LANDBOUW-ECONOMISCH I N S T I T U U T
D E N H A A G (Schev.) - V A N S T O L K W E G 29 - T E LE F. 55.23.50 - G I R O 41.22.35Niet voor publicatie. r
f
Nadruk verboden. ^ o;^'-'
i:;'" i,
^ Nota N o . 49
HST DEFINITIEVE HANDVEST VAN D E INTERNATIONAL TRADE ORGANIZATION
EN D E NEDERLANDSE LANDBOUWPOLITIEK.
I n l e i d i n g »
Nu h s t c h a r t e r van ds T*T.0. z i j n l a a t s t e stadium van b e r a a d s l a g i n g
gepasseerd i s - we bedoelen de c o n f e r e n t i e t e Havana., gehouden van 21 November
1947 t o t 24 Maart 194-8 - 'komt h e t ons gewenst voor een o v e r z i c h t t e geven van
de voornaamste inhoud van h e t handvest alsmede enkele opmerkingen over de
wegen, d i e h e t handvest voor ons land nog openlaat voor h e t voeren van
een-eigen l a n d b o u w p o l i t i e k .
Ofschoon t e Havana de "Pinal Act" van de United Nations Conferences on
Trade and Employment t o t stand kwam» w i l d i t toch nog n i e t zeggen, d a t de
International--. H a n d e l s o r g a n i s a t i e ook reeds i s o p g e r i c h t . Hiervoor i s nodig,
d a t de meerderheid van de landen, d i e het handvest tekenden, h e t binnen een
j a a r r a t i f i c e r e n , of dat tenminste 20 leden h-et handvest r a t i f i c e r e n , hetgeen
naar men verwacht pas i n h e t begin van 1949 h e t geval z a l z i j n . Z e s t i g dagen
' d a a r n a z a l de I . T . 0 . beschouwd worden a l s te z i j n o p g e r i c h t ( a r t . 103)•
Voor ons doel z i j n met name de v i e r volgende hoofdstukken van het
c h a r t e r van h/alangs
Hpofdstuk.3 Economie Development and R e c o n s t r u c t i o n .
Hoofdstuk 4, Commercial Policy,, .
..-Hoofdstuk 6 ïnter-i-governmerc-ii Commodity Agreements.
...• Hoofdstuk o Settlement of D i f f e r e n c e s .
De inhoud van deze hoofdstukken, geven we een w e i n i g ' v e r k o r t i n een
b i j l a g e weer. Hieronder beperken we ons t o t enkele.algemene opmerkingen over
hét c h a r t e r , om t e b e s l u i t e n met een o v e r z i c h t van de landbouwpolitieke m a a t r e
-gelen,, d i e h e t c h a r t e r de Nederlandse landbouw nog t o e s t a a t .
L
•/'' " i / ß " . ENIGE OPMERKINGEN OVER EET HANDVEST.
".,'•'." ; : • * ' •
De oorspronkelijke-'Amerikaanse "Trade proposals" vormden om
z o te zeggen
een dooument .ontsproten uit de geest v a n mensen, die geheel waren Opgevoed
. in-de. leer der cude vrij-handelsge dachte'. De ' theorie van'de vrijhandel leert,
.dat opruiming van alle handelsbarrières in het internationale wereldverkeer
de, grootst mogelijke ontplooiing van • de welvaart voor de betreffende landen
zal brengen. Het wezenlijke va
;n ce.Preposals was d a n ook: zoveel mogelijk o p
-heffing v a n alle belemmerende handelsmaatregelen. Het belangrijkste hoofdstuk
was en is nog steeds dat van de Handelspolitiek (thans hoofdstuk 4"), dat in •
ûôtkort-de vier volgende.doeleinden nastreefti
a. Algemene toepassing van de .-regel van meestbegunstiging (geen
voorkeurs-behandeling m e e r ) . • .--;
b . Algemene verlaging van de invoerrechten en van wat daarmee gelijkstaat.
c. Opheffing v a n quantatatieve' (invoér)beperkingen.
d.- Opheffing v#n exportsubsidies.
. . . Dit vrijhandels'dóoum'ent is "omgebouwd tot een ontwerp-charter voor de
I.T.0. e.n .op drie-grote 'conferenties, nl te Londen','Genève en Havana,
onder-werp v a n beraadslaging geweest tussen een groot aantal landen, dat deelneemt
aan het .-internationale 'handelsverkeer. De o-or'spronkelijke grondgedachte is
•: daarbij niet aangetast, doch'de tekst 'is op zoveel'plaatsen uitgebreid, g e
-,
. • w-ijzigd en van uitzonderingsbepalingen voorzien, -dat het geheel een
ingewik-keld manuscript is" geworden en dab de practijk zal moeten leren, of het
oor-spronkelijke doel« uitbreiding v a n de internationale handel en van de
werk-gelegenheid en"'daardoor vergroting van de'welvaart bij het
v a n kraeht worden
vàn : hét'handvest inderdaad.'-verwezenlijkt ' zal worden. Sommige landen (de
Ver-enigde Staten'en België x
,
'-sijn hierover sceptisch gestemd en beschouv/en deze
'gang van zaken als een uitholling v a n het handvest, andere (zoals Nederland)
bëschoü-wen^het charter zoals het nu' geworden is meer aangepast aan de
werke-•lijke verhoudingen en daardoor een vruchtbaarder basis tot samenwerking.
ft\**
2
-Ongetwijfeld moet toegegeven worden, dat in het charter thans voldoende rekening wordt gehouden met de grote verschillen in economische structuur tussen de afzonderlijke landen. Zo zal Nederland geheel binnen de grenzen van het handvest een landbouwpolitiek kunnen voeren, die desnoods niet veel behoeft af te wijken van de tot dusver gevoerde. Ook de bepalingen over goederenover-eenkomsten zijn voor Nederland zowel als voor de Overzeese Gebiedsdelen zeer "bevredigend, evenals de regeling met betrekking tot tolunies voor de
Benelux-landen.
Ofschoon Nederland zijn economische politiek dus zeer goed in de rege-ling van het charter zal kunnen inpassen, mogen we toch niet nais ten om te
wijzen op enkele punten, die voor ons land of meer in het algemeen nu niet bepaald gunstig geacht kunnen wordens
a. Het valt te betreuren, dat het handvest na eerst onvoorwaardelijk de door-voering van het meesttoegunstigingsprincipe geëist te hebben, hierop in zo-verre terugkomt, dat aan preferenties - zoals bijv. voortvloeien uit het Ottawa-stelsel - toch nog de hand boven het hoofd wordt gehouden. Art. 17 lid 2 c (lii) maakt het aan landen met een stelsel van voorkeursrechten moge-lijk bij verlaging van het meestbegunstigingsrecht de marge van preferentie op hetzelfde peil te houden door ook de hoogte van het voorkeursrecht tot een punt van onderhandeling te maken. In de oude redactie was dit niet mogelijk« Op dit punt zegevierde de Britse visie over de meer liberale strekking van de oorspronkelijke Amerikaanse opzet. Voor ons land is dit geen voordeel. Men denke aan de uitvoer van agrarische producten van Canada en Australië naar Engeland, die hierdoor in een voordeliger positie geplaatst wordt dan de Nederlandse uitvoer van dezelfde producten naar Engeland.
Evenmin is de uitzondering, die de Britse landen zich in annex A. be-treffende de invoer van vlees van Canada, Australië en Nieuw-Zeeland in landen van het Verenigd Koninkrijk hebben voorbehouden, in het voordeel vàn ons land uitgevallen, ofschoon over dit voorkeursrecht met de belanghebbende landen (waaronder Nederland) onderhandeld moet worden.
b. De artikelen, over de deviezenreglementering zijn ingewikkeld geredigeerd en het is de vraag, of deze in de practijk niet tot nj.oeilijkh.eden aanleiding
zullen geven. Het charter keurt het in art. 21 lid 4 ö goed, dat landen, die
zich in het stadium van industrialisatie en kapitaalimport bevinden, hun toe-vlucht tot quantitatieve importrestricties nemen ter bescherming van hun
be-talingsbalans. Zij behoeven hun binnenlandse economische politiek niet te wijzigen, indien dit de restricties overbodig zou kunnen maken. Dit is een zeer grote "escape clause", om niet te zeggen een te grote. Vele landen zullen nog lange tijd in het bovenbedoelde stadium verkeren en bijgevolg
importres-tricties kunnen toepassen, daar conform hoofdstuk 3 ook werken van wederopbouw hieronder vallen. Het principe van geen quantitatieve invoerbeperkingen wordt hiermede ernstig verzwakt.
o. Eveneens achten wij de bepaling te ruim (art. 34 lid 6 ) , dat de landen reeds
hun toevlucht tot anti-dumpingsmaatregel en mogen nemen, indien zij van oordeel zijn, dat door de invoer van bepaalde goederen vestiging van een productie-tak in het eigen land wordt verhinderd of vertraagd. Dit argument kan immers te gemakkelijk voorgewend worden.
d. Ten aanzien van het hoofdstuk over de gQederenovereenMomsten het volgende: Een deel van de Nederlandse landbouw legt er zich op toe met behulp van geïmporteerd veevoeder veredelingsproducten van hoge kwaliteit te pro-duceren (bacon, zuivelproducten, eieren). Om te kunnen concurreren op de wereldmarkt is het voor deze productietak noodzakelijk, dat alle landen de granen, enz. tegen eenzelfde prijs betrekken. Wanneer nu een
goederenover-eenkomst, bijv. van maïs, voor de productielanden een quotering van de uitvoer inhoudt zonder overeenkomstige beperking van de productie, bestaat het gevaar, dat de binnenlandse markt van het exportland overvoerd wordt met goedkope
maïs, zodat de veredelingsproductie in het betrokken land over een goedkope grondstof beschikt en op de wereldmarkt van het veredelingsproduct een zekere voorsprong krijgt. In het handvest lezen we hierover niets. Weliswaar bereidt het handvest in tegenstelling bijv. tot de F.A.O. zelf geen goederenovereen-komsten voor, het is meer een internationale grondwet, die een regeling geeft voor toekomstige goederenovereenkomsten, maar toch was het pfcettifc voor ons land geweest, indien het charter op de één of andere wijze een watrborg tegen een dergelijke gang van zaken had gegeven.
