• No results found

Het genderverschil in Intention-Behavior gap bij een family-work of een work-family conflict

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Het genderverschil in Intention-Behavior gap bij een family-work of een work-family conflict"

Copied!
17
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Het Genderverschil in Intention-Behavior Gap bij een Family-Work of een Work-Family Conflict

Bachelorthese Sociale Psychologie Eva de Vries

10539743

Universiteit van Amsterdam

Ingeleverd op: 31/05/2017 Aantal woorden Abstract: 120

(2)

Abstract

In dit artikel wordt uitgelegd hoe is onderzocht of er een genderverschil is in Intention-Behavior gap bij een work-family of family-work conflict. Aan het onderzoek deden 458 ouders mee, die een vragenlijst invulden die intentie en gedrag mat. De ene helft beschreef een work-family conflict en de andere helft een family-work conflict. Er werd geen significant verschil gevonden in het verschil tussen intentie- en gedragsscore. Dit houdt in dat de

resultaten van dit onderzoek niet bevestigen dat er een genderverschil is in Intention-Behavior gap bij een work-family of family-work conflict. Omdat er nog wel methodologische

tekortkomingen zijn aan het onderzoek, hoeft dit niet in te houden dat er geen genderverschil is in Intention-Behavior gap bij een work-family of family-work conflict.

(3)

Inleiding

Vroeger bleven vrouwen niet werken wanneer ze trouwden en kinderen kregen. De feministen van de tweede feministische golf, die begon halverwege de jaren ’60, wilde hier verandering in brengen. Vrouwen zouden ook hun levensgeluk moeten kunnen ontlenen aan het volgen van hogere opleidingen en het maken van carrière (Friedan, 1963).

Uit de emancipatiemonitor van het SCP (2000, 2016) blijkt dat de netto

arbeidsparticipatie door vrouwen van 39% in 1990 naar 71% in 2015 is gestegen. Bij mannen was dit 71% in 1990 en 82% in 2015. Er werkte dus in 2015 net zo’n groot percentage van de vrouwen als er in 1990 van de mannen werkten. Dat is natuurlijk een grote vooruitgang voor de gelijkwaardigheid van vrouwen en mannen, maar brengt ook enige problemen met zich mee, want vrouwen zorgen ook nog steeds voor het grootste deel van de huishoudelijke taken. In het boek van Arlie Hoschild uit 1989, genaamd ‘The Second Shift’, legt de schrijfster een aantal problemen uit die ontstaan als beide ouders uit een paar een (bijna) voltijdbaan hebben. Volgens haar is het zo dat werkende moeders als ze thuiskomen nog niet klaar zijn met hun dienst: hun ‘tweede dienst’ begint dan. Het huishouden en de zorg voor de kinderen blijkt ondanks de grotere gelijkheid toch voor het grootste deel op de schouders van de vrouw terecht te komen. Hoschild noemt in haar stuk het schokkende verschil tussen mannen getrouwd met werkende vrouwen en mannen getrouwd met huisvrouwen: echtgenoten van werkende vrouwen spenderen per week maar drie kwartier meer met hun kinderen dan hun met huisvrouwen getrouwde tegenhangers. Met oog op gendergelijkheid zou men hopen dat echtgenoten van werkende vrouwen meer zorgtaken op zich namen, zodat de werklast evenredig verdeeld kan worden onder partners. Helaas bleken werkende vrouwen gemiddeld drie uur per week te besteden aan huishoudelijk werk, hun echtgenoten kwamen op een gemiddelde van 17 minuten. Volgens Hochschild komt het totaal op ongeveer een gehele maand, van 24 uur durende dagen, per jaar aan extra werk voor vrouwen, de ‘Second Shift’. Hochschild vraagt zich af hoe dit voor de werkende ouders zelf is, en heeft een vijftigtal echtparen geïnterviewd. Vrouwen bleken het grootste deel van de huishoudelijke taken op zich te nemen en van mening te zijn dat dit hun taak was, en kwamen tijd voor zichzelf te kort. Vrouwen voelden zich verantwoordelijk en moesten ook vaak de boeman spelen, die de kinderen naar bed stuurt of zegt dat ze geen snoep mogen, terwijl vaders vaker met de

kinderen naar de dierentuin of op andere leuke uitjes gingen. De meeste vrouwen waren oververmoeid, gestrest en emotioneel uitgeput. Dit was een korte introductie op het probleem

(4)

waarop gefocust wordt in dit onderzoek, namelijk de moeilijkheden die het hebben van zowel een gezin als een baan met zich mee kunnen brengen

De informatie van Hochschild komt natuurlijk uit een vrij oud boek, maar het artikel van Allen en Hawkins uit 1999 bewijst echter dat dit onderwerp later nog steeds actueel is. Volgens hen houden vrouwen de ongelijke verdeling in huishoudelijk werk zelf in stand door Maternal Gatekeeping. Dit houdt in dat vrouwen het moeilijk vinden om

verantwoordelijkheid voor huishoudelijke taken uit handen te geven. Een aantal gedragingen en overtuigingen weerhouden mannen ervan om op een collaboratieve manier mee te werken aan het huishouden. In 2008 hebben Schoppe-Sullivan, Brown, Cannon, Magelsdorf en Sokolowski dit onderwerp nog een keer onderzocht, en weer bleek dat moeders zich nog steeds opstelden als gatekeepers door kritiek te leveren op de kwaliteit van de zorg van hun echtgenoten, en hiermee de rol van vaders tot minder betrokken vormden.

