• No results found

De positieve benadering : een sociologisch onderzoek naar de welzijnsrol van kunstenaars in broedstraten van Amsterdam-Noord

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De positieve benadering : een sociologisch onderzoek naar de welzijnsrol van kunstenaars in broedstraten van Amsterdam-Noord"

Copied!
49
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

De positieve benadering

Een sociologisch onderzoek naar de welzijnsrol van kunstenaars in broedstraten van Amsterdam-Noord

Jasper Meewis (10269193) Bachelorscriptie sociologie

18 juni 2014 Eerste lezer: Thomas Franssen

Jasper.meewis@student.uva.nl Tweede lezer: Ineke Teijmant

(2)

‘Art washes away from the soul the dust of everyday

life.’

Pablo Picasso

(3)

Inhoudsopgave

1. Inleiding ... 4

2. Theoretisch kader ... 6

Inleiding ... 6

Community art ... 6

Effecten van community art op de buurt ... 10

Doel of middel? ... 12

3. Context ... 14

Inleiding ... 14

Het idee van Amsterdam als creatieve stad ... 15

Kunstenaars en creatieve industrieën in de stedelijke ontwikkeling van Amsterdam-Noord ... 16

Kunstenaars in broedstraten ... 18

4. Methode... 20

Onderzoeksmethode ... 20

Betrouwbaarheid van het onderzoek ... 21

Selectie respondenten en onderzoeksopzet ... 22

5. De rol van de kunstenaar ... 23

De perceptie van broedstraten ... 23

Analyse ... 27

De rol in sociale verandering ... 28

Analyse ... 33

De rol in persoonlijke verandering ... 34

Analyse ... 40 6. Conclusie ... 41 7. Discussie ... 43 8. Literatuur ... 44 8. Appendix ... 47 3

(4)

1. Inleiding

De picknickjurk, waarvan een afbeelding op het voorblad staat, is een kunstproject van het performance art-kunstenaarstrio A World of Bliss. De picknickjurk is een buitengewoon lange jurk waar mensen op kunnen picknicken. De vrouw die de jurk draagt fungeert als een soort stalmeester, zij nodigt mensen uit om op haar jurk te gaan picknicken en knoopt daarnaast een gesprek aan om zo meer sfeer te brengen. Deze jurk is bedacht vanuit de filosofie om mensen bij elkaar te brengen en zo de buurt op te vrolijken. Het viel het trio op dat iedereen in de buurt langs elkaar heen leeft. Met behulp van dit kunstwerk proberen ze dit proces te doorbreken.

A World of Bliss heeft zich aangesloten bij Stichting Broedstraten. Deze stichting beheert vijf straten in Amsterdam-Noord waarin de kunstenaars hun community art-projecten kunnen organiseren, waar zowel de buurt als de kunstenaars van profiteren. In community art-projecten, zoals broedstraten, worden kunstzinnige projecten ondernomen op basis van participatie met de buurt. Karakteristiek hierin is de sociaal-maatschappelijke thematiek en een welzijnscomponent (Raad voor Cultuur, 2003: 7). Sinds 2003 komt er meer aandacht voor community art-projecten vanuit de overheid en verschillende sectoren, zoals de welzijnssector. Community art-projecten wordt steeds vaker ingezet ter ondersteuning van de stedelijke ontwikkeling. Tegelijkertijd zien we dat de kunst- en welzijnssector met elkaar verweven raken.

De toenemende interesse voor community art vanuit verschillende sectoren is een interessant gegeven. Dit kan betekenen dat community art een bepaalde instrumentele kracht zou bezitten, wat ter ondersteuning kan dienen van processen in deze sectoren. Van de kunstenaars wordt aangenomen dat zij door hun projecten, direct of indirect, iets kunnen bewerkstelligen. Daarbij wordt van hen verlangd dat ze sociaal geëngageerd zijn. Er zijn voor de invulling van de projecten echter geen duidelijke richtlijnen te vinden, het feit dat kunstenaars er zijn lijkt vaak al genoeg.

(5)

In deze scriptie wordt onderzocht hoe kunstenaars invulling geven aan hun kunstenaarschap en in wat voor positie zij naar hun gevoel verkeren. Hoe staan ze tegenover het feit dat ze functioneel worden ingezet? Ervaren ze zelf een instrumentele kracht van kunst? En hoe ervaren zij hun aanwezigheid en rol in de buurt? Als onderzoekscase is gekozen voor broedstraten. In broedstraten is aan de ene kant het proces van de creatieve sector te zien, die wordt ingezet in stedelijke ontwikkeling, de gemeente is bezig met een integrale gebiedsontwikkeling in Amsterdam-Noord. Aan de andere kant is de verwevenheid van de kunst- en de welzijnssector terug te zien in broedstraten. Dit spanningsveld nodigt uit tot nader onderzoek naar de beleving van hedendaagse kunstenaars in community art-projecten

Hoe ervaren kunstenaars hun rol in broedstraten van Amsterdam-Noord?

Om deze vraag te kunnen beantwoorden wordt in hoofdstuk 2 eerst het begrip community art uitgelegd en een historische beschrijving gegeven van de ontwikkelingen in de kunstsector. Daarna wordt in de volgende paragraaf het effect van community art op een buurt toegelicht om vervolgens het spanningsveld tussen doel en middel de revue te laten passeren. In hoofdstuk 3 wordt het idee van community art in een context geplaatst. Dit wordt ten eerste gedaan door de recente beleidsontwikkelingen omtrent stedelijke ontwikkeling uit te leggen en ten tweede door de relatie tussen de creatieve industrie en stedelijke ontwikkeling in Amsterdam-Noord te beschrijven. Tot slot wordt de specifieke case broedstraten behandeld. In hoofdstuk 4 komen de methoden en technieken van onderzoek aan bod. In hoofdstuk 5 worden de resultaten weergegeven van het onderzoek met aan het eind van elke paragraaf een analyse van de resultaten. De resultaten en conclusies worden in hoofdstuk 6 samengevat.

(6)

2. Theoretisch kader

Inleiding

.

In dit theoretisch kader zal allereerst in het algemeen de theoretische achtergrond en ontwikkeling van community art worden uiteengezet. Vervolgens zullen de effecten van community art op de buurt besproken worden. In de laatste paragraaf wordt de vraag, of de kunst in community art als doel of als middel fungeert, behandeld. De paragraaf over de theoretische achtergrond begint met een begripsdefinitie. Daarna wordt het recente verschijnsel, dat er steeds meer aandacht komt voor community art vanuit verschillende sectoren, toegelicht. Dit wordt voornamelijk gedaan aan de hand van het werk van de sociale geograaf Sandra Trienekens. Zij heeft veel geschreven over deze verschuiving van de kunstsector in Nederland en zal ik als basis gebruiken. Vervolgens zal de oorsprong van community art uitgelegd worden en hoe dit in het Nederlandse beleid terecht gekomen is. Daarna wordt de vervlechting van welzijn en community art besproken.

In de paragraaf over de effecten van community art op de buurt zullen de vier effecten van community art op de buurt uitgelegd worden. In de laatste paragraaf zal allereerst het verschil worden uitgelegd tussen kunst die fungeert als instrument en kunst louter om zijn esthetische waarde. Vervolgens zal hier verder op ingegaan worden door een uitwerking van de spanningen die hierover heersen in de kunstwereld.

Community art

Het begrip community art laat zich lastig definiëren, het bezit veel facetten en streeft verschillende doelen na. Na een uitvoerige reflectie op het onderwerp komt Trienekens tot de volgende definitie (Trienekens, 2004: 13): Community art is een specifieke vorm van kunst met een methodiek die groeps- en vraaggericht is en die werkt met 'nieuwe' disciplines in (achterstand) wijken om diegenen te bereiken, die zelf niet de weg vinden naar de gevestigde culturele voorzieningen, om hun artistieke talenten te ontdekken en hun artistieke vaardigheden te verbeteren. Hieruit kunnen wederom nieuwe kunstuitingen, nieuwe methodieken en nieuwe samenwerkingsverbanden voortkomen.

(7)

Deze definitie is redelijk specifiek en uitgebreid opgeschreven. Wat opvalt is dat het gaat om een specifiek vorm van kunst, waar mensen bereikt worden die normaal niks met kunst hebben. Literatuur wetenschapper en community art onderzoeker Eugene van Erven hanteert daarom ook de volgende definitie: “Een wijze van kunst maken waarbij professionele kunstenaars min of meer intensief samenwerken met de mensen die normaliter niet actief met kunst en cultuur in aanmerking komen.” (van Erven, 2010: 8)

In tegenstelling tot andere landen, is community art in Nederland nog een vrij nieuw begrip (Trienekens, 2004: 10). In 2003 dook de term community art voor het eerst op in Nederlandse beleidsstukken. Het werd genoemd in het vooradvies van de Raad voor Cultuur. Hierin wordt vermeld dat Nederlandse beleidsmakers recentelijk de positieve effecten van de combinatie van kunst met welzijnswerk en cultuureducatie hebben ‘ontdekt’ in community art-projecten (Ensink, 2004: 10). Deze late ‘ontdekking’ kan verklaard worden door de verschillende gehanteerde cultuurmodellen. Groot-Brittannië kent bijvoorbeeld een lange traditie met community art. Het Britse model is een breed cultuurmodel en dat van Nederland een specifiek cultuurmodel (Trienekens, 2004: 10). Groot-Brittannië hanteert een brede sociologische definitie van kunst en cultuur, wat ertoe geleid heeft dat de kunstsector meer ingebed is geraakt in sociale en maatschappelijke kwesties. Deze ontwikkeling komt voort uit de neoliberale vrijemarktfilosofie van ex-premier Margaret Thatcher (1979-1990). Thatcher behandelde de kunstsector als een gewone marktsector, waar winst behaald kon en moest worden. Door dit beleid werden met name de kunstenaars die van het beoefenen van kunst hun werk hadden gemaakt, de zogenaamde autonome kunstenaars, hard getroffen. Hierdoor ontstonden in Groot-Brittannië vanaf eind jaren zeventig en tachtig lokaal kunstinitiatieven als reactie op het beleid. Tegelijkertijd kent Engeland een sterk gedecentraliseerd overheidsbeleid, wat tot gevolg had dat de lokale overheid deze nieuwe initiatieven juist gingen steunen met subsidie vanwege positieve effecten op de buurt (Trienekens, 2004: 10).