3
-e. Nederland is een invoerland van de meeste stapelproducten en heeft als zo-danig belang bij lage prijzen van die producten. Uit dien hoofde is het
noodzakelijk, dat invoerlanden bij het afsluiten van goederenovereenkomsten de helft van het stemrecht uit kunnen oefenen. Weliswaar schrijft het charter
in art. 63 (b),.voorf dat in- en uitvoerlanden bij het. sluiten van
goederen-overeenkomsten een gelijk stemrecht zullen hebben, maar door daaraan toe te
voegen, dat in voorkomende gevallen ook aan "self-supporting countries1' een
zekere stem toegekend kan worden, kan bijv. de stemmenverhouding 40 s 40 s 20 worden en is het belang van een consumentenland niet volledig gedekt. f. Misschien is het een kleine tekortk-oming van art. 92 lid 1, om aan de leden
niet toe te staan hun geschillen op een andere wijze te regelen dan in het
handvest is voorzien. Hierdoor wordt het partijen onmogelijk gemaakt op een wijze buiten de I.T.0. om hun geschillen te regelen.
Uit wat hierboven gezegd werd, is wel duidelijk gebleken, dat de inwerkingtreding van het handvest te zijner tijd geen opvallende keer in.de economische politiek der verschillende landen zal inluiden..Eet voornaamste voordeel, dat in feite bereikt is, is, dat ten aanzien van verschillende
maat-regelen joverleg voorgeschreven is, zodat geen enkel land bij zijn in- of uitvoer ylotseling voor een situatie gesteld kan worden, waarop het niet
voorbereid was. Daarnaast is te hopen, dat de algemene tariefonderhandelingen de hoge tariefmuren zodanig geslecht zullen hebben, dat hieruit een wezen-lijke uitbreiding-van het internationale handelsverkeer zal volgen.
HET HANDVEST EN DE-NEDERLANDSE- LANDBOUWPOLITIEK. Het resultaat van de behandeling van het charter op de drie confe-renties is geweest, dat het complex van landbouwpolitieke maatregelen, zoals dat in Nederland in de dertiger jaren is ontstaan, ook na het in werking
treden van het handvest kan worden toegepast. Weliswaar zijn er hier en daar beperkingen aan te wijzen, doch het principe van het monopoliestelsel is niet aangetast.
Indien we ons precies afvragen, welke maatregelen tot bescherming van onze eigen landbouw door het charter worden toegestaan, dan komen we tot de volgende opsomming:
a' Invoerrechten.
Art. 17 eist, dat over de verlaging van het algemeen peil der invoer-rechten onderhandeld moet worden. Men kan ook het huidige tarief consolideren of de verplichting op zich nemen het niet boven een te bepalen hoogte te
laten stijgen. De consolidatie van een laag tarief wordt in principe een gelijkwaardige concessie geacht als een verlaging van een hoog tarief. b. Monopolieheffingen.
Wat v o o r de i n v o e r r e c h t e n g e l d t , g e l d t ook voor de monopolieheffingen.
E c h t e r b e p a a l t a r t . 31 l i d 4> d a t een land met een s t a a t s m o n o p o l i e s t e l s e l
(Nederland), dat b i j een importmonopolie van s t a p e l p r o d u c t e n een s t e l s e l van
binnenlandse p r i j s s t a b i l i s a t i e k e n t , de marge van de monopolieheffing mag
aanpassen a l s de w e r e l d m a r k t p r i j s s t e r k schommelt.
c. Maal- en menggeboden.
Deze worden door het handvest slechts toegestaan voor zover ze Op
1 Juli 1939 of op 10 April 1947 r-*f op de dag, dat het handvest in werking
treedt, bestonden (art. 18 lid 5 e.V.). Zij mogen echter niet ten nadele van de import gewijzigd worden en er moet over onderhandeld worden in de zin
van art. 17» ..,-_ d. Invoerc ont ingentering. *®
In tijden van deviezenschaarste wordt quotering van de invoer over de gehele linie toegestaan (art. 21 t/m 24), terwijl men dan de invoer van
"essential products" mag bevorderen boven die van "non-essentials".
In normale tijden wordt invoercontingentering van agrarische en visse-rijproducten slechts toegestaan ter aanvulling van bepaalde maatregelen van binnenlandse economische politiek (binnenlandse productiebeperkingen of afvoeren van een tijdelijk overschot, art. 20).
4
-e. Subsidies.
Productiesubsidies worden voor zover ze de invoer beperken zonder limiet toegestaan, zij het dan dat de benadeelde exporterende landen een klacht kunnen indienen (art. 25). Voor zover za de export stimuleren, geldt het
klachtrecht evenzeer, maar mag het betreffende land door de'subsidiëring geen onrechtvaardig groot aandeel in de wereldhandel krijgen (art. 28).
Exportsubsidies zijn in principe twee jaer na het in werking treden van het handvest verboden (art. 26), doch mogen bij een stapelproduct wanneer
een goederenovereenkorast hangende is, dan wel indien een poging gedaan is tot het aangaan van een goederenovereenkomst, doch deze geen kans heeft van slagen, worden gehandhaafd of gegeven (met de genoemde verplichting van art, 2 8 ) .
Restitutie van in het binnenland geheven rechten of belastingen zal niet als exportsubsidiëring, of dumping worden aangemerkt.
f. Anti-dumping- en compenserende invoerrechten.
Anti-dumpingsrechten worden toegestaan ter hoogte van het verschil van binnenlandse prijs in het exportland minus exportprijs (art. 34)» Het compenserend invoerrecht mag hoogstens gelijk staan met de grootxe van de subsidie, verleend op de fabricage, productie of export van een bepaald product.
S- Nqodclauaule.
Op grond van onvoorziene omstandigheden, waardoor de invoer plotseling zodanig stijgt, dat de belangen van binnenlandse producenten ernstig v/orden bedreigd, mogen invoerverboden ingesteld worden (art. 4 0 ) •
•s-Gravenhage, September 1948. Samengesteld doors Drs G. Greidanus. LANDBOUW-ECONOMISCH INSTITUUT, De Directeur IJ I
/
'j, n\^~.:- ••••( D r / J . H d r r i n g ) J
Toelichting.
De verschillende onderwerpen worden in de bijlage onder de volgende genummerde hoofden behandeld s
_ n o . Economische ontwikkeling en wederopbouw
I n t e r n a t i o n a l e beleggingen M e e s t b e g u n s t i g i n g s b e g i n s e l T a r i ef ve r 1 ag ing
Non-discriminatie van binnenlandse regelingen Meng- en maalgebod
Invoercontingentering van agrarische en visserijproducten Invoerrestricties ter bescherming van de betalingsbalans (deviezenreglementering, Internationaal Monetair Ponds) Productiesubsidies in het algemeen
Exportsubsidies Monopoliestelsel (staatshandel) Technische artikelen Anti-dumpingsrechten Noodclausule Tolunies
Goederenovereenkomsten (definitie van stapelproducten, doeleinden, voorbereiding, beginselen en voorwaarden van goederenovereenkomsten, Goederenraden, rechten van
de P.A.O.) 43 t/m 54
B e s l i s s i n g van g e s c h i l l e n (competentie van het I n t e r
-n a t i o -n a l e Hof va-n J u s t i t i e ) 55 "t/m 59 1 9 12 t9 t/m 4 ,10 < ,13 • 15 16 18 t/m 27 28 en 32 31 t/m 33 40 41 7 an 11 an 14 26 29 38
Bijlage. INHOUD VAN DE BELANGRIJKSTE DELEN
VAN HET HANDVEST VAN DE I.T.O.
ECONOMISCHE ONTWIKKELING.