Vanuit deze achtergrond doemt de vraag op: zou het zo kunnen zijn dat mannen en vrouwen wel dezelfde gedragsintenties hebben, maar niet hetzelfde gedrag vertonen? Ik wil onderzoeken of er een genderverschil is in dit gat tussen intentie en gedrag, binnen de verdeling van werk- en zorgtaken.

Binnen de sociale psychologie wordt veel onderzoek gedaan naar motivatie en zelfregulatie. De discrepantie tussen dat wat mensen zich voornemen te doen en het gedrag dat ze werkelijk vertonen is hierbij erg belangrijk en wordt ook wel het intention-behavior gap genoemd. Het intention-behavior gap is een belangrijk onderwerp binnen ‘Health Promotion’, een tak van de sociale psychologie die zich bezighoudt met het aanzetten van mensen tot het hebben van een gezonde levensstijl en het bedenken van interventies hiertoe. Verschillende onderwerpen waarbij naar het I-B gap wordt gekeken zijn onder andere alcoholgebruik (Baumann et al. 2015) en de frequentie van en het besluiten om te sporten (Rhodes & Bruijn, 2013, Abraham & Sheeran, 2004). Er wordt dus al veel onderzoek gedaan naar het I-B gap.

Uit het artikel van Baumann et al. (2015) over risicovol alcoholgebruik bleek dat gedrag en intentie vaker overeen kwamen als de intentie relatie hield met normatieve overtuigingen. Dat betekent dat als de intentie van mensen niet overeenkwam met wat als goed beschouwd werd, dat zij een groter I-B gap vertoonden. Uit het onderzoek van Sheeran en Abraham (2004) bleek dat geanticipeerde schuldgevoelens gezondheidsverhogend gedrag voorspellen. Deze bevindingen houden verband met algemene normatieve opvattingen over bepaalde soorten gedrag en de juistheid hiervan.

(5)

De rol van morele normen bij het I-B gap wordt nog duidelijker in het artikel van Godin, Conner en Sheeran uit 2006. Zij onderzochten de waargenomen normatieve

correctheid van een bepaald gedrag als voorspeller van werkelijk gedrag. Wat mensen vinden dat normatief juist is, is dus een belangrijke voorspeller van hun gedrag, en zou een rol kunnen spelen bij het voorspellen van het I-B gap. Uit het onderzoek bleek dat mensen vaker gedrag vertoonden dat overeenkwam met hun intentie als dat op één lijn was met wat zij normatief juist vonden, dan gedrag dat samenhing met hun attitudes als intentie.

Naast het feit dat normen blijkbaar belangrijk zijn bij het I-B gap, zijn normen een belangrijk onderdeel van genderstereotypering (Friedan, 1983). Voordat vrouwen bleven werken als ze trouwden en kinderen kregen, werd het door de meeste mensen gezien als goed dat vrouwen voor de kinderen en het huishouden zorgden, en dat mannen werkten

(Hochschild, 1989). Dit was de norm. Mannen moeten voor het inkomen zorgen en vrouwen voor het huishouden. Dit zijn genderstereotypen die naar mijn inzien voortkomen uit deze norm. Mannen en vrouwen zijn volgens deze gedachtegang anders en in andere activiteiten goed.

Toch zijn er aanwijzingen dat vrouwen en mannen in psychologisch opzicht niet zoveel van elkaar verschillen. Uit de Gender Similarty Hypothesis, een meta-analyse van Janet Hyde (2005), blijkt dat veel genderverschillen die uit onderzoeken naar voren komen maar een kleine effect size hebben. Er werden onderzoeken naar een breed scala aan

psychologische gebieden vergeleken, zoals cognitie, emoties en attitudes. Meer dan driekwart van de 128 onderzoeken naar psychologische genderverschillen, die Hyde heeft geanalyseerd, hadden veel kleinere verschillen tussen de seksen dan binnen de seksen. Genderverschillen zijn dus vaak kleiner dan verschillen tussen individuen. Dit is een aanwijzing dat er geen verschil in intentie zou kunnen zijn tussen de genders.

