• No results found

Creativiteit bij hoogbegaafde kinderen, stimuleren of gebruiken?

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Creativiteit bij hoogbegaafde kinderen, stimuleren of gebruiken?"

Copied!
36
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Creativiteit bij hoogbegaafde kinderen,

stimuleren of gebruiken?

(2)
(3)

Inhoudsopgave

Inleiding Blz. 4

1. Creativiteit, maar dan anders! Blz. 6

2. Creativiteit als vrijheid. Blz. 8

3. Intelligentie. Blz. 9

4. Hoogbegaafdheid. Blz. 10

5. Problemen voor hoogbegaafde kinderen in het onderwijs. Blz. 12

6. Methoden en regels. Blz. 13

7. Hoogbegaafdheid VS Methoden. Blz. 14

8. Bestaande begeleiding voor hoogbegaafden. Blz. 16

Conclusie Blz. 22 Advies Blz. 24 Conclusie Blz. 30 Samenvatting Blz. 31 Literatuurlijst Blz. 34

3

(4)

Inleiding

De Europese Raad heeft het jaar 2009 uitgeroepen tot jaar van de creativiteit en innovatie. De Commissie van de Europese Gemeenschappen vindt dat Europa om zowel sociale als economische redenen zijn creativiteit en innovatievermogen moet vergroten om beter te kunnen concurreren in de wereld. Dit vermogen tot innovatie en creativiteit kan het beste worden benut wanneer men hierbij de gehele bevolk-ing betrekt. (Commissie van de Europese Gemeenschappen, 2008)

Binnen het leven van een mens heeft creativiteit onbewust een belangrijke func-tie. Creativiteit zorgt ervoor dat we zelf invloed uitoefenen op onze toekomst. Door creatief bezig te zijn bedenken we zelf nieuwe manieren om iets uit te voeren of op te lossen. Zonder creativiteit leven we alleen volgens patronen en werkwijzen die anderen al ooit voor ons bepaald hebben. Toch zijn veel mensen gewend eenvoud-igweg aan te nemen wat een ander al heeft bedacht. Dit gedrag is deels te danken aan het huidige onderwijssysteem.

In het Nederlandse onderwijssysteem werkt men vaak volgens vastgestelde methodes. Kinderen leren alles op een bepaalde manier te doen, die ze hun leven lang zullen blijven gebruiken. Er wordt te weinig ruimte gelaten voor de creativiteit van het kind zelf. De meeste kinderen hebben al moeite genoeg met de vastgestel-de regeltjes, en hebben hier soms nog extra begeleiding bij nodig. Hoogbegaafvastgestel-de kinderen daarentegen hebben behoefte aan meer ruimte. Naast een hoge intel-ligentie bezitten zij ook een hoge mate van creativiteit. Juist deze kinderen willen graag zelf dingen uitzoeken, en bijvoorbeeld op hun eigen manier leren rekenen of schrijven.

Deze kinderen leren niet hoe ze hun creativiteit kunnen benutten, doordat ze in het onderwijs beperkt worden in het gebruiken van deze creativiteit. Op latere leeftijd is het moeilijk om iemand nog aan te leren hoe ze creatief kunnen denken/ handelen, en op welke wijze ze hun creativiteit kunnen inzetten om tot innovatieve ‘oplossingen’ te komen.

(5)

Om mensen creatiever te laten leven is het dus van belang hiermee al te begin-nen in het onderwijs. Aangezien vooral hoogbegaafde kinderen hier zelf behoefte aan hebben is dit de ideale doelgroep om op te richten bij het stimuleren van cre-ativiteit. Als deze kinderen vrijer worden gelaten in het onderwijs, en zichzelf ge-wend maken om creatief bezig te zijn zullen ze school ook leuker gaan vinden. Er

komt dan meer een uitdaging in het leren.

Hoogbegaafde kinderen willen daarnaast ook vaak weten waarom iets op een bepaalde manier moet. Bij de huidige methoden worden kinderen als het ware ver-plicht iets op één manier te doen. Als ze aan de docent vragen waarom dat dan zo moet, weet die het niet, of is het antwoord simpelweg omdat dat in het boek staat. Als een kind zelf een andere manier bedenkt wordt dit niet zo gewaardeerd, om-dat dit weer verwarring kan scheppen onder de andere leerlingen. Het is voor een docent moeilijk om met alle niveaus van kinderen rekening te houden, dat laten de methoden niet toe en er is tijdgebrek. Toch hebben sommige kinderen onderwijs op maat nodig.

Op welke manieren is het mogelijk om hoogbegaafde kinderen in het basi-sonderwijs op creatief vlak te stimuleren? Hoogbegaafde kinderen zijn van zichzelf erg creatief. Ze hebben een groot probleemoplossend vermogen en kunnen zich-zelf veel leren. Juist deze kinderen kunnen dus later zorgen voor innovatie. Als hen daarnaast geleerd wordt hoe ze met deze creativiteit om kunnen gaan, kunnen ze dit talent optimaal gaan benutten.

Wat houdt deze ‘creativiteit’ precies in en wat is er dan ‘verkeerd’ aan het hui-dige onderwijssysteem? Allereerst zullen deze ‘problemen’ op zich onderzocht moeten worden om vervolgens te kunnen concluderen wat er dan voor mogelijke oplossingen zijn om hoogbegaafde kinderen hun creativiteit te laten benutten.

(6)

Door de jaren heen is het begrip creativiteit geëvolueerd en heeft steeds een andere betekenis gekregen. Iedereen denkt verschillend over creativiteit, waardoor het begrip nog steeds geen eenduidige betekenis heeft.

Vroeger was men ervan overtuigd dat creativiteit slechts was weggelegd voor superieure wezens, zoals Goden. Zij hadden immers de aarde gecreëerd, tezamen met alles wat nodig is om te leven. Daarnaast hebben zij ook de mens geschapen; nietige, hulpeloze schepsels die onderworpen waren aan de Goden. De mens heeft lange tijd weinig begrepen van het leven, en hoe alles werkelijk in elkaar zit en bedacht daardoor een almachtig wezen die dit allemaal zou hebben bedacht. Dit wezen is daardoor erg creatief. (Csikszentmihalyi, 1998, p13)

Later werden de rollen omgedraaid. De mensen gingen steeds meer van de aarde begrijpen, werden hierdoor minder hulpeloos, en kwamen met een nieuwe visie. Juist zij waren degenen die creatief zijn en die Goden, die waren slechts ge-fantaseerd. Door deze mate van fantasie moet de mens dus wel creatief zijn. We scheppen zelf een nieuwe wereld, die telkens maar weer vernieuwend en innovatief moet zijn. Als we niet vooruit komen overleven we niet, daarvoor zijn we inmiddels met teveel.

De Commissie van de Europese Gemeenschappen stelde dan ook dat innovatie en vernieuwing niet kan zonder creativiteit. “Innovatie is de succesvolle uitvoer-ing van nieuwe ideeën; creativiteit is de noodzakelijke voorwaarde voor innovatie”. (commissie van de europese gemeenschappen, 2008) Door creatief te denken en handelen krijgt men vernieuwende ideeën. Als deze uitgevoerd worden, en aanslaan onder de bevolking wordt dit gezien als innovatie. Maar wat is creativiteit eigenlijk precies?

Over het algemeen wordt creativiteit vaak in nauw verband gebracht met kunst. Kunstenaars, ontwerpers, maar ook muzikanten worden als creatief bevonden. Ze maken “dingen”, die vernieuwend kunnen zijn.

Creativiteit, maar dan anders!

(7)

Door op deze manier naar creativiteit te kijken wordt ook vaak gezegd dat vak-ken op school als tevak-kenen, handenarbeid of muziekles creatieve vakvak-ken zijn. Cre-ativiteit wordt in dit geval gezien als het bedenken en maken van iets ‘moois’. Ook het bedenken en maken van iets ‘nieuws’ kan worden gezien als creativiteit. Deze vorm van creativiteit wordt geassocieerd met bijvoorbeeld wetenschappers. Zij heb-ben nieuwe ideeën, theorieën of bedenken nieuwe producten of gebruiksvoorwer-pen. Zolang dit idee of product nieuw is, is de bedenker ervan creatief, maar wan-neer het voor de tweede keer door een ander wordt ‘bedacht’ noemen we dit al niet meer creatief.

