• No results found

Kinderrechten in de gesloten jeugdzorg : in hoeverre wordt het IRVK nageleefd binnen de gesloten jeugdzorg in Nederland

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Kinderrechten in de gesloten jeugdzorg : in hoeverre wordt het IRVK nageleefd binnen de gesloten jeugdzorg in Nederland"

Copied!
70
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Kinderrechten in de gesloten jeugdzorg

In hoeverre wordt het IRVK nageleefd binnen de gesloten jeugdzorg in Nederland

I.J. Bos

10110763

Masterscriptie Orthopedagogiek

Universiteit van Amsterdam

Juni, 2013

Scriptiebegeleider:

Dr. G.H.P. van der Helm

Tweede Beoordelaar:

Prof. G.J.J.M. Stams

(2)

Abstract 4

Samenvatting 5

Hoofdstuk 1: Inleiding 6

1.1 Inleiding 6

1.2 Gesloten jeugdzorg 6

1.2.1 Gesloten jeugdzorg in Nederland 6

1.2.2 JeugdzorgPlus 6

1.2.3 Justitiële Jeugdinrichtingen 7

1.3 Het IVRK vertaald naar de gesloten jeugdzorg 7

1.3.1 Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind (IVRK) 7

1.3.2 Basisbehoeften van een jeugdige (IVRK art. 27) 8

1.3.3 Vrijheidsbeperking (IVRK art. 19, 27, 37, 39 en 40) 9

1.3.4 Onderwijs (IVRK art. 6, 28 en 29) 9

1.3.5 Dagbesteding (IVRK art. 27, 31) 10

1.3.6 Privacy (IVRK art. 16) 11

1.3.7 Veiligheid (IVRK art. 19, 26, 37 en 39) 12

1.4 Onderzoeksvraag 13 Hoofdstuk 2: Methode 14 2.1 Deelnemers 14 2.2 Procedure 15 2.3 Instrumenten 15 2.3.1 Vragenlijst 15 2.3.2 Interview 17 2.3.3 Inspectierapporten 18 2.4 Analyse 19 2.4.1 Vragenlijst 19 2.4.2 Interview 19 2.4.3 Inspectierapporten 20

2.4.4 Verschillen en overeenkomsten tussen jongeren en inspectie 21

Hoofdstuk 3: Resultaten 21

3.1 Vragenlijstonderzoek: veiligheid, privacy en dagbesteding 21

3.2 Interview 22 3.2.1 Basisbehoeften 23 3.2.2 Vrijheidsbeperking 24 3.2.3 Onderwijs 25 3.2.4 Dagbesteding 26 3.2.5 Privacy 26 3.2.6 Veiligheid 26 3.3 Inspectierapporten 27

3.4 Verschillen en overeenkomsten tussen jongeren en inspectie 28

3.4.1 Basisbehoeften 29 3.4.2 Vrijheidsbeperking 29 3.4.3 Onderwijs 30 3.4.4 Dagbesteding 30 3.4.5 Privacy 31 3.4.6 Veiligheid 32 2

(3)

Hoofdstuk 4: Discussie 33 4.1.1 Basisbehoeften 34 4.1.2 Vrijheidbeperking 34 4.1.3 Onderwijs 34 4.1.4 Dagbesteding 34 4.1.5 Privacy 35 4.1.6 Veiligheid 36

4.2 Discrepantie tussen inspectie en jongeren 36

4.3 Beperkingen 37

4.3 Aanbevelingen 38

4.3.1 Aanbevelingen voor de Gesloten Jeugdzorg 38

4.3.2 Aanbevelingen voor de Inspectie voor de Jeugdzorg 39

4.3.3 Aanbevelingen voor vervolgonderzoek 40

4.4 Tot Slot 40 Literatuur 41 Bijlage A IVRK artikelen B Interview C Vragenlijst

D Schalen: veiligheid, privacy en dagbesteding E Beschrijvende statistiek

F Uitkomst interview

G Uitkomst inspectierapporten

(4)

Rights of the Child in Dutch secured youth institutions

Ingo Bos

Abstract

The aim of this study is to examine if the Dutch secured youth institutions suffice to the International Convention on the Rights of the Child (ICRC). Since the ratification of this convention the Dutch government is responsible for raising children who stay in Dutch Youth Institutions. In this study there are articles of this international law, which are applicable in the Dutch secured youth institutions, placed in six areas: ‘Basic Needs’, ‘Restriction of Freedom’, ‘Education’, ‘Daycare’, ‘Privacy’ and ‘Safety’.

Quantitative as well as qualitative data are used. Five Juvenile Youth Prisons and five secured youth prisons were examined. For each institute, 27 recent inspection reports were compared with an analysis of 89 interviews with youth who stayed in these ten institutions. Additionally, 256 questionnaires from youth who stay in Dutch secured youth institutions were analyzed.

Results show that there is no uniform answer to the question to what extent the ICRC is complied in the Dutch closed youth care. Significant differences between juvenile youth prisons and secured youth institutions were found in the areas 'Safety' and 'Daily activities'. These differences indicate that secured youth institutions score worse than juvenile youth prisons. Differences are found in complying with the ICRC between the ten institutions. Discrepancy between the views of youth and the judgment of the inspection is found within the area 'Day care' where the Inspection of Youth care considers it more positive than young people themselves. Most important results show that aspects has been found in all six areas that indicate non-compliance with the ICRC. This leads to the recommendation to Dutch Youth care to review the policy within the institutions which complies to the ICRC.

(5)

Samenvatting

In dit onderzoek werd onderzocht in hoeverre het Internationale Verdrag voor de Rechten van het Kind (IVRK) nageleefd wordt in de Nederlandse Gesloten Jeugdzorg. De naleving is onderzocht op de deelgebieden: ‘Basisbehoefte’, ‘Vrijheidsbeperking’, ‘Onderwijs’, ‘Dagbesteding’, ‘Privacy’ en ‘Veiligheid’. Zowel kwalitatieve als kwantitatieve data zijn in dit onderzoek gebruikt. Er zijn vijf Justitiële Jeugdinrichting (JJI) en vijf instellingen voor JeugdzorgPlus (JZP) onderzocht. Van iedere onderzochte instelling zijn 27 recente

inspectierapporten vergeleken met de resultaten van 89 interviews van jongeren die verbleven in deze instellingen. Daarnaast zijn de rapportages vergeleken met resultaten van vragenlijsten die afgenomen zijn bij 256 jongeren die verblijven in de Gesloten Jeugdzorg.

De resultaten wijzen uit dat er geen eenduidig antwoord te geven is op de vraag in hoeverre het IVRK nageleefd wordt in de Gesloten Jeugdzorg. Er is een significant verschil gevonden tussen de beoordeling van de jongeren in de JZP en jongeren in de JJI’s op de deelgebieden ‘Veiligheid’ en ‘Dagbesteding’. In de JZP instellingen scoorden de jongeren hierop slechter dan in de JJI’s. Discrepantie tussen de mening van jongeren en het oordeel van de inspectie zijn gevonden binnen het deelgebied ‘Dagbesteding’ waarbij de Inspectie positiever oordeelt dan de jongeren zelf. De belangrijkste bevinding is dat binnen alle zes deelgebieden aspecten gevonden die wijzen op het niet naleven van het IVRK. Aanbevolen wordt het beleid binnen de gesloten jeugdzorg aan te passen op een manier waarbij rekening gehouden wordt met het IVRK. Het is aan de inspectie op toe te zien op de naleving van dit beleid.

(6)

Hoofdstuk 1: Inleiding

1.1. Inleiding

Naar aanleiding van zorgen over de veiligheid en effectiviteit van de residentiële jeugdzorg in Nederland is er een maatschappelijke en politieke discussie ontstaan over het plaatsingsbeleid van jongeren in gesloten opvanginrichtingen (Commissie-Samson, 2012; Van der Helm et al., 2012). Door het plaatsen van jongeren in de gesloten jeugdzorg neemt de overheid, als rechtspersoon, de verantwoordelijkheid op zich van het opvoeden van deze jongeren. De overheidsinstanties dienen daarbij rekening te houden met de afhankelijkheid en kwetsbaarheid van de jeugdige (Doek & Vlaardingerbroek, 2009). Het fundament onder het huidige jeugdzorgstelsel wordt gevormd door het Recht op Jeugdzorg, dat voortkomt uit een interpretatie van het Internationale Verdrag van de Rechten van het Kind (IVRK) (Van Yperen & Stam, 2010). In het internationale recht wordt het IVRK gezien als het belangrijkste instrument voor het waarborgen van de rechten van het kind en de bescherming van kinderen en jongeren (Höfte, Van der Helm, & Stams, 2012; Van der Wal, 2011). De lidstaten, waaronder Nederland, zijn verplicht om dit verdrag te implementeren (Verhellen, 2000).

Dit onderzoek zal zich richten op de handhaving van deze rechten binnen de gesloten jeugdzorg. Aan de hand van het IVRK zal getoetst worden of Nederland de bescherming van de jongeren kan waarborgen.

1.2 Gesloten jeugdzorg

1.2.1 Gesloten jeugdzorg in Nederland

Nederland is binnen Europa een van de koplopers bij het plaatsen van jongeren in de gesloten jeugdzorg (Klapwijk, 2010; Van der Helm, 2011; Van Rooijen, 2010). Naar schatting worden er ieder jaar in Nederland vijfduizend jongeren opgesloten (Boendermaker & Uit Beijerse, 2008; Van der Helm, 2011). Deze jongeren, met vaak ernstige opgroei- en/of opvoedingsproblemen, worden behandeld in JeugdzorgPlus instellingen en Justitiële Jeugdinrichtingen (verder afgekort als JJI’s).

1.2.2. JeugdzorgPlus

JeugdzorgPlus instellingen zijn bedoeld voor jongeren met ernstige gedragsproblemen. Ook zitten hier jongeren die een bedreiging voor zichzelf en hun omgeving kunnen vormen. Jongeren die door de rechter onder toezicht zijn gesteld (OTS) worden ook geplaatst in de gesloten jeugdzorg. De JeugdzorgPlus instellingen zijn bedoeld voor jongeren tot 21 jaar en 6

(7)

vallen onder verantwoordelijkheid van het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS). De instellingen streven er naar om een samenhangend aanbod te realiseren van ambulant tot residentieel. De gesloten behandeling dient zo kort mogelijk, zo intensief als nodig en altijd als onderdeel van een traject te worden uitgevoerd (Jeugd en Gezin, 2008).