Het Nederlandse kunst- en cultuurbeleid mocht juist niet besmet raken met een politieke of religieuze agenda. In het verzuilde Nederland probeerde de overheid een neutrale positie in te nemen. Het beleid werd gekenmerkt door de opvatting l’art pour l’art: kunst mocht zich uitsluitend verhouden tot de kunst zelf (Trienekens, 2004: 11). Dit had tot gevolg dat het beleid voornamelijk gericht was op de autonome kunstenaar en op het

(8)

bevorderen van cultuurparticipatie van de gevestigde culturen. Dit waren cultuurvormen die door de overheid van belang werden geacht (Trienekens, 2004: 11).

In het boek Kunst in het hart van de samenleving schrijft Trienekens (2009) over de verschuiving van het Nederlandse kunst- en cultuurbeleid. Hierin zet ze uiteen hoe de kunstsector steeds meer vervlochten raakt met thema’s als burgerschap en welzijn. Volgens Trienekens komt dit door drie ontwikkelingen:

De eerste ontwikkeling die ze beschrijft is de culturisering van het politieke en publieke burgerschaps- en integratiedebat. De laatste 15 jaar heerst in de debatten over identiteitsvorming, migratie en burgerschap de vrees dat de samenleving steeds meer gefragmenteerd is op het gebied van cultuur en religie. Zodoende hebben de beleidsmaker zich meer gericht op sociale cohesie en interetnische contacten (Trienekens, 2009: 3).

Een tweede ontwikkeling is de sociologisering van de cultuursector. Zoals hierboven gezegd mocht de Nederlandse cultuursector voorheen niet besmet zijn met een politieke of religieuze agenda. Momenteel is dit deels verschoven naar een meer sociologische benadering in het cultuurbeleid. De nadruk is verschoven van een artistieke waarde naar een maatschappelijke waarde. We zien meer aandacht komen voor diversiteit, cohesie en community art (Trienekens, 2009: 3). Impliciet gaat deze ontwikkeling over het prikkelen van burgerschapscompetenties met behulp van kunst.

De derde ontwikkeling, beschrijft de toenemende intersectorale samenwerking. Door de sociologisering van de kunst- en cultuursector komt er vanuit verschillende sectoren die niet primair gericht zijn op kunst, steeds meer aandacht voor de kunstsector. Zoals de welzijnssector, lokale overheid en woningcorporaties (Trienekens, 2009: 63-65). Deze aandacht komt voort uit het idee dat kunst door deze sociologisering een instrumentele kracht bezit die ingezet kan worden ter ondersteuning van de praktijken van deze sectoren. De Amerikaanse sociologen McCarthy, Ondaatje, Zakaras en Brooks (2004) hebben de intrinsieke waarde van kunst voor de samenleving onderzocht. Zij zien kunst als een specifieke vorm van communicatie die een breed scala aan menselijke ervaring bestrijkt. Deze collectieve ervaring resulteert in persoonlijke en publieke ontwikkeling (McCarthy et al. 2014: 52). Een artistieke impuls zorgt er daarnaast voor dat de sectoren die gaan samenwerken met de kunstsector buiten de gevestigde denkkaders gaan treden en

(9)

daarmee nieuwe methodieken ontwikkelen (Trienekens, 2009: 4). In het cultuurbeleid is daarom ook vanaf 2008 terug te zien welk belang de overheid aan cultuurparticipatie hecht. Het devies in dit beleid is om actieve cultuurparticipatie te stimuleren, in plaats van het bevorderen van het cultuurbereik in het algemeen, zoals hiervoor altijd gold in het beleid1.

Ook de welzijnssector zoekt toenadering tot de kunstsector, hij is op zoek naar ‘zachtere’ en nieuwe manieren om burgers te betrekken en te verbinden. Want de harde aanpak, die bijvoorbeeld het integratiedebat kende, werkt niet meer (Vasta, 2006). Zo heeft het ministerie van VWS zijn visie op welzijn geherformuleerd in de nieuwe aanpak: Welzijn Nieuwe Stijl (Trienekens et al., 2012: 4). Kernbegrippen in dit nieuwe beleid zijn bescherming, zelfredzaamheid, participatie, zorg voor elkaar en sociale samenhang (brochure Welzijn nieuwe stijl, 2010: 10).

Samengevat heeft de kunstsector in de recente geschiedenis in Nederland een sociologisering doorgemaakt. De instrumentele kracht van kunst wordt steeds meer op waarde geschat en mag nu wel gebruikt worden voor bijvoorbeeld een politieke agenda. Dit verklaart de verdergaande interesse in community art. Steeds meer sectoren zien een toegevoegde waarde in het samenwerken met de kunstsector. Kunst kan bepaalde processen ondersteunen en kan nieuw inzicht opleveren voor bestaande methodieken die de sectoren hanteren. In de volgende paragraaf wordt dieper ingegaan op de effecten van community art op de buurt.

1

http://www.rijksoverheid.nl/bestanden/documenten-en-publicaties/rapporten/2005/12/09/actieplan-cultuurbereik/cultuur-doc-2005-actieplan-kort.pdf

9

(10)

Effecten van community art op de buurt

Zoals in de vorige paragraaf beschreven is, vindt er intersectorale samenwerking plaats tussen verschillende sectoren en de kunstsector. Ook vanuit de lokale overheid en woningcorporaties is er aandacht voor community art gekomen. Wat kan community art betekenen voor stedelijke vernieuwing? Zoals hierboven beschreven beargumenteren McCarthy et al. (2004) dat de intrinsieke waarde van kunst leidt tot persoonlijke ontwikkeling van deelnemers en daarbij tot publieke ontwikkeling op lokaal niveau. De onderzoekers Newman, Curtis en Stephens onderscheiden vier effecten van community art op de buurt (Newman et al, 2001: 12):

1. Personal Change: community art zorgt ervoor dat mensen met elkaar in contact komen

en creatiever worden. Volgens Matarasso (1997: 85) leidt participatie tot meer zelfvertrouwen op verschillende gebieden, zoals het sociale, educatieve en cognitieve gebied. Deze individuele groei van het zelfvertrouwen op de genoemde gebieden, leidt vervolgens tot sociale verandering.

2. Social Change: door middel van kunst worden verschillende groepen bij elkaar gebracht

waardoor er sociale cohesie ontstaat. Matarasso toont in zijn onderzoek ‘Use or Ornament?’ (1997) aan dat kunstparticipatie tot sociale cohesie leidt: Individual benefits translate into wider social impact by building the confidence of minority and marginalised groups, promoting contact and contributing to social cohesion (Matarasso, 1997: 85). Daarnaast zorgt de sociale verandering ervoor dat de mensen uit de buurt de wijk positiever gaan ervaren (Trienekens, 2011; Matarasso, 1997). Een ander effect van community art betreft de economie.

3. Economic Change: community art zorgt voor een economische impuls. Het trekt

investeerders naar de buurt en creëert werkplekken.

4. Educational Change: als laatste wordt door Newman et al. (2001: 12) het effect van

educatieve veranderingen onderscheiden, en laat Matarasso (1997) zien dat participanten hun taalvaardigheden verbeterden en over meer creatieve verbeelding beschikten.

Trienekens et al. (2012) beargumenteert verder dat community art ook een andere invulling aan publieksbereik geeft in de buurt dan de gevestigde culturele instellingen en bewonersbijeenkomsten, die vaak worden gehouden in stedelijk vernieuwingspraktijken.

(11)

Kunnen deze effecten ook bereikt worden zonder community art, met bijvoorbeeld de welzijnssector of door de gemeente? Matarasso vraagt zich dit af in zijn boek ‘Use or Ornament?’ (1997). Hij stelt dat kunstprojecten als een vrijplaats fungeren waar iedereen zijn mening kan uiten, dat is wat kunst onderscheidt van andere projecten (Matarasso, 1997: 88). De Amerikaanse socioloog Seana Lowe onderstreept dit onderzoek en poneert dat community art een middel is om sociale cohesie te creëren. Kunst zorgt ervoor dat de buurt een identiteit krijgt. Het is een collectieve expressie van een cultureel erfgoed, een soort community-symbool. Het is een vrijplaats waar iedereen zich positief mee kan verhouden. Dit community-symbool brengt mensen bij elkaar en zorgt voor meer sociale interactie in de buurt (Lowe, 2000: 381).

Samenvattend kan community art een positief effect op de buurt hebben dat verder kan gaan dan de traditionele vormen van buurtwerkprojecten. Community art kan bijdragen aan persoonlijke, educatieve en sociale ontwikkelingen, het kan daarnaast een economische impuls aan de buurt geven. In de volgende paragraaf wordt verder ingegaan op deze instrumentele benadering van kunst.

(12)

Doel of middel?

