Gaten in de ruimtelijke planning
Citation for published version (APA):Kreijger, P. C. (1981). Gaten in de ruimtelijke planning. (TH Eindhoven. Afd. Bouwkunde, Laboratorium Materiaalkunde : rapport; Vol. M/81/01). Technische Hogeschool Eindhoven.
Document status and date: Gepubliceerd: 01/01/1981
Document Version:
Uitgevers PDF, ook bekend als Version of Record
Please check the document version of this publication:
• A submitted manuscript is the version of the article upon submission and before peer-review. There can be important differences between the submitted version and the official published version of record. People interested in the research are advised to contact the author for the final version of the publication, or visit the DOI to the publisher's website.
• The final author version and the galley proof are versions of the publication after peer review.
• The final published version features the final layout of the paper including the volume, issue and page numbers.
Link to publication
General rights
Copyright and moral rights for the publications made accessible in the public portal are retained by the authors and/or other copyright owners and it is a condition of accessing publications that users recognise and abide by the legal requirements associated with these rights. • Users may download and print one copy of any publication from the public portal for the purpose of private study or research. • You may not further distribute the material or use it for any profit-making activity or commercial gain
• You may freely distribute the URL identifying the publication in the public portal.
If the publication is distributed under the terms of Article 25fa of the Dutch Copyright Act, indicated by the “Taverne” license above, please follow below link for the End User Agreement:
www.tue.nl/taverne Take down policy
If you believe that this document breaches copyright please contact us at: openaccess@tue.nl
providing details and we will investigate your claim.
RGB
Rapport M 81 — I Gaten in de Ruimteiijk~ Planni~igS
I
I
I
I
II
I
I
II
I
I
februari 1981 Prof.Ir.P C KreijgerLft~i_PiRTIiIPiI
m
mRTEPiI19~LI’IUnIE
76
LAB
8111
M043462
a
I
SB—I
II
I
II
I
I
I
I
I
I
I.
I
I
I
tav. Redactie Van Speykstraat 25
2518 EV Den Haag. Gaten in de Ruimtelijke Planning
P.C.Kreijger x)
I. Inleiding
Op filosofische grondslag stoelende aandachtsgebieden voor onderzoek in de Materiaalkunde geven ondermeer het belang van ecologische parameters aan.
Voor één zo'n factor, de "ontgrondings"-inhoud van bouwmaterialen, werd het kwantitatieve belang aangeduid voor de Ruimtelijke Planning - voor zover bekend was dit nog niet eerder zo gedaan. Moge het planmatig rekening houden met ruimtelijke (ontgrondings)gaten leiden tot
opvulling van een figuurlijk gat in de Ruimtelijke Planning op elk nivea~voor zover deze de realisering van de
gebouwde omgeving voor ogen staat.
Op het eerste gezicht lijken Ruimtelijke Planning en Materiaalkunde zeer
ver van elkaar verwijderde vakgebieden te zijn. Met oog op de "gebouwde omgeving" zijn beide echter aspecten die niet gemist kunnen worden, ze zijn te beschouwen als onder- scheiden delen van een eenheid evenals ook beide vakgebieden weer in onderdelen kunnen worden onderscheiden. Het blijkt dan dat bepaalde onderdelen van één vakgehied toch kunnen leiden tot aspecten .:..i.2 6e1.an~c:-::.~ >:<. ~unncn ,:i_~ -u ·ï;o;:- ~ec-. .-::.nder va~gebied en in feite bepaalde
randvoorwaarden aanreiken die niet verwaarloosd mogen worden in andere
vakgebieden. Met deze achtergrond zal zo'n aspect voortvloeiend uit de studie van de Materiaalkunde hier worden uiteengezet nadat voor beter begrip de filosofie die ten grondslag ligt aan het onderzoek van de Materiaalkunde ~n de afdeling Bouv1kunde van de TH-Eindhoven kort is aangestipt.
