• No results found

Jongeren met gevoelens voor hetzelfde geslacht, hun toekomstdoelen en internaliserende problematiek

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Jongeren met gevoelens voor hetzelfde geslacht, hun toekomstdoelen en internaliserende problematiek"

Copied!
44
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Jongeren met Gevoelens voor Hetzelfde Geslacht, hun Toekomstdoelen en Internaliserende Problematiek

Joyce Besseling

Universiteit van Amsterdam

Masterscriptie Forensische Orthopedagogiek

Graduate School of Child Development and Education

Universiteit van Amsterdam

Student: J. Besseling, 10874305

Eerste beoordelaar: mw. dr. H.M.W. Bos

Tweede beoordelaar: mw. dr. E. A. Rutten

(2)

Samenvatting

Huidige studie heeft bij 1.092 Nederlandse adolescenten (476 jongens, M = 17.03 jaar, SD = 1.48) onderzocht of toekomstdoelen een verklarende rol speelt in de relatie tussen seksuele gevoelens voor hetzelfde geslacht en internaliserende problemen. Dit is de eerste studie die deze relatie onderzocht bij de Nederlandse bevolking. De gegevens werden verzameld door middel van papier-en-potlood vragenlijsten op elf middelbare scholen. Uit de resultaten kwam naar voren dat (a) een hoge score op seksuele gevoelens voor hetzelfde geslacht samenhangt met een lagere score op het hebben van toekomstdoelen en een hoge score op internaliserende problemen; (b) een lage score op toekomstdoelen samenhangt met een hoge score op internaliserende problemen; (c) de relatie tussen gevoelens voor hetzelfde geslacht en internaliserende problemen gemedieerd wordt door de lagere score op de toekomstdoelen van de jongeren met gevoelens voor hetzelfde geslacht. Deze resultaten sluiten geheel aan bij de verwachtingen op basis van eerder Amerikaans onderzoek naar ‘non-event stress’ op de relatie tussen seksuele gevoelens voor hetzelfde geslacht en psychisch welbevinden. Vervolgonderzoek zou zich kunnen richten op het gebruik van de SMART (Specifiek, Meetbaar, Acceptabel, Realistisch, Tijdgebonden)-principe om te onderzoeken of het

vergroten van de toekomstdoelen bij seksuele minderheidsjongeren mogelijk leidt tot minder internaliserende problemen.

Trefwoorden: Seksuele gevoelens voor hetzelfde geslacht, toekomstdoelen, internaliserende problemen, minderheidsstress, seksuele orientatie.

(3)

Current study examined 1.094 Dutch adolescents (476 adolescent boys, M = 17.03 years, SD = 1.48) whether future goals play a predictive role in the relation between homosexual

feelings and internalizing problems. To the best of our knowledge this is the first study which examined such relationship in a Dutch population. Data were collected by means of paper-and-pencil questionnaires at eleven high schools. Results indicated that: (a) adolescents who report stronger homosexual feelings have fewer future plans and a higher risk of internalizing problems; (b) adolescents who have fewer future plans have a higher risk of internalizing issues; (c) the relation between homosexual feelings and internalizing problems is mediated by having fewer future plans. Current research supports expectations from earlier American research, which examined the effect of ‘non-event stress’ on sexual orientation and

psychological wellbeing in American participants. Future studies could focus on usage of SMART (Specific, Measurable, Attainable, Realistic, Timely)-criteria to investigate whether stimulating sexual minority adolescents to make future plans will lower their risk on

internalizing problems.

Keywoards: Same-sex attraction, future goals, internalizing problems, minority stress, sexual orientation.

Jongeren met Gevoelens voor Hetzelfde Geslacht, hun Toekomstdoelen en Internaliserende Problemen.

Jongeren die zich seksueel aangetrokken voelen tot hetzelfde geslacht zijn over het algemeen kwetsbaarder voor het ontwikkelingen van psychologische problemen dan jongeren die zich aangetrokken voelen tot het andere geslacht (D’Augelli, Hershberger, & Pilkington,

(4)

2001; Kooiman, 2012). De jongeren met gevoelens voor hetzelfde geslacht worden ook wel seksuele minderheidsjongeren genoemd, en in Engelse studies wordt ook wel gesproken over jongeren met ‘same-sex attraction (SSA)’. De psychologische problemen kunnen zich uitten middels internaliserende problemen en dit betekent dat de jongeren het probleemgedrag op zichzelf betrekken en er vooral zelf onder lijden (American Psychiatric Association, 2013; Rigter, 2013). De hogere mate van internaliserende problemen onder seksuele

minderheidsjongeren blijkt zowel uit studies in Nederland (Sandfort, de Graaf, Bijl & Schnabel, 2001; Van Beusekom, Roodenburg & Bos, 2012; Van der Poppe, Bos, Collier, Metselaar & Sandfort, 2015) als uit Amerikaans onderzoek (D’Augelli, Pilkington, & Hershberger, 2002; Goodenow, Szalacha & Westheimer, 2006). Zo zijn depressies, angst, automutilatie en suïcidale gedachten veel voorkomende internaliserende problemen onder seksuele minderheidsjongeren (Lewis, 2009; Rohde, Noell & Ochs, 2001; de Graaf, Sandfort & Ten Have, 2006; Van Heeringen & Vincke, 2000). Uit Nederlands onderzoek blijkt

bijvoorbeeld dat seksuele minderheidsjongeren vijftig procent meer suïcidale gedachten hebben en vier maal meer suïcidepogingen doen dan jongeren die zich aangetrokken voelen tot het andere geslacht (bijvoorbeeld: Kooiman, 2012; Kuyper & Bakker, 2006).

Ook blijkt dat seksuele minderheidsjongeren, naast internaliserende problemen, meer externaliserende problemen hebben dan heteroseksuele jongeren. Externaliserende

problematiek is probleemgedrag dat zich richt op de omgeving en anderen als storend kunnen ervaren, zoals ongehoorzaamheid, agressiviteit, vernielzucht en driftbuien (American

Psychiatric Association, 2013; Rigter, 2013). Deze gedragingen kunnen leiden tot justitieel ingrijpen en een eventuele gevangenisstraf. Verschillende studies onderzochten in

Amerikaanse gevangenissen dat circa elf tot twintig procent van de gedetineerden seksuele gevoelens voor hetzelfde geslacht rapporteert (Irvine, 2010; Irvine & Canfield 2016). Dit is een relatief hoog percentage, omdat verschillende onderzoeken laten zien dat circa acht

(5)

procent van de gehele bevolking gevoelens voor hetzelfde geslacht rapporteert (Kann et al., 2016; Wilson & Kastanis 2015). De justitiele vergrijpen ten aanzien van externaliserende gedragingen die seksuele minderheidsjongeren vaker laten zien zijn schending van openbare orde, geweldsmisdaden en drugsmisdaden (Wilson et al., 2017).

Echter zal huidige studie zich richten op seksuele minderheidsjongeren en

internaliserende problemen, omdat internaliserende problemen aan de basis kan liggen van externaliserende problemen (Carlson & Cantwell, 1980; Onderwijsraad, 2010). Dit sluit aan bij de ‘acting out’ theorie van Gold, Mattlin en Osgood (1989) die veronderstelt dat

internaliserende problematiek ook kan worden geuit in externaliserende gedragingen en zo leidt tot externaliserende problematiek. Deze theorie valt onder de ‘heterotypische

continuiteitsverklaring’, namelijk stoornis A veroorzaakt stoornis B, en kent stevige theoretische gronden voor de hedendaagse visie op psychopathologie (Lilienfield, 2003; Reinke & Ostrander, 2008).

Een theoretische verklaring voor de hoge mate van internaliserende problemen onder seksuele minderheidsjongeren is de ‘seksuele minderheidsstress theorie’ (Meyer 1995; 2003). Deze theorie verklaart de verhoogde kans op psychologische problemen van seksuele

minderheidsjongeren door de blootstelling aan specifieke seksuele minderheidsstressoren bovenop de dagelijkse stressoren die alle jongeren meemaken, zoals het opbouwen van de autonomie en het uitbreiden van de interpersoonlijke relaties (Meyer, 2003; Sontag & Graber, 2010; Sorkhabi, 2010). Meyer (1995; 2003) maakt een onderscheid in een viertal seksuele minderheidsstressoren: (a) daadwerkelijke ervaringen in sociale situaties vanwege de seksualiteit, zoals afwijzing, discriminatie en geweld; (b) verwachtingen van dergelijke negatieve sociale situaties en de waakzaamheid die dit vereist; (c) de internalisatie van negatieve attituden in de maatschappij over homoseksualiteit; (d) geheim houden van de eigen seksuele oriëntatie. Deze minderheidsstressoren kunnen ervoor zorgen dat de seksuele

(6)

minderheidsjongeren een hoge mate van stress ervaren (Meyer, 2003). Zij voelen zich ‘anders’ en kunnen meer moeite hebben zich aan te passen en te functioneren in hun omgeving. Dit kan leiden tot het ontstaan van psychologische problemen (Frost, 2011; Hatzenbuehler, 2009; Frost & Meyer, 2009; Pachankis, 2007). Ook laten studies uit Nederland en de Verenigde Staten zien dat geïnternaliseerde homofobie, stigmatisering en ervaringen met discriminatie en geweld bij de seksuele minderheidsjongeren een verhoogde kans geeft op het ontwikkelen van angstklachten, depressieve gevoelens en suïcidale

gedachten en -pogingen (Abelson, Lambevski, Crawford, Bartos & Kippax, 2006; Cox, Van den Berghe, Dewaele & Vincke, 2008; Swim, Johnston & Pearson, 2009; Szymanski, 2005, 2006, 2009).