Zoals hierboven beschreven is, komt er door de sociologisering van de kunstsector aandacht voor de instrumentele kracht van kunst. De vraag die hierbij gesteld kan worden: Wordt de kunst in dit proces eerder als een middel gebruikt of is het maken van kunst het doel in dit proces? Anders gezegd, draait het voor de sectoren die toenadering zoeken tot de kunstsector nog om de esthetische waarde van kunst of gaat het om de effecten die kunst teweegbrengt. Bij community art komt deze vraag nog meer naar voren. Vaak wordt community art in verband gebracht met welzijnswerk. Dit ligt hem voornamelijk in het feit dat kunstenaars zich laten inspireren door wijken, waardoor snel wordt ingespeeld op de problemen die daar spelen. De Raad voor Cultuur omschrijft het als volgt: ‘Veelal vormt community art een artistieke “uitlaatklep” voor sociaal-maatschappelijke problemen in een gemeenschap’ (Raad voor Cultuur: 2003: 35). Toch willen ze community art-projecten niet als welzijnswerk presenteren: Community art (..) kan niet worden gelijkgesteld met welzijnswerk, waar de activiteiten gericht zijn op het bezig zijn zelf. Maar streeft ontplooiing van de artistieke talenten en verbetering van de artistieke vaardigheden van de deelnemers na (Raad voor Cultuur: 2003: 7).

Het sociale component valt niet te ontkennen bij community art, waardoor kunst steeds vaker als een instrument wordt gezien en ook zo bewust ingezet wordt. Community art heeft een meerwaarde voor de welzijnssector omdat het ontregelt, verrast en mensen uitdaagt, volgens Trienekens et al. (2012). Deze eigenschappen bieden kansen voor het bereiken van welzijnsdoelen als empowerment, participatie, leefbaarheid en sociale samenhang (Trienekens et al., 2012: 4).

Deze samenwerking brengt spanningen in de kunstwereld met zich mee. (Trienekens et al., 2012; Trienekens 2006). In Nederland wordt community art-projecten vaak in verband gebracht met amateurkunst, waardoor professionals hiermee niets te maken willen hebben (Twaalfhoven, 2010: 36). Door het sociale en participerende karakter en de gelijkstelling aan amateurkunst krijgt community art vaak een tweederangs status toebedeeld. Trienekens (2006: 72) zegt dat deze tweederangs status komt omdat nog steeds een groot gedeelte van de kunstsector zich niet als instrument wil laten gebruiken om aan de vraag van de politiek te voldoen. Daarnaast worden sociaalgeëngageerde kunstprojecten regelmatig beschuldigd van ‘esthetisch evangelisme’: De sleutel tot het verbeteren van de positie van deelnemers in

(13)

de gemeenschap en maatschappij ligt bij de mentale transformatie die kunstenaars proberen te ontwikkelen (Hagoort, 2005: 32). Een transformatie die voornamelijk bestaat uit het overbrengen van cultureel kapitaal. Dit ‘esthetisch evangelisme’ is vergelijkbaar met het beschavingsoffensief dat Nederland in de 19e eeuw kende (Ryan et al., 2013). De bourgeoisie in die tijd probeerde de sociaaleconomisch lagere klasse met behulp van beleid uit de armoede te helpen door hun gedrag te veranderen. Ze wilde met andere woorden de mensen uit lagere klassen civiliseren door middel van het bijbrengen van normen, waarden en cultuur.

Vanuit de museumwereld bestaat er nog weinig aandacht voor community art (Pontzen, 2000: 88 in Trienekens, 2006). Community art kent over het algemeen niet echt een tastbaar eindproduct. Het gaat immers vaak om het proces van kunst maken en niet om het eindproduct zelf. Zoals te zien is bij het performance art-kunstwerkproject, waarvan een afbeelding op de voorpagina van deze scriptie staat. Dit soort kunstuitingen is lastig om in een museum te tonen, mede hierdoor krijgt community art weinig aandacht van kunstcritici, met als gevolg dat deze nooit tot het kunstdomein wordt gerekend.

Samenvattend is door het instrumentele karakter van community art het esthetische eindproduct minder van belang, waardoor het vaak een tweederangspositie krijgt toebedeeld. De kunst in community art wordt meer als middel gezien om bepaalde doelen te verwezenlijken. Ondanks dat sterke vergelijkingen mogelijk zijn met welzijnswerk, wil de Raad van Cultuur community art niet zo noemen. Na deze uiteenzetting met theorie over de kunstsector en community art, wordt in het volgende hoofdstuk dieper ingegaan op broedstraten en de beleidsachtergronden hiervan.

(14)

3. Context

Inleiding

Het plaatsen van broedstraten in wijken is een vrij nieuw fenomeen in Nederland. Om dit proces beter te kunnen begrijpen worden in dit hoofdstuk broedstraten in een breder perspectief geplaatst.

Naast vanuit de welzijnssector, komt vanuit de Nederlandse overheid interesse voor de instrumentele betekenis van kunst (Raad voor Cultuur, 2006: 12). Waar eerst het criterium kwaliteit bij het verstrekken van subsidies gold, wordt nu de instrumentele eigenschap meegewogen in het oordeel bij subsidieaanvragen (Smitshuijsen, 2006: 13). Zo komt vanuit de Nederlandse overheid aandacht voor kunstpraktijken in stedelijke vernieuwingsprocessen. Het adviesorgaan van VROM heeft in 2006 doelstellingen geformuleerd voor stedelijke ontwikkeling. Deze doelstellingen bestaat uit het creëren van een evenwichtige samenhang in oude buurten van steden waarin zowel oude als nieuwe bewoners wonen (Rapport VROM, 2006: 88). Voor het behalen van deze doelstellingen wordt bij stedelijke vernieuwing meer toenadering gezocht met de kunstsector.

Samenvattend zijn op dit moment in Nederland twee processen gaande binnen de kunstsector. Er worden steeds vaker kunstenaars ingezet in stedelijke vernieuwingsprocessen. Tegelijkertijd en ook in relatie daartoe zien we dat kunst en welzijn steeds meer verweven raken. In de volgende paragrafen wordt eerst de beleidsvisie van Amsterdam uitgelegd over deze ontwikkelingen. Daarna wordt uitgelegd hoe kunstenaars bij stedelijke vernieuwing worden ingezet. Vervolgens wordt het idee van broedstraten uitgelegd. Waarbij zowel het verschijnsel van de kunstenaar die wordt ingezet in stedelijke ontwikkeling wordt waargenomen, als de verwevenheid met de welzijnssector.

(15)

Het idee van Amsterdam als creatieve stad

Richard Florida publiceerde in 2002 zijn nu befaamde artikel The Rise of the Creative Class (2002); sindsdien is de visie op stedelijk beleid volledig veranderd. Over de hele wereld ontstond aandacht voor zijn theorieën; Amsterdam bleef niet achter (Peck, 2012). Florida’s theorie beargumenteert dat de creatieve klasse de motor van de economie is, het aantrekken van de creatieve klasse door gemeentes kan voor economische voorspoed zorgen. In een ander onderzoek wordt deze visie ondersteund (Rutten et al., 2011). De creatieve industrie heeft niet alleen relaties met afnemers en toeleveranciers, zoals doorsnee-industrieën hebben. Zij beschikt over een breder netwerk van creatieve mensen. De creatieve industrie is daarom een industrie waarin kennisoverdracht plaatsvindt tussen verschillende vakdisciplines. Hierdoor vormt de creatieve industrie een platform voor innovatie. Daarnaast kan een gemeente zich profileren met een creatieve industrie waardoor de economie verder gestimuleerd wordt (Rutten et al., 2011: 3).

In Amsterdam is de implementatie van de theorie van Florida waar te nemen vanaf 2002 en kreeg deze in 2005 vorm na een lezing van Florida in Amsterdam (Peck, 2012). Peck stelt dat het kunst- en cultuurbeleid, ondanks dat het al creatief was voor het ‘Florida’-moment, toch drastisch veranderd is. Het is gereorganiseerd tot een model van een global

creative city (Peck, 2012: 464). Kunst, creativiteit en cultuur zijn hierdoor de kernpunten van

het stedelijke beleid geworden. Dit is ook terug te lezen in de nota ‘Ruimte voor talent’ (2004). Hierin geeft het gemeentelijk bestuur zijn visie op de toekomst van Amsterdam. Deze visie draait voornamelijk om creativiteit: ‘Creativiteit en innovatie worden de grondstoffen van de 21ste eeuw’ (Ruimte voor talent, 2004: 1). Dit heeft ertoe geleid dat momenteel in Amsterdam verschillende creatieve projecten ontwikkeld worden om buurten cultureel interessant te maken (Griffioen, 2014). Het idee hierachter is dat wanneer ruimte wordt gemaakt voor kunstenaars en de creatieve industrie de middenklasse vanzelf aangetrokken wordt, waardoor de buurt verandert. In de volgende paragraaf zal dit proces worden uitgewerkt aan de hand van de ontwikkelingen in Amsterdam-Noord.

(16)

Kunstenaars en creatieve industrieën in de stedelijke ontwikkeling van

Amsterdam-Noord

In 2003 werden de eerste concrete plannen gemaakt om het voormalige Shell-terrein te transformeren tot een culturele hotspot2. Waar zowel gewoond, gewerkt en ontspannen zou moeten worden. De gemeente wil het Overhoeksgebied en daarbij Amsterdam-Noord onderdeel laten worden van het centrum van Amsterdam. Of zoals ze het zelf verwoorden: ‘Overhoeks brengt het centrum naar de overkant. En brengt de eigenzinnigheid van Amsterdam-Noord naar het centrum’3. Naast dat het Shell-terrein een nieuwe invulling

krijgt met woningen en culturele centra, worden de omliggende buurten opgeknapt. Zo worden de Van der Pekbuurt, de Banne, Nieuwendam-Noord en de Vogelbuurt opgeknapt om ze zo ‘leefbaarder’ en ‘veiliger’ te maken (Buurtuitvoeringsplan, 2010: 2). Met name in de Van der Pekbuurt en de Vogelwijk wordt door de gemeente de kans gegrepen om te sturen op een ‘integrale gebiedsontwikkeling’ (Buurtuitvoeringsplan, 2008: 4). Deze gebieden liggen dicht bij het centrum en de bewoners hebben grotendeels, volgens de gemeente, een maatschappelijke achterstand. Daarom wordt er zowel op het sociale als op het fysieke vlak geïnvesteerd om deze buurten op te knappen (Buurtuitvoeringsplan, 2008: 4).