Eén onderzoek uit dit artikel viel me op: een andere meta-analyse van Jaffee en Hyde uit 2000. Deze meta-analyse richtte zich op genderverschillen in morele oriëntatie. Ze onderzochten of er een genderverschil was in de voorkeur voor twee oriëntaties voor moreel redeneren: de care en justice modi. Er wordt van uit gegaan dat vrouwen een voorkeur hebben voor care oriëntatie vanwege hun verlangen om relaties te onderhouden en te zorgen voor anderen. Mannen zouden een voorkeur hebben voor de justice oriëntatie, vanwege hun hang naar eerlijkheid en eigen gewin. De effect size van deze genderverschillen bleek weer klein te zijn. Er was dus geen sterk bewijs voor de bewering dat mannen een voorkeur zouden hebben voor de justice oriëntatie en vrouwen voor de care oriëntatie. Mannen en vrouwen verschillen

(6)

dus niet sterk in morele oriëntatie. Dit is nog een aanwijzing dat er weinig genderverschil is in intentie.

In het eerdergenoemde onderzoek van Godin, Conner en Sheeran (2006) werd gevonden dat gedrag vaker overeenkwam met intentie als het aansloot op de waargenomen normatieve correctheid van dit gedrag. Ik denk dat vrouwen en mannen wel dezelfde intenties hebben als het gaat om het zorgen voor kinderen. Als je uitgaat van de Gender Similarity Hypothesis, en kijkt naar het kleine verschil in morele oriëntatie, zou dit daar logisch uit volgen. Ik verwacht alleen dat er bij vrouwen geen I-B gap is en bij mannen wel, omdat bij vrouwen hun intentie overeenkomt met de norm, namelijk zowel werken als kinderen verzorgen. Bij mannen is deze overeenkomst er niet, omdat voor mannen de norm is dat ze werken en niet voor de kinderen zorgen (Croft, Schmader & Block, 2015).

Normen zouden dus het verschil moeten maken, als deze hypothese bevestigd wordt. In het onderzoek van Croft, Schmader en Block (2015) komt naar voren dat

genderstereotypen nog steeds een grote rol spelen voor mannen bij het aannemen van gemeenschappelijke rollen. Banen in de gezondheidszorg, en het onderwijs van jonge kinderen, maar ook huishoudelijke rollen zoals zorg voor kinderen vallen hieronder. Het is dus niet de norm dat mannen dit soort rollen aannemen, maar dat vrouwen dit doen.

Waar voor vrouwen wel een verschuiving in de norm heeft plaatsgevonden, namelijk dat steeds meer vrouwen blijven werken nadat ze kinderen krijgen, heeft deze verschuiving niet de andere kant op plaatsgevonden voor mannen. Als uit dit onderzoek blijkt dat er bij mannen wel een I-B gap is en bij vrouwen niet of minder, zou dit mede veroorzaakt kunnen worden door het ontbreken van normatieve ondersteuning van de intentie van mannen. In het onderzoek wordt gefocust op conflicten tussen gezin en werk, omdat dit het gebied is waarop de onevenredige normverschuiving naar mijn mening heeft plaatsgevonden.

Ik verwacht in de resultaten van het onderzoek wel een intention-behavior gap te vinden bij mannen als ze geconfronteerd worden met een work-family of een family work conflict, en bij vrouwen minder of niet. De manipulatie bestaat uit een family-work of een work-family conflict omdat dit het dilemma voor ouders zo van twee kanten beslaat. Een family-work conflict houdt in dat een situatie in het gezin interfereert met een situatie op het werk, en een work-family conflict houdt in dat een situatie op het werkt interfereert met een situatie in het gezin (Netemeyer, Boles & McMurrian, 1996).

In dit onderzoek zullen werkende ouders gevraagd worden om aan te geven of zij hun vrije tijd aan kinderen of werk zouden spenderen, als ze een vrij dagdeel zouden hebben.

(7)

Vervolgens wordt door middel van een impliciete gedragsmaat te meten gekeken of hun gedrag overeenkomt met deze intentie.

Methode Deelnemers

Vierhonderdachtenvijftig ouders deden mee aan dit onderzoek, (57 Man en 208 vrouw). De ouders moesten samenwonen met een partner van het andere geslacht en in ieder geval één kind van 13 jaar of jonger opvoeden met deze partner. Ook moesten beide ouders in ieder geval een deeltijd arbeidsverplichting hebben. Er is gekozen voor kinderen onder de 13 omdat oudere kinderen minder zorgverplichting met zich mee brengen. Een ouder kind kan alleen thuisblijven als het ziek is, een kind van basisschoolleeftijd of jonger eigenlijk niet. Verder is er gekozen voor dat beide ouders een arbeidsverplichting hebben, omdat er anders één ouder alle zorg voor de kinderen op zich kon nemen.

De deelnemers hebben allen een vragenlijst ingevuld. Zij werden door Qualtrics, het programma dat is gebruikt om de vragenlijst af te nemen, random verdeeld over twee condities.

Als beloning konden de deelnemers aan het einde van het onderzoek cadeaubonnen ter waarde van 25 euro uitkiezen, waarvan er twee verloot zouden worden. De deelnemers

maakten kans op een van deze bonnen als zij hun e-mailadres achterlieten.