Grotendeels beschouwt men creativiteit op een van deze manieren, maar er zijn nog talloze andere definities van creativiteit; (Gaspersz, 2005, p9)

Het van Dale woordenboek definieert creativiteit als voortplantingsvermogen of scheppingsvermogen, en bedoelt dan vooral het artistieke scheppingsvermogen van kunstenaars.

Volgens Henry Miller is dit ‘scheppen’ alleen niet genoeg. Iets is pas creatief als het naast nieuw ook waardevol is. Mike Vance, van de Walt Disney Corporation, voegt hier nog iets aan toe. Hij ziet creativiteit als het scheppen van iets nieuws en het herrangeren van het oude. In dit geval betekent creativiteit ook het maken van nieuwe combinaties en variaties, maar wel op basis van bestaande kennis en com-ponenten.

Albert Szent-Györgyi heeft weer een andere definitie van creativiteit, namelijk: Creativiteit bestaat uit het kijken naar hetzelfde als iedereen, en iets anders daarbij denken. In dit geval is het dus al niet meer zozeer iets maken of bedenken maar gewoon anders denken dan anderen.

Natuurlijk zijn er veel definities van creativiteit, het is ook een erg omvangrijk be-grip. In iedere definitie zit een kern van waarheid, afhankelijk van hetgeen waarvoor je deze definitie gebruikt.

(8)

Creativiteit als vrijheid

Creativiteit kan ook op een andere manier bekeken worden, namelijk in de zin van ‘vrijheid’. Leven buiten de standaard patronen, regeltjes en leefwijzen die door anderen bedacht zijn en dingen zelf ontdekken en op je eigen manier doen.

We zijn gewend alles op een bepaalde manier te doen, niet omdat dat, zoals bij dieren, in onze genen zit, maar omdat het is aangeleerd. “Een kind dat in zijn op-voeding alleen maar heeft geleerd te denken zoals iedereen denkt, zal niet in staat zijn om betere oplossingen aan te dragen voor problemen; hij of zij zal altijd een-voudigweg de gebaande wegen kiezen”. (Feldman, 1990)

Als men de vrijheid krijgt om alles op zijn/haar eigen manier te doen komen daar veel ideeën en nieuwe werkwijzen uit voort. Dit hoeft niet eens altijd nuttig te zijn, laat iemand maar opnieuw het wiel uitvinden. Juist door dingen als het ware opnieuw uit te vinden leert men wel omgaan met zijn/haar creativiteit. Toch heeft het op deze manier nog wel veel te maken met bestaande definities dat creativiteit het bedenken/maken van iets ‘nieuws’ is. Het is dan wel niet nieuw voor anderen, maar wel voor de persoon in kwestie, hij heeft het immers zelf bedacht.

Naast het geheel vrij denken is het natuurlijk ook van belang wel de bestaande theorieën en regels te kennen. Als je niet goed begrijpt hoe iets in elkaar zit is het ook moeilijk om binnen dat gebied zelf iets te bedenken, of iets op te lossen.

Creativiteit is dus het vinden van een balans tussen de bestaande infor-matievoorziening en je eigen vrije gedachten en/of werkwijzen en hier het maxi-male uit weten te halen.

(9)

Intelligentie

Een ander persoonskenmerk dat van belang is met betrekking tot creativiteit is intelligentie. Intelligentie is evenals creativiteit aangeboren, maar ook daarbij moeten we leren hoe we ermee om moeten gaan. Beiden zijn ook van belang voor elkaar. Om creatief ergens mee bezig te zijn, moet men ook veel kennis over dat-gene hebben. Om die kennis te bevatten en te onthouden moet men toch enige mate van intelligentie bezitten. “Om een nieuw liedje te schrijven, moet de musicus op de hoogte zijn van de muzikale tradities, het notensysteem en de manier waarop alle instrumenten bespeeld moeten worden. Om de vormgeving van een vliegtuig te verbeteren, moet en ingenieur zijn natuurkunde kennen, op de hoogte zijn van de aerodynamica en weten waarom een vogel niet uit de lucht valt”. (Csikszentmihalyi, 1998, p16)

Zonder kennis is het niet mogelijk om creatief te zijn, maar aan de andere kant is ook creativiteit nodig om slimmer te worden en je intelligentie te benutten. Door alles te doen hoe anderen ooit hebben bepaald hoe het moet, gebruik je je intel-ligentie niet. Door deze niet te gebruiken kan je ook nooit slimmer worden. Juist door zelf dingen te bedenken gebruik je je intelligentie en ben je dus veel creatiever bezig.

Intelligentie is opgedeeld in verschillende niveaus. Meestal is het snel duidelijk of iemand een hoge intelligentie heeft of niet maar het is ook te meten. Dit meten gebeurt door middel van een IQ-test. Hierbij wordt het intelligentiequotiënt (IQ) van een persoon gemeten, door middel van een breed scala aan vragen en puzzels. Een IQ-test is erg omvangrijk, en neemt vaak meerdere dagen in beslag. Het IQ dat uit deze test volgt loopt officieel op tot 152. Het gemiddelde van de bevolking ligt hierbij tussen de 90-110. Wanneer iemand een IQ heeft dat boven de 130 ligt, is deze per-soon “hoogbegaafd”.

(10)

Hoogbegaafdheid

Hoogbegaafd wordt meestal alleen gezien als erg slim. Hoogbegaafde kinderen leren makkelijk, leggen snel verbanden en kunnen goed zelfstandig werken. Maar er is meer dan alleen die intelligentie.

Een van de kenmerken van hoogbegaafde kinderen is dat zij perfectionistisch zijn. Doordat ze alles perfect willen doen gaan ze snel twijfelen of dit wel lukt. Hoog-begaafde kinderen stellen zichzelf een erg hoog referentiepunt. Wanneer zij voor zichzelf menen dat referentiepunt niet te hebben gehaald kan een soort faalangst optreden waardoor ze voortaan moeilijke opdrachten liever uit de weg gaan. (Kie-boom en Hermans, 2004, p20) Zo vinden ze bijvoorbeeld pas dat ze iets goed heb-ben getekend als het realistisch is, en sprekend lijkt op hoe het echt is.

Daarnaast beschikken hoogbegaafde kinderen over een hoge concentratie. Dit maakt het voor hen mogelijk meerdere dingen tegelijk te doen, mits hier de mogeli-jkheid voor is. Als er op school onvoldoende leerstof en opdrachten beschikbaar zijn, gaan ze zich op een andere manier bezighouden. Dit kan een leraar interpret-eren als ‘ongewenst gedrag’. (Kieboom en Hermans, 2004, p19)

Hoogbegaafde kinderen zijn zeer gemotiveerd om te leren. Ze zijn vindingrijk, bedenken of zien daardoor zelf problemen en hoe ze deze op kunnen lossen. Ze vragen zich bij alles af waarom het zo is. Hierdoor komen ze ook met de meest vreemde, uiteenlopende onderwerpen, zoals hoe de Aarde is ontstaan. (Tielemans, 2002, p16)

Deze kenmerken komen grotendeels doordat hoogbegaafde kinderen erg creatief zijn. In dit geval kan creativiteit worden gezien als: “een hoge mate van zelf-standig productief denken, originele oplossingen vinden/bedenken en problemen definiëren/herkennen”. (Molen van der, 2005, p12) Het zelfstandige duidt in dit geval ook op de eerder genoemde ‘vrijheid’. Ze kunnen het allemaal zelf en hebben het niet nodig om vaste regeltjes opgelegd te krijgen.

(11)

Ze begrijpen dingen sneller dan anderen en bedenken daardoor altijd meerdere mogelijkheden om iets op te lossen. Ze zijn creatief, doordat ze zelf dingen kunnen bedenken. Ze ontdekken dingen die voor hen nieuw zijn, ook al zijn die allang door iemand anders uitgevonden. Nieuw voor het kind in kwestie zelf, dus creatief.

Verschillende wetenschappers hebben het verschijnsel hoogbegaafdheid onderzocht en dit samengevat in een model. De bedoeling van een dergelijk model is het begrip hoogbegaafdheid een eenduidigere betekenis te geven. Een van deze modellen is het Multi factoren model van Heller, dat is gebaseerd op het meerfacto-ren model van Renzulli. (van Gerven, 2002, p17)

Dit model beschrijft dat hoogbegaafdheid zich voornamelijk uit in 3 factoren; intelligentie, motivatie en creativiteit. Deze factoren ondersteunen elkaar en zijn ook allen noodzakelijke voorwaarden voor hoogbegaafdheid. Daarnaast zijn er ook omgevingsfactoren van invloed op de hoogbegaafdheid, namelijk ouders, school en leeftijdsgenoten. Zonder een hoge motivatie en creativiteit komt de intelligentie van hoogbegaafde kinderen niet tot uiting. Juist die creativiteit zorgt echter voor problemen. Hoogbegaafde kinderen kunnen zich de normale lesstof en basisvaar-digheden als lezen, schrijven en rekenen makkelijk zelf aanleren.