Een tweede mogelijke factor die een rol speelt in het ontstaan van internaliserende problemen is gepest worden. Studies laten namelijk zien dat seksuele minderheidsjongeren ten aanzien van heteroseksuele jongeren meer pestervaringen hebben (Bos, Sandfort, de Bruyn & Hakvoort, 2008; Kuyper, 2015). Zij worden vaker uitgescholden door

leeftijdsgenoten en krijgen vaker te maken met buitensluiting van een groep (Kuyper, 2015). Tegelijkertijd ervaren seksuele minderheidsjongeren een slechtere kwaliteit in de relaties met leeftijdsgenoten ten opzichte van heteroseksuele jongeren (Bos et al., 2008). De negatieve ervaringen die seksuele minderheidsjongeren opdoen zorgt voor een verhoogde kans op stress en dit kan leiden tot een verhoogde kans op het ontwikkelen van psychologische problemen (Collier, Van Beusekom, Bos & Sandfort, 2013; Cox et al., 2008; Cox, Van den Berghe, Dewaele & Vinke, 2009; Van den Berghe, Dewaele, Cox & Vincke, 2010). Seksuele minderheidsjongeren kunnen doordat zij meer gepest worden dan hun heteroseksuele

leeftijdsgenoten ook meer depressieve gevoelens ontwikkelen, een lager zelfbeeld hebben en meer problemen hebben op school dan deze leeftijdsgenoten (bijvoorbeeld: Bos et al., 2008). Ook kunnen negatieve reacties van ouders op de seksuele gevoelens voor hetzelfde geslacht

(7)

(jegens homoseksualiteit) van de jongeren en het (nog) niet weten van de seksuele geaardheid van hun kind zorgen voor een verhoogde kans op suïcidale gedachten en zelfmoordpogingen (D’Augelli, 2002).

Een derde mogelijke verklaring voor internaliserende problemen kan het al dan niet hebben van ‘toekomstdoelen’ zijn. Verschillende Amerikaanse studies laten zien dat verminderde toekomstdoelen gerelateerd zijn aan een hogere kans op internaliserende problemen (Frost & LeBlanc, 2014; Gersten et al., 1974; Neugarten, Moore & Lowe, 1965). Deze toekomstdoelen laten zien in hoeverre de jongeren een duidelijk en realistisch beeld hebben van de doelen die zij in de loop der tijd bereikt zouden willen hebben op het gebied van bijvoorbeeld relaties, werk en schooling (Frost & LeBlanc, 2014). Onderzoek van onder andere Debats (1998), William et al., (2007) en Frost en LeBlanc (2014) laten zien dat het niet tot weinig hebben van toekomstdoelen kan leiden tot depressieve klachten. Ook kunnen belemmeringen in het bereiken van toekomstdoelen, door bijvoorbeeld onrealistische en niet haalbare doelen, ervoor zorgen dat depressieve klachten ontstaan. Het nastreven van brede en algemene doelen kan een valkuil zijn, omdat niet-specifieke doelen moeilijker te visualiseren zijn. Hierdoor zou er een lagere motivatie kunnen ontstaan om de toekomstdoelen te behalen (Dickson & Moberly, 2013; Hong, Chiu, Dweck, Lin & Wan, 1999). Tegelijkertijd zorgt het vermijden van toekomstdoelen (door er onder andere niet aan te denken) ook voor een hogere kans op het ontwikkelen van een depressie (Coats, Janoff-Bulmann & Alpert, 1996; Dickson & MacLeod, 2004).

Verondersteld kan worden dat seksuele minderheidsjongeren vanwege hun gevoelens voor hetzelfde geslacht wellicht negatiever kunnen denken over hun toekomstdoelen dan hun heteroseksuele leeftijdsgenoten (Felten & Boote, 2012). Seksuele minderheidsjongeren vinden hun toekomstplannen met betrekking tot relaties, kinderen en beroepskeuze minder haalbaar, aldus Felten en Boote (2012). Frost en LeBanc (2014) noemen het niet haalbaar

(8)

stellen van de toekomstdoelen ‘non-event stress’ (Frost & LeBlanc, 2014). Non-event stress is de stress die bij seksuele minderheidsjongeren ontstaat als toekomstdoelen niet bereikt worden of er anders uitzien dan gedacht werd (Pearlin, 1999; Frost & LeBlanc, 2014).

Seksuele minderheidsjongeren ervaren belemmeringen in het behalen van toekomstdoelen op werk en relaties (Frost & LeBlanc 2014). Zij ervaren verminderde toekomstdoelen, (door de hogere mate van ‘non-event stress’) onder andere door in mindere mate in aanraking te komen met het krijgen van een nieuwe baan en het ervaren van discriminerende en

stigmatiserende reacties van collega’s (Kurdek, 2004; Meyer, Schwartz & Frost, 2008; Sears & Mallory, 2011).

Gesteld wordt dat, doordat seksuele minderheidsjongeren minder toekomstdoelen hebben en daardoor meer “non-event stress” ervaren dan hun heteroseksuele leeftijdsgenoten, zij ook meer internaliserende problemen ontwikkelen. Uit onderzoek van Frost en LeBlanc (2014) blijkt namelijk dat seksuele minderheidsjongeren ten opzichte van heteroseksuele jongeren een hogere kans op depressieve gevoelens en een lager niveau van psychisch

welbevinden kunnen ontwikkelen, omdat zij minder overtuigd zijn werk en relationele doelen te bereiken.

Huidige Studie

Samenvattend kan er gesteld worden dat uit Amerikaans onderzoek blijkt dat de mate waarin seksuele minderheidsjongeren al dan niet (duidelijke) toekomstdoelen hebben, samenhangt met het ontwikkelen van meer internaliserende problemen dan heteroseksuele jongeren (Frost & LeBlanc, 2014). Echter er zijn geen studies die de invloed van

toekomstdoelen hebben onderzocht op internaliserende problemen van Nederlandse seksuele minderheidsjongeren. Welliswaar is de acceptatie van homoseksualiteit onder de Nederlandse bevolking de afgelopen veertig jaar toegenomen (Keuzenkamp et al., 2006; Keuzenkamp, 2011; Keuzenkamp & Bos, 2007). Namelijk circa 91 procent van de Nederlanders geeft

(9)

seksuele minderheidsjongeren de vrije keuze om hun leven te leiden zoals zij dat willen (Keuzenkamp, 2007). Tegelijkertijd ontvangen circa 40 procent van de seksuele

minderheidsjongeren nog steeds negatieve reacties op hun seksuele voorkeur (Keuzenkamp et al., 2010). Door huidige tegenstrijdigheden jegens homoseksualiteit lijkt er vooralsnog in Nederland sprake te zijn van een paradox (Buijs, Geesink & Holla, 2013). Om die reden is er aanleiding te veronderstellen dat Nederlandse seksuele minderheidsjongeren vooralsnog meer internaliserende problemen rapporteren en meer belemmeringen ervaren in het bereiken van doelen op het gebied van relaties, school- en werkloopbaan (Felten & Boote, 2012). Hierom is het doel van huidige studie om te onderzoeken of seksuele gevoelens voor hetzelfde geslacht samenhangt met internaliserende problematiek door middel van toekomstdoelen (d.w.z. mediatie-effect van toekomstdoelen op de relatie tussen seksuele gevoelens voor hetzelfde geslacht en internaliserende problematiek, zie Figuur 1).

Verwacht wordt dat (a) een hoge score op seksuele gevoelens voor hetzelfde geslacht samenhangt met een lagere score op het hebben van toekomstdoelen en een hoge score op internaliserende problemen; (b) een lage score op toekomstdoelen samenhangt met een hoge score op internaliserende problemen; (c) de relatie tussen gevoelens voor hetzelfde geslacht en internaliserende problematiek gemedieerd wordt door de lagere score op de

toekomstdoelen van de jongeren met gevoelens voor hetzelfde geslacht. Methode

Participanten

Aan huidig onderzoek hebben totaal 1.186 respondenten deelgenomen. Echter zijn er 1.092 respondenten (476 jongens, 43.6% en 616 meisjes, 56.4%) meegenomen in de

analyses, omdat zij antwoord hebben gegeven op de vragen betreffende seksuele gevoelens voor hetzelfde geslacht, internaliserende problemen, toekomstdoelen en

(10)

rapporteerden 917 respondenten (84%) geen seksuele gevoelens voor hetzelfde geslacht en 175 respondenten (16%) wel seksuele gevoelens voor hetzelfde geslacht te hebben. De respondenten waren gemiddeld 17.03 jaar oud (SD= 1.48, mediaan = 17.00 jaar). De onderwijsniveaus die zij volgden zijn opgedeeld in ‘laag’ (mbo niveau 1 tot en met 3, 21.7 %), ‘midden’ (mbo niveau 4, 16.4%) en ‘hoog’ (havo, vwo, gymnasium, 61.9 %). Bovendien rapporteerden 24.5% van de respondenten religieus te zijn en 75.5% niet religieus te zijn. De meest voorkomende religies waren christendom (17.5%), islam (3.5%) en katholiek (3.1%). De etniciteit van de jongeren is gebaseerd op de etnische achtergrond van hun ouders, en 87.5 % van de respondenten rapporteerden dat hun ouders een Nederlandse of westerse etniciteit hadden en 12.5% rapporteerden dat hun vader ofwel moeder van niet-westerse afkomst was. De meest voorkomende niet Nederlandse etniciteit van ouders was een Turkse (3.3%), Marokkaanse (1.9%) en Surinaamse (1.7%) achtergrond.