De planoloog Charles Landry (2006) schrijft in zijn boek The art of City Making dat stedelijke ontwikkeling een kunst op zichzelf is en niet in een formule te vatten valt. Derhalve is het niet verwonderlijk dat het stedelijke vernieuwingsbeleid de afgelopen decennia aan verandering onderhevig is. De laatste jaren is het er voornamelijk gericht op een gemengde leefomgeving te creëren, waar sterk en zwak naast elkaar leven (Rapport VROM, 2006: 88; Veldboer et al., 2008: 29). Hiervoor hanteert de overheid een aantal strategieën, waarvan het werven van de middenklasse voor ‘achterstandswijken’ in Nederland de meest gebruikte variant is. Het laatste decennium worden flats in ‘achterstandswijken’ gesloopt en wordt plaatsgemaakt voor luxe middenstandwoningen (Veldboer et al., 2008: 30).

Deze ontwikkeling is te zien in de Van der Pekbuurt in Amsterdam-Noord. Deze buurt bestaat nu nog voor 87.2% uit sociale woningen (Buurtuitvoeringsplan, 2010: 1). De

2 http://www.overhoeks.nl/over-plan/.

3 http://www.overhoeks.nl/overhoeks/centrale-ligging-1/.

16

(17)

Amsterdamse gemeente en Ymere willen deze buurt zo herinrichten dat een meer gedifferentieerde woningvoorraad ontstaat, zodat uiteindelijk de Van der Pekbuurt nog uit 30% sociale woningen bestaat (Buurtuitvoeringsplan, 2010: 2). Dit willen ze doen door het samenvoegen van bestaande woningen en het mixen van goedkope en duurdere huur- en koopwoningen (Buurtuitvoeringsplan, 2010: 4). Deze ontwikkelingen zie je ook terug in de andere bovengenoemde buurten.

De sociologen Uitermark, Duyvendak en Kleinhans (2007) beschrijven hoe een overheid de demografische compositie van achterstandswijken zoals bijvoorbeeld de Van der Pekbuurt probeert te veranderen en deze aldus aantrekkelijker maakt voor investeerders en hogere inkomensgroepen. Deze manier van stedelijke ontwikkeling omschrijven Uitermark et al. als een gentrificatiestrategie.

Binnen deze ‘gentrificatiestrategie’ is vanuit Florida’s gedachtegoed ruimte voor de creatieve klasse gekomen en wordt er toenadering gezocht tot de kunstsector om zo buurten te vernieuwen. Urban planning-onderzoekers Cameron en Coaffe (2005) beschrijven de rol van de creatieve industrie en kunstenaars in stedelijke vernieuwing. Zij beargumenteren dat naast een kapitaal en cultureel gestuurde theorie over gentrificatie, ook een gentrificatiemodel is ontstaan vanuit een cultureel overheidsbeleid (Cameron et al., 2005: 39). Deze vorm van gentrificatie hebben zij arts-led regeneration genoemd. Dit is een publiek beleid waar culturele faciliteiten en publieke kunst worden ingezet om gentrificatie van achterstandswijken in gang te zetten. Daarnaast zorgt kunst ervoor dat de gentrificatie die plaatsvindt een positief imago krijgt. Bovendien heeft de kunst een lokaal effect. Kunst versterkt de lokale identiteit en geeft het

collectieve zelfvertrouwen in de buurt kracht mee (McCarthy, 2006). Specifieke voorbeelden van deze ontwikkelingen in Amsterdam-Noord zijn broedstraten, maar ook het Overhoeksgebied met het EYE filmmuseum en de Toren, die voorheen in handen was van Shell. Door deze projecten wordt de stedelijke ruimte beïnvloed en verandert de demografische samenstelling van de buurt.

(18)

Kunstenaars in broedstraten

Broedstraten is een specifieke casus waarin kunstenaars in gentrificatie en kunstenaars in welzijn samenkomen voor stedelijke ontwikkeling. Stichting Broedstraten heeft in samenwerking met Bureau Broedplaatsen in Amsterdam-Noord broedstraten gecreëerd. Deze zijn geplaatst in de vijf Focus-/krachtwijken die Amsterdam-Noord kent, deze werden

voorheen Vogelaarwijken genoemd. Bureau Broedplaatsen is een onderdeel van de

gemeente Amsterdam, die als doel heeft om passende huisvesting in en rond Amsterdam te realiseren voor nieuwe broedplaatsen (Beleidskader 2012-2016, 2012). Broedplaatsen zijn leegstaande gebouwen en complexen waar kunstenaars zich vestigen om zo plek te bieden aan creatieve en culturele initiatieven (Beleidskader 2012-2016, 2012).

Stichting Broedstraten beheert vijf broedstraten4. Deze broedstraten zijn de Modestraat, Markstraat, Kleurenstraat, Theaterstraat en Muziekstraat. In een broedstraat wonen en werken kunstenaars. Elke broedstraat staat onder leiding van een kwartiermaker. De kwartiermaker kan gezien worden als een aanjager/coördinator van de broedstraat. Onder leiding van deze kwartiermaker werken zij met andere kunstenaars, buurtgenoten en ondernemingen aan kunstprojecten die het leven in de straat mooier zouden moeten maken. De broedstraten hebben het volgende doel:

‘Middels het faciliteren van professionele kunstenaars met zichtbare woon- en/of werkruimte in een straat/buurt in Amsterdam Noord willen we de kunstenaars en bewoners elkaar laten ontmoeten en tot nieuwe inspiratie laten komen waar de hele buurt van profiteert. De kunstenaars krijgen dit ook als concrete opdracht mee in ruil voor de gefaciliteerde woon/werkruimte.’ (Jaarrekening broedstraten, 2012).5

Elke broedstraat heeft zijn eigen thema en brengt de buurt en kunstenaars bij elkaar rond dit thema. De overtuiging die Stichting Broedstraten heeft is dat kunst en cultuur een bindende factor zijn tussen mensen en de omgeving6. Op deze manier krijgt het

ondernemerschap in de buurt een impuls; leegstaande panden krijgen een nieuwe bestemming en kunst wordt iets ‘vanzelfsprekends’ in de buurt. Deze visie combineren zij met het idee dat kunstenaars steeds vaker op zoek zijn naar een nauwere band met hun

4 http://www.broedstraten.nl/. 5 http://www.broedstraten.nl/wp-content/uploads/2013/12/2012-jaarrekening-Broedstraten-met-handte.pdf 6 http://www.broedstraten.nl/over-broedstraten/visie/. 18

(19)

omgeving/publiek. De broedstraten laten duidelijk de sociologisering van de kunstsector zien en tevens wordt duidelijk waar welzijn en stedelijke vernieuwing samenkomen. Daarnaast is bij broedplaatsen sprake van social mixing. Buiten dat het stedelijk vernieuwingsbeleid erop gericht is om in de buurten een gemengdere woningvoorraad te creëren, zijn broedstraten ook gecreëerd met als doel de participatie van de huidige bewoners te bevorderen, in de buurt met behulp van community art-projecten. In dit social mixing-proces van broedstraten zie je zowel een welzijnscomponent als een gentrificatiecomponent.

(20)

4. Methode

In dit hoofdstuk wordt een toelichting gegeven op het verloop van het onderzoek. Hierin worden de wijze van dataverzameling en de methodologische keuzes beschreven. Tevens wordt beschreven op welke wijze het onderzoek is afgebakend.

Onderzoeksmethode

Dit onderzoek naar de ervaring van de rol van de kunstenaars in broedstraten is een exploratief onderzoek. Het doel van een exploratief onderzoek is het krijgen van een idee over een samenhang om zo misschien vervolgonderzoek te kunnen doen. Omdat de ervaring van respondenten de kern van de onderzoeksvraag vormt, is een kwantitatief onderzoek lastig om uit te voeren. Ervaringen kunnen het beste onderzocht worden via kwalitatieve onderzoeken. De best passende onderzoeksmethode is die van semigestructureerde interviews. Deze biedt mogelijkheden om op sommige aspecten dieper in te gaan, hetgeen minder goed mogelijk zou zijn met observaties of kwantitatief onderzoek (Bryman, 2008: 466). Er is van tevoren een topiclijst opgesteld die als richtlijn diende. Tijdens de interviews kon hier vrij van afgeweken worden, wanneer dat van belang werd geacht. Op deze manier is getracht de interne validiteit van het onderzoek zo hoog mogelijk te houden. De interne validiteit gaat over of er binnen het onderzoek goed geredeneerd is. Het gaat hierbij of er consistentie is toegepast en de juiste causale verbanden worden getrokken. Door mijn onderzoeksopzet beschikte ik over de mogelijkheid om door te vragen op bepaalde punten. Hierdoor kon ik beter tot de kern van de respondent komen, wat de meetvaliditeit ten goede kwam. Op deze manier is getracht foute causale aannames tot een minimum te beperken.

De externe validiteit is moeilijker te waarborgen in mijn onderzoek, aangezien ik een kleine steekproef heb genomen. Volgens Bryman is dit binnen kwalitatief onderzoek ook een veel voorkomend probleem (Bryman, 2008: 377). Dit onderzoek is daarom ook niet generaliseerbaar noch representatief, het is een beschrijvend kwalitatief onderzoek dat empirische data uit een relatief nieuw onderzoeksveld genereert. Wel kan dit onderzoek

(21)

dienen als een beginstudie om meer grip te krijgen op het onderwerp en zo bruikbare informatie opleveren voor een vervolgstudie.