Vaak kunnen ze al lezen voordat ze überhaupt naar school mogen. Ze hebben een hoge woordenschat en zien dus geen uitdaging meer in de woordjes die ze op school leren.

Hoogbegaafde kinderen hebben vrijheid nodig, om zichzelf en daarmee hun intelligentie goed te ontwikkelen, maar die vrijheid krijgen ze niet. Een hoogbegaafd kind denkt divergent, dat wil zeggen dat ze problemen zien, en daarvoor meerdere oplossingen bedenken. Het kind kiest er hiervan een uit, die niet altijd gelijk hoeft te zijn aan de onderwijsmethode die op dat moment gevolgd wordt. (Kieboom en Hermans, 2004, p16)

(12)

Problemen voor hoogbegaafde kinderen in het onderwijs

Een docent daarentegen moet ook rekening houden met de andere kinderen. De meeste kinderen hebben juist behoefte aan vaste regeltjes en richtlijnen. Vaak hebben ze al moeite deze lesstof te begrijpen en iets volgens een bepaalde manier te doen. Hierdoor kan het alleen maar voor verwarring zorgen als een hoogbe-gaafd kind in de klas iets anders zegt dat ook klopt. Het hoogbehoogbe-gaafde kind moet dus ook maar gewoon meedoen met de rest en krijgt weinig ruimte om zelf iets te ontdekken of op zijn eigen manier te werken. Als het iets heeft ontdekt wat wordt afgewezen gaat het de geloofwaardigheid en expertise van de docent in twijfel trekken. Hoogbegaafde kinderen willen zelf mogen ontdekken, en daar waardering voor krijgen. Als dit door de huidige methoden niet mogelijk is, is school niet meer ‘leuk’ en gaat het hoogbegaafde kind onderpresteren. Waarom nog moeite doen, en zelf dingen bedenken als het toch niet gewaardeerd wordt.

Drent en van Gerven leggen de problematiek van het onderpresterende hoog-begaafde kind bij de lesstof. “De reguliere lesstof doet onvoldoende een beroep op het vermogen van hoogbegaafde kinderen om creatief om te gaan met hun kennis. Dit betekent dat deze leerlingen vooral behoefte hebben aan open vraagstellingen die een beroep doen op hun probleemoplossend vermogen en creativiteit, ter-wijl veel oefeningen in de methode juist vaak vragen om reproductie van kennis”. (Drent en Gerven van, 2001, p53)

De creativiteit bij hoogbegaafde kinderen houdt vooral in dat ze alles zelf kun-nen. Ze kunnen zelf tot bepaalde oplossingen komen. Ze hoeven geen manieren te leren om bijvoorbeeld te rekenen, want dat kunnen ze zelf. Ze zijn erg vindingrijk en hebben voornamelijk vrijheid nodig. Vrijheid om zich te ontplooien, om juist creatief te mogen zijn en niet aan regeltjes gebonden worden. Die vrijheid, dat is juist waar het aan ontbreekt in ons onderwijssysteem.

(13)

Methoden en regels

Het huidige onderwijs maakt bij alle vakken gebruik van methodes. Dit zijn over het algemeen boeken waarin de leerstof staat die kinderen in een bepaald jaar moeten kunnen beheersen. Meestal zijn er hierbij ook werkboeken waar voor de kinderen bijbehorende opdrachten in staan. “Leraren ontlenen praktische ideeën, tips en suggesties grotendeels aan de methode. Zij geven hun lessen vorm naar aanleiding van de richtlijnen in de methode en kunnen aan de hand van de meth-ode nagaan welke leerstof in een bepaald jaar aangebmeth-oden dient te worden. De methode vervult zo de rol van inspiratiebron, organisator, planner en controleur”. (Both, 2008)

Voor alle mogelijke vakken zijn er wel methoden beschikbaar. Meestal zelfs meerdere. Volgens de boekenlijst van de Pabo Heerlen (2008) zijn er bijvoorbeeld voor alleen lezen al 13 verschillende methoden, maar ook voor rekenen zijn er al tenminste 8. Deze methoden bevatten een bepaalde hoeveelheid informatie met bijbehorende opdrachten, en daarnaast extra opdrachten en toetsen. De methoden bevatten vaak erg veel herhaling en gaan oppervlakkig op de onderwerpen in.

Over het algemeen werkt het gebruik van methoden goed. Wanneer een school de methode geheel afwerkt scoort de school meestal goed. De vrije scholen, waar geen gebruik wordt gemaakt van standaard methoden scoren gemiddeld minder goed dan andere scholen. Zelfs 60% van deze scholen behoort tot de categorie ‘zwakke scholen’. (Both, 2008)

Voor de leraar zijn methoden erg handig. Ze hoeven op deze manier niet zelf te beoordelen welke lesstof op dat moment haalbaar is. De methoden zijn gemaakt op basis van de gemiddelde leerling, waardoor de meesten er weinig tot geen problemen door zullen ondervinden. Een leraar hoeft zich zo niet al te veel met de gehele klas bezig te houden maar kan zich vooral richten op de kinderen die wel moeite hebben met het leren.

(14)

Hoogbegaafdheid VS Methoden

Kinderen die moeite hebben met de leerstof krijgen extra begeleiding en aan-dacht. Ze zijn echter niet de enige die problemen hebben met deze methoden. Hoogbegaafde kinderen hebben ook problemen, al worden deze vaak niet herkend als zodanig.

Hoogbegaafde kinderen beheersen de stof snel, en hebben weinig herhaling nodig. Ook de instructie van de leraren is meestal al niet nodig. Daarnaast willen ze sneller verdergaan met moeilijkere, nieuwe leerstof. Ze denken anders na over alles, en ‘ontdekken’ dan bijvoorbeeld dat een rekensom oplossen ook op een andere manier kan.

Om verwarring bij de andere kinderen te voorkomen, wordt hier niet zo op in-gegaan en moet ook het hoogbegaafde kind zich netjes aan de regeltjes van de methode houden. Waarom? Omdat het onderwijssysteem geen ruimte laat voor persoonlijke individuele begeleiding. Iedereen moet maar meedoen met de rest van de klas. Er is al te weinig tijd om alles goed uit te leggen.

Doordat hoogbegaafde kinderen zo beperkt zijn op school is het geen uitdag-ing meer. Ze leren niks nieuws, moeten telkens maar doen wat ze allang kunnen en begrijpen niet waarom. Ze zijn vaak als eerste klaar en moeten dan wachten tot de andere kinderen ook klaar zijn, en dat terwijl ze juist zo graag bezig zijn. School is ineens niet meer zo leuk, ook al hadden deze kinderen er nog zulke hoge verwacht-ingen van.

Als gevolg daarvan kunnen ze zich gaan misdragen, door bijvoorbeeld brutaal of agressief te worden in de klas. Anderzijds zijn er ook kinderen die zich terugtrekken in hun eigen wereldje. Beide opties kunnen ervoor zorgen dat klasgenootjes het kind gaan pesten, waardoor het isolement alleen maar erger wordt. (Tielemans ea., 1999, p18)

(15)

Doordat het hoogbegaafde kinderen vaak ontbreekt aan sociale vaardigheden kunnen zij op dergelijke pesterijen alleen maar ingaan met bijvoorbeeld intelligente opmerkingen, waardoor ze door andere kinderen weer als arrogant of betweterig worden gezien.

“Veel problemen bij hoogbegaafden vloeien voort uit het misverstand dat zij het alleen wel zullen rooien en dat zij vanwege hun capaciteiten zeker geen extra aandacht of begeleiding nodig zullen hebben”. (Tielemans ea., 1999, p19) Dat terwijl ze juist wel begeleiding nodig hebben, dan wel anders dan bij de moeilijk lerende kinderen.