De deelnemers zijn op verschillende manieren geworven. Als eerste hebben mijn mede-onderzoekers en ik zoveel mogelijk mensen in ons eigen netwerk aangesproken en gevraagd of zij de vragenlijst wilden invullen, en deze wilden delen met ouders met jonge kinderen in hun omgeving. Verder zijn we bij scholen gaan staan, waar we e-mailadressen hebben verzameld van ouders naar wie we de vragenlijst mochten mailen, en vragenlijsten hebben afgenomen op iPad en papier. Ook zijn we op verschillende andere locaties gaan staan om e-mailadressen te verzamelen en vragenlijsten af te nemen, zoals de geitenboerderij in het Amsterdamse bos, het Vondelpark en speelterrein Jeugdland in Amsterdam Oost. Ook is er een oproep in een aantal nieuwsbrieven geplaatst. Onder andere in de nieuwsbrief van kinderdagverblijf het Blokje in de Baarsjes en de Boekmanschool aan de Roeterstraat.

(8)

Materiaal

Het materiaal voor dit onderzoek bestond uit een vragenlijst die in te vullen was via Qualtrics, een online platform voor het verzamelen van data voor onderzoeken. Een onafhankelijke variabele, de condities work-family en family-work conflict worden

gemanipuleerd door middel van het beschrijven van een situatie die met zo’n conflict overeenkomt.

Dit waren de twee vragen die de deelnemers te zien kregen:

- Als een werkende ouder vervult men meerdere belangrijke taken. Er is werk en taken die daarbij horen. Ook hoort zorg voor uw kind bij uw verantwoordelijkheden. Soms geeft een ouder werk voorrang boven zijn of haar kind.

Bedenk een voorbeeld van een situatie uit uw leven in de afgelopen 4 weken, waarbij dit voor u zo was. Beschrijf straks die situatie die u in gedachten heeft, waarbij het duidelijk was dat uw werk voorrang kreeg op uw kind. Probeert u zich goed in te leven in de situatie. Beschrijf in het tekstvak hieronder de situatie. Schrijf deze zo duidelijk mogelijk uit.

Leg daarbij de situatie uit en gebruik hierbij volzinnen. Noem hierbij beide taken, dus welke werktaak u voorrang gaf, ten koste van welke taak die bij de zorg voor uw kind hoort. Beschrijf ook welke afweging u daarbij maakte en wat de consequentie voor uw werk was. Probeert u zich bij het beschrijven van de situatie deze levendig voor te stellen en u weer in te leven in hoe het toen ging en hoe u zich daarbij voelde.

- Als een werkende ouder vervult men meerdere belangrijke taken. Er is werk en taken die daarbij horen. Ook hoort zorg voor uw kind bij uw verantwoordelijkheden. Soms geeft een ouder zijn of haar kind voorrang boven het werk.

Bedenk een voorbeeld van een situatie uit uw leven in de afgelopen 4 weken, waarbij dit voor u zo was. Beschrijf straks die situatie die u in gedachten heeft, waarbij het duidelijk was dat uw kind voorrang kreeg op uw werk. Probeert u zich goed in te leven in de situatie. Beschrijf in het tekstvak hieronder de situatie. Schrijf deze zo duidelijk mogelijk uit.

Leg daarbij de situatie uit en gebruik hierbij volzinnen. Noem hierbij beide taken, dus welke taak als ouder u voorrang gaf, ten koste van welke taak die bij uw werk hoort. Beschrijf ook welke afweging u daarbij maakte en wat de consequentie voor uw werk was. Probeert u zich bij het beschrijven van de situatie deze levendig voor te stellen en u weer in te leven in hoe het toen ging en hoe u zich daarbij voelde.

Gender is een van de onafhankelijke variabelen. De deelnemers beantwoordden daarom de vraag: ‘Wat is uw geslacht?’ met een van deze opties: Man, Vrouw of Anders.

(9)

De afhankelijke variabele, het intention-behavior gap wordt gemeten door na te gaan of het gene waarvan de deelnemers zeggen tijd in te gaan steken, namelijk hun kinderen of hun werk, verschilt van het werkelijke gedrag waarvoor de deelnemers kiezen. Intentie werd gemeten met een slider over schaal van 1 tot 8, waarbij 1 voor ‘aan mijn werk’ stond, en 8 voor ‘aan mijn kinderen’:

- De volgende vragen gaan over taken die u binnenkort uit gaat voeren. Wanneer u deze week een vrij dagdeel heeft, aan wie of wat bent u dan van plan deze tijd te besteden? Ik ga deze tijd besteden aan mijn werk of aan mijn kind(eren). Geef met de slider uw keuze aan.

