• No results found

De taalvaardigheid van jongeren met een licht verstandelijke beperking : een onderzoek aan de hand van de woorden van de VSVJ

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De taalvaardigheid van jongeren met een licht verstandelijke beperking : een onderzoek aan de hand van de woorden van de VSVJ"

Copied!
47
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

De taalvaardigheid van jongeren met een licht

verstandelijke beperking

Een onderzoek aan de hand van de woorden van de VSVJ

Perla C.J. Kol Studentnummer: 5990459 Masterscriptie Orthopedagogiek Pedagogische en Onderwijskundige Wetenschappen, Universiteit van Amsterdam,

Juli 2014 Begeleider en eerste beoordelaar:

Dhr. X.M. H. Moonen Universiteit van Amsterdam

Tweede beoordelaar: Dr. Prof. Dr. P. F. de Jong Universiteit van Amsterdam

(2)

Abstract

In the current study the expressive and receptive language skills of youth with mild

intellectual disabilities (MID) were compared. The study involved youth between 12 and 18 years with total IQ scores between 50 and 85. In a previous study it was examined whether the Questionnaire of Social Skills of Youth (VSVJ) could be used as an instrument to measure the social skills of adolescents with MID. This was examined using a task which consisted of 32 words and concepts from the VSVJ, relaying on the expressive language skills of the examined youth with MID. In the current study, using the same 32 words and concepts, it was examined again whether the words of the VSVJ were understood by youth with MID.

However, this time by appealing to the receptive language skills of the youth, using a

synonyms multiple-choice task and a photo multiple-choice task (visual support). The results showed that youth with MID were better in mastering tasks appealing to their receptive language skills compared to tasks appealing to their expressive language skills, particularly when receptive tasks were combined with visual support. When the performance of the

youngsters with MID was compared with the performance of typical children on the basis of a corresponding mental age, youth with MID showed weaker receptive language skills. Despite the difference in performance in favor of their receptive language skills compared to their expressive skills, the results of this study also showed that, on the basis of their overall weak language performance, the VSVJ is not a useful instrument for examining social skills in youth with MID.

(3)

Samenvatting

In het huidige onderzoek werden de expressieve taalvaardigheid en de receptieve

taalvaardigheid van jongeren (12 -18 jaar) met een licht verstandelijke beperking (LVB, totale IQ score tussen de 50-85) met elkaar vergeleken. In eerder onderzoek is gekeken naar de bruikbaarheid van de Vragenlijst Sociale Vaardigheden van Jongeren (VSVJ), een instrument om sociale vaardigheden te meten, bij jongeren met een LVB. Dit is onderzocht aan de hand van een taak waarbij een beroep werd gedaan op de expressieve taalvaardigheid van jongeren met een LVB, bestaande uit het omschrijven van 32 begrippen uit de VSVJ. In het huidige onderzoek is opnieuw de bruikbaarheid van de VSVJ onderzocht maar nu door een beroep te doen op de receptieve taalvaardigheid van de jongeren, met behulp van een synoniemen keuzetaak en met behulp van visuele ondersteuning (foto keuzetaak), waarbij dezelfde 32 begrippen werden voorgelegd. Het onderzoek toont aan dat jongeren met een LVB beter presteren op taken waarbij een beroep wordt gedaan op receptieve taalvaardigheid ten opzichte van taken die beroep doen op expressieve taalvaardigheid, met name wanneer additioneel gebruik wordt gemaakt van visuele ondersteuning. Indien de prestaties van de jongeren met een LVB vergeleken worden met de prestaties van kinderen met dezelfde mentale leeftijd hebben zij een minder sterke receptieve taalvaardigheid. Ondanks het verschil in prestatie ten gunste van de receptieve taalvaardigheid in vergelijking met hun expressieve vaardigheden laten de resultaten van dit onderzoek eveneens zien dat de VSVJ, op grond van de gehanteerde woorden, niet bruikbaar is voor het bepalen van de sociale vaardigheden van jongeren met een LVB.

(4)

Inhoudsopgave Abstract 2 Samenvatting 3 Inleiding 5 Methode 10 Participanten 10 Instrumenten 12 Procedure 14 Resultaten 15 Conclusie en discussie 21

Beperkingen huidig onderzoek en advies verder onderzoek 22

Woord van dank 25

Literatuurlijst 26

Bijlagen 28

Bijlage 1: Woorden/zinsdelen VSVJ Bijlage 2: Brief ouders

Bijlage 3: Brief jongeren Bijlage 4: Instructie keuzetaken Bijlage 5: Antwoordformulier

(5)

Inleiding

Dit onderzoek gaat over jongeren met een licht verstandelijke beperking (LVB). Nog niet zo lang geleden werd een verstandelijke beperking (VB) alleen maar geassocieerd met het niveau van intellectueel functioneren, uitgedrukt in een IQ score. Geleidelijk aan is de

aandacht verschoven van enkel een beneden gemiddelde IQ score naar de mate van adaptief gedrag (Ponsioen & Plas, 2008). De ‘American Association on Intellectual and

Developmental Disabilities’ (AAIDD, 2013) omschrijft nu een verstandelijke beperking als een beperking die gekenmerkt wordt door significante tekortkomingen in zowel intellectueel functioneren als in adaptief gedrag, zoals dat tot uitdrukking komt in conceptuele, sociale en praktische adaptieve vaardigheden. Jongeren met een LVB worden gekenmerkt door een IQ score tussen 50 en 85 en een beperkt sociaal aanpassingsvermogen (Verstegen & Moonen, 2010). Heden ten dage kijkt men niet alleen meer naar de beperking in de persoon zelf, maar ligt de nadruk juist op de manier waarop de beperking zich manifesteert in de context van interacties met de omgeving (Buntinx & Schalock, 2010). In de DSM-5 die in mei 2013 is verschenen, en in mei 2014 in een Nederlandse vertaling is uitgebracht, wordt een VB omschreven als een beperking in het intellectuele functioneren van een persoon, waarbij wordt gekeken naar de mate waarin en de wijze waarop iemand zich aanpast op sociaal, conceptueel en praktisch gebied.

In de DSM-5 wordt de groep mensen met een VB onderverdeeld in vier niveaus namelijk in licht, matig, ernstig en diep verstandelijk beperkt. Ook bij de indeling in deze niveaus wordt gekeken naar de kwaliteit van het adaptief gedrag van een persoon (American Psychiatric Association, 2013).

(6)

Figuur 1

Kenmerken LVB (Verstegen & Moonen, 2010)

In Nederland worden, in tegenstelling tot de in de DSM-5 gehanteerde classificatie, mensen met een IQ score tussen 70 en 85 (die zwakbegaafd genoemd worden), waarbij er sprake is van een beperkt (sociaal) aanpassingsvermogen én van bijkomende (psychiatrische, medische, sociale en/of school) problematiek en waarbij chroniciteit van de problematiek verwacht wordt, ook tot de doelgroep mensen met een LVB gerekend (Douma, Moonen, Noordhof, & Ponsioen, 2012). Dit is terug te zien in Figuur 1, al is de eerste kolom hier nog weergegeven conform de DSM-IV (Verstegen & Moonen, 2010). Deze mensen die

zwakbegaafd genoemd worden, hebben veel kenmerken die overeenkomen met kenmerken van mensen met een LVB . Hierdoor kunnen zij profiteren van de context, de bejegening en de specifieke aard van de interventies voor mensen met een LVB. In dit onderzoek wordt gebruik gemaakt van deze Nederlandse classificatie van mensen met een LVB. De belangrijkste problemen van mensen met een licht verstandelijke beperking liggen op de volgende gebieden: informatieverwerking, de regulerende functies (aandacht, inhibitie, planning), het probleem oplossend vermogen (metacognitie en sociaal perspectief) en de generalisatie van kennis (worden de belangrijkste elementen in een situatie wel waargenomen en welke gedragsalternatieven hanteert de persoon) (De Wit, Moonen, & Douma, 2011).

Om het sociaal aanpassingsvermogen te meten wordt er gebruik gemaakt van

screeningsinstrumenten. Deze instrumenten richten zich op de verschillende aspecten van het sociaal aanpassingsvermogen: de sociale vaardigheden (onder andere omgaan met sociale situaties), de conceptuele vaardigheden (onder andere taalgebruik en abstract denken) en de praktische vaardigheden (zelfverzorging, het verrichten van dagelijkse huishoudelijke taken

(7)

en het omgaan met geld). Vragenlijsten zijn veel gebruikte screeningsinstrumenten. Vragenlijsten doen onder andere een beroep op de taalvaardigheid; hier wordt in dit onderzoek dieper op ingegaan.

De taalontwikkeling van kinderen met een LVB is nauw verbonden met hun specifieke problemen (Ponsioen & Plas, 2008). Bij veel kinderen met een LVB zijn vertraagde spraak- taalontwikkeling, problemen met het taalbegrip, een beperkte woordenschat, onvermogen de eigen gedachten en gevoelens te kunnen verwoorden veelgenoemde problemen. Er blijkt dan ook uit onderzoek dat in veel gevallen een vragenlijst die ontwikkeld is voor een gemiddeld begaafde populatie niet gebruikt kan worden voor mensen met een (L)VB (Finlay & Lyons, 2001). Het zou kunnen dat deze doelgroep de vragen niet begrijpen of het antwoord niet duidelijk kunnen uitdrukken (expressieve taalvaardigheid). Het in interviews te gebruiken vocabulaire en de in een vragenlijst te gebruiken taalkundige begrippen moeten voor mensen met een (L)VB duidelijk en simpel zijn (De Wit e.a., 2011). Het zou kunnen dat iemand met een (L)VB niet bekend is met de constructen (bijvoorbeeld schaalvragen) en het vocabulaire dat wordt gebruikt in een vragenlijst. Ook kan het zijn dat de respondent niet in staat is om het type oordeel te geven dat van de respondent gevraagd wordt (Finlay & Lyons, 2001).