(Hoofdstuk 3 van het handvest)
!1. Dit hoofdstuk heeft bij de beraadslagingen een groot struikelblok
ge-vormd. De landen waren het er tezamen over e§ns, dat alle landen er.
belang bij hébben, dat de natuurlijke hulpbronnen overal ter wereld
zo goed mogelijk tot ontwikkeling gebracht worden. Men was er echter
huiverig voor om aan de minder ontwikkelde'landen op grond van
eco-nomische ontwikkelingsplannen vrijelijk verlof te geven maatregelen
in strijd met het hoofdstuk "Handelspolitiek" te nemen en men is op
dit punt tot een compromis moeten komen. Voor ons land is speciaal
belangrijk, dat de bepalingen geldend voor economische ontwikkeling
cok gelden voor gevallen van wederopbouw.
art.8 2 . Het handvest begint met te constateren, dat economische ontwikkeling
de werkgelegenheid zal verbeteren, de productiviteit van de arbeid
zal verhogen,, de vraag naar goederen en diensten zal vergroten, dat
het zal bijdragen tot een beter economisch evenwicht tussen de landen,
dat de internationale handel er door zal toenamen, in
één
woord de
art.10 welvaart (de reële inkomens) zal er groter door worden. De leden komen
dan ook overeen om met elkaar, met de I.T.O., met de Economische en
Sociale Baad en eventueel met andere internationale organisaties samen
te werken om hun economische hulpbronnen tot ontwikkeling te brengen.
art.11 3» Voor de economische, ontwikkeling zijn kapitalen, uitrusting,
materia-len, werkkrachten eri ondernemingsgeest nodig en het charter verlangt
van de leden, dat zij elkaar geen moeilijkheden in de weg zullen
leggen bij. het verkrijgen van een rechtvaardig aandeel in deze
mid-delen. Op dezelfde gronden zullen de leden in hun eigen land geen
onredelijke actie tegen vreemde investeringen ondernemen*. De I.T.O.
zal internationale overeenkomsten stimuleren, die het overbrengen
van kapitalen, uitrusting, materialen, werkkrachten en
ondernemings-geest van het ene land naar het andere veiligstellc i.
art.12 . 4» In verband hiermede wordt ook de waarde van internationale
investe-ringen erkend. Het charter verlangt van de leden, dat zij aan de
onder-danen van andere leden de gelegenheid zullen
geven
voor het tot stand
brengen van internationale beleggingen en dat zij bestaande en toe—
komstige buitenlandse beleggingen de grootst mogelijke zekerheid
art.12 lid 1c zullen garanderen. 'Met bepaalde beperkingen - de leden mogen
voorzorgs-maatregelen nemen tegen inmenging van vreemd kapitaal in binnenlandse
aangelegenheden - beloven de leden aan de beleggingen van onderdanen
van andere leden
geen
zwaardere eisen op te leggen dan aan de nationale
beleggingen (dcorv.ering van'het meestbegunstiging3principe)
,
5« Art. 13 bepaalt in hoeverre landen, die in het stadium van economische
ontwikkeling verkeren, vrijgesteld, zullen zijn van^aleving van de
be-palingen van hoofdstuk 4 (Handelspolitiek).
art.13 lid 6 Indieu een land in het kader van een economisch ontwikkelingsprogramma
maatregelen v/il nemen,, die in strijd zijn met. hoofdstuk 4> doch geen,;;. .•
inbreuk maken op contractuele verplichtingen van het land, moet
recht-streeks aan de I.T.Oo toestemming worden gevraagd«
ar.t.13 ü d 7 Het charter noemt reeds een viertal gevallen, waary.oor die toestemming
niet mag worden geweigerd* _, ,..
v>art.13 lid 3 In geval het ontwikkelingsprogramma niet in strijd is met hoofdstuk 4»
maar wel inbreuk maakt op aangegane contractuele verplichtingen, dient
overleg gepleegd te worden met de belanghebbende landen, waarbij de
art.13 ü d 4 I.T.O. de helpende hand aal bieden. Indien tijdens de onderhandelingen
de import zodanig toeneemt, dat het ontwikkelingsprogramma ernstig in
gevaar dreigt te worden gebracht, ma.g het betrokken land provisioneel
reeds beschermende maatregelen toepassen, mits hierdoor de import niet
verkleind wordt beneden de'normale* De Ï.ToO. sal bepalen of en tot
wanneer die bepalingen van kracht mogen blijven. Indien het overleg
mislukt, zal het betrokken land toch aijn programma ten uitvoer mogen
brengen. De IoT»0. zal dan bepalen, welke voordelen de andere landen
uit de betrokken handelsverdragen mogen intrekken.
2
-art.14 6. Tijdelijke maatregelen ter bescherming van de opbouw of ontwikkeling van een bepaalde bedrijfstak of van de landbouw in strijd met
hoofd-stuk 4 moesten reeds 30 dagen vóór de ondertekening van het General Agreement on Tariffs and Trade gerapporteerd worden. (Nederland rap-porteerde er geen). De I.T.0. zal beslissen, welke van deze maatre-gelen mogen blijven bestaan.
art.15 7» Tenslotte wordt de mogelijkheid geopend in het kader van economische ontwikkelingsplannen nieuwe preferentiële stelsels tussen twee of meer landen in het leven te roepen, zonder dat nu direct een tolunie wordt beoogd.
ALGEMENE HANDELSPOLITIEK. (Hoofdstuk 4 van het handvest)
8. Dit hoofdstuk verreweg het belangrijkste van het hele handvest -behandelt achtereenvolgens de volgend© punten:
a. Meestbegunstiging (opheffing van alle voorkeursrechten). b. Algemene verlaging van de invoerrechten.
c. Verbod van quantitatieve beperkingen (waarop 2 belangrijke uit-zonderingen) .
d. Subsidies (opheffing exportsubsidies). e. Staatshandel.
f. "Technische" bepalingen.
g. Spéciale bepalingen (o.a. noodclausule, tolunies %n uitzonderingen
op hoofdstuk 4 ) • 9» Meestbegunstiging.
Het wezenlijke doel, dat de I.T.0. voorstaat, is uitbreiding van ds internationale handel en daardoor van de werkgelegenheid. Een eerste voorwaarde voor het bereiken hiervan is, dat de leden van de I.T.0.
elkaar zullen behandelen op voet van meestbegunstiging. Art. 16, het eerste artikel van hoofdstuk 4? eist dan ook onvoorwaardelijk en in de ruimste zin des woords van de leden, dat zij dit beginsel in toe-: passing zullen brengen. Meestbegunstiging is synoniem met opheffing art.16 lid 2 van voorkeursrechten! een vijftal uitzonderingsgevallen wordt nog
toegelaten:
a. preferenties bestaande tussen de delen van het Britse wereldrijk , (de betrokken landen worden in appendix A. van het charter ge-noemd) ;
't. preferenties bestaande tussen landen, die op 1 Juli 1939 tot één souverein gebied behoorden en genoemd in appendix B,C,D, en E; c. preferenties tussen de Verenigde Staten en Cuba;
d. preferenties tussen de Verenigde Staten en de Philippijnen; e. Preferenties bestaande tussen bepaalde nabuurstaten, genoemd in
appendix P,G,H,I en J.
art.16 lid 4 De voorkeursmarge van deze rechten zal echter niet hoger mogen zijn dan de maximum-marge toegestaan bij de grote tariefovereenkomst
(General Agreement on Tariffs and Trade) of niet hoger dan op 0 1Ö April 1947 bet geval was.
TO« Twee puntön van deze uitzonderingen verdienen speciaal onze aandacht. In de eerste plaats is dit de regeling van de voorkeursrechten binnen de grenzen van de Benelux en zijn Overzeese Gebiedsdelen (appendix C ) . Het mooist zou uiteraard geweest zijn, indien wij aan het bestaan van de Belgische voorkeursrechten ten behoeve van de Congo het recht
hadden kunnen ontlenen dezelfde faciliteiten te geven voor de invoer
van alle producten^ welke uit de Nederlandse Overzeese Gebiedsdelen komen en dit wederom voor het hele gebied van de Nederlands-Belgisch-Luxemburgse Douaneunie. Dit heeft Nederland echter niet kunnen be-reiken. Uiteindelijk is bepaald, dat alle bestaande preferenties voor producten uit de Belgische Congo ook zullen gelden voor alle soort-gelijke producten, welke uit de Nederlandse Overzeese Gebiedsdelen komen(en niet-omgekeerd). M.a.w. het criterium ligt bij de lijst der Congo-produeten.
11. Belangrijk is voor ons land ook, dat onder uitzondering a» een
voorkeursrecht valt bij invoer van diverse soorten vlees van
Canada, Australië en Nieuw-Zeeland in landen van het Verenigd
Koninkrijk (appendix A) <• Aan. deze voor ons ongunstige "bepaling i3
evenwel toegevoegd, dat er zó spoedig mogelijk onderhandelingen
tussen de belanghebbende landen (waaronder Nederland) over deze ,
tariefpreferenties sullen plaatsvinden, terwijl verder de
mogelijk-heid van een algemene goederenregeling voor dit product evenmin
is uitgesloten,
12. Tariefverlaging» '
art»17' Op het artikel van ds mee&, c'-egu^stiging vclgt direct dat van de
algemene tarief"--^."^Jngen. Be sg, technische artikelen zijn
ver-schoven naar het eind van het hoofdstuk.
-jart«17 üd. 1 Leden van de I„T-.0. zullen met elkaar in onderhandeling treden
over de wederzijdse verlaging van hun invoerrechten, indien een
art*1"7 lid 2 bepaald lid aan een ander lid het verlasen hiertoe. te kennen geeft.