“Leerlingen die niet uitgedaagd worden tot het leveren van bijzondere prestat-ies, die weinig of geen ruimte om hun creërend denkvermogen in te zetten bij schoolse taken verliezen naar verloop van tijd meestal hun intrinsieke motivatie om nog te willen presteren”. (Drent en Gerven van, 2001, p29) Pas tegen de tijd dat het kind niet meer wil wordt het probleem vaak erkend. De oorzaak wordt alleen bij het kind gezocht, die wil immers niet leren en niet meedoen met de rest, terwijl de oorzaak juist het gebrek aan begeleiding is.

Allereerst is het van belang dat de hoogbegaafdheid herkend wordt, en daar-naast goed begeleid. Alleen met een goede begeleiding kan de hoge intelligentie en creativiteit van een hoogbegaafd kind goed tot uiting komen.

(16)

Bestaande begeleiding voor hoogbegaafden

Tegenwoordig wordt hoogbegaafdheid al steeds meer als een probleem gezien, waardoor er allerlei onderzoeken over zijn verricht. Mensen weten er meer vanaf, waardoor het herkennen over het algemeen makkelijker en sneller gaat. Uit onder-zoeken van de afgelopen 10 jaar komen verschillende variabelen om hoogbegaafd-heid te identificeren naar voren. Zo zijn bijvoorbeeld intelligentie, prestatie van de leerling, motivatie, nominatie door leerkrachten en ouders, vaardigheden en ge-dragskenmerken bekende markers. Hiervoor zijn vele tests ontwikkeld om hoogbe-gaafdheid aantoonbaar te maken. (Hoogeveen, 2004) Maar dan? Als bij een kind eenmaal is geconstateerd dat het hoogbegaafd is, wat moet er dan aan gedaan worden?

Als begeleiding voor hoogbegaafde kinderen zijn er reeds verschillende alter-natieven gestart, zoals een “plusklas”, verrijkingsstof binnen de klas, versnelling en er zijn zelfs aparte klassen of scholen voor hoogbegaafde kinderen. Natuurlijk zitten er aan al deze programma’s zowel een aantal positieve als negatieve punten.

Plusklas:

Een aantal scholen in Nederland heeft als extra verrijking voor hoogbegaafde kinderen een plusklas opgezet, al dan niet samen met andere scholen. De kin-deren hebben dan het grootste gedeelte van de tijd gewoon normale les in hun eigen klas, en gaan enkele uren of dagen per week naar een speciale plusklas, met andere hoogbegaafde kinderen. (Hoogeveen, 2004) Zo is er in Den Bosch bijvoor-beeld een plusklas voor 45 scholen samen. Na zorgvuldige selectie wordt er door leerkracht en ouders in overleg besloten of een kind geschikt is voor de plusklas en daar baat bij kan hebben. De plusklas is iedere woensdagochtend van 9.00 tot 12.00. In deze uurtjes wordt zowel aandacht besteed aan de sociaal-emotionele ontwikkeling als aan de intellectuele capaciteiten van de kinderen in de groep. (www.infohoogbegaafd.nl)

(17)

De kinderen krijgen in de plusgroep geen gewone lessen, en ook niet over de normale onderwerpen die op de basisschool behandeld worden. De oefeningen en projecten hebben meer betrekking op de interesses van deze kinderen. Ze spelen goed in op de creativiteit van de kinderen en bieden voldoende vrijheid. Doordat echter wordt ingegaan op niet alledaagse onderwerpen is de manier van werken bij de plusklas daardoor niet toepasbaar in het gewone onderwijs. Leerlingen kunnen zich anders gaan voelen doordat ze uit de klas gehaald worden, afhankelijk van hoe de klasgenootjes erop reageren. Ook de leraar kan het als negatief ervaren dat zijn beste leerling(en) uit de klas gehaald worden en dan terug in de klas komen met leuke verhalen over de plusgroep wat weer demotiverend werkt voor de rest van de klas. (Hoogeveen, 2004)

Aan de andere kant is het voor de leraar ook wel handig. Hij hoeft zo zelf geen extra aandacht aan het hoogbegaafde kind te besteden en kan zich gewoon rich-ten op de rest van de klas, met name op de leerlingen die moeite hebben met leren. Leraren hoeven zo niet speciaal geschoold te worden hoe ze met hoogbegaafde kinderen om moeten gaan. Tevens is een plusgroep, zeker als het een samenwerk-ingsverband is van meerdere scholen, ook voor de school handig. Het brengt zo weinig kosten met zich mee en er hoeft weinig tijd in geïnvesteerd te worden.

Verrijkingsstof binnen de klas:

Andere scholen kiezen er liever voor om de begeleiding van hoogbegaafde kinderen binnen de eigen klas te houden. Kinderen krijgen dan binnen de eigen klas individueel of met een groepje extra verrijkingsstof. Ze leren zo om zelfstandig om te gaan met ‘leren’. (Hoogeveen, 2004) Als ze altijd gewend zijn alles heel mak-kelijk te kunnen en toch wel te weten, kan er ooit een omschakeling komen dat ze ineens wel moeten leren en dat moeilijk gaat. Ze zijn dan niet gewend om ins-panning te moeten leveren en zijn snel bang dat ze het toch niet kunnen. Op deze

(18)

manier leren ze geleidelijk aan omgaan met ‘leren’.

Verrijkingsstof binnen de klas kan plaatsvinden op verschillende manieren (Houten van, 2005). Een daarvan is ‘verdieping’. Een kind gaat dan door middel van oefeningen en extra informatie dieper in op de onderwerpen die in de klas behan-deld worden. Een andere vorm van verrijkingsstof binnen de klas is ‘compacting’. Hoogbegaafde leerlingen hoeven hierbij alleen de oefeningen te doen die van belang zijn voor de doorgaande lijn en mogen hierbij veel oefeningen overslaan. Zo treedt er ook minder herhaling op en gaat het kind zich niet zo snel ergeren. Daar-naast is het ook mogelijk om extra stof aan te bieden over hele andere onderwer-pen dan normaal in de klas behandeld worden, oftewel ‘verbreding’. Dit kan dan meer in de richting van interessegebieden van hoogbegaafde kinderen, waarvan bijvoorbeeld de ruimte een populair onderwerp is.

Een voordeel van verrijking binnen de klas is dat het hoogbegaafde kind tussen de andere, niet-hoogbegaafde, kinderen blijft, en daardoor minder kans heeft om buitengesloten te worden door zijn/haar apartheid. Aan de andere kant is het voor hoogbegaafde kinderen ook juist goed om onder gelijkgestemden te zijn. Andere hoogbegaafde kinderen waarmee ze op hetzelfde niveau kunnen communiceren en die qua interesses ook meer overeenkomsten bieden dan de kinderen uit de gewone klas. Daarnaast kost begeleiding binnen de klas een school meer tijd en moeite. De leraren dienen zo allemaal afzonderlijk te worden voorgelicht over hoog-begaafdheid en hoe ze daarmee om moeten gaan.

Een kind blijft niet alle schooljaren dezelfde leraar houden, vandaar dat alle leraren ook extra ondersteuning en scholing hierover nodig hebben. Daarnaast zal de leraar naast het normale lesprogramma en de begeleiding van moeilijk ler-ende kinderen nu ook nog tijd vrij moeten maken voor de extra begeleiding van het hoogbegaafde kind. En dat terwijl de leraar al tijd tekort heeft.

(19)

Versnelling:

Een manier van begeleiding voor hoogbegaafde kinderen die minder inspanning voor de leraren kost, is een versnelling van het onderwijs. Een kind krijgt dan de stof van een schooljaar sneller aangeboden zodat het tijdens datzelfde schooljaar nog naar de volgende groep mag. Zo krijgt het twee jaar in één. Het kan zijn dat dit tijdens het schooljaar gebeurt, maar komt ook voor dat een kind een klas gewoon helemaal over mag slaan. Als een hoogbegaafd kind bijvoorbeeld in groep 4 zit, kan versnelling door het kind na de kerstvakantie naar groep 5 te laten gaan. Het is ook mogelijk te versnellen door het kind na de zomervakantie gelijk van groep 4 naar groep 6 te laten doorstromen. Vaak wordt versnelling al toegepast op de kleuterschool, waarbij kinderen sneller naar groep 3 mogen. Dit gebeurt omdat de kinderen meestal al op 4 of 5-jarige leeftijd kunnen lezen of rekenen.