Procedure

Er zijn 531 scholen (voortgezet- en middelbaar beroepsonderwijs) in Nederland telefonisch en/of per email willekeurig benaderd aan de hand van de algehele lijst van scholen in Nederland. Bij interesse voor deelname aan het onderzoek ontving de school een digitale informatiebrief over de inhoud en procedure van het onderzoek. De redenen voor scholen om niet deel te nemen aan het onderzoek waren uiteenlopen. Zo gaven zij onder andere aan dat zij al deelnamen aan een ander onderzoek, onvoldoende tijd hadden om de vragenlijsten bij de leerlingen af te nemen in verband met de examenperiode of het

onderwerp niet relevant te vinden binnen hun schoolsysteem. Leerlingen met een minimale leeftijd van 15 jaar konden deelnemen aan het onderzoek. Indien de leerling 15 jaar oud was werd er middels een digitale informatiebrief, met betrekking tot active informed consent, toestemming aan de ouders gevraagd. Indien de leerling ouder dan 15 jaar was kon de

(11)

onderzoek werd uitgedeeld.. De informatiebrieven zorgden ervoor dat ouders en leerlingen op de hoogte werden gebracht van de vrijwillige participatie en de anonimiteit van de gegevens. De gegevens werden verkregen middels een papier-en-potlood vragenlijst, die door

onderzoekassistenten werden uitgedeeld tijdens een klassikaal lesuur. De vragenlijst werd ingevuld in een examenopstelling, zodat studenten niet elkaars antwoorden konden

waarnemen. Het invullen van de vragenlijst duurde circa 20 minuten. Huidig onderzoek is goedgekeurd door de Ethische Commissie van de Universiteit van Amsterdam.

Instrumenten

Seksuele gevoelens voor hetzelfde geslacht. Gevoelens voor hetzelfde geslacht wordt gemeten met één item, namelijk ‘Heb je wel eens romantische en/of seksuele gevoelens voor iemand van hetzelfde geslacht?’ ( 1= helemaal niet, 2= enkele keer, 3= regelmatig, 4= vaak, 5= altijd) Dit item wordt veelvuldig gebruikt in Nederlands onderzoek onder seksuele minderheidsjongeren (zie onder andere: Bos et al., 2008; Van Beusekom, Roodenburg, & Bos, 2012; Collier et al., 2013). De verdeling van jongens, meisjes en totale groep van dit instrument is te zien in Tabel 1.

Internaliserende problematiek. Internaliserende problematiek wordt gemeten met de subschaal internaliserende problemen van de Youth Self Report (YSR; Verhulst, Van der Ende, & Koot, 1996). Deze schaal bevat 31 items waar de adolescenten op een 3-puntsschaal (1 = helemaal niet van toepassing, 3 = duidelijk of vaak van toepassing) gevraagd werd om aan te geven of zij deze gevoelens herkenden over een periode van de afgelopen zes maanden (Achenbach, 1991; Verhulst et al., 1996). Een voorbeeldvraag is ‘Ik voel mij eenzaam’. Cronbach’s alpha voor deze schaal is .91.

Toekomstdoelen. De mate waarin jongeren toekomstdoelen voor ogen hebben is gemeten met vier doelen van de Planned Future schaal afkomstig van de vragenlijst Resilience Scale for Adults (Friborg, Hjemdal, Martinussen & Rosenvinge, 2009). Een

(12)

voorbeeldvraag is ‘Mijn doelen voor de toekomst zijn goed doordacht’. De vragenlijst is aangevuld met één zelf geformuleerd item ‘Mijn doelen lijken mij realistisch en haalbaar’. De vijf vragen zijn gemeten op een 5-puntsschaal (1 = helemaal niet waar, 5 = helemaal waar). Chronbach’s alpha voor deze schaal is .88.

Statistische analyses

Allereerst zijn er descriptieve analyses uitgevoerd om na te gaan hoe de verdeling van de totale groep, jongens en meisjes verdeeld is met betrekking tot seksuele gevoelens voor hetzelfde geslacht. De jongeren die deelnemen aan het onderzoek zijn onderverdeeld in twee groepen, namelijk de seksuele minderheidsjongeren (zij laten een antwoordscore zien; 2= enkele keer, 3= regelmatig, 4= vaak, 5= altijd) en de jongeren die geen seksuele gevoelens voor hetzelfde geslacht rapporteren (zij laten een antwoordscore zien; 1 = helemaal niet). Eerdere studies hebben de variabele seksuele gevoelens voor hetzelfde geslacht ook op deze manier verdeeld (zie onder andere: Van Beusekom et al., 2012; Van der Poppe et al., 2015) vanwege de kleine groep participanten die in scholen onderzoek aangeeft ‘altijd’ gevoelens voor hetzelfde geslacht te hebben.

Hierna zijn er descriptieve analyses uitgevoerd om te kijken in hoeverre seksuele gevoelens voor hetzelfde geslacht en sekse samenhangen met sociaal demografische

gegevens. De sociaal demografische gegevens die in huidig onderzoek meegenomen worden zijn geslacht, leeftijd, etniciteit, religie en opleidingsniveau. Om gemiddelden met elkaar te vergelijken is er gebruik gemaakt van een ‘Analysis of Variance’ (ANOVA) en om

percentages met elkaar te vergelijken is er gebruik gemaakt van een Chi-kwadraat toets (χ2 ). Om de samenhang tussen seksuele gevoelens voor hetzelfde geslacht (continue variabelen) en toekomstdoelen en internaliserende problematiek te onderzoeken is er gebruik gemaakt van de Pearson r correlatie. Dit is getoetst voor de totale groep, en apart voor jongens en meisjes.

(13)

Vervolgens is er gebruik gemaakt van een bootstrap mediatie analyse door de SPSS PROCESS macro van Hayes (2012) om te laten zien of seksuele gevoelens voor hetzelfde geslacht samenhangt met internaliserende problemen en of dit verband samenhangt, middels een mediërend effect van hun score op toekomstdoelen. De bootstrap analyse is uitgevoerd door random steekproeven uit de gehele data te trekken en hiervoor zijn er in huidige analyse 10.000 random steekproeven uit de gehele data getrokken. Voor iedere random steekproef werd er een mediatie effect berekend. De effectgrootte van het mediatie-effect werd berekend middels de Cohen’s Kappa, onderverdeeld in de scores 0 (geen), 0-0.20 (licht), 0.21-0.40 (gering), 0.41-0.60 (matig), 0.61-0.80 (goed) en 0.81-1 (nagenoeg perfect) (Cohen, 1868). Bovendien werd het betrouwbaarheidsinterval (CI) op basis van een 95 procent

betrouwbaarheidsinterval berekend en dit betekent dat de significantie (p-waarde) 0.05 is. Indien de waarde nul niet tussen de waardes van het betrouwbaarheidsinterval ligt, betekent dit dat het gevonden effect van de mediatie significant is. In deze bootstrap mediatie analyse zijn geslacht en religie meegenomen als controle variabelen, omdat uit vooranalyses bleek dat seksuele minderheidsjongeren en heteroseksuele jongeren daarin van elkaar verschilden.

Resultaten Descriptieve analyse

SSA versus non-SSA op sociaal demografische gegevens. Tabel 2 geeft de sociaal-demografische gegevens van de adolescenten uit het onderzoek weer. Er is een onderscheid gemaakt tussen adolescenten met gevoelens voor hetzelfde geslacht (i.e. een enkele keer, regelmatig, vaak of altijd) en adolescenten die geen gevoelens voor hetzelfde geslacht rapporteren. Van de 1.092 totale groep respondenten rapporteren 175 adolescenten (16.0%) dat zij in enige mate seksuele gevoelens voor hetzelfde geslacht hebben. De seksuele minderheidsjongeren rapporteren in vergelijking tot heteroseksuele jongeren vaker dat zij geen religie hebben. Ook rapporteren seksuele minderheidsjongeren vaker een meisje te zijn

(14)

dan een jongen. Op alle andere achtergrondvariabelen (leeftijd, etniciteit en onderwijsniveau) zijn er geen significante verschillen gevonden.

Correlaties tussen SSA, internaliserende problemen en toekomstdoelen. Tabel 3 geeft de correlaties weer tussen seksuele gevoelens voor hetzelfde geslacht, internaliserende problemen en toekomstdoelen voor de totale groep, en apart voor jongens en meisjes. Uit de resultaten komt naar voren dat jongeren die een hogere score laten zien op seksuele gevoelens voor hetzelfde geslacht, ook een hogere score op internaliserende problemen rapporteren en tevens een lagere score op toekomstdoelen. Jongeren die een lagere score laten zien op toekomstdoelen rapporteren een hogere score op internaliserende problemen. Deze samenhangen waren significant voor zowel de totale groep als jongens en meisjes apart. Mediatie van toekomstdoelen op de relatie van seksuele gevoelens voor hetzelfde geslacht en internaliserende problematiek.