Om het werkelijke gedrag te meten wordt impliciete gedragsmaat gebruikt die bestaat uit het maken van een rangorde van cadeaubonnen die te maken hebben met werk of kind. Om te onderzoeken of dit een goede maat is, is er voorafgaand aan het onderzoek een pilot studie geweest, die onderzocht of de bonnen evenveel gewaardeerd worden. De bonnen bleken niet significant van elkaar te verschillen op het gebied van waardering en hoe graag de deelnemers de bon wilden hebben. Gemiddeld vonden deelnemers werkbonnen (M = 2.97, SE = 0.24) iets minder leuk dan kinderbonnen (M = 3.20, SE = 0.21). Dit verschil was echter niet significant t(16) = -0.71, p = .487. Verder wilden deelnemers werkbonnen (M = 2.90, SE = 0,23) gemiddeld niet vaker dan kinderbonnen (M = 2.90, SE = 0.16). Er was dan ook geen significant verschil t(16) = -0.01, p = .990. De deelnemers konden kiezen uit de volgende bonnen:

Werkgerelateerd:

- Managementboek.nl: online boekwinkel - Staples: kantoorartikelen

- AM Academy classes: cursussen voor de ontwikkeling van professionele vaardigheden

- Spaces Events: flexwerkplekken, professionele events hosten. Kind-gerelateerd:

- Kids Favorites: cadeaus en accessoires voor kinderen.

- Snap je Kind!: boekjes voor ouders over de lesinhoud van hun kinderen - Hibba: speelgoed voor actieve kinderen

(10)

Procedure

Het de procedure van het onderzoek bestond uit het invullen van een vragenlijst van ongeveer 15 minuten, die online in te vinden was.

Als eerste kregen de deelnemers een pagina te zien waarop ze geïnformeerd werden over het doel van het onderzoek, met onderaan de pagina een akkoordverklaring.

Daarna werd de deelnemers om een aantal demografische kenmerken gevraagd. Hierna kregen de deelnemers random één van de vragen die wen W-F of F-W conflict primen te zien en de mogelijkheid om een situatie te beschrijven.

Daarna volgden er een aantal vragen die te maken hadden met affect en traditionaliteit, maar die worden niet gebuikt in dit onderzoek.

De vraag die daarop volgde was een vraag bij intentie gemeten werd door middel van een slider schaal.

Hierna volgden nog vijf soortgelijke vragen met slider schalen, onder andere ook over de verdeling van vrije van de deelnemer tussen zichzelf en de partner. Ook deze worden niet meegenomen in dit onderzoek.

Als laatste werd de deelnemers gevraagd om acht cadeaubonnen ter waarde van 25 euro in een rangorde te zetten, met op één de cadeaubon die zij het liefst wilden winnen, en op acht de cadeaubon die ze het minst graag wilden winnen. De bonnen werden in een random volgorde gepresenteerd aan de deelnemers.

Als laatst werden deelnemers gevraagd wat ze vonden van het onderzoek, en om op te schrijven wat volgens hen het doel van het onderzoek was. Daarna werden ze bedankt voor hun deelname en kregen ze de kans om hun e-mailadres achter te laten, als ze kans wilden maken op één van de cadeaubonnen.

Resultaten

Van de 458 deelnemers hadden 265 deelnemers de laatste vraag van het onderzoek, de vraag naar de cadeaubonnen, ingevuld. Van hen waren er 324 vrouw, en 99 man (35 niet ingevuld). De gegevens van de deelnemers die de vraag over de cadeaubonnen niet hebben ingevuld, zijn niet meegenomen in de analyse.

Er werden ook om een aantal demografische kenmerken gevraagd. Sommige van deze, zoals het zijn van een alleenstaande ouder, waren relevant voor dit onderzoek. Een

(11)

niet meegenomen in de analyse. Daarnaast zijn er nog twee ouders die in een relatie waren met iemand van hetzelfde geslacht uitgesloten. Het hebben van een relatie met iemand van hetzelfde geslacht zorgt mogelijk ook voor een andersoortige situatie, vooral bij de

rolverdeling van ouders. Verder is gekeken naar deelnemers die niet werkten, of waarvan de partner niet werkt. Deze waren er niet, maar mogelijk waren zij er al uitgefilterd door het verwijderen deelnemers die niet voldeden aan de voorgaande voorwaarden.

Verder bleken 6 deelnemers bij hun opmerkingen over het onderzoek aan te geven dat zij door hadden dat de vraag over de cadeaubonnen onderdeel was van het onderzoek, deze deelnemers zijn ook niet meegenomen in de analyse, omdat het voor de resultaten van belang was dat de deelnemers niet wisten dat deze vraag ook onderdeel was van het onderzoek. Er is ook gekeken naar het soort situatie die deelnemers hadden beschreven bij de beide condities, maar hier zijn geen deelnemers voor verwijderd. Dit komt omdat ervan is uitgegaan dat ook ouders die bijvoorbeeld ‘Ik kan me zo’n soort situatie niet herinneren in de afgelopen 4 weken’, wel hebben geprobeerd om zich in te leven in de situatie, maar alleen niks specifieks konden bedenken. Zij waren dus in ieder geval op de hoogte van de mogelijkheid van het ontstaan van zo’n soort conflict.