1.2.3 Justitiële Jeugdinrichtingen

De JJI’s zijn jeugdinrichtingen die bedoeld zijn voor jongeren die een straf hebben gekregen, in voorarrest zitten of een Plaatsing in een Inrichting voor Jeugdigen (PIJ) maatregel hebben. In de JJI’s zitten jongeren van 12 tot 18 jaar met een uitloop tot 23 jaar. Er zijn jongeren die na een paar dagen vrij komen, maar er zijn ook jongeren die maximaal zes jaar vast zitten. De straffen zijn verschillend van aard. Jongeren kunnen in voorlopige hechtenis zitten of ze kunnen bij het plegen van een delict jeugddetentie krijgen. Jongeren die een geweldsdelict of een zedendelict hebben gepleegd, kunnen door de rechter een PIJ-maatregel (‘plaatsing in een inrichting voor jongeren’) opgelegd krijgen. Er moet dan wel sprake zijn van een psychische aandoening of een ontwikkelingsstoornis. De jongere met een PIJ-maatregel krijgt eerst minimaal twee jaar een behandeling. Deze behandeling kan maximaal nog twee keer verlengd worden met een termijn van twee jaar (Dienst Justitiële Inrichtingen, 2011). Dit betekent dat een jongere tot en met zijn 24e levensjaar vast zou kunnen zitten op grond van een tweemaal verlengde PIJ-maatregel.

1.3 Het IVRK vertaald naar de gesloten jeugdzorg

1.3.1. Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind (IVRK)

Het IVRK heeft als doel de positie van kinderen in de maatschappij te verbeteren en is het belangrijkste instrument in het internationaal recht voor de bescherming van het kind (Höfte, Van der Helm, & Stams, 2012). De preambule van het Verdrag inzake de Rechten van het Kind (IVRK) omschrijft het volgende: Kinderen dienen op te groeien in de sfeer van geluk, liefde en begrip. Kinderen dienen te worden voorbereid op een zelfstandig leven in de samenleving en kinderen hebben recht op bijzondere bijstand. Deze rechten van kinderen gaan over alle kinderen en jongeren over de hele wereld, ongeacht het land van afkomst en ongeacht hoe hun persoonlijke situatie is. Vanzelfsprekend gelden deze rechten ook voor kinderen die niet thuis kunnen opgroeien (Van Beek & Rutjes, 2009). Volgend op de preambule bestaat het IVRK uit 54 artikelen verdeeld in drie hoofdstukken. Het eerste deel van de Verdragstekst, art. 1 tot en met art. 41, bestaat uit de opsomming van alle rechten en de nodige definities. In het tweede deel, art. 42-45, worden de implementatie en opvolging

(8)

beschreven middels een toetsingssysteem op het IVRK. Dit is tevens een toezichtsysteem, dat overigens van niet-sanctionele aard is. In het derde deel, art. 46-54, richt men zich op: de ondertekening, de bekrachtiging, de toetreding, de inwerkingtreding, de wijzigingen, de voorbehouden en de opzeggingen van het verdrag (Van Beek & Rutjes, 2009; Vanderkerckhove, 2004; Van der Wal, 2011).

Het IVRK is opgedeeld aan de hand van drie P’s: ‘provision’ (voorzieningen), ‘protection’ (bescherming) en ‘participation’ (participatie). Het recht dat kinderen hebben op het volgen van gratis en goed onderwijs valt onder ‘provision’. Het recht op bescherming tegen onder andere mishandeling en verwaarlozing valt onder ‘protection’ en het recht op deelname aan de samenleving valt onder ‘participation’. Naast deze drie doelen, met betrekking tot de positionering van kinderen, is het ‘recht op leven en ontwikkeling’ één van de vier basisprincipes die ten grondslag liggen aan het Verdrag (Kalverboer & Zijlstra, 2006; Vanderkerckhove, 2004).

1.3.2. Basisbehoeften van een jeugdige (IVRK art. 27)

IVRK artikel 27 lid 1 gaat in op het recht op een toereikende levenstandaard. Lid 2 onderstreept nog eens dat de ouders/opvoeders verantwoordelijk zijn voor de opvoeding (Blaak & Kleijburg, 2009). De ‘levensstandaard’ wordt in dit onderzoek omschreven aan de hand van de drie basisbehoeften van Stevens (1997). Jeugdigen hebben volgens Stevens (1997) drie basisbehoeften om zich optimaal te kunnen ontwikkelen. Deze drie behoeften zijn, relatie, autonomie en competentie. De behoefte aan relatie verwijst naar het hebben van positieve relaties met en betrokkenheid van anderen. De behoefte aan autonomie heeft betrekking op de mate van invloed op eigen handelen. Bij de behoefte aan competentie gaat het om het gevoel dat men vaardigheden en kwaliteiten kan gebruiken om proces- en resultaatgericht te handelen (Ryan & Deci, 2002). Van Beek en Rutjes (2009) voegen daar ‘veiligheid’ als vierde basisbehoefte aan toe. Bij uithuisgeplaatste jongeren is hieraan om uiteenlopende redenen niet of onvoldoende aan voldaan. Men dient bij het uithuisplaatsen rekening te houden met het tegemoetkomen aan datgene wat deze jongeren nodig hebben. De instellingen zullen daarom rekening moeten houden met, onder andere, het bieden van een veilige leefomgeving, het aanbieden van voldoende onderwijsmogelijkheden ter ontwikkeling en ontplooiing van de jongere, het verstrekken van voldoende informatie om besluiten te kunnen nemen, het bieden van de mogelijkheid tot inspraak en het waarborgen van de privacy (Van Beek & Rutjes, 2009). Höfte et al. (2012) voegen hier aan toe dat de jongere op zijn minst voldoende eten en kleding en adequate huisvesting moet hebben.

(9)

1.3.3. Vrijheidsbeperking (IVRK art. 19, 27, 37, 39 en 40)

Binnen het IVRK wordt de gesloten situatie in aparte artikelen nader omschreven; Artikel 37 sub c (vrijheidsberoving) en artikel 40 lid b (jeugdstrafrecht) (Zandvlied, 2008). Volgens artikel 37 van het IVRK dienen detentie en vrijheidsstraffen alleen gebruikt te worden als uiterste middel. Dit uiterste middel dient voor een periode te zijn die passend en zo kort mogelijk is. In artikel 37 wordt tevens genoemd dat de jongere met menselijkheid en eerbied behandeld moet worden. De Inspectie Jeugdzorg concludeert in 2009 dat er binnen de sector ‘gesloten jeugdzorg’ grote verschillen bestaan tussen de instellingen als het gaat om vrijheidsbeperkende maatregelen. Zo zijn er instellingen die bepaalde vrijheidsbeperkende maatregelen nooit gebruiken en er zijn instellingen die de wettelijke maatregelen ruim interpreteren door jongeren af te luisteren als zij telefoneren of bezoek ontvangen. Enkele instellingen nemen in behandelplannen een standaardlijst met maatregelen op waarbij geen afstemming op de individuele jongeren plaatsvindt (Inspectie Jeugdzorg, 2009). Volgens de Inspectie Jeugdzorg (2010) zal naar deze vrijheidsbeperkende maatregelen gekeken moeten worden. Medewerkers hebben immers veel bevoegdheden om jongeren te kalmeren, aan te pakken, stevig vast te houden en in het uiterste geval tijdelijk af te zonderen. Een onzorgvuldige uitvoering van deze bevoegdheden zou in strijd zijn met artikel 19 van het IVRK, dat pleit voor bescherming tegen kindermishandeling. Een langdurig gebruik van beperkende middelen en isolatie schendt artikel 27, dat pleit voor een toereikende levensstandaard.

1.3.4. Onderwijs (IVRK art. 6, 28 en 29)

De ontwikkelingsfase waarin de jongere zich bevindt, zou niet moeten worden verstoord, maar positief gestimuleerd dienen te worden door een (eventuele) strafrechtelijke interventie. De interventies dienen zich te richten op herintegratie van de jongere in de maatschappij. Er wordt daarnaast ook gewezen op de afhankelijkheid en kwetsbaarheid van de jongeren (Bruning, De Jong, Liefaard, Schuyt, Doek & Doreleijers, 2011; Doek & Vlaaringerbroek, 2009). Volgens artikel 6 en 29 zijn staten die partij bij het IVRK zijn, verplicht in de ruimst mogelijke mate de ontwikkeling van het kind en de zo volledig mogelijke ontplooiing van zijn persoonlijkheid, talenten en geestelijke en lichamelijke vermogens te waarborgen (Van der Putte, 2011).

Binnen de gesloten jeugdzorg vormt onderwijs een belangrijk deel van het dagprogramma. Ook is het onderwijs tevens ondersteunend voor de behandeling. Voor de

(10)

kleine klassen van 6 tot 8 leerlingen staan ervaren vakleerkrachten die op verschillende niveaus een grote diversiteit aan vakken aanbieden (Van der Helm & Austmann, 2012). In bijna alle gevallen is er sprake van één type onderwijs, namelijk een school voor voortgezet speciaal onderwijs voor leerlingen met ernstige gedragsproblemen of psychiatrische problemen (VSO, cluster 4) (Smeets, 2011). Binnen dit type onderwijs worden diverse richtingen aangeboden op verschillende leerniveaus. Toch is vaak VMBO basis-kader of MBO 1-2 het hoogst haalbare niveau voor leerlingen op deze interne residentiële scholen (Boendermaker & Uit Beijerse, 2008; Van der Helm & Austmann, 2012).

Van der Helm en Austmann (2012) benadrukken dat de lesgeefsituatie aan leerlingen in interne residentiële scholen zeer complex kan zijn. Zo wordt het leerklimaat in de les regelmatig onder druk gezet door (ernstige) incidenten. Dit maakt het lesgeven niet eenvoudig. Vaak zal de opvoedkundige rol van de docent doorlopen op het terrein van de hulpverlener wanneer er zich dermate ernstige incidenten voordoen dat lesgeven tijdelijk niet aan de orde is (Van der Helm & Austmann, 2012). Daarnaast wordt het onderwijsleerproces bemoeilijkt door veelvuldige wisselingen in de onderwijsgroepen en beperkte beschikking over leerling-informatie van voorgaande scholen (Smeets, 2011). In het rapport van de gezamenlijke inspecties is te lezen dat het evalueren van uitvoering van de individuele handelingsplannen binnen vijf van de zeven onderzochte instellingen niet ingebed is in de overlegstructuur met de school (Gezamenlijke Inspecties, 2010). Höfte et al. (2012) benadrukken de tekortkoming in het onderwijs, zoals het ‘one size fits all’ beleid, lesuitval en onvoldoende aansluiting bij het niveau van de jongeren.

