• No results found

De relatie tussen de mate van ADHD-symptomen, leeftijd en het visuospatiële werkgeheugen

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De relatie tussen de mate van ADHD-symptomen, leeftijd en het visuospatiële werkgeheugen"

Copied!
19
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

De Relatie tussen de Mate van ADHD-symptomen, Leeftijd en het

Visuospatiële Werkgeheugen

Savannah Ikelaar

Studentnummer: 10558136 Begeleider: Hyke Tamminga Universiteit van Amsterdam Datum: 26 juni 2016

(2)

Abstract

In dit onderzoek is gekeken naar de invloed van de mate van ADHD-symptomen en leeftijd op het visuospatiële werkgeheugen. Hieraan namen 56 volwassenen mee in de leeftijdscategorie van 45-74 jaar. De RS werd afgenomen voor de mate van ADHD-symptomen en n-back taak om de werkgeheugenfunctie vast te stellen. Uit de resultaten bleek dat leeftijd en de mate van ADHD-symptomen geen significante predictoren zijn voor de visuospatiële werkgeheugenfunctie, en er geen significante interactie is tussen beide onafhankelijke variabelen. Zowel een hogere mate van ADHD-symptomen als een hogere leeftijd hangen dus niet samen met een verminderde werkgeheugenfunctie. Daarnaast zijn deze tekorten in het werkgeheugen niet sterker naarmate mensen met een hoge mate van ADHD-symptomen een hogere leeftijd hebben. Vooralsnog lijken ouderen geen ongewone hinder te ondervinden van ADHD-symptomen met betrekking tot het visuospatiële werkgeheugen.

(3)

De Relatie tussen de Mate van ADHD-symptomen, Leeftijd en het VS Werkgeheugen

Attention Deficit Hyperactivity Disorder (ADHD) is een veelvoorkomende neuropsychiatrische ontwikkelingsstoornis, welke gekarakteriseerd wordt door gedragssymptomen van aandacht, hyperactiviteit en impulsiviteit (Alderson et al., 2013). Lange tijd werd ADHD gezien als een stoornis die alleen in de kindertijd aanwezig is, maar uit vele onderzoeken is gebleken dat de symptomen zich voortzetten tot in de volwassenheid (Michielsen et al., 2012). De stoornis komt bij circa 8% van de kinderen voor (Faraone et al., 2006) en bij 4,4% van de volwassenen (Michielsen et al., 2012). Ook bij ouderen komt ADHD nog veelvoudig voor, met een prevalentie van 2,8% (Michielsen et al., 2015). Daarnaast vertoont een aanzienlijk deel van de bevolking, ongeveer 60%, enkele ADHD-symptomen zonder aan de DSM IV criteria te voldoen (Arcos-Burgos et al., 2007, aangehaald in Das et al., 2012). Ondanks dat ADHD-symptomen veel voorkomen en voort kunnen duren tot na de kindertijd, is er nog weinig onderzoek gedaan naar de presentatie ervan in de oudere populatie.

Naast de gedragsmatige kenmerken kent ADHD ook disfuncties op cognitief gebied. Met name problemen in frontale processen, onder andere aandacht en het executief functioneren, spelen een grote rol (Barkley, 2006, aangehaald in Alderson et al., 2010). Zo zijn er vaak tekorten met betrekking tot het werkgeheugen, gedragsinhibitie, planning en cognitieve flexibiliteit (Denckla, 1989, aangehaald in Seidman, 2006). Tot voor kort werd gedacht dat gedragsinhibitie wellicht het kernprobleem was en indirect andere domeinen, zoals het werkgeheugen, beinvloedde. Uit recent onderzoek is echter gebleken dat inhibitieproblemen juist secundair zijn aan complexere, onderliggende problemen in het werkgeheugen (Alderson et al., 2010). Het is dus van belang dit laatste domein nauwkeurig te onderzoeken.