De Vragenlijst Sociale Vaardigheden van Jongeren (VSVJ) is een voorbeeld van een vragenlijst die wordt gebruikt om sociaal vaardig gedrag vast te stellen bij jongeren in niet-specifieke situaties (Hulstijn, e.a., 2006). De VSVJ is bruikbaar als screenings-, diagnostisch- en evaluatie-instrument. In dit onderzoek wordt de bruikbaarheid van de VSVJ voor jongeren met een LVB onderzocht. Op basis van bovenstaande onderzoeken wordt verwacht dat de VSVJ niet bruikbaar is voor het meten van de sociale vaardigheden bij jongeren met LVB. Ook eerder onderzoek wijst uit dat de VSVJ niet bruikbaar is voor jongeren met een LVB (Boskemper, 2012). Het ging in dit onderzoek om jongeren in de leeftijd van 12 tot 18 jaar met een totale IQ score tussen 50 en 85. Boskemper (2012) heeft 32 begrippen en zinsdelen uit de VSVJ geselecteerd om te onderzoeken of jongeren met een LVB deze begrippen begrepen. Van deze begrippen zijn er 29 terug te vinden in de kindversie van de VSVJ (voor kinderen van 7 tot 12 jaar) en 28 in de adolescentenversie (voor kinderen van 12 tot 18 jaar). Om te onderzoeken of de jongeren de begrippen begrepen werd aan de jongeren gevraagd deze begrippen en zinsdelen te omschrijven, waarna een panel van telkens drie deskundigen (at random gekozen uit een grote pool van deskundigen die onafhankelijk van elkaar en niet op de hoogte zijnde van de persoon die de betreffende omschrijving had gegeven) heeft bepaald of de betreffende omschrijving ‘goed genoeg’ of ‘niet goed genoeg’ was. Slechts vier

(8)

van de 32 begrippen werden door minimaal 85 procent (een percentage dat in dit onderzoek als criterium werd gehanteerd) van de ondervraagde jongeren ‘goed genoeg’ omschreven. Uit het onderzoek blijkt dat de begrippen die gebruikt worden in de VSVJ (zowel de kindversie als de adolescentenversie) overwegend niet geschikt waren om gebruikt te worden in vragen voor de jongeren met een LVB. Dit sluit aan bij de bevindingen van Ponsioen en Plas (2008) en van Finlay en Lyons (2001), dat een vragenlijst voor jongeren met een gemiddelde

intelligentie niet zonder meer kan worden ingezet bij jongeren met een LVB.

Door de jongeren te vragen een begrip te omschrijven werd er in het onderzoek van Boskemper (2012) een beroep gedaan op de expressieve taalvaardigheid. Boskemper (2012) geeft aan dat de jongeren met een LVB 14.5 procent van de voorgelegde begrippen helemaal niet wisten te omschrijven, variërend van 0 tot 8 (van de 32) begrippen per jongere. Hierbij is door haar verondersteld dat wanneer een jongere een begrip niet kan omschrijven, hij of zij niet weet wat het begrip precies betekende. Dit is echter niet getoetst. Het kan ook zijn dat het gebruik van open vragen voor die lagere respons heeft gezorgd (Finlay & Lyons, 2001). De prestatie met betrekking tot omschrijven in het onderzoek van Boskemper (2012) kan ook verklaard worden door te stellen dat de deelnemende jongeren over gebrekkige expressieve vaardigheden beschikten. Prout en Strohmer (1994) geven aan dat het belangrijk is om de expressieve-receptieve taal dichotomie te overwegen. Open vragen zijn beter voor mensen met goede expressieve taalvaardigheden, terwijl voor mensen met minder goede expressieve taalvaardigheden een sturende stijl van vragen meer geschikt is. In dit onderzoek is

onderzocht of jongeren met een LVB minder goede expressieve taalvaardigheden hebben en dus beter presteren op taken met een sturende stijl van vragen stellen. Om vorm te geven aan deze sturende stijl is er in dit onderzoek een beroep gedaan op de receptieve taalvaardigheid van de jongeren. Er zijn aan de hand van synoniemen en visuele ondersteuning twee

meerkeuzetaken aan jongeren met een LVB voorgelegd.

Reynolds (1979) heeft onderzoek gedaan naar het gebruik van vragenlijsten bestaande uit meerkeuzevragen bij jongeren met een LVB. Voor dat onderzoek zijn drie instrumenten gebruikt; beoordeling door de leerkracht, een vragenlijst bestaande uit meerkeuzevragen met drie antwoordmogelijkheden en een vragenlijst bestaande uit meerkeuzevragen met twee keuzemogelijkheden. Het doel was om de betrouwbaarheid van de vragenlijsten bestaande uit meerkeuzevragen met twee of drie antwoordmogelijkheden te onderzoeken. De door

Reynolds (1979) gerapporteerde betrouwbaarheid kan als matig hoog worden beschouwd, gezien de steekproefgrootte en het aantal test items. De resultaten van het onderzoek van Reynolds (1979) laten zien dat meerkeuzevragen bruikbaar zijn in onderzoek met jongeren met een LVB. Ook in een ander onderzoek blijkt de betrouwbaarheid van het gebruik van

(9)

zowel vragen met drie keuzemogelijkheden als vragen met twee keuzemogelijkheden bij jongeren met een LVB hoog te zijn (Irvin, Halpern, & Landman, 1980). In beide onderzoeken werd aangegeven dat de vragen en de keuzemogelijkheden mondeling moeten worden

gepresenteerd (Reynolds, 1979; Irvin, Halpern, & Landman, 1980). Er moet namelijk rekening worden gehouden met de beperkte lees- en taalvaardigheden van jongeren met een LVB.

Finlay en Lyons (2001) gaven aan dat vragenlijsten voor mensen met een VB rekening moeten houden met missende of oncodeerbare antwoorden. Dit kan voorkomen dat een participant gokt wanneer ieder item ingevuld moet worden terwijl de participant het antwoord niet weet. Ze gaven aan dat bij ja-nee vragen ook een ‘weet ik niet’ optie moet worden

gegeven (Finlay & Lyons, 2001). In het huidige onderzoek is er zowel bij de foto keuzetaak als bij de synoniemen keuzetaak naast een juiste en een onjuiste optie ook een derde optie gepresenteerd in de vorm van ‘geen goed antwoord’. Dit zorgde ervoor dat de gokkans werd verkleind.

Voor het onderzoeken van de receptieve taalvaardigheid met behulp van visuele ondersteuning kan gebruik gemaakt worden van foto’s. Finlay en Lyons (2001) geven aan dat wanneer de keuzemogelijkheden duidelijk kunnen worden weergegeven in de vorm van een foto, dit de responsiviteit en het begrip kan verhogen. Hierbij is het belangrijk dat de

verschillende te gebruiken foto’s makkelijk te onderscheiden zijn. Foto’s zijn minder bruikbaar bevonden wanneer ze een minder concreet concept representeren of wanneer ze alleen op grond van subtiele verschillen te onderscheiden zijn. Bij de foto’s is het dus ook belangrijk dat ze goed van elkaar onderscheiden kunnen worden. Ook het onderzoek van March (1992) laat zien dat het gebruik van foto’s nuttig kan zijn. In dit onderzoek zorgden foto’s bij het vragen naar voorkeuren voor een verhoogde responsiviteit van mensen met een ernstige verstandelijke beperking. March (1992) geeft als belangrijke reden dat door het gebruik van de foto’s de focus verplaatst werd van de participant naar de foto’s zelf. Uit de manier waarop de participanten op de foto’s reageerden bleek dat de foto’s extra interesse opwekten. De participanten lieten meer reacties zien in de vorm van commentaren en gebaren.

Bovenstaande onderzoeken geven aanleiding voor de hypothese dat jongeren met een LVB beter zullen presteren als er, door het gebruik van meerkeuzevragen, beroep wordt gedaan op de receptieve taalvaardigheid dan wanneer er een beroep werd gedaan op de expressieve taalvaardigheid. Waarbij het gebruik van visuele ondersteuning, aan de hand van

(10)

foto’s, voor betere prestaties zal zorgen dan wanneer er enkel gebruik gemaakt wordt van ondersteuning door keuzemogelijkheden.

Huidig onderzoek onderzocht de bruikbaarheid van de VSVJ voor jongeren met een LVB. Deze werd onderzocht door een onderscheid te maken tussen de expressieve en receptieve taalvaardigheid van jongeren met een LVB. Tenslotte werd er onderzocht of de receptieve taalvaardigheid van jongeren met een LVB overeen komt met hetgeen men zou verwachten op basis van de mentale leeftijd van de jongeren. Taylor, Richards en Brady (2005) beschrijven dat mensen met een VB te maken hebben met cognitieve vertragingen. Bij mensen met een LVB zou het vooral gaan om deze cognitieve vertragingen en niet zozeer om cognitieve verschillen. In dat geval is er geen verschil te zien tussen de prestaties van mensen met een LVB en de prestaties van mensen met dezelfde mentale leeftijd (Zigler, 1969). In het onderzoek van Van der Molen, Van Luit, Jongmans en Van der Molen (2007) werden jongeren met een LVB gepaard aan kinderen met dezelfde mentale leeftijd. De participanten waren jongeren met een LVB van 13 tot en met 17 jaar. De jongeren bezochten scholen voor het praktijkonderwijs. De vergelijkingsgroep met dezelfde mentale leeftijd bestond uit kinderen met een leeftijd van 8 tot en met 12 jaar. Deze kinderen volgde allen het regulier onderwijs (Van der Molen e.a., 2007). In huidig onderzoek is gebruik gemaakt van eenzelfde

vergelijkingsgroep waarbij werd verwacht dat er geen verschil te zien zou zijns tussen de prestaties van de jongeren met een LVB en deze vergelijkingsgroep.