1.3.5. Dagbesteding (IVRK art. 27 en 31)

Binnen de gesloten jeugdzorg dient de dagbesteding van jongeren (onderwijs of anderszins) een essentieel onderdeel van de opvoeding en behandeling te vormen (Gezamenlijke Inspecties, 2010; Ten Brummelaar & Kalverboer, 2011). Bij verveling kunnen de jongeren een in de steek gelaten gevoel krijgen en ervaren dat ze niets leren. Een leefomgeving die mogelijkheden tot ontwikkeling biedt, is noodzakelijk om de belangen van het kind voldoende te waarborgen. Het bieden van een fysieke veilige directe omgeving, adequate verzorging, affectie, continuïteit in opvoeding, verzorging en toekomstperspectief zijn kenmerkend voor het BIC-model (Best Interest of the Child-model). Dit model van Kalverboer en Zijlstra (2006) legt de relatie tussen de pedagogische en ontwikkelingspsychologische uitgangspunten, de kwaliteit van de opvoedingsomgeving en de kernbepalingen (artikel 3 lid 1 en artikel 6 lid 2) van het IRVK. In deze kernbepalingen staat dat het belang van het kind 10

(11)

eerste overweging dient te zijn bij alle besluiten die dit belang kunnen raken en dat het kind recht heeft op leven en ontwikkeling (Ten Brummelaar & Kalverboer, 2011).

Bij een nadere beschouwing van artikel 31 van het IVRK lezen we dat dit artikel in gaat op het recht op vrije tijd, spel, kunst en cultuur. Het eerder genoemde IVRK artikel 27 sluit hierop aan door te pleiten voor het recht op een levensstandaard die fysieke, mentale, spirituele, morele en sociale ontwikkeling toelaat. Binnen de gesloten jeugdzorg heerst, in tegenstelling tot deze omschrijving van een toereikende levensstandaard, veelal een strak dagprogramma met vaste onderdelen, veel structuur, regels en toezicht (Jeugd & Gezin, 2008). Vanuit de Inspectie Jeugdzorg worden criteria opgesteld voor de dagbesteding, zo dient het dagprogramma aan te sluiten bij de behoeften van de jongeren met een voldoende en gevarieerd aanbod (Gezamenlijke Inspecties, 2010). Niet alle instellingen binnen de gesloten jeugdzorg kunnen aan deze eisen voldoen. Zo wordt er bijvoorbeeld in sommige instellingen een zeer beperkt aantal activiteiten aangeboden waar jongeren uit kunnen kiezen. In het onderzoek van Höfte et al. (2012) wordt deze bevinding van de inspectie bevestigd, waarbij 25 van de 30 jongeren in de gesloten jeugdzorg aangaven zich te vervelen op de afdeling. Ook gaven de jongeren in dit onderzoek aan dat ze veel op hun kamer moeten verblijven en geen inspraak hebben in de invulling van hun vrije tijd.

1.3.6. Privacy (IVRK art. 16)

Het respecteren van de privacy binnen de gesloten jeugdzorg wordt door de jongeren zelf als belangrijk beoordeeld (Van Beek & Rutjes, 2009). Van Beek en Rutjes (2009) stellen dat jongeren privacy wensen en dat hun vertrouwen niet beschaamd wordt. Met het laatste wordt o.a. het ongevraagd doorgeven van informatie door professionals bedoeld.

Van Rooijen en Berg (2010) richten zich bij het onderwerp ‘privacy’ op de fysieke omgeving van jongeren in de gesloten jeugdzorg. Deze focus op de fysieke omgeving van de jongeren komt uit een pilot die enkele jaren geleden heeft plaatsgevonden waarbij het gebruik van meerpersoonskamers werd onderzocht. Dit bleek geen succes te zijn, het zou namelijk stressverhogend zijn, wat kan leiden tot agressief gedrag. Ook biedt een eigen kamer bescherming tegen onderling verbaal en fysiek geweld dat in instellingen voorkomt (Boendermaker et al., 2006).

De Inspectie Jeugdzorg (2011) gaf ten aanzien van het onderwerp privacy aan dat er in sommige instellingen sprake zou zijn van het willekeurig doorzoeken van de kamer, systematische visitatie van jongeren, schending van briefgeheim, het zonder aanleiding

(12)

afluisteren van telefoongesprekken en het gezamenlijk moeten douchen onder toezicht van de groepsleiding.

1.3.7. Veiligheid (IVRK art. 19, 26, 37 en 39)

De gezamenlijke inspecties, waaronder de Inspectie Jeugdzorg, hebben in 2007 veertien JJI’s onderzocht op ‘veiligheid’. Zij (2007) concluderen dat er in bijna de helft van de door hun onderzochte JJI’s sprake was van een ernstig risico op een onveilig leer-, behandel- en werkklimaat voor jongeren en personeel. Het beleid binnen de JJI’s werd volgens de gezamenlijke inspecties te weinig gericht op het voorkomen van agressie- en geweldsincidenten. Ook stond volgens hen de opvoeding van de jongeren niet centraal en hadden de jongeren onvoldoende mogelijkheden invloed uit te oefenen op de gang van zaken.

Vervolgens verscheen in 2008 een notitie waarin de gezamenlijke inspecties situaties onderzochten waarbij jeugdigen verblijven in een jeugdafdeling binnen een reguliere penitentiaire inrichting (PI). De inspecties oordeelden dat deze situatie zoveel mogelijk diende te worden beperkt. In één van de jeugdafdelingen in een PI was sprake van een weliswaar aanvaardbare maar niettemin kwetsbare situatie. De situatie in de overige PI’s werd beoordeeld als onaanvaardbaar (gezamenlijke inspecties, 2008). Ook verscheen in 2008 een rapport over het verblijf in JJI’s (Jorna, 2008). Dit rapport is uitgegeven door het ministerie van justitie. Binnen tien verschillende inrichtingen werden 1511 jeugdigen gevraagd om een vragenlijst in te vullen. In totaal 63% van deze jongeren heeft dit gedaan. Eén van de aanbevelingen van dit onderzoek had betrekking op het thema veiligheid. Hieruit bleek dat de jongeren de veiligheid tijdens hun verblijf in zeven van de tien instellingen als licht positief beoordelen. Uit een nadere analyse van de gegevens bleek dat met name de stellingen die verwijzen naar lotgenoten een meer dan gemiddeld positieve reactie uitlokten. Wat opviel is dat de jongeren gemiddelde het laagst scoorden op de vraag: “De groepsleiding is te vertrouwen”. Ook kwam het oordeel van de gezamenlijke inspecties niet volledig overeen met de beleving van de jongeren op het risicogebied preventie en beheersing van geweld (Jorna, 2008).

Na het rapport met aanbevelingen van de gezamenlijke inspecties in 2007 is de situatie binnen de veertien onderzochte JJI’s verbeterd. Dit blijkt uit het eindoordeel dat verschenen is in het rapport van de gezamenlijke inspecties (2010). De grootste verbeteringen waren zichtbaar bij de inrichtingen die in 2007 ernstige risico’s hadden met betrekking tot het bieden van een veilig leef-, behandel- en werkklimaat. Er waren zelfs geen inrichtingen meer waarbij sprake was van een ernstig risico. Deze winst werd onder andere toegeschreven aan het

(13)

verkleinen van de groepsgrootte, de invoering van de basismethodiek YOUTURN en de toename van kwaliteit van het personeel. Desondanks plaatsten de inspecties enkele kritische kanttekeningen. Op één uitzondering na, was er geen sprake van de borging van kwaliteit. De onderbezetting van de jongerenplaatsen vormde een risico. Dit heeft er mee te maken dat het niet te bepalen is of de geconstateerde verbeteringen in stand gehouden worden bij een volledige bezetting. Een andere kritische kanttekening betrof het onderwijs. Het onderwijs was vanwege de kleinschaligheid als kwetsbaar beoordeeld. Het gebrek aan aandacht voor psychische stoornissen bij jongeren was ook één van de kritische kanttekeningen. De inspecties zetten hun samenwerking ook na de afronding van het vervolgtoezicht voort (Gezamenlijke Inspecties, 2010).

1.4.Onderzoeksvraag

Het bieden van een adequate en veilige leefomgeving zijn belangrijke uitgangspunten van het IVRK (Gezamenlijke Inspecties, 2010; Kalverboer & Zijlstra, 2006; Ten Brummelaar & Kalverboer, 2011). De leefomgeving in de gesloten jeugdzorg zal overeen moeten stemmen met het IVRK. Nederland is hiertoe verplicht aangezien Nederland het IVRK geratificeerd heeft (Doek & Vlaardingerbroek, 2009; Van der Linde, Ten Siethoff & Zeijlstra-Rijpstra, 2005). Zoals Van der Wal (2011) stelt: met welke legitimatie bemoeit de maatschappij zich met andermans kinderen? Dat zal in dit onderzoek onderzocht worden en leidt tot de volgende onderzoeksvraag:

“ In hoeverre voldoet de gesloten jeugdzorg in Nederland aan de eisen die het Internationaal Verdrag voor de Rechten van het Kind stelt.”

De vraag zal beantwoord worden aan de hand van deelgebieden waar verschillende wetsartikelen zijn ondergebracht: ‘Basisbehoefte’, ‘Vrijheidsbeperking’, ‘Onderwijs’, ‘Dagbesteding’, ‘Privacy’ en ‘Veiligheid’.

Deze deelgebieden hebben te maken met de situatie van jongeren in de gesloten jeugdzorg. Niet alle artikelen worden besproken, omdat ze enerzijds niet allemaal van toepassing zijn op de gesloten jeugdzorg en anderzijds omdat ze buiten de reikwijdte van deze studie vallen.

(14)

Hoofdstuk 2: Methode

Het onderzoek is deels kwalitatief en deels kwantitatief van aard. De gegevens zijn verzameld in het kader van een grootschalig onderzoek naar het leefklimaat binnen de gesloten jeugdzorg (Van der Helm, 2011).