(4)

Bij zowel kinderen als volwassenen is al veel onderzoek gedaan naar tekorten in het werkgeheugen bij ADHD. Het werkgeheugen wordt gezien als een systeem voor het tijdelijk behouden, manipuleren en opslaan van binnenkomende informatie. Volgens het multicomponent-model van Baddeley bestaat het werkgeheugen uit een zogenaamde central executive (CE), een phonological loop (PL), een visuospatial sketchpad (VS) en een episodic buffer (EB). De PL is verantwoordelijk voor het verwerken van verbale informatie, terwijl de VS de visuele en spatiële informatie verwerkt. Beide opslagsystemen worden gecoördineerd en gecontroleerd door de CE, en EB zorgt voor het samenvoegen van deze verbale, visuele en spatiële informatie (Repovs & Baddeley, 2006). Vergeleken met gezonde controles hebben zowel kinderen (Kasper et al, 2012; Martinussen et al., 2005, aangehaald in Alderson et al., 2013) als volwassenen (Alderson et al., 2013) met ADHD-symptomen met name tekorten in het visuospatiële werkgeheugen. Vooral bij een complexe taken, welke een beroep doen op een hoge werkgeheugenlading, komen deze tekorten naar voren (Rapport et al., 2008).

Ook in de hersenen zijn deze afwijkingen vergeleken met de gezonde controles terug te zien. Zo ontwikkelt het kinderbrein zich bij ADHD met een vertraging van een aantal jaar. Met name in de prefrontale gebieden, de gebieden belangrijk voor onder andere aandacht en het werkgeheugen, is dit het geval (Shaw et al., 2007). Ook volwassenen met ADHD laten hersenafwijkingen zien. Zij zouden significant minder grijze stof bezitten, wederom in netwerken van aandacht en executief functioneren (Makris et al., 2006). Dit suggereert dat hersenafwijkingen en de daarbij passende tekorten in het werkgeheugen wellicht binnen de oudere populatie met ADHD-symptomen nog aanwezig zullen zijn, maar deze tekorten zijn nog weinig onderzocht.

Als men kijkt naar het normale proces van veroudering, is er een specifieke achteruitgang te zien in onder andere het geheugen, inhibitiecontrole en de aandacht. Volgens de frontal aging hypothese zijn het de frontale gebieden die uitzonderlijk gevoelig zijn voor

(5)

het verouderingsproces. Als gevolg van veroudering zorgen inefficiënte frontale processen voor verslechtering in verschillende cognitieve domeinen. Aangezien het werkgeheugen een groot beroep doet op frontale, cognitieve processen is de impact van veroudering aanzienlijk (Drag et al., 2009). Zo is er een geleidelijke afname in het werkgeheugen tot een leeftijd van 60 jaar, waarna de achteruitgang sterker wordt (Dobbs & Rule, 1989, aangehaald in Alderson et al, 2013). Ook dit verouderingsproces wordt versterkt door een hoge complexiteit van de werkgeheugentaak (Drag et al., 2009).

Het begrip cognitive reserve (CR) hangt samen met dit verouderingsproces. Een grote CR wordt gezien als een beschermende factor tijdens veroudering. Hiervoor zijn twee verklaringen. Volgens passieve modellen wordt de CR gezien als de hoeveelheid schade die verdragen kan worden voordat de drempelwaarde van problematiek overschreden wordt. Daarnaast wordt het in actieve modellen gedefinieerd als het vermogen om te compenseren voor achteruitgang door het gebruik van efficiëntere cognitieve netwerken (Drag et al., 2009). Onder andere intelligentie en opleidingsniveau hebben invloed op de grootte van het CR, en kunnen de hiermee de variatie tussen individuen verklaren (Roldan-Tapia et al., 2012). Aangezien ADHD bij volwassenen samenhangt met een lagere IQ-score (Bridgitt & Walker, 2006), is het mogelijk dat volwassenen met een hoge mate van ADHD-symptomen een lager CR hebben dan volwassenen met een lagere mate van ADHD-symptomen. Uitgaande van de actieve modellen zou dit betekenen dat er minder vermogen is om te compenseren voor achteruitgang, wat resulteert in grotere cognitieve tekorten.