Betrouwbaarheid van het onderzoek

Voor dit onderzoek zijn respondenten gezocht die zich verbonden hadden aan de broedstraten van Amsterdam-Noord. De onderzochte broedstraten zijn de Theaterstraat, Muziekstraat, Modestraat en Kleurenstraat aldaar. De Marktstraat behoort niet meer tot de Stichting Broedstraten, zodoende is deze straat niet meegenomen in het onderzoek. Deze kunstenaars voeren op regelmatige basis community art-projecten uit in de buurt en zijn zich bewust van het sociale en maatschappelijke aspect van broedstraten. Deze groep kunstenaars vormt daarom een geschikte doelgroep om te onderzoeken welke rol kunstenaars ervaren in community art-projecten. De interviews vonden plaats in cafés, bij mensen thuis en in de broedstraten zelf. De locatie heeft geen invloed gehad op mijn onderzoeksresultaten. Bij elk interview is er gezorgd dat we redelijk privé konden praten, zodat de geïnterviewden zich niet beperkt voelden.

Gevaren bij semigestructureerde interviews zijn dat de interviewer een rol aanneemt en op sommige punten extra doorvraagt en juist op andere punten niet. De geïnterviewde kan hierdoor beïnvloed worden en sociaal wenselijke antwoorden geven. In dit onderzoek is getracht dit gevaar tot een minimum te beperken. Voorafgaand aan elk interview werd altijd duidelijk verteld dat het een luchtig onderzoek is, waarin volledig anoniem, vrijuit gesproken kan worden.

Voor de registratie van de interviews is gekozen voor een dictafoon. Op deze manier kan het gehele interview worden teruggeluisterd en letterlijk getranscribeerd worden. Het voordeel ten opzichte van aantekeningen maken is dat alles wordt meegenomen in de analyse. Alle interviews zijn getranscribeerd en daarna met behulp van Atlas Ti gecodeerd. In eerste instantie ben ik begonnen met vrij te coderen en liep het aantal codes snel op. Naderhand ontstonden patronen en kon ik het aantal codefamilies terugbrengen tot acht hoofdfamilies. Het coderen is op een zo systematisch mogelijk wijze gedaan. Dat wil zeggen dat stukken gecodeerde tekst vaak herlezen werden, om te kijken of deze anders geïnterpreteerd konden worden, nadat nieuwe patronen inzichtelijk waren geworden. Op deze manier is getracht zo min mogelijk dataverlies te krijgen.

(22)

Selectie respondenten en onderzoeksopzet

Voor dit onderzoek was het van belang kunstenaars te vinden die actief zijn in de broedstraten en op regelmatige basis kunstprojecten in de buurt ondernemen. Daarnaast wilde ik per straat ongeveer een even groot aantal respondenten spreken. Deze respondenten heb ik allereerst via de mail gevonden. Mijn eerste respondent was de coördinator van alle broedstraten. Van daaruit heb ik voornamelijk gebruikgemaakt van de sneewbalmethode. Deze respondent gaf mij van elke broedstraat het e-mailadres van de coördinator van de straat en een aantal actieve kunstenaars. Al deze respondenten heb ik gemaild. Af en toe kreeg ik geen antwoord op mijn mails en ik heb deze respondenten daarom enthousiast opgebeld om te vragen of ze wilde participeren in het onderzoek. Met name in de Muziekstraat heeft het veel moeite gekost om mensen te spreken te krijgen. Uiteindelijk heb ik dertien respondenten geïnterviewd, waarvan de meesten uit de Modestraat en de Theaterstraat. Van de andere straten heb ik er elk twee gesproken. Wat voornamelijk opviel was dat de meeste respondenten vrouwen waren. Van de dertien gesproken kunstenaars waren er slechts drie mannen, daarvan waren er twee van de Muziekstraat. In de appendix is een overzicht gegeven van de samenstelling van de respondenten.

Het onderzoek is gedaan en ingedeeld aan de hand van het raamwerk van Newman et al. (2001). Zij onderscheiden vier effecten van community art op de buurt: social change, personal change, economic change en educational change. Omdat de rol van de kunstenaar wordt onderzocht, is het economische effect op de buurt minder van belang. Dit zal daarom ook achterwege gelaten worden in het onderzoek. Daarnaast is ervoor gekozen om educational change samen te voegen met personal change.

(23)

5. De rol van de kunstenaar

In dit hoofdstuk wordt het onderzoek en de resultaten van de interviews behandeld en wordt er aan het eind van elke paragraaf een korte analyse gegeven. Allereerst wordt dieper ingegaan op de perceptie van kunstenaars van broedstraten. Daarna wordt de rol van de kunstenaars in het sociale veranderingsproces van de buurt verdiept. Vervolgens de rol van de kunstenaars in de persoonlijke verandering van de bewoners.

De perceptie van broedstraten

Zoals in het theoretisch kader uiteengezet is, zijn broedstraten gecreëerd met het doel dat er een positieve wisselwerking plaatsvindt tussen de kunstenaars en de bewoners, waar de hele buurt van profiteert. De curator van Stichting Broedstraten selecteert om deze reden alleen kunstenaars met een open blik en affiniteit met het onderwerp. Kunstenaars die geen sociaal engagement hebben en geen sociaal geëngageerde kunst maken worden om deze reden niet gekozen.

‘Ik selecteer als curator mensen die al automatisch sociale kunstenaars zijn. Dus hun werk is al gebaseerd op een reactie op de samenleving en maatschappij. Dus het is niet iets wat je later aanleert, het is iets wat je al bent als mens.’ (Respondent 1)

Doordat er een specifieke selectie plaatsvindt is het niet verwonderlijk dat alle respondenten broedstraten als de uitgelezen kans zien om hun kunstenaarschap uit te voeren. De respondenten doen met veel plezier projecten met de buurt en hebben het gevoel dat ze op deze manier iets kunnen bijdragen aan de buurt. Onderstaande respondent verwoordt dit als volgt:

‘Voor mij is dit de plek waar ik juist meer een sociaal engagement kwijt kan. (…) Daarom ben ik ook hier gaan zitten.’ (Respondent 5)

(24)

Dit kwijt kunnen van hun sociale engagement leeft bij meerdere respondenten. Zo ervaren sommige respondenten dat ze met een reden gevraagd zijn om in broedstraten te zitten. Onderstaande respondent vertelt bijvoorbeeld dat broedstraten niet voor niets gecreëerd zijn.

‘We zitten natuurlijk met broedstraten in wijken, ook niet voor niets, waar kunst en cultuur niet

vanzelfsprekend is, zeg maar. ’ (Respondent 2)

Bij kunstenaars leeft het gevoel om kunst te willen brengen naar plekken waar kunst niet vanzelfsprekend is. Een andere respondent bevestigt dit en beweert dat community art-projecten een bewezen effect op een buurt kunnen hebben.

‘Jazeker, sterker nog, het is bewezen. Daarom zijn we daar neergezet door Ymere natuurlijk. Omdat creatieve broedstraten een effect hebben op een buurt.’ (Respondent 6)

Een andere kunstenaar noemt zelfs dat broedstraten een bepaalde methodiek hebben die toepasbaar is op achterstandswijken.

‘Ik geloof wel dat de broedstraten zo’n methodiek hebben dat het dus op achterstandswijken toepasbaar is.’ (Respondent 1)

Uit bovenstaande citaten valt af te lezen hoe een aantal kunstenaars de instrumentele kracht van community art ervaart. Zo spreken sommige respondenten over een bewezen effect en anderen over een bepaalde methodiek. Sommige respondenten hebben hier bedenkingen over. Zo verwoordt onderstaande respondent de negatieve gevolgen van een veranderende buurt voor de oorspronkelijke bewoners.

‘Soms vind ik het ook een beetje krom aan de ene kant. Je doet met broedstraten wat voor de buurt voor mensen die niet zo content zijn met een buurt waar niet zo veel gebeurt. Het gaat dan bruisen en leven. En dan komen al die mensen met veel geld er wonen en verschuift het weer een stukje.’ (Respondent 9)

(25)

Dit leeft bij meerdere respondenten. Zo heeft onderstaande respondent ook bedenkingen en ervaart ze dat ze niet alleen gevraagd zijn voor de mooie kunst maar ook voor de instrumentele kracht van community art.

‘Er is wel degelijk bewustzijn bij ons in de groep denk ik, dat we niet alleen maar daar zijn neergezet omdat we zulke leuke kunst maken, maar dat we ook een functie hebben. Ja, ik weet nooit zo goed wat ik daarvan moet vinden. Ik wil ook gewoon mijn ding maken. Ik heb ook het gevoel dat er een soort van noodzaak is hier. Daarom juist hier iets doen ja.’ (Respondent 5)

Ondanks deze bedenkingen ziet zij dit als een juiste plek om haar kunst uit te voeren. Daarnaast ziet ze het ook als een soort van ‘noodzaak’. Deze ‘noodzaak’, het gevoel dat er iets moet gebeuren, komt ook terug bij andere respondenten. Zo spreekt onderstaande respondent over het oplossen van de problematiek in de buurt. Community art zorgt volgens haar voor een soort beweging en energie die door de buurt gaat.

We zijn geen Jehova’s getuigen, of ontwikkelingswerkers. Het is niet zo dat je dit doet en het is allemaal opgelost. Nee, dat is het niet. Het is meer een beweging, het is een energie die er loskomt.’ (Respondent 11)

Een andere kunstenaar benoemt dit met minder abstracte termen en noemt het ‘het doel van broedstraten om positiviteit in de buurt te brengen’.