2.1.Deelnemers

In dit onderzoek zijn tien verschillende instellingen onderzocht. De helft van deze instellingen betreft Justitiële Jeugdinrichtingen (JJI) en de andere helft Jeugdzorg Plus (JZP) instellingen. In deze instellingen zijn interviews afgenomen bij jongeren opgesloten hebben gezeten in de periode van 2009 tot 2012. De interviews zijn gehouden in de eerste drie maanden na binnenkomst van de jongere in de instelling. De jongeren zijn persoonlijk benaderd om deel te nemen en hebben hiermee vrijwillig, schriftelijk ingestemd (zie bijlage I). Na afloop kregen de jongeren een beloning, zoals douchegel of een tijdschrift. Per instelling zijn, voor zover beschikbaar, tien interviews gebruikt. Voor sommige instellingen zijn vanuit het leefklimaatonderzoek minder interviews beschikbaar geweest. In totaal zijn 89 interviews geanalyseerd, waarvan een deel JJI (n=43) en een deel JZP (n=46).

Voor de vragenlijst is een grotere onderzoekspopulatie gebruikt. Dat wil zeggen dat er vragenlijsten gebruikt zijn van meerdere instellingen dan de bovenstaande tien. Het deel van de jongeren uit in de JJI’s (n=91) is kleiner dan het deel dat in de JZP (n=165) zit. In totaal hebben 256 jongeren binnen de gesloten jeugdzorg de lijst ingevuld, de jongeren hebben een gemiddelde leeftijd van 16,4 jaar (SD=1.86). De gemiddelde leeftijd van de ondervraagde jongeren in de JJI’s is 15,6 jaar (SD=1.20) en ondervraagde jongeren in de JZP zijn gemiddeld 17,86 jaar (SD=2.11).

De inspectierapporten (n=27) corresponderen met de tien verschillende instellingen. Van iedere instelling zijn de, bij voorkeur drie, meest recente rapporten onderzocht. Het betreft de maximaal drie meest recente rapporten van 2007 tot en met juli 2012. Daarnaast zijn ook de meest recente jaarberichten aangevuld met twee berichten die gaan over de gesloten jeugdzorg in het algemeen, dus niet een specifieke instelling. Alle inspectierapporten zijn openbaar en vrij toegankelijk via de website van de Inspectie voor Jeugdzorg (2012).

(15)

2.2 Procedure

Vanaf 2009 hebben de onderzochte instellingen toestemming gegeven om mee te werken aan landelijk leefklimaatonderzoek (Van der Helm, 2011). Er hebben inmiddels meerdere metingen plaatsgevonden. Dit onderzoek heeft gebruik gemaakt van de gegevens van de eerste meting.

De meting bestond uit het invullen van een vragenlijst en het afnemen van een semigestructureerd interview. Zowel de vragenlijst als de interviews zijn afgenomen door hiervoor speciaal getrainde studenten van de Hogeschool Leiden (bachelorstudie Maatschappelijk werk en de master Jeugdzorg) en de Universiteit van Amsterdam (faculteit Gedrag- en Maatschappijwetenschappen). Voor het onderzoek hebben de studenten een geheimhoudingsverklaring ondertekend (zie bijlage H). De namen van de jongeren zijn geanonimiseerd en gecodeerd (Peels, 2010; Van der Helm, Boekee, Stams & Van der Laan, 2011).

Alle inspectierapporten zijn van de website van de Inspectie voor Jeugdzorg (2012) gedownload. Er is op de website gezocht naar de meest recente beschikbare inspectierapporten van de tien onderzochte instellingen.

Voor de kwalitatieve data zijn getranscribeerde interviews en inspectierapporten van de Inspectie Jeugdzorg gebruikt. De kwantitatieve data zijn afkomstig uit een vragenlijst die ingevuld is door jongeren die verblijven in de gesloten jeugdzorg. Voorwaarde van deelname is dat de instelling deel heeft genomen aan het leefklimaatonderzoek (Van der Helm, 2011) en dat er recente inspectierapporten van deze instelling beschikbaar zijn (website Inspectie Jeugdzorg, 2012).

2.3 Instrumenten 2.3.1 Vragenlijst

Van de uitgebreide vragenlijst van het leefklimaatonderzoek zijn voor dit onderzoek drie schalen gevormd. Er is een ‘veiligheidsschaal’, een ‘privacyschaal’ en een ‘dagbestedingschaal’ samengesteld (zie bijlage D). De veiligheidsschaal bestaat uit negen verschillende items, de privacyschaal en de dagbestedingschaal bestaan beide uit zeven items. De inhoudsvaliditeit van deze schalen is onderzocht via de Principale Componenten Analyse (PCA), gedwongen op 1 factor (zie bijlage J).

De items zijn door de jongeren beoordeeld op een vijf-punts Likert schaal. Deze schaal loopt van 1 = ‘Helemaal mee oneens’ tot 5 = ‘Helemaal mee eens’. De betrouwbaarheid van de drie schalen is in alle gevallen groter dan 0.69 (Cronbach’s α). Alle andere 15

(16)

betrouwbaarheidsscores zijn terug te vinden in tabel 1.1, 1.2 en 1.3. Bij het analyseren is afzonderlijk gekeken naar de groep jongeren in de justitiële jeugdinrichtingen (JJI) en de jongeren in de JeugdzorgPlus (JZP). Tevens is er gekeken naar de groep genaamd ‘gesloten jeugdzorg’. Deze groep representeert de JJI en de JPZ groep samen.

Tabel 1.1

Beschrijvende statistiek van de veiligheid binnen de gesloten jeugdzorg (n = 256) waarvan een deel JJI (n = 91) en een deel JZP (n = 165). Gemiddelde en standaard deviatie op een schaal van 1 tot en met 5. Waarbij 1 zeer ontevreden en 5 zeer tevreden is.

Veiligheid M SD α

JJI & JZP: Gesloten jeugdzorg 3.30 0.77 0.79 JJI: Justitiële Jeugdinrichtingen 3.55 0.75 0.77 JZP: Jeugdzorg Plus 3.17 0.75 0.80 Tabel 1.2

Beschrijvende statistiek van de privacy binnen de gesloten jeugdzorg (n = 256) waarvan een deel JJI (n = 91) en een deel JZP (n = 165). Gemiddelde en standaard deviatie op een schaal van 1 tot en met 5. Waarbij 1 zeer ontevreden en 5 zeer tevreden is.

Privacy M SD α

JJI & JZP: Gesloten jeugdzorg 3.18 0.83 0.72 JJI: Justitiële Jeugdinrichtingen 3.54 0.74 0.69 JZP: Jeugdzorg Plus 2.98 0.82 0.69 16

(17)

Tabel 1.3

Beschrijvende statistiek van de dagbesteding binnen de gesloten jeugdzorg (n = 256) waarvan een deel JJI (n = 91) en een deel JZP (n = 165). Gemiddelde en standaard deviatie op een schaal van 1 tot en met 5. Waarbij 1 zeer ontevreden en 5 zeer tevreden is.

Dagbesteding M SD α

JJI & JZP: Gesloten jeugdzorg 2.81 0.79 0.71 JJI: Justitiële Jeugdinrichtingen 2.91 0.80 0.71 JZP: Jeugdzorg Plus 2.75 0.77 0.74 2.3.2 Interview

Per instelling zijn, bij voorkeur, tien interviews van jongeren uit deze instelling gebruikt. Het interview bestond uit een leidraad van 41 topics (zie bijlage B). Dit interview is in het kader van het leefklimaatonderzoek van Van der Helm (2011) afgenomen. Voor dit onderzoek zijn uit deze 41 topics zijn acht topics gebruikt die corresponderen met de deelgebieden. Deze acht topics zijn terug te vinden in tabel 2.

(18)

Tabel 2 Analyse van de interviews

Deelgebied Topics uit vragenlijst Kernwoorden

Basisbehoeften 1. Hoe is het voor jou om hier opgesloten te zitten 8. Raak je wel eens gestrest hier? Waardoor komt dat? Denk aan: opgesloten zijn/contact andere

jongeren/veiligheid/contact groepsleiding/contact bezoek

28. Hoe ervaar je hulp hier? Krijg je genoeg ruimte?

Stress, eten, ruimte

Vrijheidsbeperking 26. Wat vind je van de regels binnen? Sanctie, iso(leercel), regel(s), straf

Onderwijs 29. Hoe gaat het op school? School, klas, les, leraar,

lerares

Dagbesteding 30. Verveel je je wel eens? Verveel, sport, spel,

dagbesteding, activiteit(en)

Privacy 28. Krijg je genoeg ruimte? Privacy, controle, visitatie

Veiligheid 7. Voelde je je hier veilig aan het begin? Veilig(heid)

2.3.3 Inspectierapporten

Bij de inspectierapporten zijn de oordelen op de domeinen basisbehoeften, vrijheidsbeperking, onderwijs, dagbesteding, privacy en veiligheid. onderzocht. Binnen het veel omvattende deelgebied basisbehoeften is gelet op de uitvoering van de bejegening van jongeren, de omgang met vrijheidsbeperkende middelen, verlofbeleid, kwaliteit van behandelplannen, de opvoeding binnen de instelling, het behandelklimaat en het leefklimaat.

Bij het deelgebied ‘vrijheidsbeperking’ is binnen de inspectierapporten gezocht naar opmerkingen over de werkwijze rondom vrijheidsbeperking en het toepassen van vrijheidsbeperkende maatregelen. Ook de ‘sanctionele en geweldsmaatregelen’ en separaties en isolatie vallen hieronder.

Onder het deelgebied ‘onderwijs’ vallen alle opmerkingen over de uitvoering van het onderwijs dat binnen of buiten de instelling georganiseerd wordt voor de jongeren. Er is gekeken naar de beoordeling van leerinhouden in combinatie met het handelingsplan,

(19)

kwaliteit van het onderwijs, veiligheid binnen onderwijs voor jongeren en onderwijzers, doel en perspectief van school en de samenwerking tussen instelling en school.

De ‘dagbesteding’ als deelgebied wordt los van het deelgebied ‘onderwijs’ beoordeeld. Er is in de rapporten gezocht naar opmerkingen rondom het dagbestedingsbeleid. Zo is gelet op de continuïteit, de uitval, de variatie en de inspraak van jongeren binnen het dagprogramma.