Recentelijk is er meer onderzoek uitgevoerd binnen de oudere populatie. Zo blijkt uit onderzoek van Das, Cherbuin, Anstey en Easteal (2015) dat er daadwerkelijk cognitieve deficiënties zijn bij volwassenen van middelbare leeftijd met ADHD-symtomen. Onderzoek bij ouderen stelt daarentegen dat er enkel tekorten in het werkgeheugen gevonden kunnen worden, niet in andere domeinen (Semeijn et al., 2015). Dit verschil tussen controles en

(6)

ouderen met ADHD was echter minimaal en kon deels verklaard worden door de aanwezigheid van depressieve symptomen. Ook was het effect enkel zichtbaar wanneer voor leeftijd gecontroleerd werd, omdat beide groepen van elkaar verschilden. Daarnaast is de subklinische ADHD-populatie hiermee nog niet onderzocht. De resultaten zijn dus nog niet eenduidig. Verheldering is met name belangrijk omdat, naast bij gediagnosticeerde ADHD (Alderson et al., 2013; Das et al., 2012), ook bij mensen met ADHD-symptomen in meer of mindere mate veel functionele en psychosociale problemen optreden. Zo is er meer risico op comorbiditeit, een lagere socio-economische status en een lagere kwaliteit van leven (Able et al., 2007).

In dit onderzoek is daarom gekeken naar de invloed van de mate van ADHD-symptomen in de normale populatie op het visuospatiële werkgeheugen, naarmate de leeftijd vordert. De n-back taak en de ADHD-RS zijn afgenomen bij een populatiecohort. Verwacht werd dat een hogere mate van ADHD-symptomen samen zou hangen met een verminderde visuospatiële werkgeheugenfunctie. Daarnaast werd verwacht dat deze visuospatiële werkgeheugenfunctie lager zou zijn bij een hogere leeftijd en dat dit negatieve leefstijdseffect sterker zou zijn bij een hogere mate van ADHD-symptomen.

Methode Deelnemers

Zesenvijftig volwassenen in de leeftijdscategorie van 45-74 jaar namen deel aan het onderzoek (M = 55,05 jaar, SD = 5,3 jaar), waarvan 19 mannen en 37 vrouwen. Deelnemers waren geworven middels convenience sampling en kwamen uit de naaste omgeving van acht studenten van de Universteit van Amsterdam. Zij ontvingen geen beloning voor hun deelname.

(7)

Deelnemers met een lage intelligentie, dat wil zeggen een geschat IQ van 70 of lager op de Nederlandse Leestest voor Volwassenen (NLV; Schmand et al., 1992), werden uitgesloten van de analyse. Ook deelnemers met een score van 18 of lager op de Mini Mental State Examination (MMSE; Folstein, Folstein & McHugh, 1975, vertaald door Kok & Verheij, 2002) werden niet meegenomen. Dit zou duiden op ernstige cognitieve stoornissen. Daarnaast werden deelnemers met een hoge mate van depressieve symptomen uitgesloten, aangezien dit een mediërende factor zou kunnen zijn bij een eventueel effect (Semeijn et al., 2015). Een score van 20 of hoger op de Beck Depression Inventory (BDI; Beck et al., 1961, vertaald door Van der Does, 2002) werd dan ook niet meegenomen. Tot slot was het van belang dat ieders moedertaal Nederlands was. De steekproef werd willekeurig verdeeld over twee condities. Enkel de volgorde van de verschillende tests en vragenlijsten was hiervan afhankelijk.

Materialen

ADHD-RS. Om de mate van ADHD-symptomen vast te stellen, werd de Attention Deficit Hyperactivit Disorder Rating Scale afgenomen (ADHD-RS; DuPaul, Power, Anastopoulos & Reid, 1998, vertaald door Kooij et al., 2005). De ADHD-RS is een screeningsinstument voor ADHD-symptomen, gebaseerd op de criteria van de DSM-IV. De vragenlijst bestaat uit 18 items, welke op een 4-punts Likert schaal gescoord worden. De totale score valt tussen 0 (geen ADHD-symptomen) en 30 (alle ADHD-symptomen). In dit onderzoek zal gebruik gemaakt worden van de scomscore van beide subschalen Inattention en Hyperactivity-Impulsivity. Een voorbeeld van een item van ADHD-RS is “Ik vind het moeilijk op mijn beurt te wachten.”. De deelnemer kan hierbij antwoorden met nooit/zelden, soms, vaak of erg vaak, gebaseerd op de afgelopen 6 maanden. De ADHD-RS werd aangeboden via de computer.