Methode Participanten

Het onderzoek werkte met drie groepen participanten; jongeren met een LVB die een expressieve taak uitvoerde, jongeren met een LVB die een synoniemen keuzetaak en een foto keuzetaak uitvoerde en kinderen met dezelfde mentale leeftijd als de jongeren met een LVB die eveneens een synoniemen keuzetaak en een foto keuzetaak uitvoerde. De resultaten van de eerste groep participanten, de groep die een expressieve taak uitvoerde, zijn afkomstig uit het onderzoek van Boskemper (2012). Het gaat om jongeren van 12 tot 18 jaar met een totale IQ score tussen 50 en 85. Er hebben 95 jongeren aan de taak deelgenomen, vanwege de duur van de taak hebben alle jongeren een helft van de woorden omschreven en dus niet alle woorden. De jongeren hadden een gemiddelde chronologische leeftijd van 14.8 jaar (zie Tabel 1). Er deden 30 meisjes en 65 jongens mee aan het onderzoek.

Huidig onderzoek liet jongeren met een LVB een synoniemen keuzetaak en een foto keuzetaak uitvoeren, deze jongeren vormen de tweede groep participanten. Om zo dicht

(11)

mogelijk bij de opzet van het onderzoek van Boskemper (2012) te blijven werd dit onderzoek eveneens uitgevoerd bij jongeren met een LVB in de leeftijd van 12 tot 18 jaar. De jongeren met een LVB hadden een bekende totale IQ score hebben variërend tussen 50 tot 85. Om een power van 0.8 te bereiken bij een effectgrootte van 0.5 waren er in dit onderzoek ten minste 64 participanten nodig. De jongeren die aan het onderzoek hebben meegewerkt werden benaderd via hun scholen, twee praktijkscholen in Delft en Rotterdam. Alle ouders van de leerlingen ontvingen een brief met informatie over het onderzoek en een

toestemmingsverklaring (Bijlage 2). De jongeren zelf werden geïnformeerd met behulp van een brief en een klassikale introductie van het onderzoek door de onderzoeker (Bijlage 3). Vanwege de lage respons van de ouders en de jongeren op de praktijkschool in Rotterdam (circa 25 procent), was het nodig een tweede school te benaderen. De jongeren leken wel te willen mee doen maar vergaten of verloren de brieven. Uiteindelijk hebben er 64 jongeren met een LVB meegewerkt aan het onderzoek met een gemiddelde chronologische leeftijd van 15.1 jaar. Er hebben 38 jongens en 26 meisjes meegedaan (zie Tabel 1). In het onderzoek werd geen verder onderscheid gemaakt tussen jongens en meisjes (er is geen theorie

gevonden die daartoe aanleiding zou geven). De totale IQ score van de jongeren varieerde van 51 tot 85, met een gemiddelde totale IQ van 70.11. Van de 64 jongeren hadden 34 jongeren een totale IQ score tussen de 51 en 70 en 30 jongeren een totale IQ score tussen de 71 en 85.

De derde groep participanten voerde eveneens een synoniemen keuzetaak en een foto keuzetaak uit. Het ging om kinderen met dezelfde mentale leeftijd als de jongeren met een LVB, een vergelijkingsgroep. Voor de vergelijkingsgroep werden leerlingen van twee verschillende basisscholen in Rotterdam benaderd. De gemiddeld begaafde kinderen hadden dezelfde mentale leeftijd als de jongeren met een LVB. De ouders van alle leerlingen tussen de 8 en 12 jaar zonder opvallende leerproblemen en/of achterstanden ontvingen daartoe een brief met informatie over het onderzoek en een toestemmingsverklaring. De kinderen zelf werden geïnformeerd met behulp van een brief en een klassikale introductie van het

onderzoek door de onderzoeker. Er hebben 67 kinderen meegewerkt aan het onderzoek met een gemiddelde leeftijd van 10.6 jaar. Er hebben 32 jongens en 35 meisjes meegedaan (zie Tabel 1).

(12)

Tabel 1

Karakteristieken van Participanten van het Onderzoek

Karakteristiek Niet LVB (N=67) LVB (N=64) LVB expressief (N=95)*

N (%) / Gem (SD) N (%) / Gem (SD) N (%) / Gem (SD)

Geslacht (Vrouw) 35 (52.2%) 26 (40.6%) 30 (31.6%) Leeftijd 10.6 (1.2) 15.1 (1.8) 14.8 (1.3)

IQ nvt 70.1 (7.9) 71.6 (8.5) A

Noot. N = Aantal; Gem (SD) = gemiddelde (standaarddeviatie); nvt = niet van toepassing. A = 6 mis-sende waarden. *= Uit onderzoek Boskemper (2012)

Na vergelijking van de drie groepen participanten (de jongeren met een LVB uit het onderzoek van Boskemper (2012), de jongeren met een LVB uit huidig onderzoek en kinderen met dezelfde mentale leeftijd) bleek dat twee groepen significant van elkaar verschilden wat betreft het geslacht. In de vergelijkingsgroep zaten significant meer vrouwelijke participanten dan in de groep jongeren met een LVB uit het onderzoek van Boskemper (2012), t(160) = 2.68, p < .05. Dit had echter geen effect op de (interpretatie van de) resultaten omdat deze twee groepen participanten niet met elkaar werden vergeleken in het onderzoek. De twee groepen jongeren met een LVB (de jongeren die de synoniemen en foto keuzetaak uitvoerden en de jongeren die de expressieve taak uitvoerden) verschilden niet significant van elkaar wat betreft het geslacht, t(157) = 1.17, p > 0.05 en de gemiddelde IQ score, t(151) = -1.10, p > .05.

Instrumenten

Om de bruikbaarheid van de VSVJ bij jongeren met een LVB te onderzoeken is in eerste instantie gebruik gemaakt van een expressieve taak (Boskemper, 2012). Boskemper (2012) heeft voor deze taak een selectie gemaakt van woorden of zinsdelen uit de VSVJ. Er zijn door haar 32 begrippen en zinsdelen uit de VSVJ geselecteerd die, op grond van

overwegingen wat betreft de taalvaardigheden van jongeren met een LVB in relatie tot de kenmerken van de VSVJ (zowel de kind- als adolescentenversie), problemen zouden kunnen opleveren bij het gebruik van deze vragenlijst voor jongeren met een LVB (Boskemper, 2012). De geselecteerde begrippen konden worden ingedeeld in vier verschillende categorieën; emoties en gevoelens, hoeveelheden en tijdstippen, figuurlijk taalgebruik en overige abstracte begrippen. De woorden en zinsdelen werden aan jongeren met een LVB voorgelegd, waarbij de jongeren gevraagd werd de woorden te omschrijven. Een panel bepaalde vervolgens of de omschrijvingen ‘goed genoeg’ waren.

(13)

Om de expressieve taalvaardigheid en de receptieve taalvaardigheid van jongeren met een LVB met elkaar te kunnen vergelijken werd er in dit onderzoek gebruik gemaakt van dezelfde 32 begrippen en zinsdelen als in het onderzoek van Boskemper (2012). Er werden twee taken ontworpen. Enerzijds een taak met woorden als keuzemogelijkheden (synoniemen keuzetaak) anderzijds een taak met visuele ondersteuning (foto keuzetaak). Bij beide taken konden de participanten per woord kiezen uit drie antwoordmogelijkheden; drie kaartjes. Zoals eerder beschreven was bij beide taken één van de keuzemogelijkheden ‘geen goed antwoord’, ten einde de gokkans te verkleinen kon het voorkomen dat het goede antwoord er niet tussen zat.

Voor de synoniemen keuzetaak werden er per begrip of zinsdeel twee

keuzemogelijkheden ontworpen. Deze keuzemogelijkheden bestonden uit een woord of zinsdeel, waarvan één van de twee hetzelfde betekende als één van de 32 begrippen of zinsdelen. Althans in twee derde van de gevallen, bij één derde van de begrippen was de keuzemogelijkheid ‘geen goed antwoord’ het juiste antwoord. De synoniemen (de goede antwoorden) werden geselecteerd door het gebruik van verschillende websites (zoals synoniemen.net) en Van Dale Groot Woordenboek Hedendaags Nederlands (2005). Voor de foute antwoordmogelijkheden werd gekozen voor woorden die tegenovergesteld of

overtreffend waren ten opzichte van het begrip of zinsdeel. Ook werden er bij uitdrukkingen letterlijke betekenissen als keuzemogelijkheid gegeven. De woorden werden op kaartjes gedrukt. De kaartjes hadden, ten einde de keuzemogelijkheden duidelijk van elkaar te onderscheiden, verschillende kleuren namelijk groen, paars en oranje.

Voor het verwezenlijken van de foto keuzetaak werden twee acteurs bij het onderzoek betrokken. Als voorbereiding op het maken van de foto’s werd op internet vooronderzoek gedaan naar plaatjes, afbeeldingen en foto’s die met de woorden geassocieerd werden. Aan de hand van deze impressies werd uitgewerkt hoe de woorden door de acteurs kon worden uitgebeeld. Voor de foute keuzemogelijkheden werd in veel gevallen gekozen voor een foto die het tegenovergestelde van het goede antwoord uitbeeldde. Ook werd er in sommige gevallen gekozen voor een foto die een overtreffende trap van het woord uitbeeldde of een foto die niks met het woord te maken had. Deze laatste optie was vaak één van de

keuzemogelijkheden op het moment dat de goede foto er niet tussen zat en ‘geen goed antwoord’ dus het goede kaartje was. Dit was net als bij de synoniemen keuzetaak bij één derde van de antwoorden het geval. Op 14 foto’s is één acteur te zien en op 30 foto’s zijn beide acteurs te zien. Na het selecteren en het afdrukken van de foto’s werd het woord of

(14)

zinsdeel op de achterkant geschreven en werden de foto’s genummerd zodat de onderzoeker tijdens de afname gemakkelijk het antwoord kon noteren.