Voor het deelgebied ‘privacy’ is binnen de inspectierapporten gezocht naar opmerkingen en beoordelingen op het gebied van: bescherming van de privacy en persoonlijke leefsfeer en de het beleid rondom visitatie.

Het deelgebied ‘veiligheid’ is breder getrokken dan het deelgebied ‘vrijheidsbeperking’. Zo is bij de veiligheid gelet op opmerkingen en beoordelingen met betrekking tot: het beleid rondom incidenten, de interne veiligheid (bij voorbeeld de veiligheid van het gebouw en personele bezetting), maatregelen rondom agressie en geweld.

2.4 Analyse 2.4.1 Vragenlijst

De resultaten zijn gesorteerd en geanalyseerd in het statistisch computerprogramma SPSS van IBM, versie 21. Alle scores zijn per jongere genoteerd. Per jongere is een gemiddelde score van een deelgebied gemaakt. Deze gemiddelde scores zijn gebruikt om de gemiddelde score van de gehele groep jongeren te bepalen. Ook is gekeken naar de standaard deviatie hiervan. Dit resulteerde in een gemiddelde score en een standaarddeviatie voor de deelgebieden veiligheid, privacy en dagbesteding. Deze gemiddelde score gaf de mening aan van de jongeren over hoe deze de onderzochte deelgebieden beoordelen. Bij een hoge score is er sprake van tevredenheid en bij een lage score is sprake van ontevredenheid over een

deelgebied. Omdat de deelnemers afkomstig zijn uit zowel de JPZ als de JJI’s, zijn verschillen tussen de gemiddelde scores van deze groepen gemeten. Met een t-toets is gemeten of de verschillen tussen de JPZ en de JJI’s significant is. Door de verschillen tussen de JZP en JJI’s te onderzoeken was het mogelijk om een specifiekere beantwoording van de vraagstelling te geven.

2.4.2 Interview

Om de mening van een jongere over een van de deelgebieden te bepalen zijn alle interviews getranscribeerd om deze op een efficiënte wijze te kunnen doorzoeken. De getranscribeerde

(20)

interviews zijn geanalyseerd door binnen de tekst te zoeken naar topics en kernwoorden die in relatie staan tot de deelgebieden. Deze topics en kernwoorden zijn terug te vinden in Tabel 2. De mening van de jongeren is gekenmerkt door verschillende kleuren (zie bijlage F). Als een jongere zich overwegend positief uitlaat over een deelgebied correspondeert dit met een groene kleur, negatief met de rode kleur en in alle gevallen waarin geen duidelijke mening van de jongere naar voren is gekomen wordt de grijze kleur toegekend. Het ordenen en toekennen van de kleuren is gebeurd in Microsoft Excel. De motivatie van de toekenning is per vakje toegevoegd als opmerking.

Ieder deelgebied is omschreven en vergeleken met de mening van de jongeren, gebaseerd op percentages voortvloeiend uit de interviews. Deze meningen werden verduidelijkt door een weergave van enkele citaten uit de interviews. De opinie van de jongeren werd gebruikt om bij de beantwoording van de onderzoeksvraag. Ook zijn de meningen van jongeren in de JZP en jongeren in de JJI’s met elkaar vergeleken. In sommige gevallen zijn instellingen onderling vergeleken.

2.4.3 Inspectierapporten

De beoordeling van de inspectierapporten is gebeurd aan de hand van de eigen criteria van de inspectie. De instellingen zijn schematisch geordend in Microsoft Excel. Allereerst is gekeken of de volgende deelgebieden besproken zijn in het rapport: Basisbehoeften, Vrijheidsbeperking, Onderwijs, Dagbesteding, Privacy en Veiligheid. Bij aanwezigheid is er een groene kleur toegekend bij afwezigheid een oranje kleur. Vervolgens zijn de besproken deelgebieden beoordeeld middels een cijfer (1 t/m 4). Deze beoordeling heeft dezelfde lading als de toekenning van de inspectie. Meestal staat deze letterlijk in het rapport. In alle gevallen waarin er geen concreet cijfer toegekend is door de inspectie is gekeken naar de bewoording van de conclusie over het betreffende deelgebied. De waarde van de cijfers is als volgt:

1 = Afwezig / Onvoldoende / Kritisch 2 = Aanwezig / Matig

3 = Operationeel / Voldoende / Positief 4 = Gewaarborgd / Goed

In enkele gevallen wordt een bepaald deelgebied vaker genoemd in een rapport en op meerdere punten beoordeeld. Als er bijvoorbeeld een onderdeel als ‘onvoldoende’ beoordeeld wordt en een ander onderdeel dat valt binnen hetzelfde deelgebied wordt beoordeel als ‘operationeel’, dan is dit terug te vinden als ‘1-3’. Oftewel één tot drie.

(21)

2.4.4 Verschillen en overeenkomsten tussen jongeren en inspectie

In het vierde gedeelte van de analyse van de resultaten zijn de meningen van de jongeren vergeleken met de inspectierapporten. De mening van jongeren wordt vertolkt door uitkomsten van de vragenlijst en de uitkomsten van de interviews. Rapportages zijn zowel op instelling niveau vergeleken met de mening van jongeren als op type jeugdzorg, JZP en JJI’s. Alle vergelijkingen zijn ondergebracht in het desbetreffende deelgebied.

(22)

Hoofdstuk 3: Resultaten

3.1 Vragenlijstonderzoek: veiligheid, privacy en dagbesteding

De hoogste gemiddelde score is op het deelgebied veiligheid waar de jongeren in de gesloten jeugdzorg een 3.3 scoren. Het deelgebied ‘Privacy’ wordt door de jongeren gemiddeld beoordeeld met een 3.18. Op dagbesteding wordt het laagst gescoord. Daar scoren de jongeren gemiddeld 2.81. Bij het vergelijken van de JZP en de JJI’s blijkt dat jongeren in de JZP zich significant minder veilig voelen dan jongeren in een JJI. Dit blijkt uit de t-test waarbij de gemiddelde scores met elkaar zijn vergeleken, t = -3.687, p<.001, d = 0.51. Ook op het deelgebied ‘privacy’ scoren jongeren in de JZP significant slechter dan jongeren in de JJI’s, t = -5.291, p<.001, d = 0.72. Jongeren in de JJI’s scoorden op ‘privacy’ namelijk gemiddeld 3.54 (SD = .74, n = 91). De jongeren in de JZP daarentegen, scoorden gemiddeld 2.98 (SD = .82, n = 165). Voor het deelgebied ‘dagbesteding’ is geen significant verschil gevonden tussen jongeren in de JZP en de jongeren in de JJI’s (t = -1.506, p<.134, d = 0.20). Op ‘dagbesteding’ scoorden jongeren in de gesloten jeugdzorg gemiddeld 2.81 (SD = .79, n = 256).

(23)

3.2 Interview

In de analyse van de 89 interviews zijn alle deelgebieden aan de orde gekomen; basisbehoeften, vrijheidsbeperking, onderwijs, dagbesteding, privacy en veiligheid. Tabel 3 geeft overzichtelijk weer hoe de jongeren oordelen over de deelgebieden.

Tabel 3

Oordeel van de jongeren in de interviews over de zes deelgebieden uitgedrukt in procenten. De mening van de jongeren is als positief, negatief of neutraal omschreven.

Gesloten Jeugdzorg N = 89 Justitiële Jeugdzorg N = 43 Jeugdzorg Plus N = 46

Deelgebieden Pos. Neg. Neu. Pos. Neg. Neu. Pos. Neg. Neu.

Basisbehoeften 34.8 55.1 10.1 34.9 55.8 9.3 34.8 54.3 10.9 Vrijheidsbeperking 23.6 49.4 27.0 25.6 44.2 30.2 21.7 54.3 23.9 Onderwijs 43.8 29.2 27.0 44.2 23.3 32.6 43.5 34.8 21.7 Dagbesteding 27.0 46.1 27.0 34.9 41.9 23.3 19.6 50.0 30.4 Privacy 4.5 14.6 82.0 0.0 14.0 88.4 8.7 15.2 76.1 Veiligheid 55.1 16.9 28.1 53.5 23.3 23.3 56.5 10.9 32.6 3.2.1 Basisbehoeften

De basisbehoeften zijn door de jongeren in de gesloten jeugdzorg overwegend negatief beoordeeld. Meer dan de helft (55.1 % ) van de jongeren heeft hierover negatief geoordeeld. Jongeren die zich positief uitlieten over de basisbehoeften gaven aan dat het over het algemeen wel gaat en dat ze denken dat het vooral voor hun toekomst positief zal zijn. Wat opviel, is dat alle tien jongeren uit een JJI4 de basisbehoeften negatief beoordeelden (zie bijlage F).

(24)

3.2.2. Vrijheidsbeperking

De manier waarop de gesloten jeugdzorg omging met vrijheidsbeperking en vrijheidsbeperkende maatregelen werd door de meerderheid van de jongeren (49,4 %) negatief beoordeeld. Slechts 23.6% van de jongeren beoordeelde de omgang met de vrijheidsbeperking positief. Als we specifiek naar de omgang met vrijheidsbeperking binnen de JPZ kijken zagen we dat 54.3 % van de jongeren dit deelgebied negatief beoordeelde. Jongeren gaven overwegend aan gestrest te zijn en beoordeelden hun verblijf als saai, onveilig, nutteloos en niet leuk. Een jongere met een negatieve mening over de vrijheidsbeperking in de JZP vertelde het volgende:

I: En even over je verblijf hier, kan je iets vertellen over de eerste dagen zeg maar de eerste week dat je hier zat.

R: De eerste dag kwam ik hier, toen moest ik gelijk in de iso(leercel) I:Waarom?

R: Mijn kamer was nog niet klaar, dus eerste dag gelijk in de isolatie. Ik was hier om 19 uur, toen moest ik tot de volgende dag 8, 9, 10 uur blijven. Toen ging ik naar de groep toe. Toen was er nog niemand dus kon ik gewoon douchen. Uit eindelijk was mijn kamer rond een uur of 12 klaar. En toen begon dat…eigenlijk weet ik niet. In het begin had ik ook gelijk ruzie gekregen met iemand van de groep waarmee ik gelijk op reageerde. (I: ja) Dat soort dingen. I: En hoe vond je het de eerste dagen om hier vast te zitten? R: Gewoon, om netjes te zeggen, rot

De negatieve mening werd ook gevormd door jongeren die het oneens waren met het beleid rondom de (huis)regels. Een voorbeeld van een jongere in de JZP is: I: Ok, gelukkig. Even kijken wat ik nog meer moet vragen. Owja, de regels hier. Hoe vind je die?