(8)

NLV. De Nederlandse Leestest voor Volwassenen werd gebruikt om het (premorbide) intelligentieniveau van de deelnemers te schatten (NLV; Schmand et al., 1992). Het is de Nederlandse versie van de National Adult Reading Test (NART; Nelson & Willison, 1992). De NLV is een lijst bestaande uit 50 onregelmatig gespelde woorden, welke hardop voorgelezen moeten worden door de deelnemer. Het aantal juist uitgesproken woorden vormt de NLV-score en wordt vervolgens omgescoord tot een IQ-score. De totale IQ-score kan variëren van 55 tot 145. De test is tamelijk ongevoelig voor beschadiging van de hersenen. Voorbeelden van de woorden zijn ‘circulaire’ en ‘cowboy’. De NLV werd door de proefleider afgenomen.

MMSE. Met behulp van de Mini Mental State Examination werd het huidige niveau van cognitief functioneren gemeten (Folstein, Folstein & McHugh, 1975, vertaald door Kok & Verheij, 2002). De MMSE is een screeningsinstrument voor de ernst van cognitieve stoornissen en bestaat uit 20 items. In totaal kan er een score van 0 tot 30 behaald worden, waarbij een lage score indicatief is voor verstoord cognitief functioneren. Binnen de MMSE wordt een aantal domeinen uitgetest, namelijk oriëntatie, registratie, herinnering, benoemen, rekenen, aandacht, herhaling, begrijpen, lezen, schrijven en tekenen. Enkele voorbeelditems zijn ‘Welk seizoen is het?’ en ‘Wilt u het woord “worst” achterstevoren spellen?’. Ook de MMSE werd door de proefleider afgenomen.

BDI. De Beck Depression Inventory is gebruikt om de mate van depressieve symptomen vast te stellen, overeenkomstig met de DSM-IV criteria. De BDI is ontwikkeld door Beck, Ward, Mendelson, Mock en Erbaugh (1961) en vertaald door Van der Does (2002). De vragenlijst kent 21 items, elk bestaande uit vier uitspraken. De deelnemer geeft aan welke uitspraak de afgelopen twee weken het meest van toepassing is geweest. Zo kan er in totaal gescoord van 0 (geen depressieve symptomen) tot 63 (ernstige depressieve symptomen). De BDI kan onderverdeeld worden in de dimensies Affectief, Cognitief en

(9)

Somatisch. In dit onderzoek wordt de totale somscore van deze dimensies gebruikt. Een voorbeelditem is ‘Ik ben voortdurend verdrietig en kan het niet van me afzetten.’. De BDI werd digitaal afgenomen.

N-back. Tot slot werd het visuospatiële werkgeheugen van de deelnemers gemeten met behulp van de n-back taak, officieel ontwikkeld door Kirchner (1958). De taak bestaat uit drie verschillende, achtereenvolgende condities met elk 32 trials. Zo is er een 1-back, een 2-back en een 3-back conditie. Voorafgaand aan elke conditie is er een oefensessie met 10 trials. De deelnemer krijgt een afbeelding van een appel te zien met daarin vier gaten. Elke trial komt er een figuur uit een van deze gaten. Tijdens de trials moet de deelnemer aangeven waar de figuur zich n (1, 2 of 3) trials terug bevond. Dit doet men door het indrukken van de toetsen 1 (linksonder), 3 (rechtsonder), 7 (linksboven) of 9 (rechtsboven) op het toetsenbord. De stimuli worden 2000 ms gepresenteerd. Na 3000 ms volgt er een nieuwe trial. De n-back taak wordt dus digitaal afgenomen en neemt toe in complexiteit. Enkel de score op de 3-back conditie wordt geanalyseerd.

Procedure

Het testonderzoek vond plaats aan de Universiteit van Amsterdam (UvA). Voorafgaand aan het testen werd een toestemmingsverklaring ondertekend. De testbatterij bestond in totaal uit negen test en zeven vragenlijsten, wat bij benadering anderhalf tot twee uur duurde. Sommigen werden digitaal afgenomen, anderen werden afgenomen door de proefleider. Er is gekozen voor het groeperen van de tests en vragenlijsten op basis van de wijze van afname. Op deze manier hoeft er niet continue gewisseld te worden. Wel wordt de volgorde van tests binnen deze verschillende blokken afgewisseld, afhankelijk van de conditie. Als gevolg van deze counterbalancing werd de invloed van confounders zoals vermoeidheid, voor zover mogelijk, gecontroleerd. Voorafgaand aan elke test of vragenlijst

(10)

kregen de deelnemers de bijbehorende instructies te horen en werd er een eventuele oefensessie uitgevoerd.