‘We zijn natuurlijk geen welzijnsorganisatie, zeker niet. We willen gewoon positiviteit in de buurt brengen.’ (Respondent 2)

Uit de bovenstaande citaten is op te merken dat de meeste respondenten het gevoel hebben dat hun community art-projecten een bepaalde ‘kracht’ bezitten in de vorm van een energie of positiviteit. Ze willen zich niet vergelijken met welzijnswerkers of ontwikkelingswerkers, maar ervaren wel overeenkomsten. In de vorm dat ze iets willen veranderen in de buurt. Daarnaast hebben de meesten ook het gevoel dat ze om deze reden gevraagd zijn om community art-projecten te doen. Of zoals onderstaande respondent het verwoordt, dat ze zichzelf ziet als een soort van reclamemaker voor de buurt, om te laten zien wat er allemaal mogelijk is.

(26)

‘Ik denk dat wij wel een soort van uithangbord zijn. Ik denk dat wij die functie op ons nemen. Dat vind ik heel leuk. Ik vind het heel leuk om te laten zien aan mensen wat hier mogelijk is.’ (Respondent 8)

De meeste respondenten vinden het niet erg om deze positie in te nemen, broedstraten zijn immers het uitgelezen podium om projecten uit te voeren. Een aantal kunstenaars ervaart echter ook af en toe de drang om geen kunst te maken waarbij participatie komt kijken. Zij kunnen de community art-kunst niet geheel als hun eigen kunst beschouwen.

‘Waar ik achter ben gekomen is dat de projecten die ik zeg maar vanuit een participerende rol doe als kunstenaar, die gaan heel erg ook over proces en daar kan ik heel erg van genieten, ik weet ook wat ik daaraan toevoeg en dat is echt een groot deel van mijn kunstenaarschap. Maar ik vind het heel erg lastig omdat dat echt te bedelen als mijn werk (...) Terwijl ik wel ik ken ook kunstenaars waarbij deze manier van werken ook echt hun kunst is.’ (Respondent 4)

Deze respondent voelt een scheidslijn tussen community art en zijn eigen ‘autonome’ kunst. Hij ervaart een participatieve rol in projecten die hij samen met broedstraten doet. Een andere respondent ondersteunt deze ervaring en zegt dat de kunst van een ander soort kwaliteit is dan de kunst die bijvoorbeeld in het Stedelijk Museum hangt. Volgens haar moeten kunstenaars in community art-projecten zicht aanpassen aan het bereik van de buurt.

‘De selectie van kunstenaars en hetgeen wat je wil laten zien is wel van een ander niveau of andere

kwaliteit, na niet kwaliteit dat wil ik ook niet weer zeggen. Want het heeft weer een andere kwaliteit dan in het Stedelijk hangt. Het heeft gewoon een ander bereik, je moet je wel een beetje aanpassen’ (Respondent 3)

Bij de andere respondenten geldt deze scheidslijn minder of niet. Zoals onderstaande respondent, bij haar gaan het ‘autonome’ werk en de community art-projecten volledig door elkaar heen.

‘Mijn werk gaat juist over ontmoeting, het loopt volledig door elkaar heen. Er komt altijd iets maatschappelijks bij, zo ben ik gewoon.’ (Respondent 11)

(27)

Analyse

Over het algemeen staan de respondenten positief tegenover broedstraten. Ze zien het als een leuk podium om hun kunstprojecten uit te voeren. Ondanks deze positieve ervaring voelen ze ook dat ze met een reden geïnstitutionaliseerd zijn in een wijk en dat ze niet alleen maar voor hun leuke kunst gevraagd zijn. Deze reden schuilt hem in de instrumentele waarde van community art. De instrumentele kracht ligt volgens de respondenten verscholen in het sociale engagement van de kunstenaars, het participerende vermogen en de ‘energie’ die daarbij door de buurt gaat. Ondanks dat ze hier ook bedenkingen over hebben, omdat de buurt bijvoorbeeld verandert door hun aanwezigheid of dat ze zich voor het karretje gespannen voelen, leggen ze zich toch bij dit feit neer. Ze ervaren het ook als nuttig om iets in de buurt te bewerkstelligen. Het lijkt dat de positie waarin ze verkeren hun deels gewoon overkomen is.

Dit proces en het gevoel van deze instrumentele kracht van community art lijkt een aantal raakvlakken te hebben met welzijn. Alle geïnterviewde kunstenaars willen op het sociale, maatschappelijke vlak iets veranderen bij de bewoners in de buurt. Desondanks willen ze zich niet vergelijken met welzijnswerkers of Jehova’s getuigen. Omdat ze met behulp van kunst positiviteit in de buurt willen brengen. Kunst fungeert hier derhalve als middel voor sociale en maatschappelijke problemen een niet als doel. Dit vermoeden wordt versterkt doordat sommige kunstenaars onderscheid maken in hun ‘autonome’ kunst en community art. Deze kunstenaars hebben moeite om kunstwerken die ze maken in community art-projecten als eigen kunst te beschouwen. Dit omdat het eindproduct van community art vaak niet concreet is. Zij vinden deze kunst ook van een iets ander niveau.

Concluderend kan gesteld worden dat kunstenaars een bepaald sociaal engagement ervaren dat ze met behulp van kunst vorm proberen te geven. In de volgende paragraaf wordt deze rol van kunstenaars verder geanalyseerd om te kijken wat ze willen bereiken met dit sociale engagement en hoe ze dat bewerkstelligen.

(28)

De rol in sociale verandering

In de vorige paragraaf is onderzocht hoe kunstenaars tegen hun kunst en broedstraten aankijken. Hieruit bleek dat kunstenaars zich bewust waren van de instrumentele kracht van hun projecten. Deze kracht lag hem in een bepaald sociaal engagement waarmee getracht wordt dingen in de buurt te bereiken. Dit sociale engagement heeft raakvlakken met welzijn, waarbij kunst onder andere als middel dient om maatschappelijke en sociale doelen te bereiken. In deze paragraaf wordt het sociale aspect van hun rol als community art-kunstenaar uitgediept. Dit aspect gaat over de collectieve sociale veranderingen in de buurt.

De kunstenaars, zoals in de vorige paragraaf beschreven, worden speciaal geselecteerd op hun open blik. Derhalve zijn alle kunstenaars sociaal vaardig. De kunstenaars vinden allemaal dat ze, met behulp van kunst, de capaciteiten bezitten om mensen uit de buurt te bereiken. Een respondent vertelt dat ze nadenkt over laagdrempelige projecten om zo de buurt te bereiken. Want volgens haar ben je als kunstenaar creatief genoeg om mensen uit de buurt te bereiken.

‘Het is juist heel leuk om na te denken over een project dat laagdrempelig is, maar nog steeds binnen jouw werkveld valt, waarmee je buurtbewoners kunt bereiken. Want ja, daar ben je als kunstenaar denk ik creatief genoeg voor, om van alles in een project te kunnen doen.’ (Respondent 3)

Een andere respondent vertelt dat zij het gevoel heeft dat ze energie opwekt in een wijk. Dit maakt de buurt nieuwsgierig en er komen allemaal mensen een kijkje nemen die dat anders nooit zouden doen.

‘Kijk die kinderen als ze mij zien. Dan zeggen ze juf juf juf we willen een film maken. Dat doen ze elke

week. Dat betekent dat er onder hen wordt gepraat. Er wordt gefantaseerd er wordt nagedacht. Dat wordt thuis verteld. Snap je. Het is een soort energie die er dan door zo'n wijk gaat. En als je het gaat maken, dat hebben we natuurlijk afgelopen jaar gemerkt, dan gaan hun ouders ook mee of een buurman komt ook kijken. Op die manier krijg je iets in beweging.’ (Respondent 11)

(29)

Kunstenaars hebben het gevoel dat ze met behulp van kunst mensen kunnen bereiken en uit hun schulp kunnen laten kruipen. Vervolgens voelen kunstenaars de drang om deze mensen met elkaar in contact te brengen. Zoals bijvoorbeeld onderstaande respondent, zij vertelt dat haar kunstprojecten bedoeld zijn om mensen met elkaar in contact te brengen en dat het daarnaast zorgt voor een bepaalde confrontatie, om zo dingen los te maken in de buurt.

‘Ik ben altijd bezig om mensen bij elkaar te brengen. Ik merk dat ik in elk project dat ik doe. Dat kan of een foto maken of een expositie maken zijn. Of op straat bezig zijn of op de markt. Eigenlijk staat dat voor mij allemaal in verbinding met elkaar. Mensen bij elkaar brengen zodat er contact ontstaat, maar ook dat er confrontatie ontstaat, dat er iets gebeurt.’ (Respondent 11)

Dit bij elkaar brengen door middel van kunstprojecten gebeurt bij alle kunstenaars. Sommige kunstenaars noemen ook specifieke doelgroepen. Zoals onderstaande respondent die het leuk vindt dat haar projecten mensen van Noord met mensen van de andere kant van het IJ mixt.

‘Het leuke is dat er dan mensen uit de buurt op afkomen. Maar ook onze vrienden en mensen van de andere kant van het IJ. Het is gewoon een soort van melting pot van verschillende mensen.’ (Respondent 8)

De behoefte om sociaal mixen te bevorderen zie je ook terug bij andere kunstenaars. Sommige kunstenaars willen bijvoorbeeld met behulp van hun projecten verschillende etniciteiten met elkaar in contact brengen. Onderstaande respondent vertelt hoe het project ‘het wereldrestaurant’ alle culturen uit de buurt bij elkaar bracht.