De volgende "spelregels" moeten dan • echter in' acht genomen worden»
De onderhandelingen moeten geschieden "on a selective
product-by-product basis", terwijl tegenover concessies van het ene lid steeds
surt.tT l^d 2d gelijkwaardige concessies van de andere onderhandelingspartner
moeten staan. Sr is vastgelegd, dat bij de onderhandelingen
conso-lidatie van lage rechten of van vrije invoer in beginsel moet
worden erkend als een tariefconcessie. Door het
rneestbegunstigings-beginsel komen de'tariefverlagingen tussen twee partijen steeds
aan alle leden van de ï»T,>0. ten goede.
art.17 ü d 4 Het laatste lid van art. 17 houdt zich bezig met de procedure, die
de I.T.O. zal volgen, indien een lid zich van de
tariefonderhan-delingen afzijdig houdt.
art»17 Ü d 3 13« Bekend is, dat de grote onderhandelingen over de verlaging der
invoerrechten en van wat daarmede gelijkstaat als bijv» onze
monc-polieheffingen, reeds het vorig jaar te Geneve begonnen zijn.
Nederland heeft op 30 October 1947 het General Agreement on Tariffs
and Trade ondertekend en past de verlaagde tarieven sinds 1
Janu-ari 1948 reeds provisioneel toe.. Tijdens de onderhandelingen te
Genève zijn Nederland, België en Luxemburg gemeenschappelijk als
één douanegebied opgetreden, zodat op dit punt
geen
nieuw--* pro~
;blemen meer rijzen bij het definitief in werking treden van de
Tolunie.
14« In vroegere redacties van het ontwerp-charter was bepaald, dat
alle overeengekomen verlagingen in meestbegunstigingstarieven
automatisch zouden strekken tot verlaging of opheffing van
voor-keu rsmarge s .
Dit hield duidelijk een liquidatie
).n
van hot bekende Ottawa-•
stelsel. De Britse landen hebben hiertegen voortdurend gestreden
art.17 lid 2o(iii) en uiteindelijk niet zonder succes. Het handvest maakt het nl.
mogelijk, dat de hoogte van het voorkeursrecht tegelijk punt van
onderhandeling wordt gemaakt bij de onderhandeling w e r de
ver-laging van het meestbegunstigingsrecht en in dat geval 'gal de
verlaging in beide soort Tarieven conform het . resultaat van de
onderhandelingen zijn. De bres in het Ottawa-stelsel is dus niet
definitief! •'
a*rt»l8 . ' 15» In 'overeenstemming met de gedachte van non-discriminatie, die als
een rode draad door het gehele handvest loopt, is bepaald, dat
binnenlandse heffingen, belastingen, wetten en regelingen ten
* - aanzien van de verkoop, aankoop, transport, distributie,
mengge-boden, enz. in beginsel niet op een zodanige manier mogen worden
toegepast, dat binnenlandse producten er door worden beschermd
tegenover producten uit de vreemde. M.a.w. aan geïmporteerde
producten mogen geen hogere belastingen worden opgelegd dan aan
dezelfde nationale prcduoteni evenmin mogen de wetten en
maat-regelen ten aanzien van koop, verkoop, transport, etc. voor
ge-ïmporteerde producten ongunstiger zijn dan voor deselfde nationale
producten. Een uitzondering -wordt gemaakt voor heffingen, die
steunen op een reeds op 10 April 1947 bestaand Verdrag«
A
-art.18 lid 4 Transportkosten mogen uiteraard wel verschillend in rekening worden gebracht, indien het verschil toe te schrijven is aan de economische werkwijze van de transportmiddelen, maar dit impliceert niet, dat
op kunstmatige wijze het vervoer via de ene.haven verhinderd mag worden om een andere haven te bevoordelen.
Met het bovengenoemde voorschrift dat binnenlandse heffingen op geïmporteerde en op eigen producten hetzelfde moeten zijn, is een
gedeelte ven de Amerikaanse "processing taxes", dat o.m. zo
hinder-lijk v/as voor de afzet van Indische palmolie op de markt der Verenigde Staten, in strijd» Evenzo is ook het Belgische stelsel van "taxes de licences" niet met het voorschrift in overeenstemming. Het Neder-landse monopoliestelsel is gedekt door art. 31 (Staatshandel). art.18 lid 9 De leden van de I.T.O. erkennen ook, dat binnenlandse
maximumprijs-regelingen ten nadele van de exporterende landen kunnen werken; de leden, die zulke regelingen uitvaardigen, zullen zoveel mogelijk met de belangen van de exportlanden rekening houden.
$6. Maal- en menggeboden.
art.18 lid 5 e.v. Maal- en menggeboden worden verboden, tenzij zij reeds bestonden op 1 Juli 1939, 10 April 1947 -.f op de dag, waarop het handvest wordt getekend. Zij mogen echter niet ten nadele van de import gewijzigd. ^ worden, mogen niet dienen om de import over verschillende
export-landen te verdelen en verder moeten zij voorwerp van onderhandeling gemaakt .worden conform art. 17« Van het begin af aan heeft het hand-vest afwijzend gestaan tegenover het instandhouden van maal- en meng-geboden, omdat het hierin terecht een voortrekken van de binnen-landse productie op de buitenbinnen-landse zag. Het heeft dan ook heel wat moeite gekost nm het bovenstaande te bereiken. Nederland had graag gezien, dat het charter maal- en menggeboden had toegestaan, voor zover ze niet meer bezwarend of beperkend zouden ziju dan de in het handvest wel toegelaten middelen van berscherming, doch zover is men niet willen gaan.
17. Quantitatieve beperkingen.
Het deel, dat de quantitatieve beperkingen en in verband daarmede de deviezenreglementering regelt, 13 het moeilijkste deel van het handvest.
Zoals nns uit de strekking der oorspronkelijke "Trade Pro-posals" duidelijk mag zijn, begint het charter met alle quantitatieve beperkingen te verbieden. Op het algemene verbod worden echter enkele uitzonderingen toegelaten, waarvan er met name één speciaal voor de landbouw van belang is, terwijl een ander quantitatieve beperkingen sanctioneert op grond van moeilijkheden in de betalingsbalans. Daar-irt.20 lid 2a naast worden nog toegestaan uitvoerverboden of beperkingen tijdelijk
opgelegd om een noodtoestand van ernstige tekorten aan levensmiddelen of andere voor het exportland noodzakelijke producten te voorkomen t.rt.20 lid 2b of te verlichten en in- en uitvoerverboden of -beperkingen nodig voor
de indeling van de goederen naar soort en kwaliteit in dé'internatio-' nale handel.
irt.20 lid 2c 18. De uitzondering, die speciaal voor de landbouw,'zo belangrijk is,
behelst, dat invoerbeperkingen op agrarische en visserijproducten toegestaan zullen zijn, indien deze nodig zijn ter aanvulling van regeringsmaatregelen, dies
a. hoeveelheden van dezelfde binnenlandse producten, die ter markt mogen komen of mogen worden geproduceerd, eveneens beperken;
zo er geen belangrijke binnenlandse productie van hetzelfde
pro-duct is, geldt dit ook voor substituutpropro-ducten; %
b. die een tijdelijk overschot -an dezelfde binnenlandse producten (of substituutproducten) afvoeren door dit overschot gratis of tegen gereduceerde prijs beschikbaar te stellen voor zekere groepen van binnenlandse gebruikers|
c. die de productieomvang van een dierlijk product beperken, welke direct afhangt van een importproduct, indien de eigen productie van het betrokken invcerproduct te verwaarlozen is. Hierbij is
~ 5 _
art.20 lid 3a De hier bedoelde importrestricties mogen slechts worden toegepast,
zolang de "binnenlandse productièrestricties gelden, terwijl uitdruk-kelijk is bepaald, dat imvcerrestrie ties ten aanzien van
seizoen-producten niet zodanig mogen worden toegepast, dat geen voldoende
invoer wordt toegestaan om aan dè consumptievraag ta voldoen in jaar-getijden, waarin het eigen product niet aan de markt is.
art.20 lid 3c Indien een lid van deze uitzondering wenst gebruik te maken, is
het verplicht de quantitatieve omvang van de beperking openbaar te. art.20 lid 3b . makenj bovendien moet het de exporterende landen, van welke de
uit-voer door de importrestrictie wordt getroffen, gelegenheid tot over-art.20 lid 3d leg bieden. In het geval sub a<. zal het de invoer slechts zodanig
mogen beperken, dat de verhouding invoer versus eigen productie ten itflaste bij dezelfde blijft als bij afwezigheid van de restrictie. Het betrokken land dient zich hierbij te baseren op een vroegere representatieve periode«
In zijn vroegere redactie liet het charter importbeperkingen op agrarische producten ter aanvulling van bepaalde maatregelen van binnenlandse economische politiek ook reeds toe, doch sprak het bij de verlangde beperking van de binnenlandse preductie of het afvoeren van een tijdelijk overschot van binnenlandse producten over "the
like domestic product". Daar het niet duidelijk was, of dit
uit-sluitend vertaald mocht worden met "hetzelfde binnenlandse product" of dat we er ook soortgelijke binnenlandse- producten onder mochten . verstaan, was dit een onaangename redactie. Het was ook enigszins
vreemd, dat het handvest in alle- andere gevallen steeds sprak van "the like or similar product" en juist hier niet* Nederland had hier zeer veel belang bij, opdat zonodig bijv., de import'van een product als maïs beperkt zou mogen yjorden op grond van binnenlandse pro-ductiebeperkingen voor rogge. Op de conferentie te Genève heeft men gelukkig de oorspronkelijke redactie in gunstige, zin aangevuld; men heeft de redactie "the like domestic product" echter niet eenvoudig vervangen door "the like or similar domestic product" doch door
"the like domestic product or, if there is no substantial domestic production of the like product,' of a domestic agricultural or fisheries product for which the imported product oan be directly substituted."
