wegen. Uit een analyse van het verzamelde materiaal

blijkt dat de frequentieverdeling per dagsoort in elk der seizoenen bij benadering dezelfde is. Om deze reden is de weergave per seizoen in fig. 5 achterwege gelaten.

6 0 (-4 0 2 0 0 6 0 4 0 2 0 bovenlokaal l o k a a l donderdagen P i

fK

I K , i zaterdagen 0 6 0 4 0 -2 0

tk

QK

zondagen

Lk.

1 2 3 4 5 6 7 8 9 1 2 3 4 5 6 7 6 9 Inzittenden per auto

Fig. 5. Procentuele frequentieverdeling inzittenden van personenauto's per dagsoort op bovenlokale en op lokale wegen

(27)

Op donderdagen wijkt de frequentieverdeling van inzittenden van personenauto's op bovenlokale wegen niet af van die op lokale wegen. Van het totaal aantal personenauto's wordt meer dan de helft gevormd door voertuigen met 1 inzittende. Ongeveer een kwart bestaat uit voertuigen met 2 inzittenden; 3 of 4 inzittenden komen samen voor bij ongeveer 15% van de personenauto-passages. Personenauto's met 5 of meer inzittenden vormen samen met ca. 3% een te verwaarlozen aandeel

in het geheel.

Op zaterdagen verschillen de frequenties van personenauto's met 1 of 2 inzittenden op bovenlokale wegen van die op lokale wegen. Het aandeel van de passages met 1 inzittende is op bovenlokale wegen

kleiner dan dat op lokale wegen, namelijk 37,4% respectievelijk 50,7%. Op lokale wegen heeft 29,3% van de personenauto's 2 inzittenden; op bovenlokale wegen is dit 35,2%.

De frequentieverdelingen op lokale wegen op donderdagen en zaterda-gen komen nazaterda-genoeg overeen; op bovenlokale wezaterda-gen is op donderdazaterda-gen het aandeel van personenauto's met 1 inzittende hoger, dat met 2 of meer inzittenden echter relatief lager dan op zaterdagen.

Op zondagen komt op beide typen wegen de hoogste frequentie voor bij personenauto's met 2 inzittenden en wijkt hiermee dus duidelijk af van het patroon op zaterdagen en donderdagen. Vergeleken met de andere dagsoorten komen op zondagen passages met 1 inzittende rela-tief minder voor; die met 3, 4 of 5 inzittenden daarentegen zijn dan duidelijk sterker vertegenwoordigd.

BAKKER (1971) concludeert uit een onderzoek betreffende toerrijders dat zowel op werkdagen als op zondagen ca. 40% van de toerrijders

met 2 personen in één auto rijdt en ca. 20% met 3 personen. De groep toerrijders met 4 inzittenden omvat op zondagen 23% en op werkdagen 32%. De frequentieverdeling van inzittenden bij niet-toerrijders ver-toont alleen op werkdagen een patroon dat sterk afwijkt van dat van

de toerrijders: ruim 55% van de niet-toerrijders rijdt met 1 persoon per auto en 25% met 2 personen.

JAARSMA (1976) geeft een frequentie-overzicht van aantallen inzit-tenden van personenauto's ontleend aan waarnemingen in Zuidwest--Friesland in 1973 op 13 enquêtepunten. Deze enquêtes werden verricht op 13 werkdagen tussen 21 juni en 11 september en op 2 zondagen in

(28)

het hoogseizoen.

Ten einde voor een vergelijking zo goed mogelijk bij de Friese waarnemingsdata aan te sluiten zijn uit Midden-Brabant de waarne-mingen op de donderdag in zomer en najaar en op de zomer-zondag

samengevoegd. Voorts is het merendeel der Friese telpunten waarop visuele waarnemingen werden verricht gelegen op wegen met een

boven-lokale functie zodat voor deze vergelijking alleen de bovenboven-lokale wegen in Midden-Brabant in aanmerking zijn genomen, zie fig. 6.

°/o 5 0 3 0 2 0 10 -M i d ( ien - B r a b a n t

H_

. . .

1 2 3 4 5 6 7 8 9 Z u i d w e s - F r i e s l a n d

"k .,

1 2 3 4 5 6 7 8 9 + i n it ter d« per a u t o

Fig. 6. Procentueel frequentie-overzicht aantallen inzittenden van personenauto's in Midden-Brabant (1976) en in Zuidwest--Friesland (1973) op werkdagen en zondagen tezamen *Bron: JAARSMA (1976)

Uit de figuur blijkt dat in Midden-Brabant het aandeel van per-sonenauto's met 1 inzittende een relatief hogere frequentie bereikt dan dat in Zuidwest-Friesland. Passages met 2 inzittenden komen in beide gebieden relatief evenveel voor. In Zuidwest-Friesland is het percentage personenauto's met 3 of 4 inzittenden iets groter dan dat in Midden-Brabant.

Wellicht is het interessant te zijner tijd ten aanzien van deze aspecten de uitkomsten van de wegenquêtes, welke inmiddels op tel-punten in beide gebieden werden verricht, te vergelijken. Met name kan daarbij worden gedacht aan een vergelijking van voertuigbezet-ting en de frequentieverdeling over de inzittende-klassen per rit-motief.

(29)

3.8.3. Gemiddeld aantal inzittenden van personenauto's open station-cars, microbussen

De bezetting van deze voertuigsoorten (kortheidshalve te noemen: personenauto's) is in tabel 7 opgenomen voor bovenlokale en lokale wegen afzonderlijk en voor alle wegen tezamen.