Statistische Analyse

Een lineaire multipele regressie-analyse zal uitgevoerd worden om te toetsen of de mate van ADHD-symptomen en leeftijd samenhangen met een tekort in het visuospatiële werkgeheugen. De onafhankelijke variabelen zijn hier de totale score op de ADHD-RS en leeftijd. De score op de 3-back taak is de afhankelijke variabele. In een tweede model zal daarnaast ook gekeken worden naar de interactie tussen de totale score op de ADHD-RS en leeftijd. De volgende assumpties zullen bij voorbaat worden gecontroleerd: lineariteit, onafhankelijkheid, homoscedasticiteit en normaliteit van residuen. Wanneer hieraan niet wordt voldaan, zal dit gerapporteerd worden.

Eventuele outliers, met een standaarddeviatie van 3 of groter, zullen behandeld worden aan de hand van winsorizing (Field, 2013). Dit houdt in dat de data vervangen zal worden door de daaropvolgende hoogste score, welke geen outlier is.

Resultaten

Van de in totaal 56 deelnemers zijn er 50 deelnemers meegenomen in de analyse, waarvan 18 mannen en 32 vrouwen (M = 55,12 jaar, SD = 5,41 jaar). Er was geen sprake van outliers. Wel ontbrak in drie gevallen gedeeltelijk of volledig de data van de n-back taak, vanwege vermoeidheid. Daarnaast bleken vier deelnemers een totale score van 20 of hoger te hebben op de BDI. Deze deelnemers zijn dan ook geëxcludeerd. De overige deelnemers scoorden allen hoger dan 70 op de NLV en hoger dan 18 op de MMSE. Hiermee voldeden zij aan de inclusiecriteria. De gemiddelde score op de 3-back taak was 15,62, met een standaarddeviatie van 7,82. De gemiddeld behaalde score op de ADHD-RS was 17,05 (SD =

(11)

10,64) en het gemiddelde geschatte IQ was 110,34 (SD = 14,20). Tot slot is aan de assumpties voor een lineaire multipele regressie-analyse voldaan.

De resultaten van de regressie-analyse laten voor het eerste model, met leeftijd en de mate van ADHD-symptomen als predictoren, geen significante hoofdeffecten zien, F(2,47) = ,578, p = ,565. Zie Tabel 1 voor de verklaarde variantie en F-waarde van model 1. Slechts 2,4% van de verschillen in scores op de 3-back taak kunnen worden verklaard door het model. Zowel leeftijd (b* = -,110, t = -,694, p = ,491, 95% CI [-,620; ,302]) als de mate van ADHD-symptomen (b* = -.164, t = -1.036, p = .305, 95% CI [-,355; ,114]) hebben geen significante samenhang met het visuo-spatiële werkgeheugen. Zie Tabel 2 voor de coëfficiënten van model 1.

Tabel 1. Verklaarde Variantie en F-Waarde van Model 1 en 2

Model R2 ∆R2 F ∆F p

1 ,024 ,578 ,565

2 ,034 ,010 ,539 -,039 ,658

Ook het tweede model, waarbij de interactie-term tussen de mate van ADHD-symptomen en leeftijd is toegevoegd, bleek niet significant te zijn, F(3,46) = ,539, p = ,658. Zie Tabel 1 voor de verklaarde variantie en F-waarde van model 2. De totale verklaarde variantie is niet significant gestegen, 3,4% van de verschillen in scores op de 3-back taak kunnen nu verklaard worden door het model. De interactie-term is dus geen voorspeller van het visuospatiële werkgeheugen en hangt niet significant samen met deze variabele (b* = ,817, t = ,688, p = ,495, 95% CI [-,024; ,050]). Zie Tabel 2 voor de coëfficiënten van model 2.

(12)

Model b* t p 95% CI 1 2 Leeftijd ADHD-RS Leeftijd ADHD-RS Interactie -,110 -,164 -,254 -1,025 ,817 -,694 -1,036 -,966 -,813 ,688 ,491 ,305 ,339 ,420 ,495 [-,620; ,302] [-,355; ,114] [-1,132; ,398] [-2,617, 1,111] [-,024; ,050]

Aangezien geen van de modellen significant was, is er exploratief naar de data gekeken. Aan de hand van een bivariate correlatie-analyse is er gekeken naar de samenhang tussen het intellectuele vermogen en de mate van ADHD-symptomen. Op basis van de literatuur zou deze samenhang verwacht mogen worden. De geschatte IQ-score bleek niet significant te correleren met de score op de ADHD-RS (r = -,003, p = ,985). Zie Figuur 1 voor een weergave van de samenhang.