Om te controleren of de keuzetaken duidelijk waren en het goede antwoord ook werkelijk als goed antwoord zou worden gekozen, zijn de twee keuze taken voorafgaande aan het eigenlijke onderzoek afgenomen bij zes volwassenen met een gemiddelde intelligentie (Bijlage 6). Uit opmerkingen van de participanten bleek dat de foto keuzetaak als moeilijker werd ervaren in vergelijking tot de synoniemen keuzetaak. Dit bleek overigens niet uit het aantal foute antwoorden. Na aanleiding van de antwoorden die door de zes volwassenen werden gegeven zijn er drie items aangepast. Hierbij ging het om twee items van de synoniemen keuzetaak en om één item van de foto keuzetaak.

Bij de synoniemen keuzetaak was bij het item ´vechtpartijen´ ´geen goed antwoord´ het goede antwoord, echter de meerderheid van de volwassenen koos voor ´ruzie maken´. ´Ruzie maken´ werd in de definitieve taak vervangen door het woord ´worsteling´ en ´worsteling´ was het goede antwoord. Bij het item ´bedreigen´ was ´intimideren´ het goede antwoord, de meerderheid van de volwassenen koos echter voor ´geen goed antwoord´. In de definitieve taak werd ´intimideren´ derhalve veranderd in ´liegen´ en was ´geen goed

antwoord´ het goede antwoord op het item ´bedreigen´.

Bij de foto keuzetaak ontstond verwarring bij de foto´s die gebruikt werden bij het item ´gevoelens laten zien´. De juiste foto liet twee mensen zien die aan elkaar hun gevoelens toonden, echter de andere foto liet twee mensen zien die hun gevoelens niet durfden laten zien en dit werd door de meerderheid van de participanten ook geïnterpreteerd als ´gevoelens laten zien´. Deze tweede foto werd veranderd in een foto waarbij twee mensen neutraal keken. De synoniemen en foto’s zoals gebruikt in de taken zijn terug te vinden in de bijlagen (zie Bijlage 1).

Procedure

Voor de afname van de twee keuzetaken bij de jongeren met een LVB ging de onderzoeker naar de praktijkscholen. Ook de afname van de keuzetaken bij kinderen met dezelfde mentale leeftijd (de vergelijkingsgroep) vond op de scholen plaats. De keuzetaken werden in een rustige ruimte individueel bij de participanten afgenomen. Het onderzoek nam per participant ongeveer een kwartier tijd in beslag.

De procedurele betrouwbaarheid werd nagestreefd door de procedure bij iedere afname van de keuzetaken zoveel mogelijk op de zelfde wijze te laten verlopen, waarbij steeds gebruik gemaakt werd van een vooraf opgestelde instructie tekst (zie Bijlage 4). Bij binnenkomst werd aan de jongere uitgelegd dat het onderzoek uit twee taken bestond. Tevens

(15)

werd nogmaals uitgelegd dat het niet om de persoonlijke prestatie van de jongere ging en dat hij/zij anoniem bleef.

De jongeren kregen eerst de synoniemen keuzetaak voorgelegd. Hier ging een instructie aan vooraf waarin werd uitgelegd dat het ook zou kunnen zijn dat het kaartje met het juiste woord er niet tussen zat (één van de drie keuzemogelijkheden). De jongere kreeg twee antwoordkaartjes voor zich én een neutrale kaart, waarna het woord werd genoemd en vervolgens de twee kaartjes werden voorgelezen. Om te controleren of de jongere de

keuzemogelijkheden had onthouden liet de onderzoeker de jongere de woorden herhalen. De onderzoeker herhaalde indien nodig de woorden daarna nogmaals waarna de jongere zijn of haar antwoord mocht aanwijzen. De onderzoeker noteerde vervolgens het antwoord dat de jongere gaf (Bijlage 5). De volgorde waarin de taak werd afgenomen was bij alle

participanten hetzelfde.

Nadat alle begrippen en zinsdelen bij de synoniemen keuzetaak aan bod waren gekomen werd de instructie voor de foto keuzetaak gegeven. Ook hierbij werd uitgelegd dat er één neutrale keuzemogelijkheid was. Er werden twee foto´s en één neutrale kaart voor de jongere neergelegd. De jongere kreeg vervolgens een woord te horen en mocht dan de juiste foto aanwijzen. De onderzoeker noteerde het antwoord dat de jongere gaf.

Na afloop van de afname van beide taken werd de jongere bedankt en kreeg de jongere een kleine beloning in de vorm van een zuurstokje.

Resultaten

Er werd in dit onderzoek gebruik gemaakt van de gemiddelde score per participant. Voor zowel de foto keuzetaak, de synoniemen keuzetaak als de expressieve taak is

gecontroleerd of de verdelingen normaal waren. In alle drie de gevallen was er sprake van normale verdelingen. De expressieve taak uit het onderzoek van Boskemper (2012) zou teveel tijd gekost hebben per participant als iedere participant 32 woorden had moeten omschrijven. Om deze reden heeft iedere participant in dit voorgaande onderzoek een helft van de taak gedaan. De participanten waren hierdoor in twee groepen in te delen, de groep die de ene helft van woorden omschreef (16 woorden) en de groep die de andere helft van de woorden

omschreef (16 andere woorden). Om de gemiddelden uit dit onderzoek te gebruiken was het belangrijk om te kijken of er een significant verschil was tussen de gemiddelden van de twee

(16)

groepen. Dit bleek niet het geval, t(93) = -1.03, p > .05 en de gemiddelden konden derhalve worden gebruikt bij het berekenen van de resultaten in het onderhavige onderzoek.

Tabel 2

Gemiddelden en Standaarddeviaties van de Participanten op de Synoniemen Keuzetaak, de Foto Keuzetaak en de Expressieve Taak

Expressieve taak* Synoniemen keuze-taak Foto keuzetaak M (SD) M (SD) M (SD) LVB Expressief* 0.599 (0.19) - - LVB - 0.695 (0.13) 0.778 (0.08) Niet LVB - 0.767 (0.11) 0.821 (0.08)

Noot. M = gemiddelde. SD = standaarddeviatie. * = Uit onderzoek Boskemper (2012)

In Tabel 2 staan de gemiddelde scores van zowel de jongeren met een LVB als de vergelijkingsgroep zonder een LVB op de taak die een beroep doet op expressieve

taalvaardigheid en/of op de taken een beroep doen op receptieve taalvaardigheid (met visuele ondersteuning of met ondersteuning met behulp van synoniemen). Er blijkt uit de Tabel dat er een verschil in gemiddelden is als wordt gekeken naar de verschillende taken. Er is eveneens een verschil in gemiddelden te zien wanneer wordt gekeken naar de verschillende groepen participanten.

Om te onderzoeken of de resultaten van het onderzoek naar de woordenschat van jongeren met een LVB van elkaar verschillen, wanneer er beroep wordt gedaan op de expressieve taalvaardigheid of wanneer er beroep wordt gedaan op de receptieve

taalvaardigheid, werden de totaal gemiddelden op de taken gebruikt. Allereerst werden de resultaten op de foto keuzetaak (receptieve taalvaardigheid met behulp van visuele

ondersteuning) vergeleken met de resultaten op de expressieve taak (expressieve

taalvaardigheid). Een onafhankelijke t-toets wees uit dat er een significant verschil was tussen de resultaten op de foto keuzetaak en die op de expressieve taak, t(157) = 7.17, p < .05, waarbij de jongeren met een LVB betere resultaten behaalden op de foto keuzetaak dan op de expressieve taak. Wanneer er met behulp van visuele ondersteuning beroep werd gedaan op de receptieve taalvaardigheid van jongeren met een LVB konden de jongeren meer woorden uit de VSVJ correct aanduiden, dan wanneer er beroep werd gedaan op de expressieve

taalvaardigheid.

De resultaten op de synoniemen keuzetaak (receptieve taalvaardigheid met behulp van verbale ondersteuning) werden eveneens vergeleken met de resultaten op de expressieve taak. Ook hier bleek een significant verschil tussen de resultaten op de expressieve taak en de

(17)

receptieve taak, t(157) = 3.57, p < .05, waarbij de jongeren met een LVB betere resultaten behaalden op de synoniemen keuzetaak dan op de expressieve taak. Wanneer er met behulp van een synoniemen keuzetaak beroep werd gedaan op de receptieve taalvaardigheid van jongeren met een LVB konden de jongeren meer woorden uit de VSVJ correct aanduiden, dan wanneer er beroep werd gedaan op de expressieve taalvaardigheid.

Bovenstaande resultaten wezen uit dat jongeren met een LVB beter presteerden op de taken die een beroep doen op de receptieve taalvaardigheid dan op de taak die een beroep doet op de expressieve taalvaardigheid. Er werd ook onderzocht of er een verschil was tussen de resultaten van het onderzoek naar woordenschat van jongeren met een LVB wanneer er gebruik werd gemaakt van verschillende manieren van beroep doen op de receptieve taalvaardigheid. Het ging om het verschil tussen de resultaten wanneer er gebruik gemaakt werd van visuele ondersteuning ten opzichte van ondersteuning met behulp van synoniemen. Het totaal gemiddelde op de foto keuzetaak is vergeleken met het totaal gemiddelde op de synoniemen keuzetaak en getoetst met behulp van een gepaarde t-toets. Er was een significant verschil tussen de synoniemen keuzetaak en de foto keuzetaak, t(63) = 6.49, p < .05, waarbij de jongeren met een LVB betere resultaten behaalden op de foto keuzetaak dan op de

synoniemen keuzetaak. Jongeren met een LVB konden meer woorden uit de VSVJ correct aanduiden wanneer visuele ondersteuning werd aangeboden, dan wanneer er ondersteuning met behulp van synoniemen werd aangeboden.