Tussen de drie dagsoorten bestaat ten aanzien van de voertuigzetting van personenauto's een duidelijk verschil. De gemiddelde be-zettingsgraad op zondagen (2,6 personen per auto) ligt ca. 44% boven die op donderdagen (1,8 personen per auto) en ca. 30% boven die op zaterdagen (2,0 personen per auto). Op lokale wegen is de gemiddelde bezetting op donderdagen en zaterdagen iets lager dan die op

bovenlo-kale wegen. '

Vergeleken met 1975 is op alle wegen samen de gemiddelde bezet-ting in 1976 op donderdagen hoger, op weekenddagen daarentegen lager.

3.8.4. Gemiddeld aantal inzittenden van overige vervoermiddelen De bezetting van bestelauto's is op zondagen (1,4 personen per voertuig) gemiddeld 50% hoger dan op donderdagen (2,1 personen per voertuig); het overeenkomstige percentage in 1975 bedroeg 62%. Aan-genomen mag worden dat deze voertuigsoort op donderdagen hoofdzake-lijk wordt gebruikt voor bedrijfsverkeer terwijl deze voertuigen op zaterdagen gedeeltelijk en op zondagen geheel voor maatschappelijk verkeer worden benut.

Ook de bezettingsgraad van motoren/scooters is op zondagen ge-middeld hoger dan die op donderdagen en zaterdagen; op de zomerse waarnemingsdagen is de bezetting hoger dan in voor- en najaar.

De bezetting van autobussen werd geschat waarbij op vijftallen werd afgerond. Evenals in 1975 is de bezetting gemiddeld het hoogst op donderdagen en het laagst op zaterdagen. Op de zomer-donderdagen en -zondagen is het aantal personen per autobus lager dan in voor-en najaar, op de zomer-zaterdag echter hoger.

Het aantal personen per bromfiets is op zondagen gemiddeld 10% hoger dan op donderdagen en zaterdagen. De bezettingsgraad op de zomerzondag is hoger dan die in voor- en najaar; op donderdagen en zaterdagen is geen seizoensinvloed merkbaar. De bezetting van

(30)

a : c u cu •i-i u o 00 eu 4-1 ca Ü 00 • H 3 4J u 0) o > « I 01 N ö ca > 00 ca 1 3 cu p . M e cu N cu 00 u CU o > CU -o CU Ü CU ca H co 4-1 cu • I-I Pu 14-1 e o PQ en 3 , P o 4J 3 O 4-1 O S eu 4-) o o o co <u O 4-) 4 J W 3 cu cc) m o 4-1 3 cc) e CU e o co CU P M cu CU i - l M i—I CU cfl £ ctf ca O I r - l e ca cu ca > M o o x i <-* co O co r^ oo •% * » i CN - * CN CU I-I - P •i-I -H O i-l i - l 4-1 O- 3 ^ ca -I—i o C M — — CM CN 0 0 c3 1 3 U CU Z Z 1 3 e O O 1 3 1 3 • H e CU 00 ca ca 4-1 o 4-1 — — o CM 0 0 O O O O CO C T i N LO — (NI O • \ #\ »i CM CN CM CU 4J O . CU co O N CO ca 1 3 u : CU 4-1 cfl 1 3 1 3 • H S 0 0 ca ca 4-1 o CTi — O O r» — CM m < f m CTi CO O CM r\ n »* C M C M C M O — O •* * *% CM CM CM O 1 r> CM 1 1 1 vD i C N •» K # i CM CM CN vD «s CM CM CN 00 Os 00 •S f\ «s — — I , — 00 1 * — 1 1 vO vD vO | * »i n CM CN CN VO VI <N vo r~ r-^ #. #% * C M C M C M CU •§ CU CN CN T3 i-I cu 1 3 T3 •i-I e CU 0 0 ^4 C P . i - l p. 3 cu ca ca •*—} co ca 4-1 i n M O o C M C N C M 4-1 oo ca = 1 3 e o 13 i—l Cl) 1 3 •i-I e CU 0 0 ö CU 0 0 ca 1 3 CU 0)

s

27

(31)

sen is op alle dagsoorten dezelfde namelijk 1,1 personen per fiets; ook hierbij is geen invloed van het seizoen merkbaar.

De gemiddelde bezetting van (brom-)fietsen in 1976 komt vrijwel over-een met die waargenomen in 1975.

3.9. P A E - c o ë f f i c i ë n t

Door de aantallen voertuigen per categorie met behulp van wegings-factoren om te rekenen tot personenauto-eenheden (PAE) is het moge-lijk de hoeveelheid passages per voertuigcategorie te aggregeren tot een totale hoeveelheid verkeer waardoor deze voor de diverse wegvak-ken onderling kwantitatief vergelijkbaar worden. Een overeenkomstige vergelijkingsmaat ter nadere interpretatie van de gegevens is de

PAE-coëfficiënt. Deze wordt verkregen door de berekende aantallen gepasseerde PAE te delen door de tellerregistratie

(PAE--coëfficiënt t.o.v. de registratie) of door het aantal waargenomen assenparen (PAE-coëfficiënt t.o.v. de waarneming), zie bijlage 1.1

tot en met 1.9.

De PAE-coëfficiënt ten opzichte van de waarneming berekend per dagtelling blijkt te variëren tussen 1,00 en 1,57; een PAE-coëffi-ciënt van 1,57 betekent dat elke waargenomen motorvoertuigpassage gemiddeld overeenkomt met 1,57 personenauto-eenheden.

Voor zowel de bovenlokale als de lokale wegen zijn de PAE-coëf-ficiënten ten opzichte van de waarneming berekend per teldag alsmede gemiddeld per dagsoort, zie tabel 8.

Er blijkt in dit opzicht een duidelijk verschil tussen de boven-lokale en boven-lokale wegen aanwezig; de coëfficiënt heeft op boven-lokale we-gen op elke teldag gemiddeld een hogere waarde dan op bovenlokale wegen. Op beide typen wegen is de PAE-coëfficiënt op de zomerse waarnemingsdagen hoger dan in voor- en najaar.