2. Filosofie betreffende materiaalkundig onderzoek
De Nederlandse samenleving worstelt met een aantal hedendaagse problemen die gedeeltelijk zelfs versterkt gelden voor de bouw: ontgronding, schaarste aan grondstoffen, werkloosheid, bouwkosten, energieverbruik, milieuproblema-tiek, afvalproblematiek. In de gebouwde omgeving oefent Materiaalkeuze ~n vloed uit op deze problemen, zoals dat eveneens het geval is met bijv. de
hoge bevolkingsdichtheid van Nederland.
Bij materiaalkeuze gaat het niet direct om de materialen zelf maar om
de eigenschappen die gewenst zijn en voortvloeien uit gestelde geb ruiks-criteria; eerst na zo'n evaluatie kunnen (bouw)materialen worden vastgesteld,
zie schema I.
x) Prof.Ir.P.C.Kreijger, hoogleraar Materiaalkunde
2. Schema I - touwmaterialen en hedendaagse problemen 1n de samenleving
problemen
...
ontgronding schaarste grondstoffen werkloosheid bouwkosten energieverbruik milieuproblematiek afvalproblematiek bouw materiaalkeuze bouwmaterialen eigenschappen bulkeigenschappen buitenhuid eigenschappen~
mechanisch] chemisch aspec.ten fysisch biologische aantasting levensduur (duurzaamheid)Al deze eigenschappen Z1Jn onder-scheiden delen van het totale materiaal-gedrag dat zijn invloed direct en indirect naar vele kanten uitstraalt.
Om deze eenheid beter te onderkennen, werd op basis van [I] een indeling opgesteld gebaseerd op de eenheid van stof en geest, de beide aspecten die het leven karakteriseren; het eerste waarneembaar, het tweede niet waarneem-baar. Aanvaardt men deze eenheid dan zullen de onderscheiden delen zelf ook weer een eenheid moeten vormen m.a.w. waarneembare stof is gekoppeld aan waarneembare geest en niet waarneembare geest aan niet waarneembare stof waarmee een vier-kwadrantenopstelling tot een totaal overzicht leidt.
(zie schema 2). Als toepassing op het dagelijks leven worden in [I] zo eveneens de aspecten van een melkkannetje afgeleid, zie schema 2.
Tevens leidt deze vier-kwadranten opstelling tot het beschouwen van zeven toestanden om de eenheid te kunnen begrijpen, waarop niet verder wordt ingegaan.
Schema 2 - Voorbeelden van vier-kwadranten onder-scheiding van de eenheid [1] waarneembaar niet waarneembaar waarneembaar niet waarneembaar
IV I IV I
stof geest stof ruimte
I I
Lleven I I I
1melkkan1
III II III I I
geest stof denkvorm nutsbegrip
voorbeeld 1: "leven" voorbeeld 2: "melkkan" Op deze basis kunnen nu de materiaaleigenschappen eveneens worden ingedeeld, zie schema 3.