R: Onduidelijk. Heel onduidelijk. I: Zijn er veel regels?

R: Het valt op zich wel mee met hoeveel regels er zijn, maar ze zijn gewoon onduidelijk. Dan mag iets wel, dan mag iets niet. Dan worden de regels erbij gepakt, dan niet.

(25)

3.2.3 Onderwijs

Het deelgebied waarbij jongeren hun mening naar het gegeven onderwijs gevraagd is, werd overwegend positief beoordeeld door de jongeren. In totaal 43,8% van de jongeren in de gesloten jeugdzorg is positief over de manier waarop ze onderwijs bedrijven. Zo omschreef bijvoorbeeld een jongere uit een JJI het fijn te vinden dat hij de mogelijkheid heeft om diploma’s te halen:

I:Oke prima, dan een hele overgang. Hoe gaat het op school? R:Ja je begint met 6 weken oriëntatiefase. En daarna kun je een leerlijn kiezen. Ik zit in de houtleerlijn, en uuh dan kun je ook certificaten halen. Je kunt hier ook je diploma halen. (...) Ja school is wel goed.

Een voorbeeld van een jongere die negatief was over school gaat over de beperkte keuze mogelijkheid: “Ja, ik deed eerst HAVO / VWO, maar dat hebben we hier niet dus dan moet ik VMBO doen (...) Ja. Mijn doel was om VWO te gaan doen. En dan student te worden. Maar toen kwam ik hier en toen zeiden ze: ja dat geven wij hier niet. En daar krijgen we geen vergunning voor en dan moet je VMBO doen”. Een ander voorbeeld was het interview met een jongen in Avenier, Sprengen. Hij vertelde dat hij momenteel een bouwopleiding doet maar liever een andere richting had gekozen:

I: En lijkt het je wat of er in verder te gaan?

R: Nee, ik wou elektricien worden. Daar was ik mee bezig op mijn vorige school. I: Maar daar konden ze je de opleiding niet voor bieden?

R: Nee, dat hebben ze hier niet, maar ik ga bij IVO proberen om mijn MBO te halen. I: Dat is zeker slim”

De meeste jongeren die school negatief beoordeelden doelden op het feit dat ze niets te doen hebben en zich verveelden zoals deze zes jongeren uit zowel de JJI’s als de JZP:

R: (...) En op deze school hier leer je toch niks.

R: (...) Hier kun je ook amper school noemen hoor stelt echt niets voor. R: Op school verveel ik me absoluut.

R: (...) je doet niet zo veel hier op school (...) R: Ik doe toch niks op school.

I: Hoe gaat het op school? R: Nou wel goed, maar ik leer er weinig.

Een opvallend punt is dat 4 van de 10 jongeren in JZP instelling Transferium aangaven dat ze het onderwijsniveau waar ze momenteel op zitten, te laag vinden. Ze vonden dat ze op het verkeerde niveau onderwijs krijgen.

(26)

3.2.4 Dagbesteding

Wat de dagbesteding betreft, gaf 46,1 % van de jongeren in de gesloten jeugdzorg aan ontevreden te zijn over de invulling, variatie en eigen inbreng. Deze 46,1% was op te splitsen in JJI, waar 41,9% van de jongeren zich negatief uitliet over de dagbesteding en JZP waar dit in 50% van de jongeren het geval was. Jongeren gaven vaak aan zich te vervelen en vertellen dat er niets te doen is op de groep. Eén van de jongeren in de JZP vertelde het volgende:

I: Er zijn weinig activiteiten?

R: Ja bijna niet en als er activiteiten zijn moeten er minimaal 6 mee en bijna niemand wil sporten.

In de JZP waren 9 van de 46 jongeren die zich positief uitlaten over de door de instelling aangeboden dagbesteding. Dat was 19,6 %. In de JJI’s ligt dit percentage hoger, daar werd door 34,9% positief gesproken over de dagbesteding.

3.2.5 Privacy

Het onderdeel privacy kwam tijdens de interviews niet vaak naar voren. In 82% van alle interviews werd de privacy niet besproken. In de gevallen dat het echter wél genoemd werd, was dit overwegend negatief. Zo sprak een jongen uit een JJI negatief over de kamercontroles: I: “Uhhh….Kamer controles. Voor wat, wie zijn jullie om te controleren. Ja, je mag geen dingen op kamer hebben, maar dat mogen jullie niet zomaar controleren zonder aan mij te vragen, het is mijn kamer, weet je”.

Een andere jongen, uit een andere JJI vertelde dat de groepsleiding bij het telefoneren meeluistert:

R: ja bijvoorbeeld met bellen, dat ik nu opeens met groepsleiding moet bellen. I: Die staan erbij als je belt?

R: Ja, bij mij wel. 3.2.5 Veiligheid

Gelet op de percentages voor wat het deelgebied ‘veiligheid’ betreft, kon men zeggen dat dit overwegend positief beoordeeld werd middels de analyse van de interviews. Zo was 55,1% van de jongeren in de gesloten jeugdzorg positief te spreken over de veiligheid binnen de instelling waar ze op dat moment verbleven. Wat opviel is dat jongeren aangaven zich veilig te voelen doordat ze zichzelf goed kunnen verdedigen: ‘Ja ik voel mij veilig, maar dat komt 26

(27)

meer door mijzelf (...) Dus sommige jongens denken van he, als ik daarmee ga vechten heb ik ook straks een ding in eh… dus ja, ik voel me wel veilig’. Een andere jongere vertelde op de vraag of hij zich in het begin van zijn detentie veilig voelde: ‘uh, nou ja, ik bescherm me zelf wel, weetje. Maar ik uh, ik voelde verder geen bedreiging of zo, dat nee’. Ook gaven jongeren aan zich gedurende hun verblijf veiliger te voelen. Een opmerkelijk verschil tussen de JZP en de JJI’s was dat 23,3% van de jongeren in de JJI zich negatief uitliet over de veiligheid tegenover 10,9% van de jongeren in de JZP.

3.3 Inspectierapporten

In hoeverre alle deelgebieden aan bod zijn gekomen in de inspectierapporten is terug te vinden in tabel 4. Eveneens wordt in deze tabel de gemiddelde score genoemd. Deze score is gebaseerd op een vierpuntsschaal waarbij een score van 1 onvoldoende is, 2 matig, 3 voldoende en 4 goed is. Een uitgebreid overzicht van de analyse van de rapporten in te vinden in bijlage G.

Uit de beoordeling van de inspectierapporten bleek dat binnen de gesloten jeugdzorg alle deelgebieden aan bod zijn gekomen. Maar binnen de vijf onderzochte JeugdzorgPlus instellingen was niets gevonden over het deelgebied ‘privacy’.

De frequentie van een beoordeling liep overigens sterk uiteen. Het deelgebied onderwijs werd bijvoorbeeld enerzijds kort genoemd en anderzijds als apart hoofdstuk besproken. Ook werden de deelgebieden verschillend beoordeeld. Zo werden bepaalde onderdelen van een deelgebied als voldoende omschreven terwijl andere onderdelen als onvoldoende werden beoordeeld. Het deelgebied ‘onderwijs’ werd in 52% van de rapporten besproken. Onderwijs werd gemiddeld met een 1.9, door de inspectie in verhouding tot de andere onderzochte deelgebeden, het laagste beoordeeld op de 4-puntsschaal.

Bij het deelgebied ‘dagbesteding’ werd door de inspectie vooral gekeken of het programma aansluit bij de behoeften van de jongere, of het aanbod gevarieerd is en of de jongeren invloed hebben in de samenstelling van de dagbesteding. In de zes meest recente rapporten van instellingen waar de inspectie op de dagbesteding heeft gelet, scoorden vijf van de zes instellingen een ‘3’ (voldoende).

De deelgebieden ‘privacy’ en ‘vrijheidsbeperking’ werden door de inspectie met een 2,5 het hoogste beoordeeld. In tabel 4 zijn de scores terug te vinden. Het deelgebied ‘vrijheidsbeperking’ werd in de inspectierapporten vaak in verband gebracht met het handelen van personeel bij het handhaven van sancties en maatregelen.

(28)

Bij het deelgebied ‘veiligheid’ werd in de inspectierapporten onder andere gelet op hoe de instelling omgaat met incidenten, veiligheid van het gebouw, maatregelen om agressie en geweld te voorkomen en beheersen en personele bezetting. Acht van de tien instellingen waren op het onderdeel veiligheid een of meerdere malen beoordeeld door de inspectie. De gemiddelde beoordeling van alle rapporten was 2.13.

Opvallend uit de rapporten van drie specifieke JZP instellingen was dat er van alle drie instellingen slechts twee van de zes deelgebieden getoetst zijn door de inspectie. Het deelgebied ‘basisbehoeften’ was in JZP3 en JZP5 gescoord met een ‘1’, dat wil zeggen ‘onvoldoende’. De twee onderzochte deelgebieden bij JZP4 waren ‘veiligheid’ en ‘vrijheidsbeperking’. Deze onderdelen kregen van de inspectie beide een voldoende beoordeling. Een andere JZ plus instelling scoorde in de eerste twee rapporten voornamelijk onvoldoende, maar wist zich in de hertoets te verbeteren naar voldoende en goede beoordelingen op de deelgebieden ‘basisbehoeften’, ‘dagbesteding’ en ‘veiligheid’. Weer een andere JZP instelling bleef ook in de hertoets op twee van de vier deelgebieden onvoldoende scoren namelijk op ‘Onderwijs’ en ‘veiligheid’.

Tabel 4

De deelgebieden die in de inspectierapporten besproken worden en de beoordeling daarvan.

Wel besproken Niet besproken Beoordeling

aantal % aantal % 1-4 Basisbehoeften 27 100 0 0 2.25 Vrijheidsbeperking 20 74 7 26 2.59 Onderwijs 14 52 13 48 1.9 Dagbesteding 15 56 12 44 2.5 Privacy 9 33 18 67 2.5 Veiligheid 18 67 9 33 2.13

3.4 Verschillen en overeenkomsten tussen jongeren en inspectie

De mening van de jongeren is vertegenwoordigd door de resultaten uit zowel de interviews als de resultaten uit de vragenlijst. Het beoordeling van de inspectie komt voort uit de rapportages. Per deelgebied zijn de verschillen en overeenkomsten vergeleken.