De uitkomsten van de mediatie-analyse worden schematisch weergeven in Figuur 2. Uit de resultaten van huidig onderzoek valt op te maken dat er een significant direct effect (β = .23, SE = 0.03, t = 8.05, p < .001) en indirect effect (β = .21, SE = 0.03, t = 7.51, p < .001) is tussen seksuele gevoelens voor hetzelfde geslacht en internaliserende problemen.

Toekomstdoelen laat een medierend effect zien op de relatie tussen seksuele gevoelens voor hetzelfde geslacht en internaliserende problemen (β = .03, SE = .01, 95% bootstrap CI [.0075, .0488]).

De samenhangen in de bootstrapping mediatie analyse zijn allemaal in de verwachte richting, namelijk adolescenten met een hogere score op de variabel die seksuele gevoelens voor hetzelfde geslacht meet rapporteren een lagere score op toekomstdoelen (β = -.09, SE = .03, t = -2.84 , p < .005) en een lagere score op toekomst doelen hangt samen met meer internaliserende problemen (β = - .30, SE = 0.03, t = 10.97, p < .001).

(15)

Deze studie heeft het verband tussen seksuele gevoelens voor hetzelfde geslacht, internaliserende problemen en toekomstdoelen onderzocht bij Nederlandse adolescenten op middelbare scholen en middelbaar beroeps onderwijs. Er werd in huidige studie verwacht dat (a) een hoge score op seksuele gevoelens voor hetzelfde geslacht samenhangt met een lagere score op het hebben van toekomstdoelen en een hoge score op internaliserende problemen; (b) een lage score op toekomstdoelen samenhangt met een hoge score op internaliserende problemen; (c) de relatie tussen gevoelens voor hetzelfde geslacht en internaliserende

problemen gemedieerd wordt door de lagere score op de toekomstdoelen van de jongeren met gevoelens voor hetzelfde geslacht. Alle resultaten van huidig onderzoek sluiten aan op de eerder gestelde verwachtingen.

Huidige studie laat zien dat er een relatie is tussen hogere scores op seksuele gevoelens voor hetzelfde geslacht en hogere scores op internaliserende problemen. Deze resultaten sluiten aan bij eerdere Nederlandse en Amerikaanse studies dat seksuele minderheidsjongeren meer internaliserende problematiek laten zien ten aanzien van

heteroseksuele jongeren (D’Augelli, Hershberger, & Pilkington, 2001; Kooiman, 2012). De seksuele minderheidsjongeren in huidig onderzoek rapporteren evenals eerder onderzoek een hogere mate van angstklachten, suïcidale gedachten en depressieve gevoelens ten opzichte van adolescenten die zich niet aangetrokken voelen tot hetzelfde geslacht (bijvoorbeeld: de Graaf et al., 2006; Lewis, 2009; Rohde, et al., 2001).

Ook laat huidige resultaten een relatie zien tussen lagere scores op toekomstdoelen en hogere scores op internaliserende problemen. Deze resultaten sluiten aan op verschillende studies die laten zien dat verminderde toekomstdoelen gerelateerd zijn aan hogere scores op internaliserende problemen (bijvoorbeeld: Gersten et al., 1974; Frost & LeBlanc, 2014; Williams et al., 2007). Het stellen van algemenere doelen kan leiden tot een moeizamere visualisatie van de doelen, en dit kan zorgen voor een lagere motivatie om de doelen

(16)

daadwerkelijk te bereiken (Dickson, Moberly, 2013). Het niet of weinig hebben van toekomstdoelen en belemmeringen in het bereiken van toekomstdoelen kan leiden tot depressieve gevoelens (Coats et al., 1996; Dickson & Macleod, 2004).

Daarnaast laat de huidige studie ook zien dat er een relatie is tussen hogere scores op seksuele gevoelens voor hetzelfde geslacht en lagere scores op toekomstdoelen. Dit sluit aan bij eerder onderzoek van Felten en Boote (2012) dat seksuele minderheidsjongeren

toekomstplannen als minder haalbaar eraren dan heteroseksuele jongeren. Ook ervaren Amerikaanse seksuele minderheidsjongeren meer belemmeringen ten aanzien van

toekomstdoleen op het gebied van werk en relaties ten aanzien van heteroseksuele jongeren (Frost & LeBlanc, 2014).

Bovendien laat huidig onderzoek vernieuwende resultaten zien die nog niet eerder in Nederland onderzocht zijn. Huidige resultaten laat zien dat Nederlandse adolescenten met een hogere score op seksuele gevoelens voor hetzelfde geslacht ook hogere scores rapporteren op internaliserende problemen, en dit deels verklaard wordt door een lagere score op

toekomstdoelen. Deze resultaten sluiten aan op eerder Amerikaans onderzoek, namelijk dat seksuele minderheidsjongeren meer depressieve symptomen en een lager niveau van

psychisch welbevinden rapporteren dan heteroseksuele jongeren, omdat zij minder overtuigd zijn werk en relationele doelen te bereiken (Frost & LeBlanc, 2014). De verklarende rol van toekomstdoelen op de relatie tussen seksuele gevoelens voor hetzelfde geslacht en

internaliserende problemen is een partiele mediatie en verklaard hierom voor een gedeelte de relatie tussen gevoelens en internaliserende problematiek (Baron & Kelly, 1986; Cohen, 1968).

Wellicht spelen er ook andere mediatoren een rol in de relatie tussen seksuele gevoelens voor hetzelfde geslacht en internaliserende problemen. Namelijk de theoretische verklaring van Meyer (1995;2003) laat zien dat seksuele minderheidsjongeren meer

(17)

blootgesteld worden aan specifieke seksuele minderheidsstressoren waardoor zij een hogere mate van stress ervaren, wat kan leiden tot internaliserende problematiek. Daarnaast laten verschillende studies zien dat seksuele minderheidsjongeren meer pestervaringen hebben, wat kan leiden tot een verhoogde kans op stress en dit kan leiden tot een verhoogde kans op het ontwikkelen van internaliserende problemen (Collier et al., 2013; Cox et al., 2009). Zo hebben seksuele minderheidsjongeren door de negatieve ervaringen met leeftijdsgenoten en hun ouders een lager zelfbeeld en meer depressieve gevoelens, suïcidale gedachten en zelfmoordpogingen (Bos et al., 2008; Kuyper, 2015; D’Augelli, 2002). Vervolg onderzoek zou zich kunnen richten op mogelijke andere verklaringen voor de relatie tussen seksuele gevoelens voor hetzelfde geslacht en internaliserende problemen, om meer inzicht te krijgen in de relatie tussen seksuele gevoelens voor hetzelfde geslacht en internaliserende problemen.

Verder heeft huidig onderzoek echter ook enkele kanttekeningen. Allereerst zullen scholen met een hogere mate van positieve attitude ten aanzien van homoseksualiteit, mogelijk meer geneigd zijn deel te nemen aan het onderzoek. Scholen die niet wilden deelnemen aan het onderzoek gaven onder andere als reden het onderwerp homoseksualiteit binnen een onderzoek niet passend te vinden binnen hun schoolsysteem. Door de afwezigheid van deze scholen binnen het onderzoek is het mogelijk dat de onderzoeksresultaten geen volledige weergave geeft van de Nederlandse adolescenten.

Een tweede beperking van het onderzoek is dat het design cross-sectioneel is. De dataverzameling heeft voor iedere adolescent op één meetmoment plaatsgevonden. Dit

betekent dat er op basis van de resultaten van het onderzoek niet goed vastgesteld kan worden hoe de relatie tussen de constructen zich over de tijd ontwikkelen. Bovendien kunnen er geen conclusies over het oorzakelijk verband getrokken worden (Bryman, 2012).

Afgezien van de beperkingen heeft huidig onderzoek ook sterke kanten. Een sterk punt van dit onderzoek is de grootte van de steekproef. Dit representeert de populatie in

(18)

Nederland goed, waardoor de betrouwbaarheid van het onderzoek toereikend is (Bryman, 2012). De respondenten verschillen in achtergrondgegevens zoals opleidingsniveau, leeftijd en religie waardoor er sprake is van voldoende diversiteit tussen de leerlingen in de

steekproef.

Een ander sterk punt van dit onderzoek is de hoge interne betrouwbaarheid van de constructen internaliserende problematiek (α = .91) en toekomstdoelen (α = .88). De verschillende items laten een hoge samenhang zien voor het construct dat wordt gemeten (Bryman, 2012).

De theoretische implicatie van dit onderzoek is om kennis over de samenhang tussen seksuele gevoelens voor hetzelfde geslacht en internaliserende problemen te vergroten. Amerikaans onderzoek heeft eerder laten zien dat toekomstdoelen een verklarende factor kan zijn voor de relatie tussen seksuele gevoelens voor hetzelfde geslacht en internaliserende problemen (Frost & LeBlanc, 2014). Huidig onderzoek toont aan dat de resultaten onder Nederlandse adolescenten aansluiten bij eerder Amerikaans onderzoek. Binnen het cross-sectioneel design is er sprake van een partiele mediatie, namelijk dat toekomstdoelen de relatie tussen seksuele minderheidsjongeren en internaliserende problemen gedeeltelijk verklaard. Aanbevolen wordt om in vervolg studies een longitudinaal design te gebruiken zodat resultaten over langere tijd gemeten kunnen worden.