De PAE-coëfficiënt wordt sterk beïnvloed door de verhouding tus-sen het aandeel van de motorvoertuigen en dat van het langzaam ver-keer. Een hoger percentage langzaam verkeer (zoals op lokale wegen

t.o.v. bovenlokale, vgl. tabel 6) gaat gepaard met een hogere PAE--coëfficiënt. Dit wordt veroorzaakt doordat bij de berekening van deze coëfficiënt het aantal assenparen van (brom-)fietsen buiten beschouwing wordt gelaten.

(32)

Tabel 8. Gemiddelde PAE-coëfficiënt ten opzichte van de waarneming per teldag en per dagsoort op bovenlokale (n = 8) en lokale wegen (n = 16)

Bovenlokale wegen Lokale wegen

Donderdag 22 april 1,12 1,15 1 juli 1,15 1,25 " 21 oktober 1,10 1,16 " totaal/gemiddeld 1,12 1,19 Zaterdag 10 april 1,08 1,17 " 7 augustus 1,11 1,18 " 18 september 1,08 1,13 " totaal/gemiddeld 1,09 1,16 Zondag 25 april 1,04 1,11 27 juni 1,13 1,30 " 26 september 1,07 1,18 " totaal/gemiddeld 1,07 1,20

De verschillen tussen de gemiddelde PAE-coëfficiënten ten opzich-te van de waarneming in 1975 en 1976 zijn gering.

(33)

4. CONCLUSIES

1• Indien de functie van de weg als criterium wordt gehanteerd kun-nen de wegvakken waarop in 1976 visueel is geteld worden onder-scheiden in 8 bovenlokale en 16 lokale wegen. Hiertussen blijken verschillen te bestaan in intensiteit en samenstelling van het verkeer.

2. Van alle berekende teilerfouten is ruim 90% kleiner dan 20%. Op stillere wegen is de tellerfout gemiddeld groter dan op drukkere wegen.

3. Op de hier onderzochte wegen blijkt tijdens een visuele telling (tussen 07.00 en 19.00 uur) gemiddeld bijna driekwart van het to-taal der motorvoertuigen per etmaal te worden gemeten.

4. De intensiteit (gemeten tussen 07.00 en 19.00 uur) op bovenlokale wegen is gemiddeld op alle dagsoorten 4,5 à 5 keer zo groot als die op lokale wegen. Een intensiteitsverschil tussen de

dagsoor-ten komt op beide typen wegen het duidelijkst naar voren in het najaar. De intensiteitsverschillen tussen de seizoenen zijn het grootst op zondagen.

5. Op geen der dagsoorten wijkt het relatieve verloop van de inten-siteit over de uren van de dag op bovenlokale wegen af van dat op lokale wegen. Op zondag in het najaar wijkt dit uurverloop af van dat in voorjaar en zomer; mogelijk zijn festiviteiten op deze na-jaarszondag hiervan de oorzaak.

6. De drukste uren op donderdagen (tussen 16.00 en 18.00 uur) bevat-ten per uur gemiddeld 9,2% van het etmaalverkeer. Op zaterdagen komt een drukste uur niet duidelijk naar voren.

Op zondagen in voorjaar en zomer is op beide typen wegen het in-terval tussen 10.00 en 11.00 uur het drukst met ruim 8% van het

etmaalverkeer. Op de najaarszondag passeert tussen 16.00 en 17.00 uur (op beide typen wegen het drukste uur) 9,5 à 10% van het

to-tale etmaalverkeer.

7. Op bovenlokale wegen bestaat het verkeer op alle dagsoorten gemid-deld uit 77% motorvoertuigen en 23% langzaam verkeer. Op lokale wegen is het aandeel van het langzaam verkeer belangrijk groter namelijk ca. 40%.

(34)

De zomerse waarnemingsdagen onderscheiden zich van die in voor-en najaar door evoor-en hoger percvoor-entage langzaam verkeer. Op zondagvoor-en is het relatieve aandeel van langzaam verkeer op lokale wegen het dubbele van dat op bovenlokale wegen.

8. De fluctuaties in de voertuigsamenstelling over de uren van de dag zijn op donderdagen en zaterdagen gering; in dit opzicht is er geen verschil tussen bovenlokale en lokale wegen. Op zondagen fluctueert de samenstelling per uur op lokale wegen sterker dan die op bovenlokale wegen. Het seizoen speelt hierbij een onderge-schikte rol.

9. De gemiddelde bezetting van personenauto's bedraagt op donderdagen 1,8, op zaterdagen 2,0 en op zondagen 2,6 personen per auto. De

bezettingsgraad op bovenlokale wegen wijkt nauwelijks af van die op lokale wegen. De bezettingsgraad van de overige vervoermidde-len is in het algemeen het hoogst op de waarnemingszondagen; een uitzondering hierop vormen de autobussen.

10. De PAE-coëfficiënt ten opzichte van de waarneming is op alle dag-soorten op lokale wegen gemiddeld groter dan op bovenlokale wegen. Voorts is deze op beide typen wegen op zomerse waarnemingsdagen hoger dan die op de teldagen in voor- en najaar.

(35)

5. LITERATUUR

BAKKER, J.G., 1971. Toerrijden in de Lopikerwaard. Nota ICW nr 632, Wageningen.

HEIJDEN, Th.G.C. VAN DER, 1977. Visuele verkeerstellingen in Midden--Brabant. Deel I: 1974 en 1975. Nota ICW nr 1008, Wageningen. JAARSMA, C.F., 1973. Het verkeersonderzoek in Zuidwest-Friesland.