(29)

3.4.1 Basisbehoeften

Bij het vergelijken van de inspectierapporten met de resultaten van de interviews, viel op dat zeven van de tien jongeren in JJI instelling A zich negatief uitlieten over de basisbehoeften. De inspectie heeft in 2008 echter betreffende de basisbehoeften het bejegeningsklimaat als voldoende beoordeeld: “Het bejegeningsklimaat is verbeterd doordat de inrichting de rechten en belangen van de individuele jongeren meer respecteert en jongeren beter informeert”. In 2010 was, gelet op de toepassing van maatregelen en beleid rondom verlof, het onderdeel basisbehoeften als onvoldoende beoordeeld. In datzelfde jaar was in de hertoets de beoordeling bijgesteld naar deels aanwezig (score 2) en voldoende (score 3).

Het verschil tussen het inspectieoordeel en het oordeel van de jongeren was bij JJI instelling C zeer groot. Alle tien geïnterviewde jongeren hadden zich negatief uitgelaten over de basisbehoeften, terwijl de inspectie dit als ‘voldoende’ beoordeelde: “De uitvoering van de bejegening van jongeren voldoet overwegend aan de verwachtingen. (...)Het oordeel over de omgang met jongeren in JJI instelling C is desondanks overwegend positief”.

Twee van negen jongeren uit JJI instelling B waren negatief over de basisbehoeften in hun instelling. De andere jongeren waren positief of neutraal hierover. Dit beeld schetste de inspectie ook aangezien deze de basisbehoeften in instelling B als ‘voldoende’ beoordeelde.

Bij het deelgebied ‘basisbehoeften’ binnen de JZP kijken, viel op dat jongeren in de instellingen D en F dit negatief beoordeelden. Het oordeel van de inspectie sloot hier op aan. Ook de jongeren in JZP instelling E gaven aan negatief te zijn over de basisbehoeften. In deze instelling zijn de basisbehoeften door de inspectie echter nooit beoordeeld.

3.4.2 Vrijheidsbeperking

Het grootste verschil tussen de jongeren en de inspectie was te vinden in JJI instelling A. Het handhaven van de vrijheidsbeperking was JJI instelling A wordt in 2010 door de inspectie als ‘operationeel’ of ‘voldoende’ beoordeeld. In eerdere inspectierapporten uit 2009 en 2010 was de beoordeling onvoldoende. Negen van de tien geïnterviewde jongeren was negatief of gaf hierover geen mening, tegenover één positieve jongere. In instelling D waren de meningen van de jongeren verdeeld over de vrijheidsbeperking, de inspectie gaf daarentegen een duidelijk oordeel: ‘voldoende’. Volgens de inspectie voldeed de uitvoering namelijk overwegend aan de verwachtingen.

Het percentage jongeren in de JZP dat zich negatief uit over vrijheidsbeperking was ruim 54%. Dit percentage is hoger dan de 44% van jongeren in de JJI’s. Jongeren in de gesloten jeugdzorg klaagden o.a. over regels, inconsequent hanteren van deze regels en in hun

(30)

ogen onzinnige regels. Ook gaven jongeren aan dat ze de regels te streng vinden: “R: ze sturen je voor onzin naar kamer (...)”. Een andere jongere in JJI C gaf aan: “R: Sommige regels daar ben ik het niet mee eens, hier moet je dertien weken wachten voordat je televisie krijgt”.Jongeren klaagden niet alleen over de regels. Zoals deze jongere uit JZP instelling D: “R: De eerste dag kwam ik hier, toen moest ik gelijk in de iso(leercel) I: Waarom? R: Mijn kamer was nog niet klaar, dus eerste dag gelijk in de isolatie”. In de JZP beoordeelden jongeren instelling E het minst goed. Acht van de tien jongeren waren negatief over de vrijheidsbeperking. Terwijl de inspectie deze instelling overwegend als voldoende (operationeel) beoordeelde. Jongeren klaagden in deze instelling over de (te) strenge regels. Twee van de tien jongeren klaagden over agressief personeel.

3.4.3 Onderwijs

In alle vijf onderzochte JJI’s is het onderwijs beoordeeld. De beoordelingen liepen uiteen, instellingen B en D scoorden onvoldoende, instelling A scoorde matig en instellingen C en E scoorden voldoende. De beoordeling van de jongeren kwam grotendeels overeen met de beoordeling van de inspectie.

Acht van de tien Jongeren in instelling A waren positief over de manier waarop ze onderwijs volgen. De mening van jongeren in instelling B en D kwam overeen met de onvoldoende beoordeling van de inspectie. De voldoende beoordeling van instelling C werd door de jongeren bevestigd, er was immers slechts 1 van de 10 jongeren negatief over het onderwijs in deze instelling. Instelling E was door de inspectie als voldoende beoordeeld, voor deze instelling was gekeken naar de mening van vijf jongeren. Twee van hen waren positief, twee neutraal en één jongere is negatief over het onderwijs in deze instelling. In de gevallen dat de Inspectie het onderwijs beoordeeld heeft, was in de rapporten veelal gesproken over de kwaliteit van het onderwijs en de samenwerkingsverbanden tussen school en instelling (multidisciplinaire overleggen en afstemming van regels). De beperkte keuzevrijheid werd slechts een enkele keer besproken.

3.4.4 Dagbesteding

De mening van jongeren in de gesloten jeugdzorg over de dagbesteding was negatief. Vrijwel alle jongeren gaven in de interviews vergelijkbare antwoorden, zoals deze jongere uit JJI D: “I: Verveel je je vaak? R: Hierbinnen heel vaak I: Ja? R: Heel vaak”. Uit zowel de vragenlijst als de enquête bleek dat jongeren in de JZP instellingen negatiever over de dagbesteding waren dan jongeren in de JJI’s. De inspectie oordeelde daarentegen over de 30

(31)

dagbesteding overwegend positief. De inspectie heeft in vier van de vijf JJI’s gekeken naar de dagbesteding en heeft drie instellingen als voldoende beoordeeld en één instelling als matig. In de JZP waren alleen instelling A en B door de inspectie beoordeeld op dagbesteding. In de meest recente rapporten hiervan was de beoordeling ‘3’, dat wil zeggen ‘voldoende’ of ‘operationeel’.

JZP instelling A was in 2011 beoordeeld en in 2012. In 2011 was het oordeel van de inspectie ‘onvoldoende’ en in 2012, bij de hertoets, was is de dagbesteding als ‘voldoende’ beoordeeld. Van de tien geïnterviewde jongeren uit deze instelling waren zeven negatief over de dagbesteding. De tegenstelling in JZP instelling B was vergelijkbaar doch minder groot dan de tegenstelling in JZP instelling A.

3.4.5 Privacy

In de interviews was het deelgebied privacy slechts in 17 van de 89 gevallen aan bod gekomen. Zes van deze 17 beoordelingen waren van jongeren uit de JJI. Alle zes oordeelden negatief over de privacy. De overige beoordelingen waren van jongeren uit de JZP, waarvan zeven negatief oordeelden en vier positief. In de vragenlijst waren jongeren uit de JZP negatiever over de privacy dan jongeren uit de JJI’s. De inspectie had van de tien JJI en JZP instellingen vier JJI instellingen getoetst op privacy. Van deze vier instellingen waren drie als ‘voldoende’ gewaardeerd en één instelling als ‘onvoldoende’. De onvoldoende beoordeling was afkomstig uit een rapport van JJI instelling D. De motivatie van dit oordeel was: “Doorslaggevend in het oordeel is dat de ISt het standaard visiteren van jongeren na zeer frequent (bijna dagelijks) verlof en het wekelijks bezoek beschouwd als onwenselijk stelselmatig visiteren”. De mening van twee jongeren uit deze instelling sloot hierop aan: “R: Uhhh….Kamer controles. Voor wat, wie zijn jullie om te controleren. Ja, je mag geen dingen op kamer hebben, maar dat mogen jullie niet zomaar controleren zonder aan mij te vragen, het is mijn kamer, weet je”. Een andere jongere uit instelling D vertelde: “R: Ik heb geen vrienden… Kijk op de groep waar ik zit.. heb je geen privacy (...)”.

Wat de JJI’s betrof kan men stellen dat de mening van de jongeren in het geval van instelling D overeenkwam met de beoordeling van de inspectie. In de JZP was dit anders. Daar bleek uit de interviews dat jongeren uit JZP instellingen C en D negatief oordeelden over de privacy. De inspectie heeft in deze instellingen echter geen recent onderzoek gedaan naar de privacy.

(32)

3.4.6 Veiligheid

De veiligheid was door de inspectie in acht van de tien gesloten jeugdzorg instellingen onderzocht. De beoordelingen waren wisselend van ‘onvoldoende’ tot ‘goed’. Uit de vragenlijst is gebleken dat jongeren in de JZP zich minder veilig voelden dan jongeren in de JJI’s. Bij vier van de vijf JJI’s was de mening van de jongeren overeenkomstig met het oordeel van de inspectie. Onder deze vier instellingen zat ook instelling D, met een negatieve beoordeling van zowel de inspectie als de jongeren. Opvallend was dat in JJI A vijf van de tien jongeren aangaven zich onveilig te voelen, terwijl de inspectie de veiligheid binnen deze instelling in hun onderzoek uit 2009 ‘matig’ tot ‘voldoende’ beoordeeld heeft.

In de JZP was de discrepantie tussen de mening van de jongeren en de inspectie moeilijk te bepalen. In twee van de vijf JZP instellingen had de inspectie geen recent onderzoek naar de veiligheid gedaan. Wel was er een duidelijk verschil tussen de inspectie en de jongeren gevonden bij JZP instelling A, waar negen van de tien jongeren aangaven zich veilig te voelen, terwijl de inspectie de veiligheid als ‘onvoldoende’ beoordeelde. JZP instelling B was van een ‘onvoldoende’ beoordeling in 2011 naar een ‘goede’ beoordeling in 2012 gegaan. Zes van de tien jongeren oordeelden eveneens positief over de veiligheid in instelling B. JZP instelling D was als ‘voldoende’ gewaardeerd door de inspectie, terwijl de jongeren hier wisselend over oordeelden. Drie van de zes waren positief, twee neutraal en één jongere voelde zich onveilig in JZP instelling D. Maar één van de drie jongeren die zich veilig voelde in de instelling vertelde het volgende: “I: Voelde je je hier veilig in het begin? R: Ja I: Ja? En wat betekent veiligheid voor jou? R: Gewoon dat er niets geks gedaan wordt, ik heb wel dingen gehoord van hier hoor, maar daar trek ik me niet zo veel van aan. I: Wat voor dingen heb je dan gehoord? R: Over verkrachtingen en dat soort dingen”. Een andere jongere uit deze JZP instelling vertelde: “I: Voelde je je gelijk veilig hier? R: Deels wel, deels niet. Deels, omdat ik de jongeren nog niet kende, nu voel ik me niet veilig.”