Over het algemeen biedt versnelling de kinderen voldoende uitdaging. Ze kri-jgen ineens dubbel zoveel te leren als normaal, al kan het zijn dat ze hierdoor bepaalde stapjes overslaan. Het kan ook zijn dat een kind juist door deze versnel-ling op sociaal vlak niet goed mee kan. De nieuwe klasgenootjes zijn ouder en daardoor wat intelligentie betreft meer op hetzelfde niveau als het hoogbegaafde kind dan de oude klasgenootjes waren. Maar die nieuwe klasgenootjes zijn niet alleen qua intelligentie verder, ze hebben ook andere hobby’s, en hun motorische vaardigheden zijn beter ontwikkeld. Zo kan het bijvoorbeeld zijn dat het jonge hoogbegaafde kind, in tegenstelling tot zijn nieuwe klasgenootjes, nog niet goed met een schaar om kan gaan of een pen/potlood verkeerd vasthoudt. (Meersman, 2005, p48)

In het primair onderwijs brengt versnelling over het algemeen weinig problemen met zich mee, maar als het kind eenmaal naar het secundair onderwijs gaat kun-nen daar wel problemen ontstaan.

(20)

Door het overslaan/versnellen van de stof op de basisschool is het kind pas 10 of 11 als het naar de middelbare school gaat, waar de meeste medeleerlingen al 12 of 13 zijn. In het eerste jaar is dit nog niet zo erg maar vanaf het tweede jaar wordt de kloof steeds groter. De medeleerlingen gaan puberen en houden zich met hele andere dingen bezig als het jongere hoogbegaafde kind. Het hoogbegaafde kind kan zich hierdoor weer buitengesloten en ongelukkig gaan voelen en alsnog geen plezier meer hebben in het naar school gaan. (Gerven van, 2001, p48)

Aparte klas voor hoogbegaafden:

In tegenstelling tot een plusklas, waarbij de kinderen het grootste gedeelte van de tijd in hun normale klas doorbrengen, is er ook de mogelijkheid om hoog-begaafden het grootste gedeelte van de tijd apart te zetten. Ze krijgen onderwijs samen met andere hoogbegaafde kinderen en alleen soms bij vakken als muziek of gymnastiek nog met niet hoogbegaafde leeftijdsgenootjes.

“Voordeel van een dergelijke onderwijsaanpassing is dat leerlingen geen last meer hebben van overbodige herhalingen, meer mogelijkheden hebben hun in-teresses in speciale onderwerpen te delen met klasgenoten, meer prestaties te leveren en een meer positieve attitude te hebben ten opzichte van school”. (Hoo-geveen, 2004) Het maakt het leren leuk, en ook de omgang met klasgenootjes, maar daardoor juist de omgang met de ‘normale’ kinderen weer moeilijk.

Als ze de hele basisschooltijd doorbrengen in een aparte klas met alleen hoog-begaafde kinderen is de middelbare school helemaal een grote omschakeling. Daar zijn ineens kinderen die heel anders zijn, andere interesses hebben en leerproble-men kunnen hebben. Als een kind hier al van jongs af aan mee om leert gaan raakt het gewend aan dat het anders is dan anderen, maar als dat ineens komt is dat toch wel even schrikken.

(21)

Aparte school voor hoogbegaafden: Naast aparte klassen, zijn er ook aparte scholen voor hoogbegaafden. Het voordeel van een aparte school voor hoogbegaafde kinderen is dat ze een pro-gramma-aanbod hebben dat beter aansluit op de wensen en behoeften van een hoogbegaafd kind. Het is een compleet programma dat sneller en dieper ingaat op de reguliere lesstof. Op een aparte school hebben kinderen ook de mogelijkheid met gelijkgestemden om te gaan, kinderen waarmee ze meer op hetzelfde niveau zitten qua intelligentie, maar vaak ook wat betreft interesses.

Ze hebben anderen om zich heen die in veel dingen hetzelfde zijn en hebben daardoor niet meer het gevoel ‘anders’ te zijn. Een kind voelt zich op die manier minder snel buitengesloten en isoleert zich niet ten opzichte van anderen op die school. Er bestaat echter ook een risico dat het kind zich elitair gaat opstellen tegenover anderen buiten school doordat het zo lang op een speciale school heeft gezeten. (Hoogeveen, 2004)

(22)

Conclusie

Om als bedrijf innovatiever te worden is het van belang dat men creatiever wordt. Iedereen bezit van nature een bepaalde mate van creativiteit maar leert vaak niet hoe ze hiermee om kunnen gaan. Al op jonge leeftijd leer je op school te werken volgens bestaande methoden. Regeltjes die zijn vastgesteld hoe je alles moet doen. Kinderen worden te weinig vrijgelaten om zelf dingen te bedenken of op te lossen. Er wordt hen onvoldoende mogelijkheden geboden om hun creativiteit te benutten. Creativiteit wordt in dit geval gezien als vrijheid. De vrijheid om zelf te bepalen wat en hoe je iets doet. Hierbij dient wel enige voorkennis te zijn want als je iets niet begrijpt kan je er ook moeilijk zelf mee aan de slag gaan.

De methoden op school zijn voor veel kinderen en leraren erg handig. Het kost een leraar op deze manier minder inspanning omdat hij niet zelf het niveau van de klas hoeft te bepalen en zelf lesstof samen te stellen.

Over het algemeen hebben kinderen behoefte aan regeltjes. Het schept minder verwarring en ze kunnen zich volledig focussen op één methode, zonder hier zelf teveel over na te hoeven denken. Kinderen die hier alsnog moeite mee hebben krijgen extra begeleiding, maar er zijn meer kinderen die extra begeleiding nodig hebben.

Hoogbegaafde kinderen hebben zo bijvoorbeeld extra begeleiding nodig. Hoog-begaafdheid houdt in dat een persoon voornamelijk 3 persoonskenmerken bezit; een hoge intelligentie, een hoge motivatie en een hoge mate van creativiteit. Juist voor deze kinderen zou het fijner zijn als ze hun creativiteit mogen benutten. De methoden hebben ze vaak snel onder de knie en vervelen zich dan. En dat terwijl ze zelf zoveel kunnen bedenken en uitvinden, mits hier de mogelijkheid toe is.

Om deze kinderen te helpen hun creativiteit vrij te laten, op hun eigen tempo te mogen werken en zelf dingen mogen uitvinden zijn er verschillende vormen van ‘begeleiding’.

(23)

Zo wordt vaak gekozen om het kind een klas over te laten slaan, het en-kele uren in de week naar een plusklas te laten gaan, of soms zelfs het grootste gedeelte van de tijd naar een andere klas of school te laten gaan. Aan de andere kant wordt er ook weleens voor gekozen om het kind in de normale klas extra be-geleiding te bieden.

Al deze vormen van begeleiding hebben één overeenkomst; ze kosten veel tijd, moeite en zijn nog steeds niet ideaal. Over het algemeen werken ze wel om de intelligentie en daarmee de creativiteit van de hoogbegaafde kinderen te stimul-eren, maar brengen daarbij teveel negatieve effecten met zich mee. Kinderen raken soms buitengesloten van de ‘normale’ wereld, de normale lesstof en komen emo-tioneel met zichzelf in conflict. Ze kunnen zich op school goed ontwikkelen, maar wat als ze dan naar de middelbare school gaan, of later gaan werken? Daar is alles ineens heel anders, en wen daar op die leeftijd nog maar eens aan. Evenals dat het moeilijk is om op latere leeftijd te leren vrij te zijn wat betreft creativiteit, is het net zo moeilijk wanneer het tegenovergestelde het geval is. De hoogbegaafde kinderen zijn door de begeleiding gewend extra leerstof te krijgen, vaak in projectvorm. Ze hebben hierbij een grote mate van vrijheid maar die is moeilijk toe te passen op de standaard lesstof en later ook op het leven en werken dat men vaak gewend is. Er moet ook een manier te vinden zijn waarop hoogbegaafde kinderen de uitdaging en vrijheid krijgen die ze nodig hebben, om leren gaan met kinderen die niet hoog-begaafd zijn en leren hun creativiteit toe te passen op alledaagse onderwerpen en schoolopdrachten.

Het is goed voor de kinderen om deel uit te maken van een normale schoo-lomgeving, maar ook om soms wel tussen andere hoogbegaafde kinderen te zijn. Daarnaast moet er ook een manier gevonden worden om het kind, dat toch ‘an-ders’ is, zich gerespecteerd te laten voelen bij de rest van de klas.