(13)

Daarnaast is gekeken naar de spreiding van leeftijd binnen de steekproef, vanwege het wegblijven van het verwachte leeftijdseffect. Zie Figuur 2 voor een weergave van deze spreiding.

Figuur 2. Spreiding van leeftijd binnen de steekproef.

Tot slot is er nogmaals een multipele regressie-analyse uitgevoerd. Hier werd het exclusiecriterium wat betreft de mate van depressie-symptomen buiten beschouwing gelaten en werd de analyse uitgevoerd over de data van 54 deelnemers. Depressie is als covariaat toegevoegd aan het model. Dit maakte echter geen verschil voor de resultaten.

(14)

Discussie

In deze studie werd onderzocht of de mate van ADHD-symptomen en leeftijd samenhangt met het visuospatiële werkgeheugen. Uit de resultaten van de multipele regressie-analyse bleek dat zowel leeftijd als de mate van ADHD-symptomen geen significante predictoren zijn voor de visuospatiële werkgeheugenfunctie. Ook is er geen significante interactie tussen de mate van ADHD-symptomen en de leeftijd van de deelnemers gevonden. Dit sluit niet aan bij de verwachtingen.

Op basis van de frontal aging hypothese en andere bestaande literatuur werd verwacht dat de visuospatiële werkgeheugenfunctie lager zou zijn bij een hogere leeftijd. Een mogelijke oorzaak voor de discrepantie tussen de resultaten en deze verwachting is de spreiding van leeftijd binnen de groep deelnemers. Oorspronkelijk werd geacht deelnemers met een leeftijd tussen de 45 en 74 te onderzoeken. De leeftijd van de uiteindelijke groep bleek te liggen in een range van 44 tot 69 jaar, waarin sprake was van relatief weinig spreiding. De meerderheid van de deelnemers, ongeveer 86%, had een leeftijd van 60 jaar of jonger. Uit onderzoek van Dobbs & Rule (1989, aangehaald in Alderson et al, 2013) bleek echter dat de achteruitgang in het werkgeheugen als gevolg van veroudering pas na een leeftijd van 60 jaar sterk zichtbaar wordt. In vervolgonderzoek zou dan ook gekeken kunnen worden naar een oudere groep deelnemers.

Verder werd verwacht dat een hoge mate van ADHD-symptomen samen zou hangen met grotere tekorten in het visuospatiële werkgeheugen en dat de negatieve relatie tussen leeftijd en het visuospatiële werkgeheugen sterker zou zijn bij een hoge mate van ADHD-symptomen. Uit eerdere literatuur is een relatie gebleken tussen ADHD en het visuospatiële werkgeheugen. Volgens de cognitive reserve theorie zou er bij een hoge mate van ADHD-symptomen ook sprake zijn van een lager CR, waardoor de mogelijkheid tot compenseren voor het verouderingsproces afneemt. Het wegblijven dat de verwachte samenhang zou

(15)

mogelijk veroorzaakt kunnen zijn door de samenstelling van de geïncludeerde deelnemers. De deelnemers zijn geworven in de directe omgeving van de proefleiders. Vanwege het leeftijdscriterium hebben met name familieleden zich aangemeld voor deelname, wat zou kunnen zorgen voor een grote homogeniteit tussen deelnemers. De onderzochte variabelen, zoals de mate van ADHD-symptomen en IQ, zijn deels erfelijk bepaald. Uit de exploratieve analyses is dan ook gebleken dat er kleine inter-persoonlijke verschillen zijn. De gemiddelde mate van ADHD-symptomen bleek zeer laag, circa 90% behaalde een totale score onder de 25. Daarnaast bleek dat de mate van ADHD-symptomen en IQ niet samenhingen. Het gemiddeld IQ was tamelijk hoog, wat resulteert in een hoge CR en goede compensatiemogelijkheden. In vervolgonderzoek zou gekeken kunnen worden naar een meer heterogeen populatiecohort.