(33)

Hoofdstuk 4: Discussie

Het doel van dit onderzoek was om de kwaliteit van de gesloten jeugdzorg te onderzoeken aan de hand van oordelen van jongeren en de beoordelingen van de inspectie voor de Jeugdzorg. Gelet is hierbij op zes deelgebieden die verschillende bepalingen van het IVRK vertegenwoordigen in de jeugdzorg plus (JZP) en de justitiële jeugdinrichtingen (JJI). JZP en JJI samen worden in dit onderzoek beschouwd als ‘gesloten jeugdzorg’. Om er voor te zorgen dat de steekproef te generaliseren is, werden vijf van de dertien JZP instellingen en vijf van de tien JJI’s beoordeeld in dit onderzoek. Daarbij moet vermeld worden dat de dertien JZP instellingen bestaan uit meerdere locaties.

Een eenduidig antwoord op de vraag; “In hoeverre voldoet de gesloten jeugdzorg in Nederland aan de eisen die het Internationaal Verdrag voor de Rechten van het Kind stelt”, is niet te geven. Beantwoording vraagt om een genuanceerde conclusie die toegespitst is op de visie van de jongeren, onderzocht in de leefklimaatonderzoeken en de visie van de inspectie alsmede mogelijke discrepanties tussen deze twee.

Volgens de inspectie scoorden de gebieden onderwijs en veiligheid slecht. De jongeren zelf oordeelden op de andere deelgebieden (basisbehoeften, vrijheidsbeperking dagbesteding en privacy) negatiever dan de inspectie. Alhoewel een nipte meerderheid van de jongeren in de gesloten jeugdzorg positief over de veiligheid oordeelde, kan men stellen dat een grote groep jongeren zich in de gesloten jeugdzorg onveilig voelt. Afgaand op de mening van deze jongeren zou de gesloten jeugdzorg in onvoldoende mate aan de eisen van het IVRK voldoen. Jongeren in de JZP scoorden significant lager op veiligheid en privacy dan jongeren in de JJI’s. Dit geeft de noodzaak aan om deze onderdelen juist binnen de JZP te onderzoeken. De cijfers uit het onderzoek van Höfte et al. (2012) suggereren eveneens een verschil tussen JJI’s en de JZP. Deze tegenstelling heeft betrekking op een open en positief leefklimaat dat in sommige JJI’s beter gerealiseerd wordt dan in sommige JZP instellingen. Een grote discrepantie tussen de jongeren en de inspectie is gevonden in het deelgebied ‘dagbesteding’. Jongeren waren overwegend negatief over de dagbesteding in de gesloten jeugdzorg terwijl de inspectie hier juist positief over oordeelde.

(34)

4.1.1 Basisbehoeften

Uit het onderzoek bleek dat binnen alle deelgebieden aspecten zijn die zouden kunnen wijzen op een onvoldoende naleving van het IVRK. Dit bleek uit een analyse van de meest recente inspectierapporten van tien instellingen. Negen van deze tien instellingen worden op tenminste één deelgebied met een ‘onvoldoende’ beoordeeld. In de hertoetsen waren deze oordelen van de inspectie vaak milder. Dit mildere oordeel was vervolgens regelmatig in tegenspraak met het minder positieve oordeel van de jongeren uit de interviews.

4.1.2 Vrijheidsbeperking

Het omgaan met de vrijheidsbeperking beoordeelde de inspectie als meest positieve van alle deelgebieden. In het tussentijds bericht van de inspectie uit 2009 voldeden vier van de negen instelling onvoldoende aan de verwachtingen van de inspectie. De meest recente rapporten van de inspectie oordeelden echter overwegend positief, met slechts enkele onvoldoende beoordelingen. Het is de vraag of een deel van de instellingen op dit punt aan de rechten van het kind voldoet, waarbij ongeveer helft van de 89 jongeren uit de gesloten jeugdzorg tussen 2009 en 2012 aangaf dat vrijheidsbeperkende maatregelen niet goed werden toegepast.

4.1.3 Onderwijs

In de JZP werd het onderwijs door de jongeren positiever beoordeeld dan door de inspecties. Het onderwijs was door de inspectie in twee van de vijf JZP instellingen beoordeeld. In deze instellingen voldeed het onderwijs niet aan de normen van de inspectie. Het inspectieoordeel over het onderwijs binnen de JJI’s was in drie van de vijf gevallen onvoldoende tot matig. Daarmee voldeed de onderwijssituatie in de gesloten jeugdzorg in onvoldoende mate aan de eisen van het IVRK artikel 28 waarin gesteld wordt dat de jongeren recht hebben op onderwijs, in overeenstemming hun leerniveau en dat de jongere recht heeft op onderwijs dat gericht is op ontplooiing.

4.1.4 Dagbesteding

Uitsluitend gelet op het oordeel van de inspectierapporten concluderen we dat de dagbesteding in de gesloten jeugdzorg in orde is. Zowel in de meest recente inspectierapporten als in de meest recente jaarberichten is geen negatief oordeel gevonden. Zoals het inspectierapport van JZP instelling A vermeld: “De instelling zorgt goed voor een passende dagbesteding en dagstructuur voor de jongeren. Alle indicatoren op het gebied van het dagprogramma zijn operationeel”. Of het dagprogramma daadwerkelijk aan het IVRK

(35)

voldoet,werd in twijfel getrokken door de jongeren. In de vragenlijst scoorden de jongeren. Jongeren in de JZP beoordeelden de dagbesteding significant slechter dan jongeren in een JJI. Terwijl de JZP ten opzichte de JJI’s een meer open karakter pretendeert te hebben (Boendermaker, 2008; Höfte, Van der Helm, & Stams, 2012). Het IVRK geeft in artikel 31 aan dat iedere jongere recht heeft op rust, vrije tijd en recreatie. De levensstandaard uit IVRK artikel 27 haakt in op de verantwoordelijkheid voor de levensomstandigheden die met behulp van de overheid gerealiseerd wordt. Geconcludeerd kan worden dat het aanbieden van een adequate dagbesteding in de gesloten jeugdzorg volgens de jongeren niet volgens de eisen van het IVRK gebeurde. De data uit de interviews bevestigden dat de jongeren overwegend negatief waren over de dagbesteding.

4.1.5 Privacy

De beoordeling van het deelgebied ‘privacy’ is hoofdzakelijk gedaan op basis van een door de jongeren ingevulde vragenlijst en inspectierapporten. De inspectie had de privacy slechts in vier van de tien instellingen gecontroleerd, dit waren allemaal JJI’s. Uit de vragenlijst bleek dat de jongeren met betrekking tot de privacy gematigd positief scoren op de tevredenheidschaal. De JZP instellingen scoorden significant lager op privacy dan de JJI’s. Gematigd positief wil in dit geval zeggen dat de gemiddelde score ongeveer in het midden van helemaal oneens en helemaal eens zit. Dit geeft aan dat er, ondanks een gematigd positieve score, een grote groep jongeren is waarbij de privacy in het geding kwam.

Uit de rapportages bleek dat alleen JJI 4 onvoldoende scoorde en de andere instellingen voldoende. De JZP instellingen waren niet gecontroleerd op privacy.

In de interviews zijn weinig uitspraken met betrekking tot de privacy gevonden. In 82% van de interviews stond niet voldoende gemeld over de mate van privacy in de instelling. Slechts enkele jongeren zich wel uitgelaten over dit deelgebied. Deze jongeren klaagden hoofdzakelijk over het afluisteren van telefoongesprekken en kamercontroles. In de JZP klaagden zeven jongeren, uitsluitend in JZP instellingen 3 en 4, over het te weinig ruimte krijgen en visitaties.

Met betrekking tot de bepalingen in het IVRK, waarin staat dat ieder kind recht heeft op privacy, zou men kunnen stellen dat in de gesloten jeugdzorg niet alle jongeren tevreden zijn over hun recht op privacy. In de JJI’s bleek het recht op privacy beter gewaarborgd dan in de JZP. Met name de JZP voldeed in algemene zin niet aan het IVRK artikel 16. De JJI’s voldeden in individuele gevallen niet aan dit recht.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

groep als de eerste, alleen uiten zij zich anders?) en daardoor hier geen gebruik van maakt of niet wordt toegelaten.. • De groep die voldoende heeft

Recently, it has been shown that performance of a face recognition system depends on the quality of both face im- ages participating in the recognition process: the reference and

o BSO Westbroek en BSO Rozenbeek voegen samen op locatie Westbroek o BSO Toermalijn en BSO Origon voegen samen op locatie Toermalijn.. - Op woensdag en vrijdag zijn

“Welke elementen van veerkracht zijn terug te vinden in de Best Possible Self beschrijving van jongeren in de jeugdzorg?” Vanwege de bestaande positieve relatie tussen veerkracht

Voorliggend onderzoeksrapport gaat dan ook na of PIJ- en GJZ-jongeren (dezelfde) neuropsychologische disfuncties laten zien inzake executief functioneren (i.e. inhibitie,

Voor dit onderzoek zijn acht onderzoeksvragen geformuleerd. In deze paragraaf wor- den per onderzoeksvraag de conclusies uit het onderzoek samengevat. 1) Welke informatie over

En hoewel de extra 1,3 miljard euro die gemeenten in 2022 krijgen voor jeugdzorg nu formeel alleen nog voor dat ene jaar geregeld is, is wel duidelijk dat een nieuw kabinet ook

o de rechtspositie wordt niet geharmoniseerd met de rechtspositie van jeugdigen die op grond van de Wet Verplichte Geestelijk Gezondheidszorg (Wvggz) of de Wet Zorg en Dwang