Met het uitsluiten van deze deelnemers bleven er 251 ingevulde vragenlijsten over, die zijn gebruikt in de analyses. Hiervan waren er 56 man en 195 vrouw. Om na te gaan of de verdeling mannen en vrouwen gelijk was over de condities is er een Chi-kwadraat toets uitgevoerd. Het aantal mannen en vrouwen per conditie zijn te zien in Tabel 1. Deze toets was niet significant, X²(1) = .599, p = .439. Dit houdt in dat de verdeling van mannen en vrouwen gelijk was over de beide condities.

Tabel 1

Aantal mannen en vrouwen per conditie

Conditie Man Vrouw Totaal

W-F 24 95 119

F-W 32 100 132

Totaal 56 195 251

Voor al deze deelnemers werd een score berekend die het verschil aangeeft tussen gedragsintentie en de impliciete gedragsmaat. De gemiddelden hiervan zijn te zien in Tabel 2 en 3.

(12)

Tabel 2

Gemiddelde Verschilscores in intentie en gedrag met Standaarddeviaties (tussen Haakjes) voor Geslacht

Geslacht N Verschil

Man 56 -0,31 (0,32)

Vrouw 195 -0,54 (0,17)

Tabel 3

Gemiddelde Verschilscores in intentie en gedrag met Standaarddeviaties (tussen Haakjes) voor Conditie

Conditie N Verschil

W-F 119 -0,6 (0,23)

F-W 132 -0,39 (0,2)

Een variantieanalyse (ANOVA) is uitgevoerd op deze gemiddelden met twee tussen-deelnemers variabele groepen (geslacht en conditie). De assumpties waren niet geschonden. Het effect van geslacht was niet significant, F(1, 250) = .6, p = .44 Het maakte niet uit of de deelnemers man of vrouw waren voor de verschilscore. Het effect van conditie was ook niet significant, F(1, 250) = .05, p = .83. Het maakte voor de verschilscore dus niet uit of de deelnemers een W-F of een F-W conflict hadden beschreven. Daarnaast werd er nog gekeken naar de interactie van geslacht en conditie. Dit effect was niet significant, F(1, 250) = 1.9, p = .171. Er is dus geen verschil in verschilscores tussen mannen en vrouwen in de W-F conditie, in vergelijking met mannen en vrouwen in de F-W conditie.

Deze bevindingen zijn niet in lijn met de verwachtingen van het onderzoek, namelijk dat mannen een grotere verschilscore zouden hebben dan vrouwen.

Omdat het niet verwacht was dat er geen significant verschil in de gemiddelde

verschilscores gevonden zou worden, is er achteraf nog een ANOVA uitgevoerd om te toetsen of er wel een I-B gap was. Hierbij werd getoetst of er een interactie effect was tussen intentie en gedrag, hiervoor werden de intentie- en gedragsscore vergeleken. Deze interactie van intentie- en gedragsscore was niet significant. Dit houdt in dat er geen significant verschil van in intentie- en gedragsscore, dit wijst erop dat een klein tot geen I-B gap was.

Ook is er een t-toets uitgevoerd over de intentiescores van mannen en vrouwen, om te onderzoeken of er inderdaad geen verschil is in intentie tussen mannen en vrouwen. Intentie

(13)

p = .023, d = .35. Dit houdt in dat er een verschil was in intentie tussen mannen en vrouwen, vrouwen hadden een significant hogere intentiescore. Zij hadden een grotere intentie dan mannen om tijd aan hun kinderen te besteden dan aan hun werk, hoewel beide de intentie hadden om eerder tijd aan hun kind te besteden dan aan hun werk. Er was echter maar een klein effect van dit verschil. Dit is te zien in Tabel 4.

Gedrag bleek niet te verschillen tussen mannen en vrouwen, want deze toets was niet significant, t = -1.06, p = .29. Dit houdt in dat er geen verschil was in gedragsscore tussen mannen en vrouwen. Dit is te zien in Tabel 5.

Tabel 4

Gemiddelde Intentiescores met Standaarddeviaties (tussen Haakjes) voor Geslacht

Conditie N Intentiescore

Man 56 6,11 (1,52)

Vrouw 195 6,64 (1,53)

Tabel 5

Gemiddelde Gedragsscores met Standaarddeviaties (tussen Haakjes) voor Geslacht

Conditie N Gedragsscore

Man 56 5,8 (1,97)

Vrouw 195 6,1 (1,82)