Tot slot kan de steekproefgrootte (n) van invloed geweest zijn. Van de in totaal 64 geworven deelnemers zijn er bij voorbaat zes afgevallen om herleidbaarheid van data te voorkomen. Ook zijn er zes deelnemers uitgesloten van de analyses vanwege het niet voldoen aan de inclusiecriteria. Uit praktische overwegingen is er gekozen voor een kleine sample, maar dit heeft de nodige gevolgen wat betreft de betrouwbaarheid en generaliseerbaarheid van de gevonden resultaten, en de power van het onderzoek. Wanneer een sample dermate klein is, zullen de resultaten hoe dan ook niet significant zijn. Ook wanneer de analyse nogmaals is uitgevoerd over de data, inclusief deelnemers die niet voldeden aan de inclusiecriteria, zijn er geen significante effecten gevonden. Mogelijkerwijs zullen deze effecten wel gevonden worden binnen een grotere sample, wat uit vervolgonderzoek zal moeten blijken.

Zowel een hogere mate van ADHD-symptomen als een hogere leeftijd hangen dus niet samen met een verminderde werkgeheugenfunctie. Daarnaast zijn deze tekorten in het werkgeheugen niet sterker naarmate mensen met een hoge mate van ADHD-symptomen een hogere leeftijd hebben. Aangezien er op dit moment nog weinig onderzoek verricht is op het

(16)

gebied van ADHD in de oudere populatie, bieden de resultaten van deze studie zeer waardevolle kennis. Vanwege bovenstaande alternatieve verklaringen en beperkingen van het onderzoek kan er nog niet met zekerheid gesteld worden dat er geen relatie is tussen de mate van ADHD-symptomen, leeftijd en het visuospatiële werkgeheugen. Vervolgonderzoek zal wat dit betreft meer duidelijkheid verschaffen. Vooralsnog lijken ouderen geen ongewone hinder te ondervinden van ADHD-symptomen met betrekking tot het visuospatiële werkgeheugen.

Literatuurlijst

Able, S. L., Johnston, J. A., Adler, L. A., & Swindle, R. W. (2007). Functional and psychosocial impairment in adults with undiagnosed ADHD. Psychological Medicine, 37(01), 97-107.

Alderson, R. M., Rapport, M. D., Hudec, K. L., Sarver, D. E., & Kofler, M. J. (2010). Competing core processes in attention-deficit/hyperactivity disorder (ADHD): do working memory deficiencies underlie behavioral inhibition deficits? Journal of Abnormal Child Psychology, 38(4), 497-507.

Alderson, R. M., Hudec, K. L., Patros, C. H., & Kasper, L. J. (2013). Working memory deficits in adults with attention-deficit/hyperactivity disorder (ADHD): An

examination of central executive and storage/rehearsal processes. Journal of Abnormal Psychology, 122(2), 532.

Beck, A. T., Ward, C. H., Mendelson, M., Mock, J., & Erbaugh, J. (1961). An inventory for measuring depression. Archives of General Psychiatry, 4, 561-571.

Bridgett, D. J., & Walker, M. E. (2006). Intellectual functioning in adults with ADHD: a meta-analytic examination of full scale IQ differences between adults with and without ADHD. Psychological assessment, 18(1), 1.

(17)

Das, D., Cherbuin, N., Butterworth, P., Anstey, K. J., & Easteal, S. (2012). A population-based study of attention deficit/hyperactivity disorder symptoms and associated impairment in middle-aged adults. PloS One, 7(2), e31500.

Das, D., Cherbuin, N., Anstey, K. J., & Easteal, S. (2015). ADHD symptoms and cognitive abilities in the Midlife Cohort of the PATH Through Life Study. Journal of Attention Disorders, 19(5), 414-424.

Does, A.J.W. van der (2002). BDI-II-NL. Handleiding. De Nederlandse versie van de Beck Depression Inventory-2nd edition. Lisse: Harcourt Test Publishers.

Drag, L. L., & Bieliauskas, L. A. (2010). Contemporary review 2009: cognitive aging. Journal of Geriatric Psychiatry and Neurology, 23(2), 75-93.

DuPaul, G. J., Power, T.J., Anastopoulos, A.D., Reid, R. (1998). ADHD Rating Scale–IV: Checklists, Norms, and Clinical Interpretation. New York, NY: Guilford Press. Faraone, S. V., Biederman, J., & Mick, E. (2006). The age-dependent decline of attention

deficit hyperactivity disorder: a meta-analysis of follow-up studies. Psychological Medicine, 36(02), 159-165.