Landbouwhogeschool, Wageningen.

1976. Gemiddelde voertuigbezetting Zuidwest-Friesland in 1973. Verkeerskunde 27-1.

KONINKLIJK METEOROLOGISCH INSTITUUT, 1976. Maandelijkse weeroverzich-ten in uren van weerstations Eindhoven, Volkel en Gemert, De

r

Bilt.

MICHELS, Th., 1974. Modelonderzoek plattelandsverkeer, doel en opzet. Nota ICW nr 828, Wageningen.

MOURIK, W.J.G. VAN en C.F. JAARSMA. Verkeersstromen ten Plattelande, Syllabus Kandidaatscollege. Deel I, tweede editie, Landbouw-hogeschool, Wageningen.

(36)

DONDERDAG 22 a p r i l 1976 Jij l a g e 1.1 Nr telpunt 4 5 14 21 22 23 24 25 26 27 28 310 320 330 340 350 360 370 380 390 391 392 393 394 Visueel waargenomen dagintensiteit voer-tuigen 238 162 1277 2735 393 1426 191 1043 530 2391 774 2322 99 91 642 128 187 159 266 3096 973 452 784 543 motor- voer-tuigen 191 100 1 101 2038 247 1190 130 896 327 1807 512 1981 64 49 516 77 108 96 180 2175 737 287 490 365 pers. auto eenh. 219 138 1252 2445 314 1409 174 1079 409 2147 637 2359 79 70 642 1C5 151 130 237 2796 922 427 660 501 - Teller- coëffi-ciënt 1 ,05 0,99 1 ,02 0,98 1 ,08 1 ,09 1,32 1 ,29 1 ,08 0,99 0,96 . 1,01 0,84 1 ,70 1,05 1,11 2,29 1,04 1 ,10 0,99 1,17 1 ,28 1 ,04 1 ,10 PAE-coëffic: t.o.v. ent regis- waar-tratie neming 1,12 1 1,18 1 1,10 1 1,10 1 1,24 1 1,19 1 1,53 1 1,44 1 1,25 1 1,12 1 1,11 1 1,11 1 0,98 1 2,00 1 1,18 1 1,31 ! 2,73 1 1 ,23 1 1 ,26 1 1,18 1 1,30 1 1,51 1 1 ,26 1 1 ,26 1 ,06 ,19 ,07 ,13 ,15 ,09 ,16 ,1 1 ,16 ,12 ,16 ,10 ,16 ,18 ,12 ,18 ,19 ,18 ,15 ,18 ,1 1 ,18 ,21 ,14 - Etmaal- coëffi-ciënt 0,75 0,78 0,85 0,74 0,72 ,0,72 0,79 0,71 0,69 0,76 0,73 0,79 0,61 0,74 ' 0,85 0,75 0,78 0,75 0,80 0,78 0,72 0,77 0,80 33

(37)

Bijlage 1.2 DONDERDAG 1 juli 1976 Nr telpunt 4 5 14 21 22 23 24 25 26 27 28 310 320 330 340 350 360 370 380 390 391 392 393 394 Visueel waargenomen dag voer-tuigen 362 164 1384 2441 687 1002 201 976 436 2248 815 2896 151 85 659 99 256 239 317 3396 973 484 872 603 intensiteit motor- voer-tuigen 227 100 1103 1660 418 672 95 799 234 1563 489 2093 64 39 480 53 98 114 188 2192 609 264 490 356 pers. auto eenh. 277 129 1281 2025 530 853 168 947 294 1919 630 2601 104 66 644 75 171 167 247 2763 780 355 684 493 Teller- coëffi-ciënt 1 ,01 0,94 1 ,05 1,12 1,20 1,24 1,01 1 ,03 0,96 0,95 0,98 1,00 1,03 1,39 -1,06 1,06 1,19 0,97 -1 ,07 1 ,10 1 ,63 PAE-coëfficiënt t .o.v regis-tratie 1,16 1 ,10 1,15 1 ,30 1,42 1,42 1,33 1,14 1 ,18 1,09 1 ,16 1,14 1 ,37 1,78 -1,31 1,45 1,52 1 ,16 -1 ,32 1,36 1,96 waar-neming 1 ,15 1,17 1 ,10 1 ,16 1 ,18 1,14 1,32 1,11 1 ,23 1,15 1 ,18 1,15 1,33 1,29 1 ,16 1,24 1,37 1 ,28 1 ,20 1,19 1 ,16 1 ,23 1,23 1,20 T7 t-m i n 1 iL. Lïiiaa i coëffi-ciënt 0,60 0,70 0,72 0,72 0,60 0,66 r0,73 0,65 0,65 0,73 0,70 0,74 0,72 0,67 0,61 0,71 0,81 0,71 0,65 0,68 0,70 34

(38)

Bij lage 1.3 DONDERDAG 21 oktober 1976 Nr telpunt 4 5 14 21 22 23 24 25 26 27 28 310 320 330 340 350 360 370 380 390 391 392 393 394 Visueel waargenomen dagintensiteit voer-tuigen 296 180 1513 3180 312 1168 188 855 531 2452 709 3201 115 94 857 131 261 152 298 3608 1183 425 720 537 motor- voer-tuigen 235 120 1415 2264 210 915 124 734 306 1831 461 2885 49 38 715 58 1 1 1 82 198 2839 962 259 423 326 pers. auto eenh. 283 172 !566 2681 257 1062 180 870 387 2154 564 3286 80 81 876 35 191 1 18 248 3365 1 104 334 591 440 - Teller- coëffi-ciënt 1 ,01 1 ,07 0,93 1 ,16 1,26 -1,19 1,08 1,05 0,98 0,97 . 1,02 0,99 1,11 -1,07 0,88 0,98 1 ,01 -0,96 1,06 0,96 PAE-coë t.o regis-tratie 1,11 1 ,22 0,97 1,31 1 ,43 -1,38 1,19 1,26 1 ,09 1 ,10 1 ,10 1 ,28 1 ,48 -1,41 1 , 16 1,19 1 ,16 -1,13 1 ,29 1,15 fficiënt • V. waar-neming 1,10 1,14 1,04 1 ,13 1,13 1 ,09 1,15 1 ,10 1 ,20 1,12 1,14 1 ,07 1 ,29 1 ,33 1 ,10 1,33 1 ,32 1 ,22 1,15 1,12 1 ,07 1,19 1 ,22 1,20 Etmaal- coëffi-ciënt 0,76 0,72 0,83 0,75 0,66 ' 0,88 0,77 0,66 0,75 0,77 0,80 0,89 0,63 0,78 0,87 0,60 0,78 0,73 0,70 0,79 35