Discussie

In deze studie werd onderzocht of er een grotere Intention-Behavior Gap is bij mannen dan bij vrouwen bij een work-family of een family-work conflict. Er werd geen verschil in Intention-Behavior Gap gevonden tussen mannen en vrouwen bij een van deze conflicten. Het

verschil in intentie en gedrag was bij mannen niet groter dan bij vrouwen. Voorafgaand aan het onderzoek werd de theorie opgesteld dat er bij vrouwen een verschuiving van de norm heeft plaatsgevonden, namelijk dat het normaal is dat vrouwen tegenwoordig zowel een baan hebben als kinderen opvoeden. Zij zouden een kleiner I-B gap hebben wat betreft het combineren van werk- en zorgtaken. Omdat er voor mannen geen duidelijke verschuiving in de norm de andere kant op heeft plaatsgevonden, zij zijn namelijk niet meer tijd gaan besteden aan de zorg voor kinderen, werd verwacht dat er bij mannen een

(14)

voor het voorspellen van gedrag door middel van intentie. Als intenties overeenkomen met de norm, komen deze ook vaker overeen met het uiteindelijke gedrag (Godin, Conner & Sheeran, 2005). Deze theorie is door de resultaten van het onderzoek niet onderbouwd, want er werd geen verschil gevonden in I-B gap tussen mannen en vrouwen. De verschuiving van de norm heeft dus niet gezorgd voor een groter I-B gap is bij mannen dan bij vrouwen.

Dat er geen verschil is gevonden in I-B gap tussen mannen en vrouwen betekent niet dat de theorie meteen onjuist is. Aan het onderzoek deden bijna vier keer zoveel vrouwen mee als mannen. Dit kan mogelijk hebben gezorgd voor een vertekend resultaat. Omdat er zo weinig mannen meededen aan het onderzoek, is het eigenlijk niet mogelijk om met zekerheid te zeggen dat dit een goede representatie is van het I-B gap bij mannen bij een W-F of F-W conflict. Dit is een mogelijke verklaring voor het niet-vinden van een verschil. Het is

belangrijk dat er in het vervolg op wordt gelet dat het aantal mannen en vrouwen die meedoen aan het onderzoek ongeveer gelijk is.

Omdat het opvallend was dat er geen verschil was tussen mannen en vrouwen, is er achteraf nog getoetst of er überhaupt een I-B gap was. Het verschil tussen intentie en gedrag bleek niet significant te zijn. Dit zou een reden kunnen zijn om aan te nemen dat er geen I-B gap voorkomt in work-family of family-work conflicten, aangezien het niet gevonden is in dit onderzoek. Het zou ook een aanwijzing kunnen zijn dat de meetmethoden van dit onderzoek niet accuraat genoeg zijn, en dat de manier van meten in dit onderzoek het I-B gap niet heeft kunnen detecteren. Als dit zo is, is het verstandig om in het vervolg andere, preciezere meetmethoden te gebruiken.

Een voorbeeld van zo’n tekortkoming is dat de deelnemers sociaal wenselijke antwoorden hebben gegeven. Het is mogelijk dat de deelnemers zich verplicht voelden om aan te geven dat ze bepaalde intenties hebben, namelijk het spenderen van tijd met hun kinderen, omdat vaak van ouders verwacht wordt dat zijn hun kinderen het belangrijkste in hun leven vinden. Dit was vooral te zien bij vrouwen, die aangaven een grotere intentie te hebben dan mannen om tijd met hun kinderen te spenderen. Dit kan ervoor gezorgd hebben dat er geen I-B gap werd gevonden, waardoor de resultaten van het onderzoek niet

overeenkomen met de werkelijke situatie. Het zou verstandig zijn om te zoeken naar een manier om het geven van sociaal wenselijke antwoorden te omzeilen in het vervolg. Een andere vraagstelling is dan een mogelijke oplossing, omdat de vraagstelling invloed kan hebben op de neiging om sociaal wenselijke antwoorden te geven.

(15)

namelijk in een pilot studie aangetoond dat de bonnen evenveel gewaardeerd werden. Het is mogelijk dat deze meting het werkelijke gedrag niet goed weergeeft, omdat het de voorkeur voor een cadeaubon meet, en niet het letterlijke gedrag. Een optie zou kunnen zijn om dit in het vervolg op een expliciete manier te doen, namelijk door letterlijk te vragen wat iemand is gaan doen na afloop van het onderzoek, tijd besteden aan werk of kind. Dit kan bijvoorbeeld per e-mail: ‘Wat bent u na het onderzoek gaan doen, iets met uw kind of met uw werk?’. Een expliciete meting voorkomt dat er achteraf twijfels ontstaan over de validiteit van de

meetmethoden.

Er werd vanuit gegaan dat er tussen mannen en vrouwen geen verschil zou zijn in intentie tot zorgen voor kinderen of werken, omdat er op veel psychologische aspecten geen overtuigend verschil is tussen mannen en vrouwen. Mannen en vrouwen bleken wél te verschillen in intentie tot zorgen voor de kinderen of werken, deze hypothese kan dus niet worden aangenomen. Dit is een opvallende bevinding omdat dit een vooraf als betrouwbare en onderbouwde aanname betreft: de Gender Similarity Hypothesis. Naar aanleiding van verschillende artikelen van Hyde (2005, Jaffee & Hyde, 2000) werd er van uit gegaan dat mannen en vrouwen niet zouden verschillen in intentie, omdat deze artikelen impliceerden dat het verschil tussen mannen en vrouwen op veel psychologische aspecten maar minimaal is. Mannen en vrouwen bleken wel te verschillen op het gebied van intentie. Dit is nog geen reden om de hypothese te verwerpen, maar doet wel af aan de waarde van Hyde’s conclusies. De Gender Similarity Hypthesis wordt door dit onderzoek dus niet ondersteund.