Dit komt overeen met de resultaten van de kinderen met eenzelfde mentale leeftijd, zonder een LVB. Ook bij de gemiddeld begaafde kinderen werd een significant verschil gevonden tussen de synoniemen keuzetaak en de foto keuzetaak, t(66) = 5.15, p < .05, waarbij deze kinderen, net als de jongeren met een LVB, betere resultaten behaalden op de foto

keuzetaak dan op de synoniemen keuzetaak. Met behulp van de ongepaarde t-toets is het verschil tussen het gemiddelde van de groep gemiddeld begaafde kinderen en het gemiddelde van de jongeren met een LVB op de synoniemen keuzetaak en de foto keuzetaak vergeleken. Op de synoniemen keuzetaak was er een significant verschil tussen de twee groepen, t(129) = 3.40, p < .05, waarbij de gemiddeld begaafde kinderen betere resultaten behaalden dan de jongeren met een LVB. Ook op de foto keuzetaak was er een significant verschil tussen de twee groepen, t(129) = 3.08, p < .05, waarbij de gemiddeld begaafde kinderen betere

resultaten behaalden dan de jongeren met een LVB. Op basis van deze resultaten kon worden gesteld dat jongeren met een LVB gemiddeld over minder goede receptieve taalvaardigheden beschikken dan verwacht kon worden op basis van hun mentale leeftijd.

(18)

Er is vervolgens onderzocht of de betere prestaties van jongeren met een LVB op de taken die een beroep doen op de receptieve taalvaardigheid aanduiden dat de jongeren met een LVB de woorden die gebruikt zijn in de VSVJ wel begrepen, in tegenstelling tot de bevindingen uit het onderzoek van Boskemper (2012) waarbij een beroep werd gedaan op de expressieve taalvaardigheid van de jongeren.

Tabel 3

Synoniemen Keuzetaak Goed Jongeren met een LVB

Totaal

Syn keuzetaak

N Minimum Maximum Gemiddelde

> 75% 17 0.78 0.91 0.81

> 80 % 11 0.81 0.91 0.84

> 85% 3 0.91 0.91 0.91

Noot. N = aantal; Std deviatie = standaarddeviatie.

De resultaten, weergegeven in Tabel 3, laten zien hoeveel van de jongeren meer dan respectievelijk 75, 80 en 85 procent van de woorden goed aanwees op de synoniemen keuzetaak. 75 procent van de woorden goed beantwoord werd in dit onderzoek als grens genomen. In de Tabel is af te lezen dat 17 van de 64 jongeren meer dan 75 procent van de woorden leken te kennen wanneer dit werd getest met behulp van een synoniemen keuzetaak. Dit is zo’n klein aantal van de jongeren dat op basis van de synoniemen keuzetaak kon worden gesteld dat de jongeren met een LVB de woorden die gebruikt worden in de VSVJ onvoldoende begrepen.

Tabel 4

Foto Keuzetaak Goed Jongeren met een LVB

Totaal Foto keuzetaak

N Minimum Maximum Gemiddelde

> 75% 34 0.78 0.97 0.84

> 80 % 28 0.81 0.97 0.85

> 85% 11 0.88 0.97 0.89

(19)

In Tabel 4 wordt getoond hoeveel van de jongeren meer dan respectievelijk 75, 80 en 85 procent van de woorden goed hadden aangewezen op de taak met visuele ondersteuning. Minimaal 75 procent van de woorden goed beantwoord werd ook hier als grens genomen. In de Tabel is af te lezen dat 34 van de 64 jongeren meer dan 75 procent van de woorden leek te kennen als gebruik gemaakt werd van visuele ondersteuning. Het gaat om iets meer dan de helft van de jongeren, dit lijkt niet genoeg, ook op basis van de foto keuzetaak kon worden gesteld dat jongeren met een LVB de woorden die gebruikt worden in de VSVJ onvoldoende begrepen.

De resultaten op beide taken die een beroep doen op de receptieve taalvaardigheid laten zien dat een te klein aantal van de jongeren met een LVB de woorden die worden gebruikt in de VSVJ leken te begrijpen. Dit komt overeen met de bevindingen aan de hand van de expressieve taak in het onderzoek van Boskemper (2012).

In het onderzoek van Boskemper (2012) werd gesteld dat de VSVJ niet bruikbaar is voor jongeren met een LVB omdat maar bij vier van de 32 begrippen 85 procent of meer van de jongeren het woord goed kon omschrijven. Wanneer gebruik werd gemaakt van

ondersteuning met behulp van synoniemen stijgt dit aantal naar 12 van de 32 woorden. Wanneer er gebruik werd gemaakt van visuele ondersteuning naar 18 van de 32 woorden. De jongeren lijken dus aanzienlijk meer woorden te begrijpen wanneer ze meer hulp krijgen. Toch moet aan de hand van de gevonden resultaten worden geconcludeerd dat de jongeren de woorden van de VSVJ onvoldoende begrijpen.

Om te onderzoeken of de VSVJ wel bruikbaar lijkt op basis van de mentale leeftijd van de jongeren met een LVB werd onderzocht of de vergelijkingsgroep (bestaande uit kinderen zonder een LVB met dezelfde mentale leeftijd) gemiddeld voldoende woorden begreep.

Tabel 5

Synoniemen keuzetaak Goed Vergelijkingsgroep

Totaal Synoniemen keuzetaak

N Minimum Maximum Gemiddelde

> 75% 33 0.78 1.00 0.86

> 80 % 28 0.81 1.00 0.87

(20)

Noot. N = aantal; Std deviatie = standaarddeviatie

Tabel 6

Foto Keuzetaak Goed Vergelijkingsgroep

Totaal Foto keuzetaak

N Minimum Maximum Gemiddelde

> 75% 53 0.78 1.00 0.85

> 80 % 45 0.81 1.00 0.86

> 85% 21 0.88 1.00 0.91

Noot. N = aantal; Std deviatie = standaarddeviatie

Uit Tabel 5 en 6 is af te lezen hoeveel van kinderen uit de vergelijkingsgroep meer dan respectievelijk 75, 80 en 85 procent van de woorden goed aanwezen op de synoniemen

keuzetaak en de taak met visuele ondersteuning. 33 van de 67 kinderen had meer dan 75 procent goed op de synoniementaak. Dit is in verhouding een groter aantal dan het aantal jongeren met een LVB dat meer dan 75 procent goed had. Ook op de taak met visuele

ondersteuning hebben in verhouding meer kinderen met dezelfde mentale leeftijd meer dan 75 procent goed dan de jongeren met een LVB, namelijk 53 van de 67 kinderen. Wanneer wordt gekeken naar de bruikbaarheid van de VSVJ aan de hand van de synoniemen keuzetaak lijkt de VSVJ ook niet bruikbaar voor de kinderen uit de vergelijkingsgroep. Dit is opvallend aangezien 29 van de 32 begrippen afkomstig zijn uit de kindversie van de VSVJ. Deze zou bruikbaar moeten zijn voor kinderen tussen 7 en 12 jaar. Wanneer wordt gekeken naar de bruikbaarheid van de VSVJ aan de hand van de taak met visuele ondersteuning lijkt de VSVJ wel bruikbaar voor de vergelijkingsgroep, overgroot deel van de kinderen heeft meer dan 75 procent goed.

Wanneer er onderscheid werd gemaakt tussen jongeren met een LVB met een IQ score tussen 51 en 70 en jongeren met een IQ score tussen 71 en 85 werd een verschil in prestaties gevonden op de taken. De jongeren in de subgroep met de hogere IQ scores presteerden op de synoniemen keuzetaak en de taak met visuele ondersteuning gemiddeld beter dan de jongeren met de lagere IQ scores. Op de expressieve taak presteerden de jongeren met een IQ score tot 70 juist gemiddeld beter. Met behulp van een independent sample t-test werd

onderzocht of de verschillen significant waren. Er werd enkel op de synoniemen keuzetaak een significant verschil gevonden tussen de twee subgroepen, t(62) = -2.39, p < .05. De jongeren met een IQ score tussen 71 en 85 presteerden significant beter op de synoniemen

(21)

keuzetaak dan de jongeren met een IQ score tussen 51 en 70. Echter op de andere twee taken werd geen significant verschil gevonden. Vanwege het kleine aantal participanten binnen de subgroepen werd er in de rest van het onderzoek een onderscheid gemaakt tussen jongeren met een IQ score boven of onder 70.

Conclusie en discussie

Uit het eerdere onderzoek van Boskemper (2012) kwam naar voren dat jongeren met een LVB de woorden die gebruikt worden in de Vragenlijst Sociale Vaardigheden van Jongeren onvoldoende begrijpen. In dit onderzoek is onderzocht of er eenzelfde resultaat werd gevonden als er beroep werd gedaan op de receptieve taalvaardigheid van de jongeren met een LVB, in plaats van op hun expressieve taalvaardigheid. Er blijkt uit de resultaten van dit onderzoek eveneens dat jongeren met een LVB de woorden uit de VSVJ onvoldoende

begrijpen. Zowel op de synoniemen keuzetaak als op de taak met visuele ondersteuning gaven de jongeren gemiddeld te vaak een foutief antwoord. Ook uit dit onderzoek is naar voren gekomen dat de VSVJ niet bruikbaar lijkt voor jongeren met een LVB. Voor de

vergelijkingsgroep, die bestond uit kinderen met dezelfde mentale leeftijd, lijkt de VSVJ (ondanks betere resultaten) ook niet bruikbaar.

Als de jongeren de woorden onvoldoende begrijpen, kan het zijn dat tijdens het

interpreteren van de antwoorden iets anders wordt gemeten dan daadwerkelijk de bedoeling is. De VSVJ is een voorbeeld van een vragenlijst voor de algemene populatie die ook werd gebruikt voor jongeren met een LVB. Finlay en Lyons (2001) gaven in hun onderzoek aan dat in veel gevallen een vragenlijst, ontwikkeld voor de algemene populatie niet gebruikt kan worden voor mensen met een VB. Huidig onderzoek heeft dit bevestigd. Het is belangrijk dat er rekening wordt gehouden met de achterstand in taalbegrip bij het gebruik en de

interpretatie van vragenlijsten en interviews die worden afgenomen bij jongeren met een LVB.