(24)

Advies

Begeleiding binnen de klas kost teveel tijd en moeite van de leraren. Ze moeten zich dan bezig houden met de normale lesstof, de kinderen die hier moeite mee hebben en dan ook nog eens met de hoogbegaafde kinderen. Hoogbegaafde kin-deren hebben behoefte aan een andere manier van lesgeven, en meer vrijheid. Dat zou betekenen dat de leraar voor begeleiding van deze kinderen ook op een hele andere manier les zou moeten geven aan het hoogbegaafde kind. De standaard methoden die normaal zo makkelijk zijn om te gebruiken zijn ineens niet meer to-ereikend en de leraar zal zelf dingen moeten bedenken om het hoogbegaafde kind toch bezig te houden en voldoende uitdaging te bieden. Dit kost gewoonweg teveel inspanning om dit door meerdere docenten te laten doen, vandaar dat een apart ‘klasje’ op een school toch wel ideaal is. Op die manier hoeft er maar één docent opgeleid te worden met betrekking tot de begeleiding van hoogbegaafde kinderen en kan diegene zich daar ook veel intensiever mee bezighouden.

Voor de kinderen zelf is het ook beter. Zo hebben ze af en toe les van iemand die zich goed in hen kan verplaatsen, waar ze helemaal zichzelf mogen zijn. Dingen op hun eigen manier oplossen en eindeloos ‘waarom’- vragen mogen blijven stel-len. Het hoeft ineens niet meer volgens de standaard methoden en de kinderen kunnen zelf gaan ontdekken, zelf creatief zijn. Daarnaast bevinden ze zich op dat moment tussen andere hoogbegaafde kinderen. Eindelijk eens kinderen waar ze op gelijk niveau mee kunnen praten. Die de opdrachten in de gewone klas óók makkelijk vinden. Zo kunnen ze samen met andere kinderen, en een begeleider die er verstand van heeft zichzelf op intellectueel en creatief gebied goed ontplooien.

Het is niet goed voor de kinderen om 5 dagen per week alleen in een ‘speciaal’ klasje les te krijgen. Zo raken ze geïsoleerd van de normale kinderen. Stel dat ze een uurtje per dag naar het speciale klasje gaan. Is dat wel voldoende tijd om ze echt iets te leren?

(25)

Kinderen zijn speels, waardoor de helft van dat uurtje verloren zal gaan. Daar-naast zullen ze het speciale klasje gaan zien als iets leuks, een uitdaging, waar ze naar uitkijken en volop over praten. Als ze iedere dag opnieuw die spanning hebben dat ze weer iets nieuws gaan leren, wordt dat niet teveel? Hoogbegaafde kinderen willen graag leren, en ook laten zien dat ze iets kunnen of weten. Als ze ie-dere dag bij het ‘klasje’ iets bijzonders meemaken, of ontdekken, hebben ze straks niks anders meer om over te praten.

Het is voor een kind beter om zoiets te spreiden. Niet iedere dag, maar bijvoor-beeld één keer in de week. Zo heeft het kind even de spanning dat het weer naar het klasje toe mag, wat het deze keer weer zal leren, maar kan zich het grootste gedeelte van de week toch nog bezig houden met kind zijn. Een keer in de week een uurtje is dan weer te weinig, in die tijd kan er te weinig gedaan worden. Het zou goed zijn om dit bijvoorbeeld een ochtend in de week te doen. Vooral niet in de mid-dag, want daarmee ontneem je ze de kans om bijvoorbeeld na school af te spreken met de gewone klasgenootjes. Als een speciaal klasje bijvoorbeeld één ochtend is, kan er net als bij de ‘plusgroep’ eerst begonnen worden met een kringgesprek, en daarna projectmatig werken met de nodige begeleiding, om vervolgens af te sluiten met spelletjes of andere leuke activiteiten.

Waar zou zo’n klasje dan moeten zijn? Op de eigen school of net als bijvoor-beeld bij de plusgroep Den Bosch in een onafhankelijk gebouw, tezamen met leerlingen van andere scholen. Het voordeel van een plusgroep op de eigen school is dat kinderen in hun vertrouwde omgeving zijn, en minder het idee hebben dat ze niet in een normale klas zijn. Aan de andere kant weten de andere leerlingen uit de normale klas zo waar hun slimmere klasgenootjes zijn, en gaan zich afvragen waarom dat is en wat die daar doen. Als de ‘klasjes’ ergens op een andere locatie zijn, wordt er door de gewone klas minder aan gedacht, ze weten wel dat er iemand mist in de klas, maar waar die is en waarom doet er minder toe.

(26)

Over het algemeen zijn gemiddeld 2 of 3 kinderen op de 100 hoogbegaafd. Dit betekent dat er op een basisschool met 8 groepen van 20-40 kinderen grote kans is dat er meerdere kinderen hoogbegaafd zijn. Voldoende animo per school voor een speciaal klasje dus, maar vaak wordt hoogbegaafdheid niet herkend. Als het zo uitkomt dat er maar van 1 leerling op een school bekend is dat hij/zij hoogbe-gaafd is, heeft het weinig zin daar een speciaal klasje voor op te richten. Dan zou het misschien juist wel handig zijn om het met meerdere scholen samen te doen op een aparte locatie. Bij de plusgroep Den Bosch betreft het een samenwerkingsver-band van 45 scholen. Dat is weer teveel waarschijnlijk.

De kinderen die elkaar daar ontmoeten kunnen ver van elkaar wonen. Als ze zo goed met elkaar op kunnen schieten dat ze ook buiten de klas met elkaar iets willen gaan doen of contact onderhouden gaat dat moeilijker, op die leeftijd. Een samenwerking van ongeveer 5 scholen zou daarbij voldoende zijn. Zo blijven de klasjes klein, en kunnen de kinderen contact met elkaar onderhouden, mits ze dat willen. Tevens is het voor de ouders makkelijker, omdat ze hun kind niet helemaal naar de andere kant van de stad hoeven te brengen, al is ook hier een andere op-lossing voor te bedenken.

Moeilijk lerende kinderen of kinderen met een bepaalde ziekte of problemen die daardoor naar een speciale school gaan worden vaak opgehaald met busjes. Dit zou bij hoogbegaafden ook kunnen, maar dan krijg je weer het probleem dat ze zich nog meer anders gaan voelen, en dat is juist niet de bedoeling.

Als de klasjes zich bijvoorbeeld in een buurthuis bevinden, is dat in de buurt, kost het weinig investering van de school en is 1 expert voldoende voor meerdere scholen. Deze ‘expert’ kan zelfs verantwoordelijk zijn voor het begeleiden van meerdere klasjes op verschillende locaties. Hierdoor krijgt diegene meer ervaring en kan nog beter inspelen op mogelijke probleemsituaties die kunnen ontstaan.

(27)

Maar wat moet er dan eigenlijk gebeuren bij die klasjes? De huidige extra be-geleiding aan hoogbegaafden speelt vaak in op de interessegebieden van de hoogbegaafde kinderen. Ze behandelen onderwerpen die de kinderen interessant vinden, en die vaak niet in het normale lesprogramma voorkomen. Dit zorgt er weer voor dat de kennis en vaardigheden die de kinderen leren bij de begeleiding-sklasjes niet toepasbaar is in het normale onderwijs.

Wanneer ze bij de begeleiding meer inspelen op de normale lessen en leerstof, maar dit op een andere manier uitleggen, heeft een kind hier meer aan. Tijdens de lessen op de normale school krijgen de kinderen bepaalde methodes voorge-schreven en moeten zich daaraan houden, mede om verwarring onder de andere kinderen te voorkomen. Bij de begeleiding zouden ze het als volgt kunnen doen:

De kinderen krijgen dezelfde soort opdrachten als bij het normale onderwijs, maar mogen dit op hun eigen manier doen. Een rekensom kan op meerdere manieren worden opgelost bijvoorbeeld. In plaats van een leraar/begeleider die lesgeeft in hoe de kinderen dit moeten/kunnen oplossen, kan het kind beter vrij gelaten worden. Laat het kind maar eens uitleggen waarom het iets op een bepaal-de manier doet en hoe het nog meer kan. De kinbepaal-deren worbepaal-den zo vrij gelaten, en kunnen creatiever te werk gaan bij het maken van bepaalde opdrachten. Ze kunnen zo tenminste trots zijn op zichzelf, en zijn eindelijk bij andere kinderen en een leraar die hen wel begrijpen en vooral willen begrijpen.