Een implicatie voor de praktijk kan zijn dat scholen, ouders en andere belangrijke mensen uit de omgeving van de jongeren meer aandacht kunnen geven aan de

toekomstdoelen die de jongeren op dat moment hebben en hoe zij deze denken te gaan bereiken. Zij kunnen de jongeren mogelijk ondersteunen bij het maken van meer concrete doelen, zodat deze beter uitvoerbaar zullen zijn. Een veel gebruikte methode is de SMART-principes (Specifiek, Meetbaar, Acceptable, Realistisch en Tijdgebonden), waarbij de doelen gespecificeerd en richtgevend van aard zijn, zodat de jongeren beter in staat zullen zijn om de

(19)

toekomstdoelen te bereiken (Koelen & Van den Ban, 2004). Uit huidige resultaten komt naar voren dat de verminderde toekomstdoelen van de seksuele minderheidsjongeren zorgt voor een hogere kans op internaliserende problemen.Wellicht zou het anticiperen op het vergroten van de toekomstdoelen bij seksuele minderheidsjongeren van invloed zijn op een lagere score op internaliserende problemen.

Bovendien wordt er ook aanbevolen om in vervolgonderzoek na te gaan of het wel al dan niet hebben van toekomstdoelen een verklarende rol kan spelen tussen de relatie seksuele gevoelens voor hetzelfde geslacht en externaliserende problemen. Ten gevolge van deze mogelijke relatie zouden belangrijke mensen uit de omgeving van de seksuele

minderheidsjongeren (evenals bij het vergroten van de toekomstdoelen van de seksuele minderheidsjongeren op de relatie seksuele gevoelens voor hetzelfde geslacht en

internaliserende problemen) ook kunnen anticiperen op het vergroten van toekomstdoelen bij seksuele minderheidsjongeren die een hogere score op externaliserend gedrag laten zien. Dit kan van belang zijn omdat het psychisch welbevinden van jongeren zowel ten uiting kan komen in externalierend- en internaliserend probleemgedrag (Reinke & Ostrander, 2008; Rigter, 2013).

Samenvattend laten de resultaten van huidig onderzoek zien dat (a) een hoge score op seksuele gevoelens voor hetzelfde geslacht samenhangt met een lagere score op het hebben van toekomstdoelen en een hoge score op internaliserende problemen; (b) een lage score op toekomstdoelen samenhangt met een hoge score op internaliserende problemen; (c) de relatie tussen gevoelens voor hetzelfde geslacht en internaliserende problemen gemedieerd wordt door de lagere score op de toekomstdoelen van de jongeren met gevoelens voor hetzelfde geslacht. Alle resultaten van huidig onderzoek sluiten aan op de eerder gestelde

verwachtingen. Aanbevolen wordt voor vervolgonderzoek een longitudinaal

(20)

problemen, verklaard door toekomstdoelen, te onderzoeken. Ook zouden de toekomstdoelen van seksuele minderheidsjongeren vergroot kunnen worden door de toekomstdoelen

specifieker en concreter te maken middels de SMART-principe, om vervolgens mogelijk de internaliserende problemen bij seksuele minderheidsjongeren te verminderen.

Referenties

Abelson, J., Lambevski, S., Crawford, J., Bartos, M., & Kippax, S. (2006). Factors associated with ‘feeling suicidal’: The role of sexual identity. Journal of Homosexuality, 51, 59– 80. doi: 10.1300/J082v51n01_04

Achenbach, T. M. (1991). Manual for the Youth Self-Report and 1991 Profile. Burlington: University of Vermont, Department of Psychiatry.

American Psychiatric Association. (2013). Diagnostic and statistical manual of mental disorders (5th ed.). Arlington, VA: Author.

Baron, R. M., & Kenny, D. A. (1986). The moderator–mediator variable distinction in social psychological research: Conceptual, strategic, and statistical considerations. Journal of

personality and social psychology, 51, 1173.

Berghe, W. van den, Dewaele, A., Cox, N., & Vincke, J. (2010). Minorityspecific

determinants of mental well-being among lesbian, gay, and bisexual youth. Journal of Applied Social Psychology, 40, 153–166. doi:10.1111/j.1559-1816.2009.00567.x Beusekom, G. van, Roodenburg, S. C., & Bos, H. M. W. (2012). De rol van seksuele

aantrekking tot gender nonconformiteit in relaties van adolescenten met

leeftijdsgenoten. Kind en Adolescent, 33, 251-263. doi: 10.1007/s12453-012-0031-3 Bos, H. M. W., Sandfort, T. G., Bruyn, E. de, H., & Hakvoort, E. M. (2008). Same-sex

(21)

attraction, social relationships, psychosocial functioning, and school performance in early adolescence. Developmental psychology, 44, 59. doi:

10.1037/0012-1649.44.1.59

Bryman, A. (2012). Social research methods: OUP Oxford.

Buijs, L., Geesink, I., & Holla, S. (2013). De seksparadox. Sociologie, 9, 245-257. ISSN 1875-7138

Carlson, G. A., & Cantwell, D. P. (1980). Unmasking masked depression in children and adolescents. American Journal of Psychiatry, 137, 445‐449. doi:

http://dx.doi.org/10.1176/ajp.137.4.445

Coats, E. J., Janoff-Bulman, R., & Alpert, N. (1996). Approach Versus Avoidance Goals: Differences in Seff-Evaluation and Well-Being. Personality and Social Psychology Bulletin, 22, 1057-1067. doi: 10.1177/01461672962210009

Cohen, J. (1968). Weighted kappa: Nominal scale agreement provision for scaled disagreement or partial credit. Psychological bulletin, 70, 213. doi:

http://dx.doi.org/10.1037/h0026256

Collier, K .L., Beusekom, G. van, Bos, H. M. W., & Sandfort, T. G. M. (2013). Sexual orientation and gender identity/ expression related peer victimization in adolescence: A systematic review of associated psychosocial and health outcomes. The Journal of Sex Research, 50, 299-317. doi: http://dx.doi.org/10.1080/00224499.2012.750639 Cox, N., Berghe, W. van den, Dewaele, A., & Vincke, J. (2008). General and minority stress

in a sexual minority population in Flanders. Journal of LGBT Health Research, 4, 181-

194. doi: http://dx.doi.org/10.1080/15574090802657168

(22)

ages 14 to 21. Clinical child psychology and psychiatry, 7, 433-456. doi: https://doi-org.proxy.uba.uva.nl:2443/10.1177/1359104502007003010

D’Augelli, A. R., Hershberger, S. L., & Pilkington, N. W. (2001). Suicidality patterns and sexual orientation related factors among lesbian, gay, and bisexual youths. Suicide and Life-Threatening Behaviour, 31, 250-265. doi:10.1521/suli.31.3.250.24246 D’Augelli, A. R., Pilkington, N. W., & Hershberger, S. L. (2002). Incidence and mental

health impact of sexual orientation victimization of lesbian, gay, and bisexual youths in high school. School Psychology Quarterly, 17, 148–167. doi:

http://dx.doi.org/10.1521/scpq.17.2.148.20854

Debats, D. L. (1998). Measurement of personal meaning: The psychometric properties of the life regard index. Lawrence Erlbaum Associates Publishers.

Dickson, J. M., & Moberly, N. J. (2013). Reduced specificity of personal goals and

explanations for goal attainment in major depression. Public Library of Science one, 8, e64512. doi: https://doi.org/10.1371/journal.pone.0064512

Dickson, J. M., & MacLeod, A. K. (2004). Approach and avoidance goals and plans: Their relationship to anxiety and depression. Cognitive Therapy and Research, 28, 415-432. doi: 10.1023/B:COTR.0000031809.20488.ee

Felten, H., & Boote, M. (2012). Ik wou dat ik dood was. 10 vragen over suicidepreventie onder lesbische, homo-, bi- en transgenderjongeren. Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap: Utrecht.

Friborg, O., Hjemdal, O., Martinussen, M., & Rosenvinge, J. H. (2009). Empirical support for resilience as more than the counterpart and absence of vulnerability and symptoms of mental disorder. Journal of Individual Differences, 30, 138-151. doi: 10.1027/1614-0001.30.3.138

(23)

and Personality Psychology Compass, 5, 824–839. doi: 10.1111/j.1751-9004.2011.00394.x

Frost, D. M., & LeBlanc, A. J. (2014). Non-event stress contributes to mental =

health disparities based on sexual orientation: Evidence from a personal projects analysis. The American journal of orthopsychiatry, 84, 557. doi: 10.1037/ort0000024. Frost, D. M., & Meyer, I. H. (2009). Internalized homophobia and relationship quality among

lesbians, gay men, and bisexuals. Journal of Counseling Psychology. 56, 97–109. doi: 10.1037/a0012844

Gersten, J. C., Langer, T. S., Eisenberg, J. G., & Orzeck, L. (1974). Child behavior and life events: Undesirable change or change per se? In B. S. Dohrenwend & B. P.