(39)

Bij ZATERDAG lage 1.4 10 april 1976 Nr telpunt 4 5 14 21 22 23 24 25 26 27 28 310 320 330 340 350 360 370 380 390 391 392 393 394 Visuee 1 waargenomen dagintensiteit v o e r -tuigen 317 161 1249 2668 474 1352 173 917 589 2213 911 2337 143 124 593 122 231 231 377 3201 928 376 884 486 m o t o r - voer-tuigen 232 1 1 1 1051 2019 258 1132 87 756 353 1745 580 1956 69 58 429 80 120 121 227 2276 628 263 457 333 pers. auto eenh. 271 142 1142 2290 340 1236 131 868 426 1954 719 2169 1 13 100 524 114 184 180 288 2631 777 321 618 419 - Teller- coëffi-ciënt 1 ,07 0,97 1 ,03 0,97 0,91 1 ,04 1 ,19 1 ,06 1 ,04 1 ,00 0,89 0,98 1 ,07 1,54 1 ,09 1 ,14 1 ,91 1 ,12 0,99 0,97 1 ,21 1 ,10 1 ,08 0,94 PAE-coë t .o regis-tratie 1,15 1 ,08 1 ,08 1 ,06 1,09 1 ,10 1 ,44 1,15 1 ,22 1 ,08 1 ,02 1,04 1,34 1 ,88 1 ,22 1 ,29 2,33 1,37 1 ,18 1,09 1 ,36 1 ,23 1,34 1 ,07 fficiënt . v. waar-neming 1 ,07 1,11 1 ,05 1 ,09 1,21 1 ,05 1,21 1,08 1 ,16 1 ,08 1,14 1,06 1,25 1 ,22 1,12 1,13 1 ,22 1 ,22 1,19 1,12 1 ,13 1,12 1,24 1,14 - Etmaal- coëffi-ciënt 0,78 0,70 0,74 0,74 0,67 0,73 > 0,92 0,70 0,69 0,75 0,80 0,74 0,89 0,95 0,68 0,88 0,79 0,73 0,79 0,73 0,64 0,72 0,83 36

(40)

Bijlage 1.5 ZATERDAG 7 augustus 1976 Nr telpunt 4 5 14 21 22 23 24 25 26 27 28 310 320 330 340 350 360 370 380 390 391 392 393 394 Visueel waargenomen dag voer-tuigen 360 127 1425 2338 544 1256 140 912 534 2255 943 2715 94 96 602 1 1 1 259 245 371 3815 831 510 897 530 intensiteit motor- voer-tuigen 239 78 1212 1629 288 917 71 753 333 1602 595 2108 60 37 433 65 137 1 19 236 2622 622 274 467 290 pers. auto eenh. 287 104 1298 1918 377 1075 105 650 397 1859 728 2401 88 61 531 94 201 175 294 3080 711 455 606 448 Tol 1 p r I c l l c L coëffi-ciënt 1 ,05 0,92 -0.9 S 0,99 1,12 1 ,04 0,bb 0,99 -0,96 . 0,92 1,04 1 ,09 1 ,06 1 ,10 0,90 1 ,29 1 ,01 0,99 1,11 1,15 1 ,02 1,12 PAE-coëff U . U . V regis-tratie 1,17 1 ,08 -: , ; i 1 ,20 1,24 1 ,27 0 , 9 H 1,14 -1 ,-10 1 ,01 1 ,16 1 ,43 1,19 1,27 1 ,08 1 ,60 1,17 1,12 1 ,18 1 ,44 1,25 1,39 i c i e n r • waar-neming 1,11 1,17 1,05 i,!J 1 ,22 1,11 ' ? ! !,..') 1 , 1 6 1 , 1 2 1 , 1 4 1 ,09 i 1 '? 1 ,32 1,12 1 ,16 1,20 1,24 1 ,16 1,14 1 ,07 1,25 1 ,23 1,24 T7 f~ m T i 1 — ij L n i a a i c o ë f f i -c i ë n t ::,nó 0,60 ü , 6 7 0,71 0.76 ; 0,65 0,70 0,/8 o. y, '. 0,73 0,81 0,83 0,79 0,79 0,76 0,70 0,73 0,72 37

(41)