‘Ja, zoals we al eerder zeiden. Je hebt hier Turkse, Marokkaanse en Surinaamse mensen die allemaal samen kwamen.’ (Respondent 10)

(30)

Een andere kunstenaar benadrukt juist dat het doel van haar kunst is om zo veel mogelijk mensen tegelijkertijd aan te spreken. Haar projecten zijn niet specifiek voor een bepaalde doelgroep.

‘Ik denk dat we wel naar gekke ontmoetingen op zoek zijn. We doen het niet alleen voor de ene of de andere doelgroep. We proberen juist ook te kijken wat zijn nou de dingen waarmee je heel veel verschillende groepen tegelijkertijd kunt aanspreken.’ (Respondent 6)

Door de kunstenaars wordt actief gezocht naar manieren om met behulp van kunst mensen met elkaar in contact te laten

komen. Zodat er een ontmoeting plaatsvindt waar een bepaalde chemie door ontstaat. De kunst blijkt hierin de verbindende factor tussen de mensen uit de buurt en de kunstenaars. Onderstaande respondent benoemt nog een andere eigenschap die kunst kan hebben, haar breiproject zorgt er volgens haar voor dat mensen uit hun sociale isolement kunnen komen.

‘Zeker, en die vinden het natuurlijk ook leuk dat ze niet alleen thuis zitten te breien maar dat het natuurlijk een sociaal gezellig clubje is met thee en elke keer vers gebakken koekjes.’ (Respondent 2)

Dit breiproject is bedacht voor een theaterstuk waar het decor geheel uit breiwerkstukken bestaat. Met behulp van de buurt wordt dit decor in elkaar gebreid. De meeste projecten, zoals het breiproject, vinden plaats in het pand waar de broedstraat gevestigd is. De panden van alle broedstraten hebben ook een belangrijke functie binnen de sociale rol van de kunstenaars. De kunstenaars zien deze plek als een veilige haven waar mensen naartoe

(31)

kunnen komen en een praatje kunnen maken. De plek heeft dus een sociale functie waar mensen uit de buurt kunnen ‘schuilen’. Onderstaande respondent verwoordt dit als volgt:

‘Dat is wel wat wij bieden. Een plek waar je gewoon niet bang hoeft te zijn.’ (Respondent 8)

Het pand van de broedstraat valt niet te vergelijken met een buurthuis. Bijna bij alle respondenten heerst er een negatieve perceptie van buurthuizen. Zo zegt onderstaande respondent dat buurtcentra een gedifferentieerd programma bieden voor verschillende doelgroepen. Bij broedstraten gaat het juist allemaal lekker door elkaar heen.

‘Het was ook niet wat een buurtcentrum heeft. Daar zitten dan ook dingen in van welzijnsorganisaties. Dat er dan speciale middagen zijn voor die groep of die andere groep. Bij ons ging dat altijd zo lekker allemaal door elkaar heen.’ (Respondent 4)

Doordat kunstenaars het gevoel ervaren dat ze de buurt kunnen bereiken willen ze dit ook gebruiken om de buurt op te vrolijken en sociaal te veranderen. Over het algemeen heerst het idee dat de buurten waarin de broedstraten zitten saai zijn en dat dit de mensen remt in hun activiteiten. Een respondent vertelt dat ze de plek waar ze zit een ‘boring’ plek vond en dat ze het als een uitdaging zag om de buurt op te vrolijken.

‘Ik dacht holy shit, wat is dit voor een, redelijke boring plek. En naja, dat vond ik ook wel echt een

uitdaging.’ (Respondent 7)

Het sociaal ontwikkelen van de buurt is ook een van de gedachtes achter broedstraten. Zo vertelt de coördinator van de Theaterstraat dat broedstraten vanuit het positieve de problematiek te lijf gaan.

‘Het idee van broedstraten in het algemeen is absoluut om plekken waar bijvoorbeeld veel leegstand is, of een achterstandswijk, om daar niet vanuit de problematiek een project te organiseren, maar juist vanuit iets positiefs.’ (Respondent 2)

(32)

Deze gedachte zie je ook terug bij andere kunstenaars. Onderstaande respondent omschrijft dat broedstraten gericht zijn op verandering. Ze formuleert dit ook met de abstracte term ‘energie’. Er raast ‘energie’ door de wijk wanneer mensen bij elkaar worden gebracht door middel van kunst, volgens deze respondent.

‘Dus sowieso is een broedstraat wel gericht op verandering en op mensen bij elkaar brengen, en op een soort van nieuwe energie.’ (Respondent 1)

Het idee bestaat bij de kunstenaars dat deze ‘energie’ de mensen bij elkaar brengt en zorgt voor het levendiger maken van de buurt. Onderstaande respondent vermeldt dat door de aanwezigheid van een broedstraat er meer levendigheid gebracht is naar het centrale plein van de buurt

‘Ja, ik denk dat heel veel mensen het wel fijn vinden dat er iets gebeurt op het plein. Want dat is wel een beetje het verhaal van het plein. Dat het waanzinnig mooi is maar dat er niet veel meer gebeurt. En dat er door ons meer levendigheid komt.’ (Respondent 6)

Volgens de kunstenaars wordt er ook overwegend positief gereageerd door de buurt op de aanwezigheid van broedstraten.

‘Mensen spreken het letterlijk uit. Sinds jullie er zijn is er eindelijk wat. En is er eindelijk een leuke plek waar er leuke dingen gebeuren.’ (Respondent 9)

(33)

Analyse

In deze paragraaf is de rol van de kunstenaars in sociale verandering van de buurt onderzocht. Uit bovenstaande citaten is op te maken dat kunstenaars een intermediaire positie innemen om sociale veranderingen in de buurt te bewerkstelligen. Kunst wordt hier gebruikt als middel om deze doelen te bereiken

De rol van de kunstenaars hierin is op te splitsen in het bereiken van sociale cohesie en het opvrolijken van de buurt. Deze doelen worden op verschillende wijzen getracht te bereiken. Sociale cohesie wordt bereikt doordat kunstenaars het gevoel hebben dat ze beschikken over de capaciteit om veel mensen uit de buurt te kunnen bereiken – ‘en uit hun huis te trekken’. Mensen worden uit hun sociale isolement gehaald en met elkaar in contact gebracht. Daarnaast proberen kunstenaars verschillende sociale klassen en etniciteiten met elkaar te mixen. In relatie tot deze sociale cohesie staat dat in het algemeen kunstenaars ervaren dat ze de buurt willen opvrolijken om het zo leefbaarder en gezelliger te maken. Ze spreken in termen van een energie die door de wijk raast wanneer zij aanwezig zijn en waardoor de buurt opleeft in zijn geheel.

Na deze uitdieping van de rol van kunstenaars in sociale verandering van de buurt wordt in de volgende paragraaf de rol van de kunstenaars in de persoonlijke verandering van de bewoners onderzocht.

(34)

De rol in persoonlijke verandering

In de vorige paragraaf is de rol van kunstenaars in sociale verandering uitgediept. Hieruit bleek dat kunstenaars in broedstraten het doel hebben om mensen uit de buurt te bereiken en tot elkaar te brengen. Daarnaast heerste het gevoel om de buurt op te vrolijken. In verband met sociale veranderingen in de buurt staan persoonlijke veranderingen. Wanneer personen zich individueel ontwikkelen gaat het ook beter met de buurt en vice versa. In deze analyse wordt de rol van kunstenaars onderzocht in persoonlijke verandering van de mensen uit de buurt.

Bij de kunstenaars heerst het gevoel dat de meeste bewoners in de buurt niet altijd tevreden zijn met hun leefsituatie. De kunstenaars voelen een noodzaak ‘om mensen cultuur bij te brengen en ze te inspireren om iets meer met hun leven te doen’. Zo vertelt onderstaande respondent dat veel mensen in de buurt weinig ondernamen en een beetje down waren.

‘We merkten dat heel veel mensen daar niet zo veel deden, veel thuis zaten, weinig de buurt uitkwamen, geen werk en geld hadden. Dus eigenlijk best wel een beetje down waren soms. Terwijl ze volgens mij wel diepere verlangens hadden om wat te ondernemen. Maar dat er dan blijkbaar … tsja er werd veel tv-gekeken en er was dan ook nog veel negativiteit, waardoor ze zich geremd voelden om echt stappen te ondernemen om daar iets te veranderen.’ (Respondent 10)

Veel kunstenaars ervaren dit gevoel en willen deze bewoners inspireren tot het leiden van een ander leven. Zoals onderstaande respondent vertelt, dat dit inspireren gebeurt door het brengen van kunst van een vrij hoog niveau.

‘En daardoor met kunst en cultuur op vrij hoog niveau in aanraking komen. En daardoor geprikkeld worden om zelf ook te gaan ondernemen en actief te worden en uit een wereld stappen waar ze soms vast zouden kunnen zitten ook.’ (Respondent 1)

(35)

Dit inspireren gebeurt op verschillende manieren. Onderstaande respondent verwoordt wat voor soort mensen ze willen aanspreken in de buurt en hoe ze dezen inspireren.

‘Er zijn drie soorten amateurs actief in een project. De eerste is de bewoner die zelf actief waren met een hobby, die aanhaken bij een thema van een broedstraat en zich vervolgens aansluiten bij de professionals. De tweede groep, dromers die zeg maar niet weten hoe ze een talent moeten ontwikkelen maar wel dromen van een carrière in bijvoorbeeld de mode of de muziek. Tot slot is er een groep van bewoners met latente behoeften die door de laagdrempeligheid in de verschillende broedstraten in aanraking komen met activiteiten die ze zelf niet voor ogen hadden omdat ze daar simpelweg nog nooit mee geconfronteerd werden.’ (Respondent 2)

Zelfs als de bewoners geen actieve behoefte hebben om iets cultureels te ondernemen, wordt ervan uitgegaan dat bewoners een latente behoefte hebben, die zij kunnen aanspreken en inspireren. Dit inspireren begint al op jonge leeftijd. Veel projecten vanuit broedstraten zijn namelijk gericht op kinderen. Kinderen zijn makkelijk te inspireren en vinden alles leuk. Wanneer eenmaal de kinderen meedoen aan een kunstproject komen de ouders ook vaak even kijken.