Dohrenwend (Eds.), Stressful life events: Their nature and effects (pp. 159–170). New York, NY: Wiley

Gold, M., Mattlin, M., & Osgood, D. W. (1989). Background characteristics and responses t o

treatment of two types of institutionalized delinquent boys. Criminal Justice and Behavior, 16, 5‐33. doi: https://doi.org/10.1177/0093854889016001002

Goodenow, C., Szalacha, L., & Westheimer, K. (2006). School Support Groups, Other School

Factors, and the Safety of Sexual Minority Adolescents, Psychology in the Schools, 43, 573-574. doi: 10.1002/pits.20173

Graaf, R. de, Sandfort, T. G., & Ten Have, M. (2006). Suicidality and sexual orientation: Differences between men and women in a general population-based sample from the Netherlands. Archives of sexual behavior, 35, 253-262. doi: 10.1007/s10508-006-9020-z

(24)

psychological mediation framework. Psychological Bulletin, 135, 707–730. doi: http://dx.doi.org/10.1037/a0016441

Hayes, A. F. (2012). PROCESS: A versatile computational tool for observed variable mediation, moderation, and conditional process modeling [White paper]. Verkegen van http://www.afhayes.com/ public/process2012.pdf

Hong, Y. Y., Chiu, C. Y., Dweck, C. S., Lin, D. M. S., & Wan, W. (1999). Implicit theories, attributions, and coping: A meaning system approach. Journal of Personality and Social psychology, 77, 588. doi: http://dx.doi.org/10.1037/0022-3514.77.3.588

Irvine, A. (2010). We've had three of them: Addressing the invisibility of lesbian, gay, bisexual, and gender nonconforming youths in the juvenile justice system. Columbia Journal of Gender & Law, 19, 675-701. ISSN: 2333-4339

Irvine, A., & Canfield, A. (2016). The overrepresentation of lesbian, gay, bisexual,

questioning, gender nonconforming and transgender youth within the child welfare to juvenile justice crossover population. Journal of Gender, Social Policy & the Law, 24, 243–261. Verkregen van

http://heinonline.org/HOL/LandingPage?handle=hein.journals/ajgsp24&div=10&id=

&page=

Kann, L., Olsen, E. O., McManus, T., Harris, W. H., Shanklin, S. L., & Flint, K. H., et al. (2016). Sexual identity, sex of sexual contacts, and health-related behaviors among students in grades 9–12—United States and selected sites, 2015. Morbidity and Mortality Weekly Report Surveillance Summaries, 65, 1–202. Verkregen van https://www.cdc.gov/mmwr/volumes/65/ss/ss6509a1.htm

Koelen, M.A., & Ban, A.W. van den (2004). Health education and health promotion.Wageningen: Academic Publishers.

(25)

S., Kooiman, N., Lisdonk, J. van (2012). Niet te ver uit de kast. Ervaringen van homo- en biseksuelen in Nederland. Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau

Kurdek, L A. (2004). Are gay and lesbian cohabiting couples really different from

heterosexual married couples? Journal of Marriage and Family, 66, 880–900. doi: 10.1111/j.0022-2445.2004.00060.x

Kuyper, L., & Bakker, F. (2006). De houding ten opzichte van homoseksualiteit. Een beschrijvende literatuurstudie Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau. Kuyper, L. (2015). Jongeren en seksuele oriëntatie. Ervaringen van en opvattingen over

homoseksuele, biseksuele en heteroseksuele jongeren. Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau.

Lewis, N. M. (2009) Mental health in sexual minorities: Recent indicators, trends, and their Relationships to place in North America and Europe. Health & Place, 15, 1029– 1045. doi: 10.1016/j.healthplace.2009.05.003

Lilienfeld, S. O. (2003). Comorbidity between and within childhood externalizing and internalizing disorders: Reflections and directions. Journal of Abnormal Child Psychology, 31, 285‐291. doi: 10.1023/A:1023229529866

Meyer, I. H. (1995). Minority stress and mental health in gay men. Journal of Health and Social Behavior, 36, 38–56. doi:10.2307= 2137286

Meyer, I. H. (2003). Prejudice, social stress, and mental health in lesbian, gay, and bisexual populations: conceptual issues and research evidence. Psychological bulletin, 129, 674. doi: 10.1037/sgd0000024

Meyer, I. H., & Frost, D. M. (2013). Minority stress and the health of LGB individuals. In: Patterson, C. J. & D’Augelli, A. R., editors. Handbook of psychology and sexual orientation. New York, NY: Oxford University Press, 252-266.

(26)

Does disadvantaged social statuses confer more stress and fewer coping resources? Social Science & Medicine, 67, 368–379. doi:

https://doi.org/10.1016/j.socscimed.2008.03.012

Neugarten, B. L., Moore, J. W., & Lowe, J. C. (1965). Age norms, age constraints, and adult socialization. American journal of Sociology, 70, 710-717. Verkregen van

http://www.journals.uchicago.edu/doi/abs/10.1086/223965?journalCode=ajs

Pachankis, J. E. (2007). The psychological implications of concealing a stigma: a cognitive- affective-behavioral model. Psychological bulletin, 133, 328. doi:

10.1037/0033-2909.133.2.32

Pearlin, L. I. (1999). The stress process revisited. In H. P. Kaplan, C. S. Aneshensel, & J. C. Phelan (Eds.), Handbook of the sociology of mental health (pp. 395–415). New York, NY: Springer.

Poppe, L. van der., Bos, H., Collier, K., Metselaar, M., & Sandfort, T. (2015) Schoolklimaat en psychische gezondheid bij seksuele minderheidsjongeren: Een studie onder

Nederlandse jonge adolescenten. Pedagogiek, 35, 193-207. doi: https://doi.org/10.5117/PED2015.2.XXXX

Onderwijsraad (2010). De school en leerlingen met gedragsproblemen. Verkregen van

https://www.onderwijsraad.nl/publicaties/2010/de-school-en-leerlingen-met-gedragsproblemen/volledig/item349

Reinke, W. M., & Ostrander, R. (2008). Heterotypic and homotypic continuity: the moderatig affects of age and gender. Journal of Abnormal Child Psychology, 36, 1109–

1121. doi: 10.1007/s10802-008-9236-6

Rigter, J. (2013). Handboek ontwikkelingspsychopathologie bij kinderen en jeugdigen. Bussum: Coutinho

(27)

related risk in homeless older adolescents. Journal of Adolescence, 24, 447-460. doi: https://doi.org/10.1006/jado.2001.0382

Sandfort, T. G. M., Graaf, R. de, Bijl, R. V., & Schnabel, P. (2001). Same-sex sexual behavior and psychiatric disorders: Findings from the Netherlands Mental Health Survey and Incidence Study (NEMESIS). Archives of General Psychiatry 58, 85–91. doi: 10.1001/archpsyc.58.1.85

Sears, B.. & Mallory, C. (2011). Documented evidence of employment discrimination & its effects on LGBT people. Los Angeles, CA: The Williams Institute, UCLA School of Law.

Sontag, L. L., & Graber, J. A. (2010). Coping With Perceived Peer Stress: Gender-Specific and Common Pathways to Symptoms of Psychopathology. Developmental

Psychology, 46, 1605-1620. doi: http://dx.doi.org/10.1037/a0020617

Sorkhabi, N. (2010). Sources of Parent-adolescent Conflict: Content and From of Parenting. Social Behavior and Personality, 38, 761-782. doi:

https://doi.org/10.2224/sbp.2010.38.6.761

Swim, J. K., Johnston, K., & Pearson, N. B. (2009). Daily experiences with heterosexism: Relations between heterosexist hassles and psychological well-being. Journal of Social and Clinical Psychology, 28, 597–629. doi:10.1521/jscp.2009.28.5.597

Szymanski, D. M. (2005). Heterosexism and sexism as correlates of psychological distress in lesbians. Journal of Counseling & Development, 83, 355–360. doi: 10.1002/j.1556-6678.2005.tb00355.x

Szymanski, D. M. (2006). Does internalized heterosexism moderate the link between heterosexist events and lesbians’ psychological distress? Sex Roles, 54, 227–234. doi:10.1007/s11199-006-9340-4

(28)

events and gay and bisexual men’s psychological distress. Journal of Counseling Psychology, 56, 142–151. doi:10.1037/0022-0167.56.1.142

Verhulst, F. C., Van der Ende, J., & Koot, H. M. (1996). Handleiding voor de Youth Self- Report (ysr). Rotterdam: Afdeling Kinder- en Jeugdpsychiatrie, Sophia

Kinderziekenhuis, Erasmus Universiteit Rotterdam.

Williams, J. M. G., Barnhofer, T., Crane, C., Herman, D., Raes, F., Watkins, E., & Dalgleish, T. (2007). Autobiographical memory specificity and emotional disorder.

Psychological bulletin, 133, 122. doi: http://dx.doi.org/10.1037/0033-2909.133.1.122 Wilson, B. D. M., & Kastanis, A. A. (2015). Sexual and gender minority disproportionality

and disparities in child welfare: A population-based study. Children and Youth Services Review, 58, 11–17. doi: https://doi.org/10.1016/j.childyouth.2015.08.016 Wilson, B. D., Jordan, S. P., Meyer, I. H., Flores, A. R., Stemple, L., & Herman, J. L. (2017).

Disproportionality and Disparities among Sexual Minority Youth in Custody. Journal of youth and adolescence, 46, 1547-1561. doi: 10.1007/s10964-017-0632-5

Tabel 1.