Schema 3 - Vier-kwadranten onder-scheiding van m&teriaaleigenschappen
stof~eigerischappen
technisch:-tav. bulkmateriaal - tav. buitenhuid (opp. fysica/ chemie) economisch- prijs:
psychologische gezondheid beïnvloedende eigenschappen
invloed vorm + soort materiaal +
structuur + textuur + kleur +
+ belichting
(opstellen beoordelingsmethodieken, thans 6, zie bijv. [2])
spec.kosten (prijs per gew./vol. eenheid) per eenheid van eigenschap
biologische gezondheid heinvloedende eigenschappen vrijkomende gassen bij ontleding en veroudering radioactieve straling toxiciteit (zware metalen) luchtionen detectiemethoden,
-zie bijv. [2]
IV I
Materiaalkunde
Eigenschappen indirecte, algemene
nuttigheidseigenschappen lil I I energie- ..., water -z~e bijv. [3] vervuilings- . h d b . d 't ~n OU , ar e~ s- afval-
ontgrondings-Bij I + IV wordt steeds de gehele materiaalcyclus in het oog gehouden:
winning + grondstoffen + procesindustrie + materialen + productindustrie
+ producten + verbruiker + afval + terugkoppeling
Hoewel van oudsher materiaalkundig onderzoek beperkt bleef tot kwadrant IV en dan vooral onderzoek van de technische bulk-eigenschappen, werd op grond van de hiervoor kort aangestipte filosofie door de auteur allereerst het "buitenhuid"-onderzoek gestart doch direct daarna eveneens onderzoek
verricht tbv de kwadranten I, II en lil (enige overziehtsliteratuur is in
schema 3 aangegeven.) De wisselwerking met bmdrant IV bleek vruchtbaar en
zo heeft bijv. studie op gebied van kwadrant II geleid t~goed gemotiveerde
aandachtsgebieden voor fundamenteel en toegepast onderzoek op gebied van technische eigenschappen in kwadrant IV, waar hier verder niet op wordt in-gegaan.
Wel van belang in dit artikel worden echter bepaalde studieresultaten van kwadrant II geacht tav Ruimtelijke Planning, een onderwerp dat zeker
in de belangstellingssfeer van dit tijdschrift ligt. Met name het
bodemge-bruik in de vorm van ontgrondingen en samenhangend met toepassing van
bouw-materialen zal nader worden belicht als voorbeeld van samenhangende aspecten van verschillende vakgebieden .
Overigens zouden ook andere kwadrant ri-eigenschappen hiervoor kunnen worden gebruikt.
3. Gaten in de Ruimtelijke Planning
Voor al het gebouwde zijn bouwmaterialen nodig en de primaire grond-stoffen hiervoor zoals mergel (voor cement), zand, grind, (voor beton), klei (voor bakstenen) en ertsen (voor metalen als staal, aluminium etc)
worden uit "grond" gewonnen. Op deze winningsplaatsen ontstaan dus
gaten in de grond (ontgrondingen), in ons land veelal direct opgevuld door water.
Aan de andere kant van de materiaalcyclus staan sloop en gedeeltelijke afbraak zoals bijv. op grote schaal plaats vindt bij renovatie en stads-vernieuwing. Deze sloop- en afbraakmaterialen worden veelal ongecontro-leerd of gecontroongecontro-leerd gestort, waartoe eveneens gaten in de grond worden gemaakt en die momenteel zo in de belangstelling staan doordat zulke gaten ook blijken te worden opgevuld met afvalstoffen van de chemische
industrie (zie ook kwadrant III, schema 3).
Door de grondgesteldheid in Nederland blijken de ontgrondingen vooral 4.
in het Oosten en Zuid-Oosten te liggen,dat gespreid voorkomende industrie~
gebieden vertoont, zie fig. I, terwijl de dumpplaatsen tbv. sloopafval
vooral in het Westen liggen, dat in feite één groot industrieel gebied vormt. In beide gebieden is de grond ruimtelijk al nagenoeg geheel inge-richt en ingevuld [4,5] zonder dat met voornoemde factoren anders dan incidenteel rekening is of wordt gehouden. De oorzaak hiervan lijkt het niet kwantitatief bekend zijn van de grootte van de ontgrondingen en van de stortplaatsen,als functie van de tijd . Toch kan de orde van grootte hiervan heel redelijk worden geschat, uitgaande van de bouwproductie in Nederland enerzijds en de "ontgrondings"-inhoud van de bouwmaterialen anderzijds. De studie van laatstgenoemde parameters leidde tot kwantita-tieve hoeveelheden die worden uitgedrukt in het effect van de ontgrondingen: m2 bodemgebruik per ton gereed bouwmateriaal, waarbij dan de diepte van de
gaten -~-bv de verschillende grondstoffen kan varieren._-____ ----~---
--
r--~
,A--
"' ~
...