Op deze manier is de extra begeleiding toch nog relevant voor het normale onderwijs, maar krijgen de hoogbegaafde kinderen toch een uitdaging doordat ze dingen eindelijk eens op hun eigen manier mogen doen, en daardoor hun creativ-iteit inzetten om tot betere resultaten te komen. Ze hebben zo een begeleider die het niet afkeurt dat ze anders, vaak met een omweg, denken. Hierbij is het wel van belang dat de begeleider de kinderen ook goed uitlegt waarom het in het normale onderwijs niet mag, en waarom ze daar zo volgens de regeltjes moeten werken.

(28)

Een hoogbegaafd kind moet wel begrijpen waarom de gewone leraar sommige dingen, die wel goed zijn, toch afkeurt en dat andere kinderen niet allemaal zo slim zijn.

Een ander minpuntje aan de bestaande begeleiding is dat de kinderen afgezon-derd worden van de niet hoogbegaafde leerlingen en in de gewone klas vervolgens buitengesloten en/of gepest worden. Hoogbegaafde kinderen hebben vaak proble-men op sociaal vlak. Ze kunnen niet goed communiceren met andere kinderen en als die vervelend doen kunnen ze alleen hun intelligentie gebruiken om daar tege-nin te gaan. Maar wat als die intelligentie nou eens op een goede manier gebruikt wordt? Op een manier waarbij de andere kinderen er baat bij hebben en het niet meer als een bedreiging gaan zien. De bedoeling is dat ze hoogbegaafde kinderen niet meer gaan zien als een kind dat alles beter weet, maar als iemand die hen ook kan helpen en waar ze iets van kunnen leren.

Een leraar heeft tijd tekort om ieder kind te helpen waar het nodig is. Hij kan niet tegelijkertijd extra aandacht en uitleg geven aan alle kinderen die iets niet begri-jpen. Een hoogbegaafd kind heeft echter al die uitleg en herhaling niet nodig. Na een korte eenmalige uitleg begrijpt het kind al hoe het moet en kan alle opdrachten zo maken. Misschien zouden hoogbegaafde kinderen de leraar kunnen helpen. In plaats van te hoeven wachten tot de leraar iedereen een aantal keren heeft uit-gelegd hoe alles moet, kan het kind ook zelf zijn klasgenootjes gaan helpen. Het kan de andere kinderen uitleg geven en vragen beantwoorden wanneer de leraar hier geen tijd voor heeft.

Op deze manier ontstaat er meer waardering voor de hoge intelligentie van het hoogbegaafde kind vanuit de andere kinderen in de klas. Die intelligentie is juist handig, want op die manier snappen zij het zelf ook. Als een hoogbegaafd kind zou gaan helpen in de les, mits het dat wil natuurlijk, helpt het niet alleen de andere kinderen in de klas maar vooral ook zichzelf.

(29)

Zo is al die herhaling niet meer vervelend, en hoeft het kind niet meer zolang te wachten. Daarnaast worden op deze manier ook de sociale vaardigheden van het hoogbegaafde kind verbeterd. Het kind voelt zich zo meer gewaardeerd door de an-dere kinan-deren en durft daardoor meer. Het kan zichzelf toch uiten en toch laten zien dat het slim is, en anderen vinden dit alleen maar leuk. Het kan natuurlijk ook op een tegenovergestelde manier werken, waarbij de andere kinderen in de klas het hoogbegaafde kind niet meer als kind zien, maar meer als leraar, en het daardoor alsnog bij de sociale activiteiten buitensluiten. Toch is het waarschijnlijk wel het proberen waard, afhankelijk van de sociale vaardigheden die het kind bezit. Deze manier van werken wordt momenteel ook op Jenaplan scholen toegepast, waarbij oudere kinderen de jongere kinderen helpen.

Compacting en het vervroegd laten doorstromen van hoogbegaafde kinderen naar een volgende groep is een bestaande maatregel die vaak wordt toegepast. Als een kind klaar is om naar de volgende groep te gaan kan dit gunstig uitwerken. Er moet in dit geval wel goede begeleiding zijn, waar het op basisscholen vaak aan ontbreekt. Doordat de begeleidingsklasjes niet gelijk hoeven te lopen met het nor-male onderwijs en lesaanbod kan de begeleider daar ook bijdragen aan het goed laten verlopen van versnelling.

Deze begeleider kan het kind andere, moeilijkere, opdrachten en lesstof geven, observeren hoe dat gaat en erbij helpen. Doordat de begeleider gespecialiseerd is in hoogbegaafdheid kan deze hier veel beter over oordelen dan de normale leer-kracht en kunnen ze in overleg het lesprogramma voor het hoogbegaafde kind wat aanpassen om het kind voor te bereiden op een versnelling naar een volgende groep. Zo kost het de leraar weinig inspanning, hoeft die zich niet zo te verdiepen in hoogbegaafdheid en kunnen er toch maatregelen genomen worden die voor alle partijen gunstig zijn.

(30)

Conclusie

Op zich zijn dit 3 vormen van begeleiding, die in grote lijnen al bestaan. Mits ze echter beter worden aangepast op de relevantie binnen het lesstofaanbod en het sociale gedrag van het hoogbegaafde kind kunnen ze tot betere resultaten leiden. Als hoogbegaafde kinderen, onder de juiste begeleiding, leren hoe ze het beste om kunnen gaan met hun creativiteit en intelligentie, kan dit later tot veel goede en bruikbare ideeën leiden binnen het bedrijfsleven. Iedereen is creatief, maar niet iedereen is in staat om dit ook goed te kunnen gebruiken, en daarnaast toch zijn/ haar prestaties op een bepaald niveau te kunnen houden. Creativiteit kost tijd en in-spanning, en wordt daardoor vaak niet benut. Men doet liever wat al is vastgesteld door een ander en waarbij zo min mogelijk hoeft te worden nagedacht.

Hoogbegaafden doen juist liever iets nieuws, op hun eigen manier. Ze hebben een hoge intelligentie waardoor ze dit ook makkelijk aankunnen. Echter zijn ze dit niet gewend, doordat ze altijd alles binnen beperkte regeltjes hebben moeten doen. Als op de basisschool al begonnen wordt met het stimuleren van de creativiteit van hoogbegaafden, werpt dit later zijn vruchten af.

(31)

Samenvatting

In het bedrijfsleven is het noodzakelijk dat er telkens weer vernieuwing komt. Om te kunnen concurreren met de rest van de wereld is creativiteit van groot be-lang. De meeste mensen zijn echter gewend hun leven lang te leven volgens vooraf vastgestelde regeltjes en werkwijzen. Iedereen is van nature creatief, maar door deze manier van leven weten veel mensen niet hoe ze hiermee om moeten gaan. Voor veel mensen zijn deze regeltjes en procedures ideaal. Ze doen wat moet, en hoeven zich verder niet druk te maken. Het kost weinig inspanning, maar toch is dat voldoende.

Hoogbegaafden beheersen deze regeltjes etc. nogal snel en hebben juist be-hoefte aan extra uitdaging. Ze zijn erg creatief, en willen dit toepassen en laten zien. Ook zij moeten zich al van jongs af aan de standaard regeltjes en procedures aanleren en hebben geen vrijheid, althans niet voldoende. Door dit gebrek aan vrij-heid weten ze uiteindelijk niet meer hoe ze met hun creativiteit om moeten gaan en kunnen er geen gebruik van maken.

Op welke manieren is het mogelijk om hoogbegaafde kinderen in het basi-sonderwijs op creatief vlak te stimuleren en wat voor effecten kan dit teweeg bren-gen? Om hoogbegaafden te leren hoe ze wel kunnen omgaan met hun creativiteit kan je het beste beginnen bij het basisonderwijs. Op jonge leeftijd kan een kind nog erg veel leren. Om later ineens een hele andere houding of werkwijze aan te nemen kost teveel inspanning en lukt daardoor vaak niet.

In dit geval is creativiteit iets anders dan wat vaak wordt aangenomen. Creativ-iteit wordt in vele gevallen gezien als iets wat met kunst te maken heeft. Verschil-lende definities van het begrip creativiteit zijn gebaseerd op hetgeen dat creativiteit het scheppen of creëren van iets ‘nieuws’ is. Het gaat hierbij om dat het nieuw is in het algemeen, maar iets wat nieuw is voor iemand, doordat diegene het zelf heeft ontdekt, is ook ‘nieuw’.

(32)

Het opnieuw uitvinden van bepaalde werkwijzen, ook al bestaan die al, is dus ook creativiteit. Uiteindelijk, als iemand weet om te gaan met het zelf ontdekken en bedenken, kunnen hier ook makkelijker echt nieuwe dingen uit ontstaan. Dingen die wel nieuw zijn voor iedereen, en dus innovatief.