Uitzondering o*, die pas 'in Havana aan de tekst toegevoegd is, maakt het mogelijk om de invoer van een veevoederproduct te
beperken, indien ook de betreffende veredelingsproductie ingekrompen wordt en indien de eigen productie van-het veevoederpr'.-duct gering •
is (Nederland: maïs).
19« Bescherming van de betalingsbalans.
art.21 Daar het uitermate wenselijk is, dat de landen hun betalingsbalans
in evenwicht houden, geeft het handvest toestemming tot quantita-tieve importbeperkingen,, voorzover deze nodig zijn om s
aft.21 lid 3a a. een sterke achteruitgang in de monetaire reserves van het betrokken lid tot stilstand te brengen uf om reeds op te treden -bij ean ernstige dreiging daarvan;
b. om de monetaire reserves van het lid op een redelijke wijze té doen toenemen, als deze zich op een zeer laag peil bevinden.
art.21 lid 3c... De restricties dienen zo toegepast te werden, dat niet de import
van kleine hoeveelheden onredelijk getroffen wprdt (ter bescherming van noimale handelskanalen, patentrechten, ed„) en dat onnodige schade aan de commerciële belangen van andere leden wordt voorkomen,
art.21 lid 3b Naarmate de toestand van de monetaire reserves zich verbetert
-dit ter beoordeling van het Internationale Monetaire Ponds - moeten"'" de ingestelde restricties verzacht resp, opgeheven worden.
art.21 lid 4a 20. Het charter constateert, dat in deze na-oorlogee ^aren vrij-cel
alle landen zich nog geplaatst zullen-zien tegenover moeilijkheden in de betalingsbalans en dat de I.T.0. hier terdege rekening mede art*21 'lid 5*> zal houden. Uiterlijk twee jaar na het in werking treden van het
oharter zal de I.T.0. de balans opmaken van de dan nog bestaande
restricties.
6
-art»21 lid 4b Wel bijzonder belangrijk is de materie, die verder in het vierde
lid van artikel 21 behandeld wordt. Indien een land een binnen-landse economische politiek voert conform artikel 3 (handhaven van volledige werkgelegenheid en opvoeren van de vraag) of conform
artikel 9 (wederopbouw of ontwikkeling van zijn natuurlijke hulp-bronnen, industrialisatie, import van kapitaalgoederen), kan het volgens het handvest een zodanige drainage van zijn bezit aan
bui-tenlandse valuta Ondervinden dat het gedwongen wordt tot beperking van zijn invoer over te gaan ter beveiliging van zijn monetaire reserves. In dergelijke gevallen zullen landen hun binnenlandse economische politiek niet behoeven te, wijzigen, indien dit de restricties overbodig zou kunnen maken» Zij zullen de restricties zfl mogen toepassen, dat aan de import van de meer noodzakelijke producten de voorrang wordt gegeven.
art.21 lid 4° Bij het voeren van hun binnenlandse economische politiek zullen de
betrokken leden evenwel aandacht besteden aan het herstel van het
'-evenwicht in de betalingsbalans op een gezonde en duurzame basis. Het komt ons voor, dat dit een erg grote "escape clause" is. Zullen de meeste landen niet nog jarenlang hun .binnenlandse econo-mische politiek voeren onder het zich voordoen van de bovengeschet-ste omstandigheden? Het is kenmerkend in de opbouw van het charter en dit is toe te schrijven aan zijn geleidelijke groei via de drie internationale conferenties (Londen, Genève, Havana), dat het in beginsel verschillende protectionistische handelsmaatregelen ver-biedt (voorkeursbehandeling, exportsubsidies, enz.), maar tegelijk weer diverse uitzonderingen toelaat. Het is echter de vraag, of
hier de uitzondering niet zo groot is, dat het hele beginsel er illusoir door wordt«
21». In het vijfde lid van artikel 21 is de procedure vastgelegd, die een lid moet volgen, indien het restricties ter bescherming van de betalingsbalans wil instellen of indien'het een klacht wil indienen naar aanleiding van restricties van een ander lid.
art.21 lid 6 22. Het toepassen van restricties door veel leden is een aanduiding van
een algemene evenwichtsverstoring. De I.T.O. zal dan trachten door internationaal overleg tot maatregelen te komen, die het evenwicht kunnen herstellen.
art.22 25» Het spreekt vanzelf, dat ook bij de toepassing van quantitatieve
restricties het beginsel van nondiscriminatie geldt. De leden zullen er bij het toepassen van importbeperkingen naar streven de handel over de verschillende exportlanden zodanig te verdelen, dat de verhoudingen ongeveer hetzelfde zullen zijn als bij
afwezig-art.22 lid 2 heid der beperkingen. Zo geeft het charter in zekere zin een
voor-rangslijst ven de methoden, die bij de invoerbep.erkende maatregelen
kunnen warden toegepastj globale contingentering verdient bijv. de voorkeur boven een stelsel van vergunningen. Stringent zijn deze bepalingen echter niet geformuleerd.
art»23 24» In deze na-oorlogse jaren van moeilijke aanpassing zullen de leden
zich nog niet aan de regel van non~discriminatie behoeven te houden,
art.23 lid 1b indien zij op grond van artikel XIV van het Internationale Mone-art.23 lid 1e taire Ponds van overgangsmaatregelen gebruik maken. Hun politiek
in deze overgangsjaren zal echter toch gericht moeten zijn op een
uitbreiding ve.n het multilaterale handelsverkeer en op' een
verbe-art.23 lid 1h _ tering van de betalingsbalanspositie. Ka 1 Maart l952 (d.i. vijf
jaar na de oprichting van het Monetaire Funds) zal de I.T.O. de
toestand van het internationale handels- en betalingsverkeer nagaan en eventueel de leden, die dan nog van de regel van nündiscriminatie afwijken, kunnen voorschrijven hieraan een einde te maken.
art.24 25. Met betrekking tot deze materie van valutarestricties en
deviezen-reglementering is aan het Internationale Munetaire Fonds een zeer belangrijke plaats ingeruimd. De I.T»0« zal voortdurend t/ver deze
zaken üverleg plegen met het Fonds en in verschillende"kwesties is aan het Fonds een beslissende stem toegekend. De Verenigde Staten nemen in het Fonds een overheersende positie in en zullen er waar-schijnlijk uit dien hoofde naar gestreefd hebben om bij de uitvoe-ring der bepalingen over de deviezenreglementeuitvoe-ring aan het Fonds een grote invloed toe te kennen.
7
-26. De bepalingen omtrent de toelaatbaarheid van quantitatieve beper-kingen in verband met moeilijkheden in de betalingsbalans en met ' name de bepalingen over de deviezenreglementering zijn gecompli-ceerd opgebouwd en men kan zich met enige bezorgdheid afvragen, of zij in de practijk niet een bron, van voortdurende moeilijkheden zuilen vormen.
27. Subsidies.
Het handvest onderscheidt twee soorten subsidies, n l .
a. productiesubsidies meer in het algemeen;
b . do eigenlijke u i t v o e r s u b s i d i e s .
art.25 Productiesubsidies meer in het algemeen, die de strekking hebben de uitvoer te vermeerderen of de invoer te verminderen, laat het handvest toe; het betreffende land moet ze"echter ter kennis van de I.T.O. brengen en indien een. ander lid er" ernstige schade van mocht ondervinden, met dit lid of met de IiT.O. in overleg treden. art.26 lid 1 28. Uitvoersubsidies worden verboden^ zij zullen uiterlijk twee $aar
na het in werking treden van het handvest opgeheven moeten word.e.n.. art.26 lid 2 Bijzonder gunstig voor de export van onze veredelingsproducten is,
dat restitutie van in het binnenland geheven rechten of belastingen art.26 lid 4 niet als exportsubsidiëring zal v/orden aangemerkt. Verder worden
exportsubsidies wel toegestaan als 'concurrentiemiddel, nl. als een niet-lid van de I.T.O. expqrtsubsidiëring toepast en een lid daar
art.26 lid 3 bij zijn uitvoer schade van ondervindt. Tenslotte k&n de 1,1,0.
na het verstrijken van de twee jaar toestemming tot het verlenen van exportsubsidies geven al dan niet onder voorwaarden. art.27 lid 1 29. Bij stapelproducten zal niet van exportsubsidiëring worden
ge-sproken, indien een lid een stelsel van binnenlandse prijsstabili-satie kent, hetwelk ten gevolge heeft, dat de jexpör-.tprijs nu eens lager is dan de binnenlandse prijs en dan wee.r,ihoger, terwijl het stelsel dient om een doeltreffende regeling van-de productie moge-lijk te maken of zodanig wordt gehanteerd, dat het geen
onge-oorloofde stijging van de uitvoer ten gevolge heeft, noch op andere wijze de belangen van één der leden van de I.T.O. schaadt. '•
Het is dus mogelijk een dergelijke prijsstabilisatiepolitiek ;, • te voeren bij aanwezigheid van eenuiivoeroVerschot,
(producenten-land),, echter niet bij aanwezigheid ven een invoeroverschot (con-art.27 lid 2 sumentenland). Het charter beklemtoont bij stapelproducten de wen-art.27 lid 4 • se'1 ijkheid van intergouvernementale goederenovereenkomsten. Hangende
het overleg tot zulk een goederenovereenkomst mogen de bestaande exportsubsidies niet worden verhoogd, terwijl er geen nieuwe mogen art,27 lid 5 .worden gegeven tenzij met toestemming van de I.T.O. Mislukt het.