Concluderend kan de uitkomst van dit onderzoek zijn dat er vooralsnog geen genderverschil is aangetoond in Intention-Behavior gap bij een work-family of een family-work conflict. De verschuiving in de norm die de tweede feministische golf teweeg heeft gebracht, heeft dus volgens de resultaten van dit onderzoek niet gezorgd voor een I-B gap. Hoewel er nog geen onderzoek was naar I-B gap bij een work-family of een family-work conflict, heeft dit onderzoek nog niet kunnen uitsluiten dat er geen I-B gap is, door

methodologische tekortkomingen. Verder onderzoek is nodig om te bepalen of er werkelijk een in Intention-Behavior gap bij een work-family of een family-work conflict aanwezig is.

(16)

Literatuur

Abraham, C., & Sheeran, P. (2004). Deciding to exercise: The role of anticipated regret. British journal of health psychology, 9(2), 269-278.

Allen, S. M., & Hawkins, A. J. (1999). Maternal gatekeeping: Mothers' beliefs and behaviors that inhibit greater father involvement in family work. Journal of Marriage and the Family, 199-212.

Baumann, S., Gaertner, B., Schnuerer, I., Haberecht, K., John, U., & Freyer-Adam, J. (2015). Belief incongruence and the intention–behavior gap in persons with at-risk alcohol use. Addictive behaviors, 48, 5-11.

Croft, A., Schmader, T., & Block, K. (2015). An underexamined inequality: Cultural and psychological barriers to men’s engagement with communal roles. Personality and Social Psychology Review, 19(4), 343-370.

Friedan, B. (1983). The Feminine Mystique. 1963. Reprint. NewYork: DeU.

Godin, G., Conner, M., & Sheeran, P. (2005). Bridging the intention–behaviour gap: The role of moral norm. British journal of social psychology, 44(4), 497-512.

Hochschild, A. (1989). with Machung, A.(1989). The second shift: Working parents and the revolution at home.

Hyde, J. S. (2005). The gender similarities hypothesis. American psychologist, 60(6), 581. Jaffee, S., & Hyde, J. S. (2000). Gender differences in moral orientation: a

meta-analysis. Psychological bulletin, 126(5), 703.

Keuzenkamp, S. (SCP), & Oudhof, K. (CBS) (2000). Emancipatiemonitor. Sociaal en Cultureel Planbureau | Centraal Bureau voor de Statistiek Den Haag.

Netemeyer, R. G., Boles, J. S., & McMurrian, R. (1996). Development and validation of work–family conflict and family–work conflict scales. Journal of applied

psychology, 81(4), 400.

Portegijs, W., (SCP) & Brakel, M., Van den (CBS) (2016). Emancipatiemonitor. Sociaal en Cultureel Planbureau | Centraal Bureau voor de Statistiek Den Haag.

Rhodes, R. E., & Bruijn, G. J. (2013). How big is the physical activity intention–behaviour gap? A meta‐analysis using the action control framework. British journal of health psychology, 18(2), 296-309.

Schoppe-Sullivan, S. J., Brown, G. L., Cannon, E. A., Mangelsdorf, S. C., & Sokolowski, M. S. (2008). Maternal gatekeeping, coparenting quality, and fathering behavior in

(17)

Starreveld, P. A. (Ed.). (2012). Verslaglegging van psychologisch onderzoek (3e druk). Amsterdam: Boom. ISBN: 9789059318359.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

This may lead to the organizational expectation that employees will work longer hours and prioritize work over personal life (Perrons 2003, White et al. Although the privatization

Table 10 displays the results of the multilevel analysis for testing the relationship between the working conditions (status, security and trust), the family circumstances

On the basis of role theory, conversation of resource (COR) theory, and social support theory, it was hypothesized that work-family conflict was negatively related to

In all nine Family Group Conferences, a Return to Work Plan was drafted, to which in total 57 persons (on average 6.3 per Family Group Conference) from the social network of

This thesis presents an overview of the relevant literature which was studied in order to validate the research problem: gaining a perspective on how the design and

With regard to the market performance, b3 gives the relationship between Stock Performance and the likelihood of CEO dismissal for CEOs with low reputation (i.e,,

We expected that job and home demands are partially related to psychological distress through work-to-family conflict (WFC) and family-to-work conflict (FWC),

Naar aanleiding van signalen van partijen over uitvoeringsproblemen rond crisiszorg voor de Wzd-doelgroep zijn onder regie van VWS in 2020 bestuurlijke gesprekken gevoerd..