Hoogbegaafde kinderen bezitten naast een hoge motivatie en intelligentie ook een grote mate van creativiteit. Deze kenmerken ondersteunen elkaar, maar kun-nen ook afbreuk doen aan elkaar. Als een kind niet vrij wordt gelaten in zijn cre-ativiteit kan ook de intelligentie zich niet optimaal ontwikkelen. De huidige meth-oden in het basisonderwijs brengen dus voor hoogbegaafde kinderen nogal wat problemen met zich mee. Ze hebben weinig vrijheid en mogen niet zelf ontdekken en doen wat ze zelf willen. Doordat ze ‘anders’ zijn worden ze soms door andere kinderen niet gerespecteerd, zeker wanneer de leraar het gedrag van het hoogbe-gaafde kind ook nog eens afkeurt. Als iets niet volgens de standaard regeltjes is, wil dat nog niet zeggen dat het ook fout is.

Er zijn verschillende manieren om hoogbegaafde kinderen extra te begeleiden waarbij ze wel vrij gelaten worden. Zo wordt vaak gekozen voor versnelling, waarbij een hoogbegaafd kind een klas overslaat, of 2 schooljaren in 1 doet. Soms worden er speciale plusklassen opgezet voor deze kinderen, waar ze zo af en toe tijd door-brengen met andere hoogbegaafde kinderen. Een ander alternatief is een speciale school of klas waar alleen hoogbegaafde kinderen zijn en waar ze dan het grootste gedeelte van de tijd doorbrengen.

Deze alternatieven sluiten niet goed aan bij het normale lesprogramma, doordat zij vaak op andere onderwerpen ingaan. De kinderen worden afgezonderd van de ‘normale’ kinderen en kunnen zich daardoor gaan isoleren. Het wordt niet altijd ge-waardeerd door andere kinderen dat iemand slimmer is en dan ook nog eens altijd speciale lessen krijgt, over veel leukere dingen.

(33)

Het is daarom misschien beter om wel een apart klasje op te richten, om de inspanning van de leraren op de gewone basisschool zo veel mogelijk te beperken. In dit klasje moet dan wel meer worden ingegaan op de normale lesstof, maar dan zonder de standaard methoden. Geef de hoogbegaafde kinderen de vrijheid waar ze zo naar verlangen. Zo zijn ze even onder andere hoogbegaafde kinderen, maar toch het grootste gedeelte van de tijd bij de niet hoogbegaafde kinderen. Ze mogen daar zichzelf zijn, zonder beperkingen, maar wel met stof die toepasbaar is in het normale onderwijs.

Om meer waardering te krijgen bij de andere kinderen, kunnen ze misschien juist de leraar gaan meehelpen tijdens de normale lessen. De leraar heeft vaak toch tijd tekort, en door andere kinderen te helpen gaan die de hoge intelligentie posi-tief inzien. Ook versnelling van het leerstofaanbod is een goede maatregel, mits dit goed begeleid is. Zo kan de begeleider van de speciale klasjes voor hoogbe-gaafden hieraan bijdragen en advies uitbrengen aan de leraar.

Een combinatie van deze maatregelen kan ervoor zorgen dat een hoogbegaafd kind zich wel verder kan ontwikkelen en daarbij zijn creativiteit volledig kan benut-ten. De school hoeft er weinig moeite voor te doen en de gewone leraren hoeven zo niet teveel tijd in het hoogbegaafde kind te investeren. Als het kind eenmaal leert hoe het met zijn creativiteit om kan gaan, kan dit later leiden tot veel creatieve, in-novatieve ideeën of oplossingen voor bepaalde problemen. Als het daarnaast leert hoe het op sociaal vlak zichzelf kan uiten kan dit alleen maar leiden tot nog betere resultaten.

(34)

Literatuurlijst (gebruikte bronnen)

Both, Dick: ‘Onderwijsmethode belangrijk, maar niet allesbepalend’, in: DRS, 2008. Commissie van de Europese Gemeenschappen: Voorstel voor een beschikking van het Eu-ropees Parlement en de Raad betreffende het EuEu-ropees Jaar van de creativiteit en innovatie (2009), Brussel, 2008.

Csikszentmihalyi , Mihaly: Creativiteit: over flow, schepping en ontdekking. 1999. (vertaald door H. Moerdijk, tweede druk)

Drent, Sylvia en Gerven, Eleonoor van: Professioneel omgaan met hoogbegaafde leerlin-gen in het basisonderwijs. Nijmegen/Almere, 2001.

Feldman, Beverley Neuer: ‘Hoe bewaar je de creatieve gaven van het kind?’, in: Theosofia, oktober 1990.

Gaspersz, Jeff: Concurreren met creativiteit, de kern van innovatiemanagement. Breukelen, 2002.

Gerven, Eleonoor van: Zicht op hoogbegaafdheid. Almere, 2001.

Hoogeveen, Lianne ea.: Onderwijsaanpassingen voor hoogbegaafde kinderen. Nijmegen, 2004.

Houten, Els van ea.: Stille leerlingen zeggen veel. 2005.

Kieboom, Tessa en Hermans, Anne: Hoogbegaafde kinderen op de secundaire school.

2004.

Meersman, Ann: Hoogbegaafden in het basisonderwijs. Gent, 2005.

Molen, W van der: Omgaan met hoogbegaafde kinderen in de basisschool en het opzetten van een verrijkingsklas. 2005.

Tielemans, Jos: Hoogbegaafde kinderen, op school en thuis. Kortrijk, 2002 (2000). http://www.infohoogbegaafd.nl/ > Informatie over Plusklassen op een aantal scholen Onderwijsmethoden voor de Pabo te Heerlen, 2008.

(35)

Literatuurlijst (inspiratiebronnen)

Arnoldussen-Nieuwstraten, Koosje ea.: Creativiteit & Speciale onderwijszorg. 2007. Bracke, Rita: Bewegingsopvoeding voor kleuters . 1990.

Gaspersz, Jeff: Concurreer met creativiteit, essay voor de InnovationLecture ‘Compete with Creativity’, georganiseerd door het Ministerie van Economische Zaken. 2005

Gerven, Eleonoor van: Attent op talent, omgaan met hoogbegaafdheid in het basisonder-wijs. Almere, 2004.

Jolles, Jelle: Bouwen aan het brein: over talenten en creativiteit in relatie tot hersen- en cog-nitieve ontwikkeling, webcomment gebaseerd op een voordracht gehouden op het congres ‘Begaafd in Talent’, georganiseerd door CPS, Eindhoven.

Waarde, Barbara van der: Effecten van Leonardo onderwijs op welzijn van hoogbegaafde kinderen. 2008.

(36)

Stephanie van de Lisdonk 1121610 Communication & Multimedia Design 16-06-09

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

• Ongewone alertheid vanaf zeer jonge leeftijd • Snel Ieren, het vermogen om snel verbanden te leggen • Een zeer goed geheugen (veel informatie wordt onthouden) •

Het blijkt dus zo te zijn dat hoogbegaafde leerlingen de begeleiding inderdaad niet nodig hebben, maar ook dat deze wanneer deze gegeven wordt, deze blijkbaar geen negatieve

Leerlingen in de conditie begeleid onderzoekend leren hadden significant meer flow ervaren tijdens de interventie dan leerlingen in de conditie directe instructie (p = .01)

Hieruit volgt bij een perfecte klantbeleving de eerste ontwerpstelling: Om het probleem van een manager omtrent het verbeteren van de klantbeleving in een klantcontactcenter aan

Hoogbegaafde kinderen hebben hierdoor meer kans op strubbelingen op school maar ook bij sport en op sociaal-emotioneel gebied kan de ontwikkeling verstoord worden als gevolg van

Wolderwijs wil dat er op haar scholen voor meer en (hoog)begaafde leerlingen, in onderwijsinhoudelijk, pedagogisch, didactisch opzicht, een passend en

gelijk werden scholen geconfronteerd met een nieuw gegeven: getraumatiseerde kinderen en jongeren die zaken meegemaakt hadden waar ze veel te jong voor waren.. Het leven in de

Wanneer vervolgens nog naar de groepsgemiddelden gekeken wordt in tabel 3, valt af te lezen dat de gemiddelde score van de Eureka!groep, tegen de verwachting in, lager is dan de