overleg al of niet definitief of meent het subsidiërende land, dat de goederenregeling gee« juiste oplossing brengt, dan is het ge-art. 26 lid 1 rechtigd zijn export te blijven subsidiëren. Hierbij bepaalt het
handvest echter nadrukkelijk, dat exportsubsidies nooit zodanig mogen worden' toegepast, dat daardoor het aandeel van het betrokken
lid in de wereldhandel van .het product onrechtvaardig wordt ver-art.28 lid 4 groot. De I.T.O. zal op grond van allerlei factoren, o.a. een
vroe-gere representatieve periode', de wenselijkheid van productiever-schuiving naar de meest efficiënte en economische productiegebieden, enz. in laatste instantie bepalen-, hoe groot het "rechtvaardig"
aandeel van een lid in de wereldhandel van een product is. 30. Staatshandel.
aijt.29 Aan dit onderwerp zijn vier artikelen gewijd, waarvan het eerste '•'' • bepaalt, dat staatshandelsondernemingen (waarmede alle
onderne-mingen bedoeld worden, die maar enigszins onder de jurisdictie van" de staat vallen) zich eveneens aan de regels van nondiscriminatie, die het chaÈter stelt, hebben te houden. M.a.w. deze ondernemingen
mogen zich bij aan- en verkoop uitsluitend laten leiden door com-merciële overwegingen als prijs, kwaliteit, voorraad, marktomstan-digheden, transport, enz. Een uitzondering bestaat slechts voor aankopen van goederen voor regeringsgebruik, die niet bestemd zijn • vOor herverkoop of voor aanwending in de productie van andere
goederen.
31« Voor landen, die een (staats)monopolies.telsel kennen, geldt het volgendes
.8
-art.31 lid 1 a. Indien een lid een exportmonopolie of importmonopolie in stsnd
houdt, zal het op verzoek van één of meer andere leden moeten
onderhandelen over zijn export- of importpolitiek„ In het
laatste geval komen die onderhandelingen uiteraard neer op de
maximumhoogte van de in ons land bekende
monopolieprijaver-schillen; de betreffende onderhandelingen sta-^n op één lijn met
de
tariefonderhandelingen-art.31 lid 2b b. Indien het de onderhandelende partijen evenwel blijkt, dat
onder-handelen . flver het maximum van de mcnopolieheffing geen zin heeft,
kan ook een andere basis voor de onderhandelingen gekozen worden,
bijv« de te importeren hoeveelheden,-.
art.31 lid 4 c. In geval het importmonopolie een stapelproduct ("primary
commodity"), betreft, hetwelk deel uitmaakt van een
prijsstabili--satieschema, zal het maximum van de monopolieheffing bij sterk
schommelende wereldmarktprijzen aangepast mogen worden«
as£»31 lid 3 d. Wanneer er niet onderhandeld wcrdt over het
maximum-monopclie-prijsverschil, blijft het land niettemin verplicht het maximum
algemeen bekend te maken of ter kennis te brengen van de I.T.O.
art.31 lid 7 e« Het feit dat een land een importmonopolie heeft, sluit geenszins
uit, dat het de andere bij het handvest toegelaten middelen van
bescherming mag toepassen (maal- én menggeboden, quantitatieve
beperkingen op agrarische producten., subsidies)
<• '
art.31'lid 5 f« Een land met. een staatsmonopolie voor de import is verplicht
-voor zover mogelijk - de binnenlandse behoefte aan het
import-product volledig te bevredigen, eventueel rekening houdend met
een bestaande rantsoenering„
32. "Technische artikelen".
Deze artikelen keren zich in menig opzicht tegen vormen van
ver-momd protectionisme. Voor zover toepasselijk op de materie, die deze
artikelen regelen, schrijft het handvest ook steeds het principe
van meestbegunstiging voor.,
art.33 Vfrijg doorvoer.
De leden bo-lpven aan elkaar vrije doorvoer voor transitogoederen.
Deze bepaling geldt niet, indien de goederen in het doorvoerland
••-•
tijdelijk in entrepôt opgeslagen worden, omdat het uiteindelijke
land van bestemming nog niet bekend is. Eet artikel over de vrije
doorvoer is verder zo gesteld, dat aan onze Rijn- en Scheldevaart
••'•.• geen moeilijkheden in de weg worden gelegd.
33» Anti-dumping- en compenserende invoerrechten.
art.34 lid 1 Deze vorm van afweermaatregelen wordt door het handvest toegestaan,
echter uitsluitend rechten van anti-dumping, geen andere methoden.
Bij het bepalen van de hoogst toelaatbare anti-dumpingsmarge moet
het betreffende lid nagaan, hoeveel de exportprijs lager is dan:
ai de vergelijkbare prijs van het product in het binnenland van het
exportland5
b. of bij afwezigheid daarvan dan da hoogst veig«li.jkb§re prijs van
hetzelfde product bij export naar een derde land;
c. of de kostprijs van het product inclusief ver-koopkosten en
onder-nemerswinst.
Het bepaalde sub. b. is wel heel scherp en kan erg gemakkelijk
redenen scheppen tot het nemen van anti-dumpingsmaatregelen.
art.34 ü d 2 en 3 Het spreekt vanzelf, dat het anti-dumping-of compenserende
invoer-recht niet meer mag bedragen dan de subsidiëring van het exportland
art.34 lid 4 in feite bedraagt. Daarbij z'ij aangetekend, dat het handvest resti-*-'
tutie van binnenlandse belastingen niet als dumping of
exportaub-sidiëring beschouwt.
Vrij ruim is het zesde lid van artikel 34, hetwelk bepaalt,
dat het de leden vrij staat hun toevlucht tot
anti-dumpingsmast-regelen te riemen, indien zij van oordeel zijn, dat door de invoer
van bepaalde goederen vestiging van een industrie in het eigen
land wordt verhinderd of vRBtraagd. Deze bepaling houdt een
ern-stige verzwakking in van het verbod tot anti-dumpingsrechten
?daar
betrekkelijk eenvoudig voorgewend kan worden, dat door de invoer van
een bepaald product de vestiging van een nationale industrie wordt
belemmerd.
art.35 34* Waardebepaling aan de grens.
Wat betreft de waardebepaling ten behoeve van het heffen van
invoer-rechten doet het charter een -oproep aan.de leden tot
standaardi-satie, teneinde zoveel mogelijk tot uniforme regelingen te komen*
. In feite zal aan de grens bij het heffen der invoerrechten steeds
uitgegaan moeten worden van de "actual value", waaronder wordt
verstaans de voor sopxtgelijke
:producten bij normale
handels-transacties en bij'volledig vrije concurrentie geldende prijs.
art*35 lid 5c Ten aanzien van omrekening van een dn vreemde miuat uitgedrukte prijs*
zullen de leden zich in eerste instantie baseren ;p de
muntparitei-ten, die de landen hebben bij het Internationale Monetaire Ponds«
art.36 35« Formaliteiten bij in- en uitvoer.
Het charter bepaalt, dat de heffingen tot dekking van de
voorge-schreven formaliteiten bij in- en uitvoer nooit hoger zullen mogen,
zijn dan de'kosten in'feite bedragen,/Hiermede'wordt dus voorkomen,
dat in deze heffingen nog een deel voor'..fiscale of
protectionis-tische doeleinden schuilt.
art.37 36. Merken van oorsprong.
Op dit gebied beloven de leden van de I.T'.O.. ook elkaar zo min
' '
:mogelijk moeilijkheden in de weg te leggen en geen onnodige eisen
art.37 lid 7 aan merken van oorsprong te stellen.. De leden .zullen met de I.ï.0.
samenwerken om te voorkomen, dat handelsmerken op een misleidende
wijze worden gebruikt voor d'e ware oorsprong van goederen, zulks
tot schade van bepaalde streek- of aardrijkskundige namen, mits
deze namen wettelijk in het land van' oorsprong worden beschermd.
Om een voorbeeld te geven: Wij zouden ons dus mét vrucht kunnen
verzetten tegen de productie van Goudse en Edammer kaas in Canada,
indien deze benamingen door de .Nederlandse wet waren beschermd.
art.38 37« Publicatie en'administratie van de voorschriften op handelsgebied.
Het handvest schrijft voor, dat de leden al hun wetten en
rege-lingen de in- en. uitvoe.rhandel betreffende (dit in de ruimste zin
art.38 lid 2 des woord"s) zullen publiceren 'en dat in het algemeen een nieuwe,
zwaardere regeling niét zal gelden voordat ze algemeen bekend
ge-maakt is.
art.39 38. Statistieken.
De. leden verplichten zich de I.T»*0. regelmatig stavtsl'stieken te
ver-strekken over hun , uit- en doorvoer,, de-opbrengst van hun
in-en uitvoerrechtin-en in-en evin-entuele andere.belastingin-en de goederin-enbe-
goederenbe-art.39 lid. 2 -weging betreffende. Zij-verplichten zich. deze, statistieken dermate
... duidelijk in te delen, dat duidelijk de. werking-van bepaalde
res-• , res-•res-• tricties eruit blijkt.-, res-•res-•res-• -, res-•res-•
art.39 lid 6 en 7 • De I.T.O. zal zich belasten met de publicatie van deze statistieken
'. en nagaan, in hoeverre in de•opbouw ,nog verbeteringen aan te
bren-gen zijn. '. -,,...;
39» Speciale voorschriften.