Niveaus van seksuele gevoelens voor hetzelfde geslacht bij Nederlandse adolescenten. Seksuele gevoelens voor hetzelfde geslacht

Helemaal Een enkele Regelmatig Vaak Altijd

niet keer

n (%)

Jongens 426 (89.5) 21 (4.4) 11 (2.3) 2 (0.4) 15 (3.4) Meisjes 491 (79.7) 81 (13.1) 21 (3.4) 11 (1.8) 12 (1.9)

(29)

Totaal 917 (84.0) 102 (9.3) 32 (2.9) 13 (1.2) 28 (2.6)

Tabel 2.

Sociaal demografische gegevens voor adolescenten met en zonder gevoelens voor hetzelfde geslacht.

Seksuele gevoelens voor hetzelfde geslacht Demografische

gegevens Ja Nee Totaal χ2 / F p

Geslacht % (n) 8.31 .001 Jongen 10.5 (50) 89.5 (426) 43.6 (471) Meisje 21.3 (125) 79.7 (491) 56.4 (616) Leeftijd 1.29 .273 M 17.0 17.22 17.03 SD 1.44 1.64 1.48 Etniciteit % (n) .96 .428 Westers 91.4 (160) 86.8 (796) 87.5 (956) Niet westers 8.6 (15) 13.2 (121) 12.5 (136)

(30)

Religie 4.85 .001 Religie 12.6 (22) 26.7 (245) 24.5 (267) Geen-religie 87.4 (153) 73.3 (672) 75.6 (825) Opleiding 0.60 .740 Laag 23.4 (41) 21.4 (196) 21.7 (237) Midden 17.2 (30) 16.2 (149) 16.4 (179) Hoog 59.5 (104) 62.4 (572) 61.9 (676) Tabel 3.

Correlaties en gemiddelden voor seksuele gevoelens voor hetzelfde geslacht, internaliserende problemen en toekomstdoelen. Variabelen M SD 1 2 3 Totale groep 1. SSAᵅ 1.29 0.80 - 2. Internaliserende problematiekᵇ 1.36 0.31 .25** - 3. Toekomstdoelenᶜ 3.59 0.77 - .09** - .34** - Jongens 1.SSA 1.24 0.81 - 2.Internaliserende problematiek 1.28 0.25 .23** - 3.Toekomstdoelen 3.68 0.77 - .03** - .30** - Meisjes 1.SSA 1.33 0.79 - 2.Internaliserende problematiek 1.43 0.33 .25** - 3.Toekomstdoelen 3.51 0.77 - .13** - .35** - ᵅ Absolute range, 1-5, 1 = lage score en 5 = hoge score op SSA

(31)

ᶜ Absolute range, 1-4, 1 = lage score en 4 = hoge score op toekomstdoelen ** Correlatie is significant bij p < 0.01 (tweezijdig).

Figuur 1. Conceptueel mediatie model van seksuele minderheidsjongeren op internaliserende problematiek verklaard door toekomstdoelen.

Figuur 2. Mediatie model met betrekking tot de relatie van seksuele gevoelens voor hetzelfde geslacht en internaliserende problematiek gemodereerd door toekomstdoelen.

(32)

Syntax * Encoding: UTF-8. *Methode *Temp maken TEMPORARY. SELECT IF TEMP = 1.

FREQ VAR = AV_jongen_meisje AV_leeftijd AV_etniciteit AV_religie AV_opleidingsniveau / STA = NON

* Gemiddelde leeftijd en SD temp leeftijd

TEMPORARY.

SELECT IF TEMP = 1.

DESCRIPTIVES VARIABLES=AV_leeftijd /STATISTICS=MEAN STDDEV MIN MAX.

* Schaal internaliserende problemen maken

DATASET ACTIVATE DataSet1.

DESCRIPTIVES VARIABLES=IN_energie IN_ongelukkig IN_probeer_weinig IN_eind_leven IN_weiger

IN_gesloten IN_schaam IN_verlegen IN_achterdochtig IN_eenzaam IN_huil IN_verwonden IN_alleen

IN_zenuwachtig IN_angstig IN_duizeligheid IN_schuldgevoel IN_moe IN_hoofdpijn IN_pijnen

IN_misselijkheid IN_oogproblemen IN_huiduitslag IN_maagpijn IN_overgeven IN_slechts_doen IN_perfect

IN_houdt IN_gemunt IN_waardeloos IN_pieker /STATISTICS=MEAN STDDEV MIN MAX.

(33)

COMPUTE M_INTPROB=MEAN(IN_energie + IN_ongelukkig + IN_probeer_weinig + IN_eind_leven + IN_weiger +

IN_gesloten + IN_schaam + IN_verlegen + IN_achterdochtig + IN_eenzaam + IN_huil + IN_verwonden +

IN_alleen + IN_zenuwachtig + IN_angstig + IN_duizeligheid + IN_schuldgevoel + IN_moe + IN_hoofdpijn

+ IN_pijnen + IN_misselijkheid + IN_oogproblemen + IN_huiduitslag + IN_maagpijn + IN_overgeven +

IN_slechts_doen + IN_perfect + IN_houdt + IN_gemunt + IN_waardeloos + IN_pieker). EXECUTE.

* Schaal toekomstdoelen maken

DESCRIPTIVES

VARIABLES=DO_toekomstdoelen,DO_volgenbrengen,DO_doordacht,DO_veelbelovend, DO_realistisch

/STATISTICS=MEAN STDDEV MIN MAX.

COMPUTE M_DOELEN=MEAN(DO_toekomstdoelen + DO_volgenbrengen + DO_doordacht + DO_veelbelovend).

EXECUTE.

CORRELATIONS

/VARIABLES=TEMP_SSA M_INTPROB M_DOELEN /PRINT=TWOTAIL NOSIG

/MISSING=PAIRWISE.

* Internaliserende problematiek - chronbach's alfa

TEMPORARY.

SELECT IF TEMP = 1. RELIABILITY

/VARIABLES=IN_energie, IN_ongelukkig,

(34)

IN_probeer_weinig, IN_eind_leven, IN_weiger, IN_gesloten, IN_schaam, IN_verlegen, IN_achterdochtig, IN_eenzaam, IN_huil, IN_verwonden, IN_alleen, IN_zenuwachtig, IN_angstig, IN_duizeligheid, IN_schuldgevoel, IN_moe, IN_hoofdpijn, IN_misselijkheid, IN_oogproblemen, IN_huiduitslag, IN_maagpijn, IN_overgeven, IN_slechts_doen, IN_perfect, IN_houdt, IN_gemunt, IN_waardeloos, IN_pieker, /MODEL=ALPHA

/STATISTICS=DESCRIPTIVE SCALE CORR COV /SUMMARY=TOTAL MEANS VARIANCE COV CORR.

(35)

TEMPORARY. SELECT IF TEMP = 1. RELIABILITY /VARIABLES=DO_toekomstdoelen, DO_volgenbrengen, DO_doordacht, DO_veelbelovend, DO_realistisch, /MODEL=ALPHA

/STATISTICS=DESCRIPTIVE SCALE CORR COV /SUMMARY=TOTAL MEANS VARIANCE COV CORR.

* Methode - leeftijd

DATASET ACTIVATE DataSet1.

FREQUENCIES VARIABLES=TEMP_leeftijd /STATISTICS=STDDEV MEAN MEDIAN /ORDER=ANALYSIS.

* Methode - meest voorkomende religies

FREQUENCIES VARIABLES=AV_geloof_namelijk /NTILES=4

/ORDER=ANALYSIS.

* Methode - meest voorkomende etniciteit ouders

FREQUENCIES VARIABLES=AV_vader1_geboren_anders AV_moeder1_geboren_anders AV_vader2_geboren_anders

AV_moeder2_geboren_anders /ORDER=ANALYSIS.

* Resultaten - descriptives analyses * SSA - achtergrondvariabelen met temp

(36)

TEMPORARY.

SELECT IF TEMP = 1.

ONEWAY AV_jongen_meisje BY SSA /MISSING ANALYSIS.

= significant

TEMPORARY.

SELECT IF TEMP = 1.

ONEWAY AV_leeftijd BY SSA /MISSING ANALYSIS.

= niet significant

TEMPORARY.

SELECT IF TEMP = 1.

ONEWAY AV_etniciteit BY SSA /MISSING ANALYSIS.

= niet significant

TEMPORARY.

SELECT IF TEMP = 1.

ONEWAY AV_religie BY SSA /MISSING ANALYSIS. = significant

TEMPORARY.

SELECT IF TEMP = 1.

ONEWAY AV_opleidingsniveau BY SSA /MISSING ANALYSIS.

= niet sigificant

* Tabel 1 SSA nee/ja - hercoderen - Resulaten

(37)

VARIABLE LABELS HER_SSA 'HER_SSA'. EXECUTE.

* Tabel leeftijd M en SD

MEANS TABLES=TEMP_leeftijd BY HER_SSA /CELLS=MEAN COUNT STDDEV.

* Custom Tables - etnicititeit

CTABLES

/VLABELS VARIABLES=TEMP_etniciteit HER_SSA DISPLAY=LABEL /TABLE TEMP_etniciteit BY HER_SSA [COUNT F40.0]

/CATEGORIES VARIABLES=TEMP_etniciteit ORDER=A KEY=VALUE EMPTY=INCLUDE

/CATEGORIES VARIABLES=HER_SSA ORDER=A KEY=VALUE EMPTY=EXCLUDE

/CRITERIA CILEVEL=95.