Bij lage 1.ó ZATERDAG 18 september 1976 Nr telpunt 4 5 14 21 22 23 24 25 26 27 28 310 320 330 340 350 360 370 380 390 391 392 393 394 Visue dag v o e r -tuigen 300 165 1 136 2659 880 224 870 605 2059 803 2223 79 137 506 138 223 280 361 3095 813 437 878 470 al waargenomen intensiteit — — . m o t o r v o e r -tuigen 245 1 15 1038 1994 677 pers. auto eenh. 291 165 1096 2292 777 Geen waarneming in 168 759 383 1603 540 1906 47 74 383 82 121 1 17 250 2326 620 258 489 327 212 823 472 1805 700 2108 67 122 459 113 171 183 321 2664 756 366 634 413 rp 1 I ieiïer coëffi-ciënt 1,05 1 ,07 0,98 1 ,09 1 ,01 verband met 1 ,06 1 ,28 1 ,09 0,92 1 ,05 0,98 1 ,00 1 ,28 -1,15 -1,13 1,07 -1,09 1 ,13 1 ,03 1 ,00 PAE-coë t.o regis-tratie 1 ,10 1 ,20 1 ,01 1 ,20 1,09 wegwerk 1,15 1,35 1,24 1 ,01 1,17 1 ,04 1,17 1,51 -1 ,36 -1,51 1 ,22 -1 ,-18 1,31 1,24 1,12 fficiënt . v. w a a r -neming 1 ,05 1,12 1 ,02 1 ,10 1 ,07 zaamheden 1 ,08 1,06 1,13 1 ,09 1,11 1 ,06 1,17 1 ,18 1,11 1 ,18 1,21 1,34 1 ,13 1,11 1,09 1 ,16 1 ,20 1,12 H t- Til O •"! 1 £j L i n a a i coëffi-ciënt 0,80 0,79 0,76 0,74 0,77 ' 0,91 0,84 0,70 0,77 0,76 0,76 0,77 0,81 0,73 0,86 0,78 0,48 0,73 0,76 38

(42)

Bij lage I.7 ZONDAG 25 april 1976 Nr Telpunt 4 5 14 21 22 23 24 25 26 27 28 310 320 330 340 350 360 370 380 39H Jy i 392 393 394 Visueel waargenomen dagintensiteit voer-tuigen 386 119 1382 3116 465 1711 141 1329 616 2401 800 2378 108 70 696 135 184 138 258 2587 645 644 930 371 motor voer-tuigen 331 83 1297 2651 331 1456 85 1 154 460 2133 590 2118 68 38 543 92 1 15 73 160 2134 536 474 508 263 pers. auto eenh. 344 98 1314 2819 378 1528 102 1230 503 2236 656 2230 81 46 591 107 137 93 196 7319 571 532 637 311 - Teller- coëffi-ciënt 1 ,01 1 ,00 1 ,03 0,98 0,95 1 ,07 0,98 0,96 0,96 1,02 0,87 1,13 0,97 3,93 1 ,06 0,87 1 ,94 0,97 0,97 1 ,04 1 ,09 1 ,03 0,96 -PAE-coë t.o regis-tratie 1 ,04 1,12 1 ,03 1 ,03 1 ,05 1,11 1 ,13 1 ,01 1 ,04 1,05 0,95 1 ,17 1,11 4,61 1,14 0,98 2,25 1,18 1 ,13 1 ,10 1 ,14 1 ,12 1 ,15 -fficiënt .v. waar-neming 1 ,03 1,12 1 ,00 1,05 1 ,10 1 ,04 1 ,16 1 ,05 1 ,08 1 ,04 1 ,08 1 ,03 1,14 1,17 1 ,07 1,13 1,16 1,21 1,17 1 ,06 1 ,05 1 ,09 1,21 1,11 H i~' TTl '~\ O 1 ^— IL Linda i coëffi-ciënt 0,74 0,61 0,74 0,73 0,70 0,72 ' 0,84 0,73 0,69 0,72 0,70 0,61 0,74 0,65 0,78 0,73 0,69 0,74 0,73 0,71 0,67 0,73 39

(43)

Bijlage 1.8 ZONDAG 27 juni 1976 Nr telpunt 4 5 14 21 22 23 24 25 26 27 28 310 320 330 340 350 360 370 380 390 391 392 393 394 Visueel waargenomen dagintensiteit voer-tuigen 665 160 1682 2271 915 1 108 210 1079 578 1714 906 2576 238 104 849 137 313 207 279 2707 799 768 11 14 562 motor- voer-tuigen 406 79 1326 1393 442 590 61 763 299 1167 427 1979 137 32 436 70 1 1 1 66 146 1815 479 312 383 256 pers. auto e enh. 479 107 1420 1668 578 738 106 875 377 1350 563 2173 176 52 553 94 178 1 12 189 2082 564 432 581 350 - Teller- coëffi-ciënt 0,95 0,90 1 ,01 1,12 0,90 1 ,09 0,93 -0,96 0,91 0,90 1 ,01 0,68 1 ,04 1 ,09 1 ,07 1 ,02 1,33 1 ,03 1 ,04 -0,94 1,03 -PAE-coë t.o regis-tratie 1,11 1,12 1 ,07 1,31 1,15 1 ,33 1 ,46 -1 ,20 1 ,04 1,16 1 ,09 0,82 1 ,61 1 ,34 1 ,32 1,45 1 ,96 1,29 1 ,18 -1 ,28 1,53 -fficiënt .v. waar-neming 1 ,16 1,24 1,06 1,17 1 ,28 1 ,22 1,57 1 ,13 1,24 1,14 1,29 1 ,08 1 ,20 1,55 1,23 1,24 1 ,43 1,48 1 ,26 1,13 1,16 1 ,36 1,49 1,30 H t" m o o 1 — coëffi-ciënt 0,76 0,58 0,68 0,61 0,78 , 0,64 ' 0,52 0,61 0,60 0,61 0,61 0,84 0,97 0,68 0,68 0,65 0,66 0,47 0,62 — 40

(44)