Het laatste deel van hoofdstuk-4 geeft dé zogenaam-dé noodclausulè,.
• het beklemtoont nog-eens, dat de leden van de I.iT.O. elkaar steeds
art.,41
;. . ten volle gelegenheid zullen geven, tot overleg--over de uitvoering
. van maatregelen liggend op -het- gebied van hoofdstuk. 4 en daarna
art.42 behandelt -het de territoriale toepassing (de-bepalingen over..
.-• . "algemene handelspolitiek" zullen gelden y.gor 'de handel tussen
afzonderlijke douanegebieden, die: overeenkomstig artikel 104 het .
art-43 handvest hebben aangenomen; voor grensverkeer worden uitzonderingen
toegelaten), tolunies en de algemene uitzonderingen op het
hoofd-* stuk. . . . . . . .
40» Noodclausulè. ,->
Artikel 40 geeft de ledan de mogelijkheid om-.in geval van
nood-wanneer de importen tengevolge van onvoorziene omstandigheden of
als gevolg .van de verplichtingen onder hoofdstuk 4 aangegaan
dus-danig toenemen, dat het de binnenlandse producenten van hetzelfde
of soortgelijke product ernstige'schade berokkent - tijdelijk
af-.weermaatregelen te nemen. In een dergelijk geval zal het echter
'/,,.
... .
de I.T.O. van één en aider in kennis, stellen ,
:en de exportlanden
van het betreffende product gelegenheid tot-..overleg geven. Het
charter schrijft verder een procédure voor in geval de betrokken
leden niet tot overeenstemming kunnen komen,
. •'
' *
10 -art*44 41» Tolunies.
De bepalingen van hoofdstuk 4 zullen niet gelden, indien tussen twee of meer leden een., interiin-öy.ere.enkomst is;, tot' stand gekomen • tot vorming van een douancunie ' óf v?n een "free trade area". V?m een douaneunie (tolunie) is sprake, indien de lpnden een gemeen-schappelijk tarief tegen derde landen hebhen, terwijl onderling
geen rechten worden geheven; in een "free trade area" heeft iedere
partner zijn eigen tarief, doch onderling worden geen rechten ge-heven. Een nieuwe tolunie mag geen zwaardere'rechten heffen dan voorheen het zwaarste v/as in één van de partnerlanden. Interim-'•vereenkomsten als bovengenoemd dienen een plan in te houden en een
tijdsbepaling omtrent het in werking treden van de douaneunie. Wanneer de I.T.0. na studie van het plan van mening is, dat de
douaneunie of het vrijhandelsgebied. toch noo.it verwezenlijkt zal--* worden, moeÇ de interim-overeenkomst gewijzigd of opgeheven worden. art.45 42. Algemene uitzonderingen op hoofdstuk 4.
Twee 'groepen van uitzonderingen worden onderscheiden. De eerste groep omvat 9 uitzonderingen. Vooral de laatste is vermeldenswaard; deze uitzondering opent nog de mogelijkheid tot exportrestricties ten aanzien van grondstoffen, die nodig zijn veor binnenlandse in-dustrieën in perioden, dat de binnenlandse prijzen van die
grond-stoffen lager zijn dan de wereldmarktprijzen. Dergelijke restricties mogen echter niet leiden tot vergroting van het aandeel in de wereld-handel van genoemde industrietak.
De tweede groep van uitzonderingen slaat op na-oorlogse om-standigheden, indien afwijking van de bepalingen van hoofdstuk 4 tijdelijk nodig is, bijv. voor een rechtvaardige verdeling van schaarse goederen, voor de handhaving van een prijscontrole, die verband houdt met een goederenschaarste, of 'om een ordelijke liqui-datie van oorlogsvoorraden mogelijk te maken.
GOEDERfflOVEREEMCMSTEN.^ ' (Hoofdstuk 6 van het handvest)
43« De oorspronkelijke Amerikaanse "trade proposals" stonden min of meer afwijzend tegenover de intergouvernementale goederenovereenkomsten. Zij lieten deze slechts onder zeer beperkende voorwaarden toe en
bovendien was de zienswijze van de "proposals", dat
goederenovereen-komsten slechts van tijdelijke aard zouden zijn. Op de achtereen-volgende conferenties heeft men het hoofdstuk over de
goederenrege-lingen echter dusdanig gewijzigd, dat de oorspronkelijke opzet geheel verdwenen is. Goederenovereenkomsten worden thans door het handvest als duurzaam element in de internationale economische samenwerking erkend.
art»55 44« Het handvest begint met de speciale moeilijkheden te memoreren, die in de internationale handel van stapelproducten zo gemakkelijk
ont-staan, te weten een aanhoudend gebrek aan evenwicht tussen productie' en consumptie, waardoor zich onafzetbare voorraden opstapelen, die
op hun beurt aanleiding geven tot ernstige prijsschommelingen.
De-ze'-uitzonderlijke moeilijkheden, die de belangen'van producenten zowel als consumenten kunnen schaden, maken een speciale regeling van de
internationale handel in stapelproducten door goederenovereenkoms1;en
zeer gewenst. t
art.56 45« Onder stapelproducten ("primary commodities") verstaat het handvest elk landbouw-, bosbouw-, visserijproduct of -erts', dat in zijn na-tuurlijke vorm of een weinig bewerkt in grote hoeveelheden in de internationale handel komt. Criterium is dus hot ±E gröiff heèveél-* heden verschijnen in de internationale handel en het is dan ook niet verwonderlijk, dat de I.T.0. zich het recht voorbehoudt de bepalingen omtrent goederenovereenkomsten ook toepasselijk te verklaren op producten, die weliswaar niet precies onder de bovenstaande definitie vallen, maar toch analoge moeilijkheden als stapelproducten te zien kunnen geven.
...
11art.57 46. Een zestal doeleinden van goederenregelingen worden achtereenvolgen opgesomds
a. verlichting "brengen in ernstige economische moeilijkheden, omdat de normale krachten van vraag en aanbod de aanpassing tussen
productie en consumptie niet snel genoeg tot stand kunnen bren-gen;
b. gedurende de aanpassingsperiode een stel maatregelen ontwerpen teneinde de consumptie op te voeren qf de overtollige productie-factoren uit d-e betrokken productietak over te hevelen na?r een meer rendabele aanwending;
c. sterke präjsschommelingen matigen teneinde zowel voor de consumer als voor de producent een redelijke ontwikkeling van stabiele prijzen te krijgen.
d. de natiiurlijke hulpbronnen der wereld in stand houden om deze tegen onnodige uitputting te boachermen;
e. voorzien in een productie-uitbreiding; indien deze in het belang èn van de consument èn van de producent is;
f. voorzien in een rechtvaardige verdeling bij een wereldtekort. 47« Onder punt a. en c. worden feitelijk de "klassieke" oogmerken van
goederenregelingen weergegeven (kunstmatige aanpassing van vraag en aanbod en prijsstabilisatie). Doel b. heeft in politiek opzicht een gevaarlijk tintje; bij verwezenlijking van de laatste helft zullen specifiek nationale aangelegenheden voor een internationaal forum gebracht worden. Uit dien hoofde verwachten we er niet veel heil van.
Be kern van de moeilijkheden in de handel der stapelproducte (een te grote productie, die geen lonende afzet kan vinden) heeft men in de vooroorlogse jaren noodgedwongen trachten op te lossen door beperking van hot aanbod- Men•wil nu persé een andere kant uit en via een uitbreiding van de consumptie eventueel tot productie-uitbreiding kernen (punt e ) . Dit doel sanctioneert de "special price
sales" van de P.A.O. (verkopen buiten de normale markt om tegen speciale lage prijzen aan behoeftige landen).
Bij doel do (instandhouding van de natuurlijke hulpbronnen der wereld) denken wij bijv. aan de w alvisvaart en.aan.de aardolie-bronnen. In doel f. schemert de na-oorlogse situatie zoals wij die
thans kennen met de allocaties van de ïïoodvoedselraad v??n de P.A.O.
art.70 lid 2 (de opvolger van de International Emergency Pood Council) door. Op
goederenovereenkomsten volgens punt d. en f. zijn de belangrijkste bepalingen van het handvest over goederenregelingen (die over "com-modity control agreements") niet van toepassing.
art.61 48« Twee soorten goederenovereenkomsten worden tegenover elkaar gesteld
a. Goederenovereenkomsten in het algemeen.
b. Regelende goederenovereenkomsten (commodity control agreements).
art.61 lid 2 Wil een goederenovereenkomst onder de bepalingen voor de "commodity
control agreements" vallen, dan moet zij:
a. hetzij een productieregeling inhouden dan wel een quantitatieve regeling van exporten of importen, en een beperking van de pro-ductie of van de omvang van de hendel ten doel hebben of tot ge-volg kunnen hebben;
b. hetzij een prijsregeling inhouden.