Field, A. (2013). Discovering statistics using IBM SPSS statistics. Sage.

Folstein, M. F., Folstein, S. E. & McHugh, P. R. (1975). "Mini-mental state". A practical method for grading the cognitive state of patients for the clinician. Journal of Psychiatric Research, 12(3), 189–98

Kirchner, W. K. (1958). Age differences in short-term retention of rapidly changing information. Journal of Experimental Psychology, 55(4), 352358.

Kok, R. M., & Verhey, F. R. J. (2002). Gestandaardiseerde MMSE. Zeist: Altrecht GGz. Kooij, J. J., Buitelaar, J. K., Oord, E. J. van den, Furer, J. W., Rijnders, C. A. Th. &

(18)

hyperactivity disorder in a population-based sample of hyperactivity disorder in a population-based sample of adults. Psychological Medicine, 35(6), 817-827.

Makris, N., Biederman, J., Valera, E. M., Bush, G., Kaiser, J., Kennedy, D. N., ...Seidman, L. J. (2007). Cortical thinning of the attention and executive function networks in adults with attention-deficit/hyperactivity disorder. Cerebral Cortex, 17(6), 1364-1375. Michielsen, M., Semeijn, E., Comijs, H. C., Ven, P. van de, Beekman, A. T., Deeg, D. J., &

Kooij, J. S. (2012). Prevalence of attention-deficit hyperactivity disorder in older adults in The Netherlands. The British Journal of Psychiatry, 201(4), 298-305. Nelson, H. E. & Willison, J. (1992). National adult reading test. Second edition. London:

NFER-Nelson Publishing Company.

Rapport, M. D., Alderson, R. M., Kofler, M. J., Sarver, D. E., Bolden, J., & Sims, V. (2008). Working memory deficits in boys with attention-deficit/hyperactivity disorder

(ADHD): the contribution of central executive and subsystem processes. Journal of Abnormal Child Psychology, 36(6), 825-837.

Repovš, G., & Baddeley, A. (2006). The multi-component model of working memory: explorations in experimental cognitive psychology. Neuroscience, 139(1), 5-21. Roldán-Tapia, L., García, J., Cánovas, R., & León, I. (2012). Cognitive reserve, age, and their

relation to attentional and executive functions. Applied Neuropsychology: Adult, 19(1), 2-8.

Schmand, B., Lindeboom, J. & Harskamp, F. van (1992). De Nederlandse Leestest voor Volwassenen. [The Dutch Adult Reading Test.] Swets and Zeitlinger: Lisse. Seidman, L. J. (2006). Neuropsychological functioning in people with ADHD across the

lifespan. Clinical Psychology Review, 26(4), 466-485.

Semeijn, E. J., Korten, N. C. M., Comijs, H. C., Michielsen, M., Deeg, D. J. H., Beekman, A. T. F., & Kooij, J. J. S. (2015). No lower cognitive functioning in older adults with

(19)

attention-deficit/hyperactivity disorder. International Psychogeriatrics, 27(09), 1467-1476.

Shaw, P., Eckstrand, K., Sharp, W., Blumenthal, J., Lerch, J. P., Greenstein, D. E. E. A.,… Rapoport, J. L. (2007). Attention-deficit/hyperactivity disorder is characterized by a delay in cortical maturation. Proceedings of the National Academy of Sciences, 104(49), 19649-19654.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Figure 4: Effect of different side lap configurations on final RMSE of dataset Bentelo I and Bentelo II processed with Pix4D 4.2 Comparison of controlled flights (i) with

The overall curriculum design, the breadth and depth of knowledge and skills contained as part of the learning content, the high level of specification and guidance

It is observed that modern renew- able energy grew globally by 4.4% on average compared to a 1.8% growth of energy consumption from 1990 to 2005 when prices of fossil fuels were

Depending on the interaction between the brushes and the polymeric droplets as well as on the self-a ffinity of the brush, we can distinguish between three wetting states:

[r]

The chapter firstly introduces the actors, policies and practices in the sphere of border management, specifically in the area of border surveillance (2); then,

officials outside the school with a mandate from a national/local authority, by: (1) coordinating visits to all schools and stakeholders in the network; (2) examining the quality

The proposed kCF and kSF can be considered as grapheme-based representations and have several attractive properties: (1) kCF and kSF cover short contour and stroke fragments of