‘Kinderen zijn soort van magisch. Ik ben helemaal niet iemand die per se iets voor kinderen wil maken. Maar, zij hebben nog zo'n onbevangen, niet zulke grenzen als volwassenen hebben. Dan denken ze van joepie dat wil ik doen. En dan komen vaak ook de ouders mee.’ (Respondent 9)

Dit inspireren van kinderen heeft ook tot doel om ze gedeeltelijk op te voeden en ze de ‘juiste’ keuzes, volgens de kunstenaars, te laten maken in hun leven. Dit idee leeft veel bij kunstenaars; ze zien het als hun rol om kinderen mede op te voeden en volwassenen weer zin in het leven te laten krijgen. Onderstaande kunstenaar uit de Kleurenstraat hoopt dat haar

(36)

projecten als een soort trigger fungeren waar kinderen door beïnvloed worden en waar ze inspiratie uit kunnen halen voor keuzes in hun leven.

‘Maar dit zijn gewoon triggers, dit zijn gewoon voorbeelden. Want ik weet niet, misschien heb je zelf ook wel een herinnering aan vroeger, waar haal je je inspiratie vandaan. Dat kan soms maar een zinnetje van iemand zijn of een blik die je misschien gezien hebt. Dat hoeft helemaal niet iets dieps te zijn. Dat kunnen heel kleine dingetjes zijn.’ (Respondent 7)

Dit besef dat sommige projecten pas een aantal jaren later begrepen worden leeft bij meerdere respondenten. De kunstenaars zien dit ook als onderdeel van hun projecten en hun manier van dingen overbrengen.

‘Het kan ook dat dat ene kind pas 20 jaar later denkt. Van o, nou begrijp ik hoe film echt werkt. Of van o, nou begrijp ik het onderwerp waar we het toen over hadden.’ (Respondent 11)

Ook geven sommige kunstenaars actief les aan kinderen om ze iets bij te brengen. Onderstaande kunstenaar geeft bijvoorbeeld muziekles tegen een gereduceerd tarief.

‘Ja, ik zie het als een grote bijdrage van mijzelf dat ik kinderen in de buurt muziek kan bijbrengen.’ (Respondent 12)

Kunstenaars ervaren het als hun rol in persoonlijke verandering om kinderen te inspireren en dingen te leren om ze zo de ‘juiste’ keuzes te laten maken in het leven of opties te geven die ze anders nooit voorbij hadden zien komen. Buiten dat de kunstenaars de kinderen willen inspireren willen ze de buurtkinderen dus ook gedeeltelijk opvoeden. Onderstaande respondent vertelt bijvoorbeeld dat ze een kind leerde over gezond eten, iets wat hij volgens haar niet zou aannemen van zijn ouders.

‘Want dat jongetje dat altijd langskwam, dat werd zo gemotiveerd om dingen te doen; hij ging niet meer rondhangen in de buurt en de hele tijd bapao kopen bij de Albert Heijn, wat hij altijd deed. Maar nu komt hij bij ons hangen en helpen timmeren en tekeningen maken. En konden wij hem vertellen dat elke dag bapao’s eten niet zo verstandig is. Maar ik bedoel als zijn moeder dat zegt dan luistert hij niet. Maar naar een ander wel’ (Respondent 3).

(37)

De verhouding die de kunstenaars hebben met deze kinderen heeft op deze manier wel iets weg van een ouder-kindrelatie. Er wordt verteld hoe kinderen zich moeten gedragen, welke keuzes ze moeten maken en wat wel en niet gezond is. Deze zogenaamde paternaliserende houding, die sommige kunstenaars op zich nemen, komt bij onderstaande respondent nog duidelijker naar voren. Sommige buurtkinderen noemen deze respondent zelfs juf.

‘Nu zeggen ze elke keer Juf Juf we willen een lange praatfilm maken. En dat is een documentaire. Ik

had al een idee van hoe ik verder wilde gaan met ze. Maar ze hebben mij zo getriggerd omdat ze mij dat elke week vragen. Juf Juf we willen dat.’ (Respondent 11)

Uiteindelijk heeft deze kunstenaar met de kinderen een film gemaakt waar stil werd gestaan bij de situatie van de buurt. Kunstenaars nemen bij kinderen voornamelijk een parternaliserende rol aan in de

persoonlijke ontwikkeling. Volwassenen worden op een heel

andere manier benaderd. Kunstenaars willen volwassenen vooral uit routines halen met behulp

van hun projecten. Het idee bestaat dat deze projecten bewoners een spiegel voorhouden waardoor ze hun eigen leven anders gaan zien. Zo vertelt een kunstenaar dat broedstraten routines kunnen doorbreken die al generaties kunnen leven bij bewoners uit de buurt.

‘Daarmee laten we zien wat er nog meer mogelijk is dan de routine van hoe zij al jaar op jaar of generatie op generatie leven.’ (Respondent 1)

Dit gevoel bestaat bij meerdere kunstenaars. Zo wordt onderstaande respondent geïnspireerd door de buurt zelf. Met deze inspiratie maakt ze een stuk over de buurt en geeft dit terug aan de buurt waardoor de mensen hun leven anders gaan inzien.

(38)

‘En dat doe ik graag, met mensen praten en dan daar verhalen ontdekken en daar stukken over maken en die ook weer teruggeven aan die mensen zodat ze hun eigen leven anders kunnen zien.’ (Respondent 5)

Deze directe manier van een spiegel voorhouden heeft wel iets weg van het beschavingsoffensief dat men kende in de 19e eeuw in Nederland. Toen werd door de

overheid en de bourgeoisie met behulp van beleid de lagere klasse geciviliseerd. Ook nu voelen kunstenaars een verschil in positie ten opzicht van de bewoners. Zo vertelt bijvoorbeeld een kunstenaar dat er een muur is tussen kunstenaars en de ‘gewone’ burgers.

‘Er is een muur tussen kunstenaars en gewone burgers, want gewone burgers zien kunstenaars ook maar als rare mensen.’ (Respondent 3)

Door middel van het confronteren van bewoners met hun routines en gebruiken, hebben kunstenaars het gevoel dat ze de bewoners kunnen ‘beschaven’ en inspireren om iets te doen met hun leven. Een voorbeeld van een community art-project waar aspecten van een beschavingsoffensiefidee in

terugkomt, is het

droomreisbureau. Dit is een bakfiets die tot een bed is omgetoverd. Bewoners uit de buurt nemen erop plaats en worden gevraagd naar een droom of wens. Deze dromen zijn op het gebied van de persoonlijke ontwikkeling van de bewoners, zoals het nemen van zanglessen. Wanneer deze droom verteld is wordt een diepgaand gesprek met ze aangegaan.

(39)

‘En eigenlijk door een gesprek met hen aan te gaan krijgen we heel veel antwoorden, echt verbazend. Ik raak er zelf een beetje ontroerd door. Mensen vertellen heel snel iets, omdat ze het gevoel hebben dat er naar hen geluisterd wordt. Het is een heel intiem moment en het gaat ook heel snel de diepte in. En ze vertellen echt hun diepste verlangens.’ (Respondent 9)

Uiteindelijk krijgen ze een ticket met een tip erbij van de kunstenaars waarmee ze zeggen dat al de eerste stap genomen is, het ticket is de bevestiging dat ze al op weg zijn.

‘We zeggen dan dat ze eigenlijk al vertrokken zijn. (…) De dromen van mensen zijn namelijk vaak zo groot dat ze niet meer inzien dat ze met de eerste baby stap op weg zijn naar het verwezenlijken van die droom. Het ticket is eigenlijk een soort van bevestiging, van je bent op weg. Je hoeft maar een eerste stap te zetten en je bent al op weg.’ (Respondent 9)

Het droomreisbureau heeft, anders dan het beschavingsoffensief had, geen dwingend karakter. De kunstenaars willen de bewoners alleen inspireren tot het maken van keuzes om zo een leuker enerverender leven te leiden.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

pleistocene streken: voor 1950 bij Breda, Ootmarsum en Venlo pleistocene zandgronden en ja, maar onbekend welke soorten Z-Limburg Waddeneilanden Terschelling, Zeeland

Ellen Hanssens (beleidsmedewerker cultuureducatie, Departement Cultuur, Jeugd en Media): ‘In de visienota leggen we uit waarom we kunst en cultuur bij alle, ook heel jonge

Alleenstaande moeders die veel praktische en emotionele steun ontvangen uit hun informele sociale netwerk, hebben niet minder opvoedstress dan moeders die dit minder

“In onze dagen wordt er meer dan ooit misbruik gemaakt van de Bergrede. Het treurigste is wel, dat vele predikers er op terugvallen als het meest belangrijke document van

In de commissie Ruimte van 7 december is gevraagd of er een extra ontsluiting kan komen voor verkeer vanuit het plan Fruithof naar de van Heemstraweg.. Dit om het verkeer op

voortvloeit (beperkt bestuur, stevige politiek) leidt voortdurend tot spanningen, maar die zijn tot nu toe niet onhanteerbaar gebleken. Zij vragen wel om continue aandacht. De

Aanknopingspunten voor een positieve en toekomstgerichte migratiepolitiek liggen in de open samenleving waar vrijheid en ruimte voor verschil leidend zijn.. De open samenleving heeft

Copyright and moral rights for the publications made accessible in the public portal are retained by the authors and/or other copyright owners and it is a condition of