Uit de resultaten van het onderzoek blijkt dat er een significant verschil is tussen de uitkomsten waarbij beroep wordt gedaan op verschillende taalvaardigheden. Aan de hand van de resultaten kan worden geconcludeerd dat de expressieve taalvaardigheid minder sterk is ontwikkeld dan de receptieve taalvaardigheid bij jongeren met een LVB. Ondersteuning met behulp van synoniemen zorgde voor een significante verbetering van de gemiddelde score van de jongeren. Echter bleek uit het onderzoek dat vooral visuele ondersteuning jongeren met een LVB lijkt te helpen bij het beantwoorden van de vragen. Dat jongeren met een LVB

(22)

significant beter presteren op de taak met visuele ondersteuning dan op de taak met

ondersteuning met behulp van synoniemen komt overeen met de verwachting op basis van hun mentale leeftijd. Jongeren met een LVB scoren gemiddeld echter significant minder goed op beide taken dan verwacht op basis van hun mentale leeftijd. De hypothese dat de

receptieve taalvaardigheid van jongeren gelijk zou zijn aan de receptieve taalvaardigheid van gemiddeld begaafde kinderen werd verworpen. Deze verwachting was gebaseerd op het onderzoek van Van der Molen en collega’s (2007) waarin geen significante verschillen

werden gevonden tussen kinderen met een LVB en kinderen van dezelfde mentale leeftijd wat betreft het functioneren van het werkgeheugen. Waarbij verondersteld werd dat het

werkgeheugen een rol zou spelen bij het beantwoorden van de vragen in dit onderzoek. In het onderzoek van Fowler (1998) wordt aangegeven dat de meeste mensen met een VB een taal niveau bereiken dat overeen komt of (wat het meest voorkomend is) lager ligt dan verwacht kan worden op basis van hun mentale leeftijd, wanneer er vanuit wordt gegaan dat zich op z’n minst sommige aspecten van taalontwikkeling op eenzelfde manier ontwikkelen als de

algemene cognitieve ontwikkeling. In sommige gevallen vallen de taalkundige functies ver onder het niveau dat verwacht zou mogen worden op basis van mentale leeftijd. Dit zou indiceren dat sommige aspecten van taalontwikkeling zich onafhankelijk van delen van de cognitie ontwikkelen (Fowler, 1998). Hierin zou een verklaring kunnen liggen voor het significante verschil tussen de prestaties van de jongeren met een LVB ten opzichte van die van de gemiddeld begaafde kinderen (met dezelfde mentale leeftijd). Abbeduto, Furman en Davies (1989) en Miller, Chapman en Bedrosian (1978) gaven aan dat het verband tussen taalontwikkeling en de mentale leeftijd aanzienlijk zwakker wordt na een mentale leeftijd van vijf jaar.

De resultaten uit dit onderzoek geven aanleiding om voorzichtig te zijn met het

veronderstellen dat taken bruikbaar voor jongeren met een bepaalde leeftijd, ook bruikbaar zijn voor oudere jongeren met dezelfde mentale leeftijd. Op grond van de resultaten uit dit onderzoek zou dit steeds van te voren moeten worden uitgezocht.

De uitkomst van dit onderzoek laat zien dat het gebruik van visuele ondersteuning jongeren met een LVB helpt bij het beantwoorden van vragen. Dit is in overeenkomst met resultaten uit andere onderzoeken waarbij positieve resultaten werden bereikt wanneer vragen visueel ondersteund werden bij de communicatie met mensen met een VB (Finlay & Lyons, 2001; Kroes, Gillot & Atkinson, 1998; Boland, Daly & Staines, 2009).

Beperkingen huidig onderzoek en aanbevelingen verder onderzoek

Huidig onderzoek heeft gebruik gemaakt van een steekproef van 64 jongeren met een LVB. In eerste instantie was het de bedoeling om meer jongeren te laten participeren in het

(23)

onderzoek. Op de eerste praktijkschool zaten ongeveer 120 jongeren die binnen de doelgroep vielen. De brieven die door ouders moesten worden ondertekend raakten de jongeren vaak kwijt voordat ze bij ouders terecht kwamen, werden door ouders niet ondertekend of werden vergeten mee terug te nemen. Uiteindelijk heeft ongeveer een kwart van de jongeren op de praktijkschool geparticipeerd in het onderzoek. Hierdoor moest er worden gezocht naar een tweede praktijkschool. Op deze school is het gelukt om de overige participanten te vinden. Er is van tevoren berekend (zoals weergegeven in de methode van dit onderzoek) dat het

onderzoek ten minste moest bestaan uit 64 participanten om aan de hand van het onderzoek uitspraken te doen over de algehele doelgroep. Door in vervolgonderzoek het aantal

participanten te vergroten zou de betrouwbaarheid kunnen toenemen.

Boskemper (2012) gaf in haar onderzoek aan dat de vragen uit de VSVJ alleen op begripsniveau zijn onderzocht en niet op zinsniveau. Een manier waarop kinderen (maar ook volwassenen) omgaan met woorden die zij niet of niet goed kennen is door de betekenis te raden naar aanleiding van de context (Manders & Zink, 2002). Waardoor het zoals

aangegeven in het onderzoek van Boskemper (2012) zou kunnen zijn dat zowel in dat

onderzoek als in huidig onderzoek meer woorden beter zouden zijn gekend als de woorden in een context waren geplaatst.

Om de resultaten uit het onderzoek van Boskemper (2012) te kunnen vergelijken met de resultaten van het huidige onderzoek is de data analysetechniek aangepast. In het vorige onderzoek werd gebruik gemaakt van panels die de antwoorden van de jongeren met een LVB beoordeelden op ‘goed genoeg’ of ‘niet goed genoeg’. In huidig onderzoek is geen gebruik gemaakt van een panel. De taken zijn wel voorafgaande aan het eigenlijke onderzoek ter finale controle voorgelegd aan zes volwassenen en aan de hand van hun antwoorden en commentaar zijn er een aantal items veranderd waarna er een vast antwoordmodel is

ontwikkeld. Bij de interpretatie van de vergeleken resultaten moet rekening worden gehouden met dit methodische verschil.

Een ander methodisch punt waar rekening mee moet worden gehouden bij de interpretatie van de resultaten is het feit dat de synoniemen keuzetaak en de foto keuzetaak opeenvolgend zijn afgenomen. Hierdoor heeft de synoniemen keuzetaak mogelijk een effect gehad op de resultaten van de participanten op de foto keuzetaak. Dit effect is zoveel mogelijk beperkt doordat het tijdens de afname van de eerste taak niet duidelijk werd wat de goede antwoorden waren. Vanwege de verwachting dat jongeren beter zouden presteren met behulp van een visuele ondersteuning, dus op de foto keuzetaak, is deze als tweede afgenomen. Zo

(24)

werd voorkomen dat de eerste taak een groot effect had op de resultaten van de participanten op de tweede taak.

In vervolgonderzoek zou de groep jongeren met een LVB kunnen worden ingedeeld in subgroepen op basis van IQ. In huidig onderzoek werd gevonden dat jongeren met een IQ score tussen 71 en 85 significant beter presteerden op de synoniemen keuzetaak dan jongeren met een IQ score tussen 51 en 70. Wat betreft de receptieve taalvaardigheid met visuele ondersteuning en de expressieve taalvaardigheid werden er geen (significante) verschillen gevonden tussen de subgroepen. De subgroepen waren echter klein en derhalve moeten de gevonden resultaten slechts als indicaties gezien worden. Het is opvallend dat expressieve taalvaardigheid van jongeren met een lagere IQ score gemiddeld beter lijkt dan de expressieve taalvaardigheid van jongeren met een hogere IQ score. De data met betrekking tot de

expressieve taalvaardigheid kwamen uit het onderzoek van Boskemper (2012), hierdoor konden er in huidig onderzoek geen observaties ter zake worden gedaan. Literatuur wijst uit dat jongeren met lagere IQ score over het algemeen minder goed presteren wat betreft taalvaardigheid dan jongeren met een hogere IQ score (Taylor, Richards & Brady, 2005). Er kan in huidig onderzoek geen duidelijke verklaring worden gegeven voor betere resultaat van jongeren met een lagere IQ score wat betreft de expressieve taalvaardigheid. Met

vervolgonderzoek kan worden onderzocht of de jongeren die aan de ondergrens en aan de bovengrens van de intelligentiecriteria voor een licht verstandelijke beperking van elkaar verschillen in prestatie.

De uitkomst van dit onderzoek, dat het gebruik van visuele ondersteuning jongeren met een LVB lijkt te helpen bij het beantwoorden van vragen, zou kunnen worden gebruikt bij verder ontwikkeling van vragenlijsten. In meerdere onderzoeken wordt positief gesproken over het gebruik van visuele ondersteuning bij de communicatie met mensen met een VB (Finlay & Lyons, 2001; Kroese, Gillot & Atkinson, 1998; Boland, Daly & Staines, 2009). Verder onderzoek is nodig naar de manier waarop, en welke visuele ondersteuning moet worden aangeboden om het beste effect te bereiken.

(25)

Woord van dank

Graag zou ik de mensen willen bedanken die mij hebben geholpen tijdens het onderzoek en het schrijven van mijn masterscriptie.

Allereerst wil ik mijn scriptiebegeleider Dhr. Moonen bedanken voor zijn begeleiding bij het schrijven van de scriptie. Ik heb veel aan de feedback op de verschillende versie van mijn scriptie gehad. Ook Dr. Prof. Dr. De Jong wil ik bedanken voor zijn leerzame feedback. Nienke Boskemper wil ik bedanken, omdat ik mijn scriptie op haar scriptie heb kunnen voortbouwen en haar data bestand heeft mij geholpen bij het beantwoorden van mijn onderzoeksvragen.

Zonder de medewerking van de twee praktijkscholen en de twee basisscholen was mijn onderzoek niet mogelijk geweest. Ik ben deze scholen daarom heel dankbaar voor hun samenwerking en inzet. Ook de jongeren en basisschool kinderen hebben ervoor gezorgd dat mijn onderzoek mogelijk werd gemaakt. De jongeren en kinderen waren over het algemeen heel gemotiveerd en deden erg hun best. Ik wil de jongeren en de kinderen ontzettend bedanken voor hun inzet.