Met de "commodity control agreements" worden de feitelijke goederenovereenkomsten bedoeld en deze worden aan min of meer strin gente voorwaarden gebonden, terwijl voor "goederenovereenkomsten in het algemeen" bepalingen gegeven worden, die slaan op de voorbereid dende studie, overleg, enz. Deze nogal gekunstelde onderscheiding maakt het mogelijk, dat de doorgaans vrij langdurige voorbereidinge: aan een goederenovereenkomst reeds getroffen kunnen v/orden, wanneer er nog geenszins sprake is van ernstige moeilijkheden. Volgens de redactie van de "trade préposais" was dit niet mogelijk en het ge-volg van de cude redactie zou. dus geweest zijn. dat de
goederen-overeenkomsten in de practijk steeds achter de moeilijkheden aan-kwamen.
12
-49» De voorbereiding tot een regelende goederenovereenkomst stelt men :
art.58 lid 1 en 2 zich als, volgt voor;Indien een lid, dat .wezenlijk belang heeft hij
de productie, consumptie of handel van het stapelproduct, een daart,,e strekkend verzoek hij de I.T.0. indient, zal deze een studiegroep art.58 lid 3 instellen. De studiegroep zal de verwachte moeilijkheden bestuderen art.59 en rapport uitbrengen. Hierop kan de'I.T.0. dan een goederenconfe-rentie 'bijeenroepen, om te bespreken welke maatregelen de landen tezamen zullen nemen.
art.67 Aan de F.A.O.'is in deze een speciale plaats ingeruimd. Het charter kent nl. aan de P.À.O. of aan een andere internationale organisatie, die de I.T.O. daartoe bevoegd acht, zowel het r e c M toe van een lid als van een studie-groep. M.a.w. do F.A.'O. zal bij de I.T.O, een aan-vraag voor bet maken van een studie in kunnen dienen en deel uit
kunnen maken van een studiegroep en van de daaropvolgende goederen-conferentie, maar ze zal ook zelfstandig een studie met betrekking tot een bepaald product kunnen maken en bij, de I.T.O. indienen.
art.60 De deelneming zal tot alle goederenovereenkomsten voor landen-leden zowel als voor landen-niet-leden op gelijke'voorwaarden openstaan; consumer'*en-importlanden zullen op gelijke voet behandeld worden *?ls art.60 lid 1o producwÄO«^ exportlanden. Een vrij onduidelijke bepaling is, dat uit
goedérenregelingen geen onbillijke behandeling voor niet-deelnemende '"• landen mag voortvloeien, onverschillig of zij lid zijn van de I.T.O. art.62 5'? -2s men zo ver, dat er werkelijk een regelende gcederer.overeenkomst
tot stand zal komen, dan moet aan één van de beide volgende voor-waarden worden voldaan, nl,
a. er moet oen bezwarend wereldoverschot van een stapelproduct ont-staan of dreigen te ontont-staan, hetwelk de producenten onder wie veel kleine producenten, die een belangrijk deel ven de productie verzorgen, in ernstige moeilijkheden brengt daar het normale
spel van vraag en aanbod niet in staat is het evenwicht te her-s-tel-lenj of
b. er moet wijdverbreide werkloosheid met betrekking tot de voort-• brenging van een stapelproduct ontstaan of dreigen te ontstaan,
terwijl het normale spel der concurrerende krachten grote ontbe-ringen voor de arbeiders niet kan voorkomen, omdat prijsdaling de vraag niet doet toenemen doch de werkgelegenheid vermindert-en het productieland gevermindert-en compvermindert-enservermindert-ende werkgelegvermindert-enheid kan
ver-schaffen • - , - . .
-art«63 5t Het. handvest legt verder aan regelende goedere'novereenkomsten de volgende beginselen ten grondslag: Zij zullen moeten zorgen, dat in voldoende hoeveelheden aan de vraag naar het product tegemoet wordt gekomen tegen redelijke prijzen voor de -consument en lonende prijzen voor de producent. Bij de totstandkoming van de overeenkomst moeten de importlanden tezamen een. stemrecht kunnen uitoefenen gelijk aan dat van de exportlanden tezamen. Aan "selfsupporting countries" zal zo nodig' een evenredige stem toegekend kunnen werden.
Kegelende goederenovereenkomsten sullen moeten voorzien in e-fn gelei-delijke verschuiving van de productie naar de meest efficiënte en
economische productiegebieden zonder daarbij ernstige economische en sociale dislocaties in bepaalde landen te veroorzaken. De deel-nemende landen zullen binnen hun eigen grenzen regelingen ten uit- ' voer brengen teneinde zo goed mogelijk bij te dragen tot een oplos-sing van het goederenprobleem, waarvoor de overeenkomst gesloten is.
art.64' lid "i 53» De administratie' van een regelende goederenovereenkomst wordt door
het handvest opgedragen aan een Goederenraad (Commodity Council). art-.64 lid 2 : Alle deelnemende landen zullen oer: vertegenwoordiger naar deze Raad
• . kunnen zenden, doch het stemrecht zal -»eer gelijk zijn tussen de in-voerlanden tezamen en de uitin-voerlanden teeamen,
art.64 lid 3 Dé I.T.O. zelf zal een vertegenwoordiger kunnen zenden zonder stem-recht en internationale organisaties als'de F.A.O» of de World Health Organization sullen uitgenodigd kunnen worden een vertegenwoordiger
te'zend cm,- ook zonder stemrecht» In de practijk zullen aan dergelijke
art.64 lid 6 Goederenraden vermoedelijk vrij veel autonome bevoegdheden ten deel art.66 (a) vallen; zij zullen zelf hun werkwijze vaststellen. Eventueel rijzende
geschillen tijdens de uitvoering van de overeenkomst zullen in het art.64 lid. 7 eerste stadium door de Goederenraad beslecht worden. De Goederenraden
zullen aan de I.T.O. regelmatig rapport uitbrengen over de uitvoering-van de go ederenov ere e rjkornst.
- 13 - .
art.64 lid 8 De kosten van dergelijke Goederenraden zullen uiteraard gedragen worden door de aan de goederenovereenkomst deelnemende landen, art.64 lid 9 Bij het beëindigen van een regelende goedere novereenkomet zullen
de archieven en statistieken van de Goederenraad overgaan naar de I.T.0.
art.65 lid 1 54« Begelende goederenovereenkomsten zullen steeds aangegaan worden voor een periode niet langer dan 5 jaar. Na het verstrijken van deze termijn zullen zij evenwel weer voor 5 jaar verlengd kunnen worden en hiermede zijn ze dus in zekere zin tot een permanent instituut in de internationale hrndel verklaard.
BESLISSING VAN GESCHILLEN. (Hoofdstuk 8 van het handvest)
art.92 lid 1 55« Het eerste artikel van hoofdstuk 8 schrijft voor, dat de leden van de I.T.0. op zich neuen hun geschillen op geen andere wijze te re-gelen dan in het handvest is voorzien. Dit sluit dus uit, dat de partijen een andere wijze van regeling van hun geschillen kiezen buiten de I.T.0. om.
56. Het handvest onderscheidt in de beslissing van geschillen om zo te zeggen vier stadia.
art.93 Wanneer een lid reden meent te hebben tot klagen, omdat een. ander lid in strijd handelt met één van de bepalingen van het charter, of omdat het schade ondervindt van een maatregel van een lid, ofschoon deze niet in strijd is met het charter, of om welke ardei reden dan ook, kan het in eerste instantie pogen door overleg met het betrokken lid een einde aan de ongewenste toestand te maken» Desgewenst kunnen de betrokken leden zelf de kwestie reeds aan arbitrage onderwerpen.
art»94 57« Indien zij niet tot een oplossing kunnen komen, kan één der leden de zaak aanhangig maken bij het Dagelijks Bestuur (Executive Bopré van de I.T.0. Het Dagelijks Bestuur zal wederom trachten door ovei
leg met de leden of door arbritrage de zaak te regelen. Het kan verder het lid, dat zich misdraagt, verzoeken niet meer in strijd met het handvest te handelen of de betrokken leden aanbevelingen
doen, die tot een bevredigende oplossing kunnen leiden. Eventueel kan het Dagelijks Bestuur het lid, dat zich beklaagt, ontslaan vai één of meer van "zijn verplichtingen jegens het lid, dat zioh mis-draagt.
art.95 58» Mocht ook dit niet baten, dan kan het Dagelijks Bestuur op verzoel van één der betrokken leden de zaak delegeren naar de Algemene Vergadering van de I.T.0. Aan de Algemene Vergadering staan de-zelfde middelen ten dienste als aan de Executive Board. Ook de Algemene Vergadering kan het lid, dat zich beklaagt, ontheffen vai één of meer van zijn verplichtingen jegens het lid, dat zich mis-draagt. In dit geval kan het laatste lid zich binnen 60 dagen en na so^iftelijke kennisgeving uit de I.T.0. terugtrekken« art.96 59. Tenslotte kan de I.T.0., hetzij uit zichzelf, hetzij op verzoek v«
één der belanghebbende leden, conform artikel 96 lid 2 van het handvest der Verenigde Naties het advie's inwinnen van het Inter-nationale Hof van Justitie. Genoemd artikel en artikel 65 lid 1 VJ het statuut van het Hof beperken de bevoegdheid van het Hof ecbtei tot zuiver juridische kwesties. De I.T.0. kan het Hof dan ook alleen advies vragen over de juridische kanten van de zaak« Het advies van het Hof zal bindend zijn voor de I.T.0« In voorkomende gevallen zal de I.T.0. het Hof inzage geven in alle documenten, die licht in de zaak kunnen brengen.