Bijlage 1.9 ZONDAG 26 september 1976 Nr telpunt 4 5 14 21 22 23 24 25 26 27 28 310 320 330 340 350 360 370 380 390 391 392 393 394 Visueel waargenomen dagintensiteit voer-tuigen 855 243 2323 3607 905 1573 183 1501 871 2915 1478 4497 160 113 914 195 268 199 310 4863 869 773 1 154 661 motor- voer-tuigen 505 124 2151 2796 547 1 123 105 1233 573 2335 807 3769 78 38 664 87 1 18 89 172 3712 732 400 627 427 pers. auto eenh. 605 159 2200 3066 700 1308 134 1332 661 2526 1071 4014 103 62 738 1 18 171 124 213 4044 783 520 765 493 - Teller- coëffi-ciënt 1,03 0,95 1 ,01 1,14 1,07 1 ,38 1 ,06 1,17 1 ,02 0,97 I ,06 1,11 0,86 0,91 -0,86 -0,91 1 ,02 1 ,02 1 ,05 0,92 1,08 0,92 PAE-coë t.o regis-tratie 1,20 1 ,18 1,02 1 ,22 1,25 1,52 1,24 1,25 1 ,16 1,04 1 ,28 1,16 1,09 1,33 -1 ,-16 -1,19 1 ,25 1 ,09 1,09 1,14 1 ,30 1 ,03 fficiënt .v. waar-neming 1 ,16 1,24 1 ,01 1 ,08 1,17 1 ,10 1,17 1,07 1,13 1,07 1,21 1 ,05 1,27 1 ,46 1 ,09 1 ,35 1 ,33 1,31 1 ,23 1 ,08 1 ,04 1 ,23 1,21 1,12 - Etmaal- coëffi-ciënt 0,88 0,63 0,82 0,75 0,77 0,78 ' 0,99 0,82 0,75 0,75 0,80 0,71 0,84 0,69 0,40 0,61 0,72 0,71 0,72 0,76 41

(45)

Bijlage 2.1

o-i s-i CO CN CN O <!

§

w o o o G :cu a) • H 1-1 o 60 CU J-l cd o 60 Cl) O > e o co ni -a eu c ca > eu O) T 3 l-i > o ex o o 1—I 1-1 CU > en • H CO G 0) 0) > CU 01 Pd 1-1 3 cd cd O a i 00 00 I I I tin cd T l CU T j c cd > 1-1 3 3 1 . — • <r . — i 1 r o . — i CO i — i 1 CN CN 1 I o I I 00 00 I C 3 & r - l CU H CU H ^ 3 C 01 o > CO N | N ^ I t O v C ^ n O - s t r o ^ O r N c o c J i c N e j i ^ c o G - i r ^ cN — CN N c n - ï - O i o r i r N — CN — CN CN CT>. — N 0 0 r > . C T i v O \ O n c M < f c « l N CTi C ^ ^ J - C N C O L O O C ^ r - ^ L O C O - d -cn v D — — — CN O CTN < t f N m CN O o o co < f cf j c ^ r o i N N r o N i N -( ^ VO O C O v D i ' l t N c n i f l N f f i i n m m ^ o i n ^ D c o c o m r ^ o -<r m --<r — c N c o - d - m o r - ^ o o — C N C N C N C N C N C N C N C N o o o o o o o o o — N m <f - N c n - j i n * N o o o i w a i w w m c n t n M r n r n m m r n t n c n m r i CN O C l O CN CN vo oo o ff\ - co m N oo ON o — i n t N v o i N c n o o c n m N N v D r~-cji co \ o O ï N O m m - j c o c o t o o m o i c o o m v D N O j t N a n D oo 0 0 0 0 <f N <f o1! co n o — r-- —- r~- i— O O V O L I C N C O I C N C O C I — — . u i — — cN — co CM i n - CM — o o c o c o r - ^ o o ~ d - c n c N c o a i c N c N CN r-» r~. cn — o o c i c o i - ^ - c o c - i N - . c r i W v c v D t ? c r \ ^ i c o o i o i i N en r\ e. ?i r. r: *i f. i\ e- r *\ r~ f. «\ r\ o *i f- r . ••> *v ». #> r> »\ < f v D i n co cn — c> cr\ — — c o N N o i m m a ^ o e i —> — —- CN o CN < T O v O o < t - r ^ \ £ > < r — a i < t m - ^ o i N O o ^ v o c o — o o m <i-o <i-o <i-o <i-o <i-o <i-o r ^ a i <i-o <i-o c <i-o <i-o i n ' - <i-o r - - r - ^ c N c N v <i-o - j - r N i n i n r ^ r ^ r - ^ r ^ i n i~-co vO r-~ h . o o o o i v D N i n < r CN — i n c \ ] i n - < t c - > < t - — m m m o — o- oo r-~ N < f o \ o i c o m N O i c \ ü i n h < N \ o - \ o o n D i D v o i n oo ^ CN co u i o m m c m D v O i C i n — — N n - m oo N O M » m o> — co vc <n c o N o i o a i c u c o o o o ^ D c N o o c o c n r - - ^ ^ o o r - . c o r - o a i o I N N o ^ c j \ c T \ o > - i n < t N f m — o o m - 4 - v D < d - o c n ^ o — o o o o CN i n CD O I i f l m vo M n m vo i— r ^ ^ o o o i — a i a i a i c N r ^ v o r - ^ v o o o r~-s f m cn — o i i o [ r~-s en m —• r~^ CN — c o - d - m m r ^ ^ o i n - c t - c n — n a i oo a i ^ i - c o c o c o s t c n m c o i B o o r - - c o c o L n r - ^ o i n r - - . r N r N a i o r--vO 00 • * O O l C O C O - O l C N - c f N O M J i M f l - <r (Jl CN 4 CO N CN - j - v o r ^ t N i N i n m i D ^ N N c o o - r ^ v o - d - a i O N O r ^ r - ^ - i o r ^ - r - - . r-» i c - i n i o c n c s i - o i N f i N C M O i O oo r - - O i n r ^ o o O r - ^ r - o ^ D ^ o i — o < f — <? i n co o <r — -d- — co N vc en L n c o - d ~ r - o r - ^ - < f r - - ~ i n r ^ i n i n ^ c o i n — o o i c i O N o o K t c o i n — o o o i n o o — e n e n n c N O — i n — r-^ m < t N m co - o o m L n o n o M O - ï n c o m c o i O v c c o cu T3 TJ • H