Als laatste wil ik mijn familie bedanken die bereid waren om mijn scriptie na te lezen en mij eventuele feedback te geven.

(26)

Literatuurlijst

Abbeduto, L., Furman, L., & Davies, B. (1989). Relation between receptive language and mental age in persons with mental retardation. American Journal on Mental

retardation, 93, 535-543.

American Association on Intellectual and Developmental Disabilities (AAIDD). (2013).

Definition of Intellectual Disability. Op 22 januari 2013 ontleend aan

http://aaidd.org/intellectual-disability/definition.

American Psychiatric Association. (2000). Diagnostic and statistical manual of

mental disorders (4th ed.). Washington, DC: American Psychiatric Association.

Boland, M.C., Daly, L., & Staines, A. (2009). Self-rated health and quality of life in

adults attending regional disability services in Ireland. Disability and Health Journal,

2(2), 95-103.

Boskemper, N. (2012). Onderzoek naar de bruikbaarheid van de Vragenlijst Sociale

Vaardigheden van Jongeren, voor jongeren met een licht verstandelijke beperking.

Ongepubliceerd manuscript, Universiteit van Amsterdam, Amsterdam. Buntinx, W.H.E. & Schalock, R.L. (2010). Models of disability, quality of life,

and individualized supports: Implications for professional practice in intellectual disability. Journal of Policy and Practice in Intellectual Disabilities, 7(4), 283-294. Douma, J., Moonen, X., Noordhof, L., & Ponsioen, A. (2012). Richtlijn diagnostisch

onderzoek LVB. Utrecht: Landelijk Kenniscentrum LVG.

Finlay, W.M.L., Lyons, E. (2001). Methodological issues in interviewing and using self-report questionnaires with people with mental retardation. Psychological

Assessment, 13(3), 319-335.

Fowler, A.E. (1998). Language in mental retardation: associations with and dissociations from general cognition. In J.A. Burack, R.M. Hodapp, & E.F. Zigler (Eds.), Handbook

of mental retardation and development (pp. 290-233). Cambridge: Cambridge

University Press.

Hulstijn, E.M., Cohen-Kettenis, P.T., Mellenbergh, G.J., Boomsma, A., Blonk, R.W.B., Prins, P.J.M., & Hamerlinck, S. (2006). Vragenlijst Sociale Vaardigheden van

Jongeren. Amsterdam: Boom Testuitgevers.

Irvin, L.K., Halpem, A.S., Landman, J.T. (1980). Assessment of retarded student achievement with standardized true/false and multiple-choice tests. Journal of

Educational Measurement, 17(1), 51-58.

(27)

disabilities as service evaluators. Journal of Applied Research in Intellectual

Disabilities, 11(2), 116-128.

Manders, E., & Zink, I. (2002). Taaltherapie bij kinderen. Antwerpen/Apeldoorn: Garant Uitgevers.

March, P. (1992). Do photographs help adults with severe mental handicaps make choices?.

The British Journal of Mental Subnormality, 75, 122-128.

Miller, J.F., Chapman, R.S., & Bedrosian, J.L. (1978). The relationship between etiology, cognitive development and language and communicative performance. The New

Zealand Speech Therapists’ Journal, 33, 2-17.

Molen, M.J. van der, Luit, H.E.H. van, Jongemans, M.J., & Molen, W. van der (2007). Het werkgeheugen van jongeren met een lichte verstandelijke beperking. Kind en adolescent, 28, 88-96.

Ponsioen, A., & Plas, J. (2008). Verstandelijke beperking. In P. Prins & C. Braet (Eds.),

Handboek klinische ontwikkelingspsychologie (pp. 449-476). Houten: Bohn Stafleu

van Lochem.

Prout, H.T., & Strohmer, D.C. (1994). Counseling and psychotherapy with persons with mental retardation and borderline intelligence. In D.C. Strohmer & H.T. Prout (Eds.),

Assessment in counseling and psychotherapy (pp. 79–102). Brandon, VT: Clinical

Psychology.

Reynolds, W.M. (1979). The utility of multiple-choice test formats with mildly retarded adolescents. Educational and Psychological Measurement, 39, 325 – 331.

Taylor, R.L., Richards, S.B., & Brady, M. (2005). Mental retardation: Historical

perspectives, current practices, and future trends. Boston: Pearson/Allyn & Bacon.

Verstegen, D., & Moonen, X. (2010). Van debilitas mentis naar licht verstandelijke beperking. Onderzoek & Praktijk, 8(2), 8-16.

Wit, M. de, Moonen, X. & Douma, J. (2011). Richtlijn Effectieve Interventies LVB:

Aanbevelingen voor het ontwikkelen, aanpassen en uitvoeren van

gedragsveranderende interventies voor jeugdigen met een licht verstandelijke beperking. Utrecht: Landelijk Kenniscentrum LVG.

Zigler, E. (1969). Developmental versus difference theories of mental retardation and the problem of motivation. American Journal of Mental Deficiency, 73, 536-556.

(28)

Bijlagen

Bijlage 1: woorden/zinsdelen VSVJ

Woord Synoniem Foto

Gemakkelijk boos worden Snel geïrriteerd zijn Iemand pijn doen Geen goed antwoord

Boos Kwaad

Chagrijnig

Geen goed antwoord

Opvrolijken Troosten

Vrolijk zijn

(29)

Verdrietig Bedroefd Bang

Geen goed antwoord

Blij Vrolijk

Grappig

Geen goed antwoord

Gevoelens Dromen

Gedachtes

Geen goed antwoord

Gevoelens laten zien Emoties uiten Praten

(30)

Spijt hebben Berouw hebben Het mis hebben Geen goed antwoord

Gekwetst worden Beledigd worden Getroost worden Geen goed antwoord

Te luid Te hard

Te snel

Geen goed antwoord

Dikwijls Vaak

Snel

Geen goed antwoord

Mijn zin krijgen Ik krijg wat ik wil Aandacht krijgen Geen goed antwoord

(31)

In de bres springen voor iemand

Klaarstaan om iemand te helpen

Heel ver springen Geen goed antwoord

Het de ander betaald zetten Iemand om geld vragen Boos worden

Geen goed antwoord

Anderen voor gek zetten Anderen belachelijk maken De clown uithangen

Geen goed antwoord

Bedreigen Liegen

Boos worden

(32)

Liegen Jokken

Niet aardig zijn Geen goed antwoord

Klagen Jammeren

Huilen

Geen goed antwoord

Toestemming Goedkeuring Afkeuring

Geen goed antwoord

Aanmerkingen maken Kritiek leveren

Complimenten maken Geen goed antwoord

(33)

Vrienden maken Ruzie maken Knuffelen

Geen goed antwoord

Iemand aankijken Iemand in de ogen kijken Iemand inspecteren Geen goed antwoord

Irritante geluiden Vervelende klanken Vervelende beelden Geen goed antwoord

Zorgvuldig Nauwkeurig

Moeilijk

Geen goed antwoord

Iemand pijn doen Iemand beschadigen Iemand troosten Geen goed antwoord

(34)

Meedoen Deelnemen Samen wachten Geen goed antwoord

Vechtpartijen Worsteling Scheldpartijen Geen goed antwoord

Iets terug doen voor iemand Iemand helpen die jou ook heeft geholpen

Iemand iets aandoen die jou ook iets heeft aangedaan Geen goed antwoord

Treiteren Pesten

Iemand pijn doen Geen goed antwoord

(35)

Delen Iets ook aan anderen geven Iets helemaal weggeven Geen goed antwoord

Aanspreken Vertellen

In brand steken Geen goed antwoord

Iemand onderbreken Iemand verstoren Iemand negeren Geen goed antwoord

(36)

Bijlage 2: Brief ouders

Onderwerp: Onderzoek visuele en synoniemen keuzetaken

Beste ouder(s), verzorger(s),

Via deze brief wil ik u op de hoogte stellen dat ik binnenkort bij uw kind op school langskom voor een onderzoek. Hieronder volgt wat meer informatie over het onderzoek.

Waarover gaat het onderzoek?

Het gaat om een onderzoek naar de receptieve taalvaardigheid van kinderen en jongeren. Dit zal worden onderzocht door kinderen/jongeren met behulp van visuele ondersteuning of ondersteuning met behulp van synoniemen woorden te laten aanwijzen.

Wat vragen we aan uw kind?

Ik zal twee taken bij uw kind afnemen, dit duurt in totaal ongeveer 15 minuten. Bij de eerste taak zal ik een aantal woorden noemen waarna uw kind de goede foto bij het woord mag aanwijzen. Bij de tweede taak zal ik een woord noemen en een daarna een aantal andere woorden noemen waarna uw kind bij elk woord mag zeggen welk woord er het meeste op lijkt. .

Vertrouwelijkheid van gegevens

U kunt ervan verzekerd zijn dat alle gegevens die tijdens dit onderzoek worden verzameld vertrouwelijk behandeld worden. Het onderzoek is anoniem, dit betekent dat de naam van uw kind nergens zal komen te staan. Verder zullen de antwoorden alleen voor dit onderzoek gebruikt worden. Niemand zal weten wat uw kind geantwoord heeft, ook de school niet. Naast de antwoorden op de taken worden ook de uitkomsten van het laatst afgenomen intelligentie onderzoek verwerkt in de resultaten. Deze gegevens zijn ook anoniem.

Vrijwilligheid van deelname

De medewerking van uw kind aan dit onderzoek is vrijwillig. Uw kind heeft ook een brief gekregen over het onderzoek. Als uw kind toestemming geeft om aan dit onderzoek mee te doen kan hij/zij dit via het antwoordstrookje aan mij doorgeven. Als u als ouder/verzorger er bezwaar tegen heeft dat uw kind meedoet, dan kunt dit ook bij mij aangeven. Vul dan

onderstaand antwoordstrookje in en lever deze voor …. in bij de docent van uw kind.