-
- ...
tw--.·
'l!l~l
>-~ ..:::::
·.• . .:::.j:ijj
Bijvoorbeeld voor kleiontgrondingen bedraagt deze diepte gemiddeld ca.6m, voor zand en grind 20-30 m, terwijl de ondergrens hiervan ook het gemiddelde
is voor de meeste gecontroleerde stortplaatsen voor afval.
Zo kon worden berekend dat uiteindelijk per ton gereed bouwmateriaal
nodig zijn
[3]:
tav kalkzandsteen tav baksteen tav beton en tav staal 0,2 m2/ton 0,8 m2/ton 0,4 m2 /ton 5 m2/tonMet genoemde bouwmaterialen wordt ca 90 % van de totale bouwproductie
in Nederland uitgevoerd. Daar zowel verbruik van deze materialen als de productie in Nederland uit statistische overzichten bekend zijn, kan een-voudig worden afgeleid welke oppervlakken ontgrondingen zullen ontstaan, per jaar en bijv. in de komende periode tot het jaar 2000 bij gelijkblijvende productie:
soort bouwmateriaal verbruik in 1979 1n t bodemgebruik
1n 1979 in km2
stenen 7 ,5. 1 o6 6
beton 36. 106 14,4
staal 18,5. 1 o6 18,5
Totaal 38,9 km2, of afgerond ca.
40 km2/jaar.
Daar Nederland geen ertsen in de bodem heeft, en een deel van het verbruik aan cement, zand, grind en tegenwoordig ook klei uit het buitenland wordt geÏmporteerd, blijkt in 1979 ca 15 km2 gat in Nederland te zijn ontstaan en tbv verbruik in Nederland nogca 25 km2 gat in het buitenland.
Voor de periode tot 2000 zal dus ca 300 km2 gat in Nederland ontstaan, een meer van bijv. 50 x 6 km2 met diepte varierend van 6 tot 30 m en voornamelijk gelegen in het 0. en Z.O. van ons land. Waar we met veel
in-spanning Nederland uit zee hebben tevoorschijn gehaald, zullen we nu dus met alweer veel inspanning Nederland weer tot water transformeren!
Voor de stortplaatsen kan worden berekend dat per jaar ca 1 km2 d.w.z. zeg 10 stortplaatsen van 0,1 km2 nodig zijn. Door de toenemende sloop van vooral beton (explosieve betonproductie in de jaren 1950-1960)en gezien de
levensduur hiervan - technische en sociale - zal in de komende 20 jaren
moeten worden gerekend op ca. 250 gaten van 0,1 km2 die dus voornamelijk 1n het Westen zullen komen te liggen.
Het een heeft gevolg voor het ander en zo bespeuren we toenemende weer-zin - overigens gezien het bovenstaande niet ten onrechte - tegen het
verlenen van ontgrondingsvergunningen. Dit heeft evenwel weer consequenties tav. de produktie (en daarmee ook het verbruik, gezien de toenemende
kosten bij inport) van bouwmaterialen. Als voorbeeld wordt in fig. 2 een
overzicht gegeven [6] van deze situatie voor cement, zand en grind en
daarmee voor beton. Deze situatie blijkt zodanig dat in toenemende mate op ernstige schaarste moet worden gerekend voor de jaren na 1990, ook al heeft advies van de Voorlopige Centrale Raad voor de Milieuhygiene [7] geleid tot een maatregel waardoor de produktie van 1979 met bepaalde restricties voorlopig zou mogen worden gecontinueerd.
ç 0
·
_;;
a..