I

42

(46)

B i j l a g e 2 . 2 e : c u 0) •r-i 1-1 o S-i 3 3 I cd 03 S-i 0) o > CM <r vD O ro — <t 0 0 c-o — r~- csi — i £ I D oo m ^ l - c o o o r ^ c i - d - — ^ f i D O M O l v t t N C O o i i n t o i n c i \ i n n - o> r^~ co r^ o <l-es rd o oC u CU o > I 00 I o . ro m ON r-» O l O l •— < t »C O - u O r O • < f \ O i n ( « 1 N O O < t l ' l M O - M O C l o \ o o v o c i m o N o o o i o o o o N O \ o o a i i ^ O ^ o oo — c o m o ' i r . a N < t -a i m o — r o o o o o — O > C N 6 O en I - O C l n i O O O O N C O N J ! cr> o - — O O O V D — en — e i L n v D O > N - i n - « ^ t o o m n c o — M cd T3 CU e cd > (1) M 3 01 " O S-i 0) > o ft o o I-I }-l CU > en o.C Cd T3 CU T3 ft) > 3 3 I i n I -Cf CM I I O m < j CM LO ro en C N O O O - d - O O ^ O o o ^ o ^ r ^ r ~ - — co N o en r-. N - o m r - oo — w n co co ON a i < t — c i r - ~ r - - - < f - t - ^ v £ > o o O r - ~ oo r-» O O oo <}• CM o n N s t m r i N c s o o c ^ v D O r ~ ~ r ^ o o o CM — r O C ^ O \ ' D - C O N O r s C O - Ï O O co o i n m r - ~ o c y i v o ^ o o " i c T \ — ^ o c o a i m a i CM O N C O c i m — o v o c o m — • i-~ —' co ^ r^ <f i— i—

- n i o o o - i o n o - o o v o o - CN m c n n c o i n i n v D i n c r i c o i ' i c o — oo m n CM v t 1*1 i i '-f, v£> i n — <r m N vo r s G c o c i r v c o o o v o m v o v D i n - c f t s f i n i n r ' i c ' i - ' i n oo v O - * f O v D i O O C 1 0 \ C O S C O C J l C O r-- ï <rr o i i ^ i n r ^ o c N — c M i n V O O V D r ^ . i n v D v o o o r - ~ o o o o c o o i ( * i o - N o M * i c * i c r \ f O ( * i o o — c o N i n m i s c o c c N o i N c r i c o v o oo r^. — <j- — o ^ o o r ^ - o m m r ^ - v O l — CO »O I— CO N CO N i O i n * < f * - C N C 0 1 v O C J > > C f O l - " O l o o i o o i c o m c o C N C o c O M N v o r^. cn C CU I ON — p^ oo ( * i i n - " i n > j r ^ o > c r r ~ ^ v û c M O > — < t CN \D co ^ m o n m ^ t n v o v o < t c o - c f v o m » o ^ ^ D c o o o c - n v o r ^ o ^ r ^ - i n o o ^ c r ^ D r - ^ o O l ai > ai ON I oo

\D c~i \& o r ^ o o m v £ ) ~ c f < r o o vo CM a i — i n v O c o r - ~ * - i n o v o a>

c i N vc c o i n < t i n v û < r c o v c m - ï c o m » f l i n < f c i i n c * i < f c i i n i n . cu Pi co I o j i n e i N r - c n m < f c ^ c M \ o - c i o - v o - c i c o v o ^ o c o c o o oo m m m i— vo r-- <t oo m t-~- m o c i c M r ~ . c o - d " c * ~ ) v r > o - O v o - c i - r - . m < W O o o 3 3 & i—i 0) H <t i n <r " N C K t m i O N c o o o o o o o o o o — N rn - J — CNCNCMCNCMCMCMCM - C M P l < f i n O N C 0 0 1 0 1 C f t 0 1 C 3 1 C 1 C 1 C 1 C 1 C 1 C 1 C 1 C 1 C 1 0 C 1 C 1 C 1 CU T3 •H e CU o 43

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Wie liever een andere route wil volgen, kan hier met de veer- pont de Maas oversteken en over Nederlands grondgebied terugke- ren naar Maaseik.. Deze route werd sprekend Een rondje

Zo langzamerhand zal volgens deze groep een nieuwe industrie ontstaan, alls deze bedrijven ook beginnen met de opfok van vaarzen voor de groeiende melkveebedrijven in de regio.

De conclusie luidt dat bij de aan- pak van aanhoudende bestuurlijke problemen in gemeenten en de versterking van de integriteit van het lokaal bestuur vanuit de

Medicijntrouw bijvoorbeeld, daar zijn wel dingen waar echt applicatie waar ook veel over gamification nagedacht wordt, maar ik weet niet precies welke elementen ze daarin

LEF binding sites have also been found contained within the promoter region of the E-cadherin gene and it has been proposed that binding of the complex of p-catenin and

Affirmative Action Loan Scheme Cost benefit analysis Cost effectiveness analysis Development of communal area Decision support systems African National Congress Agrarian

checkered performance trends over a 15-year period up to 2014. Using a case analysis approach, the essay takes a broader view in interrogating and explaining how several

The aim of this article was to evaluate the social work empowerment programme and the effect of the programme on the psychosocial functioning of the foster