* Custom Tables - religie

CTABLES

/VLABELS VARIABLES=TEMP_religie HER_SSA DISPLAY=LABEL /TABLE TEMP_religie BY HER_SSA [C][COUNT F40.0]

/CATEGORIES VARIABLES=TEMP_religie ORDER=A KEY=VALUE EMPTY=INCLUDE

/CATEGORIES VARIABLES=HER_SSA ORDER=A KEY=VALUE EMPTY=EXCLUDE

/CRITERIA CILEVEL=95.

* Custom Tables - opleidingsniveau

CTABLES

(38)

/TABLE AV_opleidingsniveau BY HER_SSA [C][COUNT F40.0]

/CATEGORIES VARIABLES=AV_opleidingsniveau ORDER=A KEY=VALUE EMPTY=INCLUDE

/CATEGORIES VARIABLES=HER_SSA ORDER=A KEY=VALUE EMPTY=EXCLUDE

/CRITERIA CILEVEL=95.

* Tabel 2: niveaus van SSA - Resultaten

FREQUENCIES VARIABLES=SSA /ORDER=ANALYSIS.

* Selected if cases alleen mannen voor SSA

USE ALL.

COMPUTE filter_$=(TEMP_geslacht = 1).

VARIABLE LABELS filter_$ 'TEMP_geslacht = 1 (FILTER)'. VALUE LABELS filter_$ 0 'Not Selected' 1 'Selected'.

FORMATS filter_$ (f1.0). FILTER BY filter_$. EXECUTE.

FREQUENCIES VARIABLES=SSA /ORDER=ANALYSIS.

* Selected if cases alleen vrouwen voor SSA

USE ALL.

COMPUTE filter_$=(TEMP_geslacht = 2).

VARIABLE LABELS filter_$ 'TEMP_geslacht = 2 (FILTER)'. VALUE LABELS filter_$ 0 'Not Selected' 1 'Selected'.

FORMATS filter_$ (f1.0). FILTER BY filter_$. EXECUTE.

(39)

FREQUENCIES VARIABLES=SSA /ORDER=ANALYSIS.

* Non event stress gemiddelde score bij SSA - Resultaten

USE ALL.

COMPUTE filter_$=(TEMP_SSA = 2 or TEMP_SSA = 3 or TEMP_SSA = 4 or TEMP_SSA = 5).

VARIABLE LABELS filter_$ 'TEMP_SSA = 2 or TEMP_SSA = 3 or TEMP_SSA = 4 or TEMP_SSA = 5 (FILTER)'.

VALUE LABELS filter_$ 0 'Not Selected' 1 'Selected'. FORMATS filter_$ (f1.0).

FILTER BY filter_$. EXECUTE.

DESCRIPTIVES VARIABLES=M_DOELEN /STATISTICS=MEAN STDDEV.

* Internaliserende problemen gemiddelde score bij SSA - Resultaten

DESCRIPTIVES VARIABLES=M_INTPROB /STATISTICS=MEAN STDDEV.

* Internaliserende problemen gemiddelde score bij niet SSA - Resultaten

USE ALL.

COMPUTE filter_$=(TEMP_SSA = 1).

VARIABLE LABELS filter_$ 'TEMP_SSA = 1 (FILTER)'. VALUE LABELS filter_$ 0 'Not Selected' 1 'Selected'. FORMATS filter_$ (f1.0).

FILTER BY filter_$. EXECUTE.

(40)

DESCRIPTIVES VARIABLES=M_INTPROB /STATISTICS=MEAN STDDEV.

* Toekomstdoelen gemiddelde score bij niet SSA - Resultaten

DESCRIPTIVES VARIABLES=M_DOELEN /STATISTICS=MEAN STDDEV.

* Gemiddelde score en SD van internaliserende problematiek - Resultaten

TEMPORARY.

SELECT IF TEMP = 1.

DESCRIPTIVES VARIABLES=M_INTPROB /STATISTICS=MEAN STDDEV MIN MAX.

* Gemiddelde score en SD van noneventstress - Resultaten

TEMPORARY.

SELECT IF TEMP = 1.

DESCRIPTIVES VARIABLES=M_DOELEN /STATISTICS=MEAN STDDEV MIN MAX.

* Gemiddelde score en SD van SSA - Resultaten

TEMPORARY.

SELECT IF TEMP = 1.

DESCRIPTIVES VARIABLES=TEMP_SSA /STATISTICS=MEAN STDDEV MIN MAX.

* Resultaten

TEMPORARY.

(41)

DESCRIPTIVES VARIABLES=M_INTPROB /STATISTICS=MEAN STDDEV MIN MAX.

TEMPORARY.

SELECT IF TEMP = 1.

DESCRIPTIVES VARIABLES=M_DOELEN /STATISTICS=MEAN STDDEV MIN MAX.

TEMPORARY.

SELECT IF TEMP = 1.

DESCRIPTIVES VARIABLES=TEMP_SSA /STATISTICS=MEAN STDDEV MIN MAX.

* Correlatietabel hoofdvariabelen

DATASET ACTIVATE DataSet2. COMPUTE M_INPR=MEAN(IN_energie,IN_ongelukkig,IN_probeer_weinig,IN_eind_leven,IN_weiger, IN_gesloten,IN_schaam,IN_verlegen,IN_achterdochtig,IN_eenzaam,IN_huil,IN_verwonden, IN_alleen,IN_zenuwachtig,IN_angstig,IN_duizeligheid,IN_schuldgevoel,IN_moe,IN_hoofdp ijn,IN_pijnen,IN_misselijkheid,IN_oogproblemen,IN_huiduitslag,IN_maagpijn,IN_overgeve n,IN_slechts_doen,IN_perfect,IN_houdt,IN_gemunt,IN_waardeloos,IN_pieker).

VARIABLE LABELS M_INPR ‘M_INPR’. EXECUTE.

DATASET ACTIVATE DataSet3. COMPUTE

M_DO=MEAN(DO_toekomstdoelen,DO_volgenbrengen,DO_doordacht,DO_veelbelovend, DO_realistisch).

VARIABLE LABELS M_DO ‘M_DO’. EXECUTE

(42)

SELECT IF TEMP=1. CORRELATIONS

/VARIABLES=TEMP_SSA M_INPR M_DO /PRINT=TWOTAIL NOSIG

/STATISTICS DESCRIPITVES /MISSING=PARIWISE

* Correlatietabel jongens

TEMPORARY.

SELECT IF TEMP=1 AND AV_jongen_meisje = 1. CORRELATIONS

/VARIABLES=TEMP_SSA M_INPR M_DO /PRINT=TWOTAIL NOSIG

/STATISTICS DESCRIPITVES /MISSING=PARIWISE

* Correlatietabel meisjes

TEMPORARY.

SELECT IF TEMP=1 NAD AV_jongen_meisje_2. CORRELATIONS

/VARIABLES=TEMP_SSA M_INPR M_DO /PRINT=TWOTAIL NOSIG /STATISTICS DESCRIPITVES /MISSING=PARIWISE *** Syntax hoofdanalysen *************************************************************************** *************************************************************************** ****************************************

(43)

*STEP 1

*************************************************************************** *************************************************************************** ****

** Standardizing variables

DESCRIPTIVES VARIABLES = T_SSA M_INTPROB M_DOELEN AV_jongen_meisje HER_AV_geloof

/SAVE.

** check of het goed is gegaan,

DESCRIPTIVES VARIABLES = T_SSA M_INTPROB M_DOELEN AV_jongen_meisje HER_AV_geloof ZT_SSA ZM_INTPROB ZM_DOELEN ZAV_jongen_meisje

ZHER_AV_geloof /SAVE. *************************************************************************** *************************************************************************** **************************************** *STEP 2 *************************************************************************** *************************************************************************** ****

(44)

*************************************************************************** *************************************************************************** **************************************** *STEP 3 *************************************************************************** *************************************************************************** ****

** RUN PROCESS SPSS FILE

*************************************************************************** ************************************************************** *STEP 4 ** HOOFDANALYSEN ** SIMPLE MEDIATION TEMPORARY. SELECT IF temp = 1.

process vars = T_SSA M_INTPROB M_DOELEN AV_jongen_meisje HER_AV_geloof/y = M_INTPROB/x = T_SSA/m = M_DOELEN/model = 4/total = 1/effsize = 1/boot=10000.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

De oplossing en zeer veel andere werkbladen om gratis te

Een kind moet kunnen praten over zijn twijfels, zijn angsten, negatieve gebeurtenissen,… want het kunnen delen van deze gevoelens zorgt ervoor dat het kind

Wanneer we Zijn Woord negeren om onze gevoelens ter wille te zijn, dan smoren we ons getuigenis en tonen we aan iedereen dat wij meer geïnteresseerd zijn in het tevreden stellen

Dat iemand romantische of seksuele gevoelens heeft voor iemand van hetzelfde geslacht, of het gevoel heeft (min of meer) tot de andere sekse te behoren, betekent nog niet dat

Hier kunnen verschillende redenen voor zijn: de jongere enlof de ouders laten niets van zich horen en kunnen niet bereikt worden, de ouders geven geen

Dependent variable: _2014_average; Independent variables: TALL , PTESLAL

Omdat die kunstenaar en beeldhouer Jo Roos so ’n spesiale band met die Universiteit gehad het en ’n besondere borsbeeld, geskep deur die beeldhouer Pierre Volschenk, deur dr Willie

The objectives of this research were to test the construct validity, construct equivalence and reliability of a work-home interaction measuring instrument, the Survey