E
~ v'l Ç. 0 u IV ..1.) ül '>. v ç 0 ;J \À--0s:
0 . -~ \) ') \) 0 c,.. P-Yo ~0 '2.0 a.b-1,4 c - 6 d - 3 e -1,4 f --..3,5 g --1 ,4('o\o.~\:: fvv-Y\C<C.e ~1o.3 i!:> vsed -b\-a\\_j okeodj)
per year necessary in I 06 t.:
I. sand (martar, concrete)
2. industrial sand 3. sand (heightening) 4. gravel (concrete) 5. clay (bricks) 6. marl (cement) 17 32 100 18 6 4.5
Fig. 2 Verbruik van beton en produktie van (samenstellende delen
van) beton en van afvalstoffen
Als we nu aan de andere kant de toenemende hoeveelheid afvalstoffen zien
die ontstaan als gevolg van onze (industriële) activiteiten en waarvoor
op
dit moment nog wordt gerekend op stortplaatsen om deze kwijt te raken, dan
ligt. de vraag voor de hand of van deze afvalmaterialen geen bouwmaterialen
zijn te maken. Om ook hier weer kwantitatief een orde van grootte te kunnen
overzien werd in fig. 2 voor de zeven hoofdstromen aan afval de huidige en
toekomstige geschatte productie aangegeven. Een scenario kan. dan worden
voor-gesteld waarbij bepaalde afvalsoorten worden omgevormd tot voor de bouw bruikbare producten (zie eveneens fig. 2). Daarmee kan dan het aantal stort-plaatsen worden verminderd, het aantal en/of de grootte van de ontgrondingen worden verminderd en tegemoet worden gekomen aan de dreigende schaarste aan grondstoffen voor bouwmaterialen en ophogingen. Het zal evenwel duidelijk zijn dat voor bewerkstelliging van zo'n scenario nog heel wat onderzoek moet plaats vinden. Het is evenwel verheugend te constateren dat voor de onder-steuning van zulke activiteiten, de verschillende departementen van de over-heid, daarbij ook samenwerkend in coordinerende commissies, daadwerkelijk financiële steun verlenen. Ook van de wetgevende arbeid van de Overheid, waar-bij dan vooral wordt gedacht aan de uitvoering van de Afvalstoffenwet, kan een duidelijke stimulans uitgaan die invloed zal uitoefenen op te betalen stort-gelden van allerlei soorten (bouw)afval waarmede de economie van het herge-bruik van afvalstoffen een positieve stimulans verkrijgt.
Moge de geschetste ontwikkeling eveneens een stimulans geven aan alle vormen van Ruimtelijke Planning waarbij de realisatie van de gebouwde omgeving voor ogen staat. Door rekening te houden met ruimtelijke gaten, wordên zo figuurlijke gaten in de Ruimtelijke Planning opgevuld!
Literatuur
I. Saswitha- Swabhawat, De korte weg tot wijsheid- Amsterdam, Wetenschappe-lijke Uitgeverij N.V., 1971 (p 174-183)
2. P.C.Kreijger - Human evaluation techniques - RILEM/ASTM/CIB Symposium
on Evaluation of the Performance of External Vertical Surfaces of Bui1dings, Otaniemi, Helsinki, Finland Aug; 28-31, 1977 (18 p)
3. P.C.Kreijger Bouwmaterialen en hedendaagse problemen in de samenleving -"Dutronól-lezing te Brussel op '79-05-03, zie Tijdschrift der Openbare
Werken in België" nr. I - 1980 (17 p)
4. H.M.Goudappel - Ruimtelijke voorraad en ruimtelijke kwaliteit - Stedebouw en Volkshuisvesting 61 jrg., nr. 5 1980 p. 241 - 251.
5. 10 jaar Urbanistiek- Stedebouw en Volkshuisvesting, 61 jrg, nr.IO 1980.
6. P.C.Kreijger - De betekenis van schaarste-, milieu- en energie-overwegingen voor het gebruik van bouwmaterialen - Cement jrg.29 nr.2, 197 p 46-52; De Ingenieur jrg.89 nr.4, 27 jan. 1977 p 81-83
7. -Eerste advies ontgrondingen- Min. van Volksgezondheid en Milieuhygiëne, Rapport nr.45 1980.