Vragen?

Mocht u naar aanleiding van de informatie in deze brief nog vragen hebben met betrekking tot dit onderzoek dan kunt u contact met mij opnemen via het emailadres:

perla_kol@hotmail.com. Met vriendelijke groet, Perla Kol

Voor eventuele klachten over dit onderzoek kunt u zich wenden tot het lid van de Commissie Ethiek van de Faculteit Maatschappij- en Gedragswetenschappen van de Universiteit van Amsterdam:

Dr. J.J. Asscher, Nieuwe Prinsengracht 130, 1018 VZ Amsterdam. Tel : 020-5251445

(37)

---

Toestemmingsverklaring

De ouder(s) / begeleider(s) van

Naam: ……… Groep: …………

Geven hierbij toestemming voor deelname aan het onderzoek van de Universiteit van Amsterdam.

Handtekening: ……… Datum: ………

(38)

Bijlage 3: Brief jongeren

Onderwerp: Onderzoek op school

Beste Jongere,

Binnenkort kom ik bij jou op school voor een onderzoek. Jij mag meedoen aan dit onderzoek.

Waarover gaat het onderzoek?

Het is een onderzoek om te kijken of woorden kunnen worden aangewezen door jongeren, wanneer er gebruik wordt gemaakt van foto’s of vergelijkbare woorden.

Wat vraag ik aan jou?

Ik zal één gesprek met jou voeren, dit duurt ongeveer 15 minuten. Eerst zal ik een aantal woorden noemen en dan mag jij een foto aanwijzen die je bij het woord vindt passen. Ik zal ook een aantal woorden noemen waarbij jij mag zeggen welk woord je er het meeste op vindt lijken. Je kan niks fout doen, ik wil graag weten wat jij denkt. Als dank voor het meedoen aan het meewerken krijg je na afloop een kleine beloning.

Wat gebeurt er met de antwoorden?

Dit onderzoek is anoniem, dit betekent dat je naam nergens zal komen te staan. De

antwoorden die je geeft zullen alleen voor dit onderzoek gebruikt worden. Niemand zal weten wat jij geantwoord hebt, ook de mensen van de school niet.

Vrijwillige deelname.

Je mag zelf bepalen of je mee wilt doen aan dit onderzoek of niet. Als je mee wilt doen, kun je dit aan mij doorgeven. Je kunt dan je naam op het briefje onderaan deze brief schrijven. Dit briefje moet je voor … inleveren bij je groepsleiding. Als je het briefje niet inlevert, dan ga ik ervan uit dat je niet meedoet.

Als je jonger bent dan 16, hebben we ook toestemming aan je ouders gevraagd.

Vragen?

Als je nog vragen hebt over dit onderzoek, dan kun je deze aan mij stellen wanneer ik op school ben voor de gesprekken. Je mag dan ook altijd nog zeggen dat je toch liever niet mee wilt doen aan het onderzoek.

Ik hoop dat je mij wilt helpen en meedoet met het onderzoek. Met vriendelijke groet,

Perla Kol

Voor eventuele klachten over dit onderzoek kun je je wenden tot het lid van de Commissie Ethiek van de Faculteit Maatschappij- en Gedragswetenschappen van de Universiteit van Amsterdam:

Dr. J.J. Asscher, Nieuwe Prinsengracht 130, 1018 VZ Amsterdam. Tel : 020-5251445

(39)

Toestemmingsverklaring

o Ik wil meedoen aan het onderzoek van de Universiteit van Amsterdam.

o Ik wil niet meedoen aan het onderzoek van de Universiteit van Amsterdam Naam:……… Klas:…… Als je niet mee wilt doen, kun je ons dan vertellen waarom niet?

……… ………

(40)

Bijlage 4: Instructie keuzetaken

Hallo, fijn dat je mee wilt werken aan mijn onderzoek! We gaan zo meteen twee taakjes doen. Je kan bij deze taakjes niks fout doen, ik wil graag weten wat jij denkt. Verder schrijf ik je naam niet op dus als ik straks ga kijken wat je hebt geantwoord weet ik niet meer wie jij was.

Synoniemen keuzetaak

We gaan zo beginnen met de eerste opdracht. Ik zal elke keer drie kaartjes voor je neerleggen, op twee kaartjes staat een woord en op het derde kaartje staat ‘geen goed antwoord’. Ik zal de twee woorden op de kaartjes voorlezen als je dit fijn vindt en daarna een ander woord zeggen. Jij mag dan kiezen welk kaartje het beste bij het woord vind passen, het kan ook dat je geen kaartje bij het woord vind passen dan mag je het oranje kaartje met ‘geen goed antwoord’ aanwijzen. Om te zorgen dat je goed kunt onthouden welk woord bij welk kaartje hoort heb ik de kaartjes een kleurtje gegeven. Is het duidelijk voor jou?

……

De eerste opdracht zit erop, dankjewel!

Foto keuzetaak

Nu gaan we ongeveer hetzelfde doen maar dan gebruiken we foto’s in plaats van woorden. Ik zal elke keer drie kaartjes voor je neerleggen, op twee kaartjes staat een foto, op het derde kaartje staat een mannetje met een rood kruis. Hierna zal ik een woord zeggen. Jij mag dan het kaartje aanwijzen met de foto die het woord laat zien. Het kan ook zijn dat je vind dat er geen foto is die het woord laat zien, dan mag je het mannetje aanwijzen. Is het zo duidelijk voor jou?

(41)

Bijlage 5: Anwoordformulier

Jongen/Meisje Leeftijd: IQ:

Woorden: Antwoord foto keuzetaak: Antwoord synoniemen

keuzetaak:

Gemakkelijk boos worden Boos

Opvrolijken Verdrietig Blij Gevoelens

Gevoelens laten zien Spijt hebben

Gekwetst worden Te luid

Dikwijls

Mijn zin krijgen

In de bres springen voor iemand

Het de ander betaald zetten Anderen voor gek zetten Bedreigen Liegen Klagen Toestemming Aanmerkingen maken Vrienden maken Iemand aankijken Irritante geluiden Zorgvuldig Iemand pijn doen Meedoen

Vechtpartijen

Iets terugdoen voor iemand Treiteren

Delen Aanspreken

(42)

Bijlage 6: Antwoorden volwassenen voor testen taken

Jongen/Meisje

Leeftijd: 53 IQ: -

Woorden: Antwoord foto keuzetaak: Antwoord synoniemen

keuzetaak:

Gemakkelijk boos worden 3 1

Boos 1 2

Opvrolijken 2 1

Verdrietig 1 2

Blij 1 1

Gevoelens 3 3

Gevoelens laten zien 2 Goed maar verwarrend 1

Spijt hebben 1 2

Gekwetst worden 2 1

Te luid 2 1

Dikwijls 3 2

Mijn zin krijgen 1 1

In de bres springen voor iemand

1 2

Het de ander betaald zetten 2 3

Anderen voor gek zetten 1 2

Bedreigen 2 3 Liegen 1 2 Klagen 2 x Toestemming 2 2 Aanmerkingen maken 1 1 Vrienden maken 1 3 Iemand aankijken 2 1 Irritante geluiden 2 1 Zorgvuldig 1 2

Iemand pijn doen 2 1

Meedoen 3 2

Vechtpartijen 1 3

Iets terugdoen voor iemand 3 2

Treiteren 1 1

Delen 2 2

Aanspreken 1 3

(43)

Jongen/Meisje

Leeftijd: 24 IQ:

Woorden: Antwoord foto keuzetaak: Antwoord synoniemen

keuzetaak:

Gemakkelijk boos worden 3 1

Boos 1 2

Opvrolijken 2 1

Verdrietig 1 2

Blij 1 1

Gevoelens 3 3

Gevoelens laten zien 2 1

Spijt hebben 1 2

Gekwetst worden 2 1

Te luid 2 1

Dikwijls 3 2

Mijn zin krijgen 1 1

In de bres springen voor iemand

1 2

Het de ander betaald zetten 2 X

Anderen voor gek zetten 1 2

Bedreigen 2 x Liegen 1 2 Klagen 2 1 Toestemming 2 2 Aanmerkingen maken 1 1 Vrienden maken 1 3 Iemand aankijken 2 1 Irritante geluiden 2 1 Zorgvuldig 1 2

Iemand pijn doen 2 1

Meedoen 3 2

Vechtpartijen 1 3

Iets terugdoen voor iemand 3 2

Treiteren 1 1

Delen 2 2

Aanspreken 1 3

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

The first FOCAC meeting in 2000 agreed on a three year action plan to boost Sino-African trade and investments; cancelling African countries debts to China; increasing

De op de ledenvergadering in maart 1995 gepresenteerde nieuwe statuten zijn na enkele wijzigingen door de ledenvergadering goedgekeurd. Bij de notaris wordt er de laatste hand

In de nieuwe constellatie was kortom de persoonlijke normatieve motivatie dominant en werd deze ondersteund door de economische motivatie (de angst voor meer boetes).. Ook wat

Het bevat een brede waaier aan rechten die vaak al in andere mensenrechtenverdra- gen voorkwamen, maar die nu voor het eerst met een specifi eke focus op personen met een

Het bezwaarschrift moet gemotiveerd zijn en te worden gericht aan het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrechtse Heuvelrug, Postbus 200, 3940 AE Doorn. Het

Vernieuwende initiatieven die tijdens de lockdown ontstonden, waren ener- zijds initiatieven die naar verwachting vooral bruikbaar zijn in crisistijd. Anderzijds ontstonden

We beoordelen de eerste norm als voldaan: in de gesprekken is aangegeven dat alle relevante organisaties (VluchtelingenWerk, de afdeling inkomen, Werkkracht en werkgevers) door

‘Mijn les voor de coronacrisis zou dan ook zijn: bekijk de pandemie niet strikt vanuit de medische hoek, maar vanuit alle disciplines.. Je ziet dat er een behoefte bestaat om