• No results found

Demer door Diest, Fase 3 (gem. Diest). Archeologisch bureauonderzoek

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Demer door Diest, Fase 3 (gem. Diest). Archeologisch bureauonderzoek"

Copied!
99
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

CONDOR

ARCHAEOLOGICAL RES ARCH

Demer door Diest, Fase 3

(gem. Diest)

Archeologisch bureauonderzoek

G. De Nutte en S. lioubrechts

(2)

1. Inhou_d_sopgave

1. I11l1011dsopgave... 3

2. Colofon ... 4

3. Administ,·atieve ficl,e

... 5

3.1. Administratieve gegevens ... 5

3.2. Omschrijving onderzoeksopdracht ... 7

3.3. Specialisten ... 8

4. 111/eiding

...

9

4.1. Onderzoekskader ... 9

4.2. Onderzoeksteam ... 13

4.3. Dankwoord ... 13

5. Landschappelijke ontwikkeling ... 14

5.1. Algemeen ... 14

5.2. Geomorfologie en bodem ... 14

5.3. Historische ligging ... 22

5.4. Archeologische waarden ... 55

5.5. Geïnventariseerd landschappelijk erfgoed ... 55

5.6. Geïnventariseerd bouwkundig erfgoed ... 55

5.7. Wereldoorlog relicten ... 55

5.8. Beschermd onroerend erfgoed ... 55

6. Gespecificeerde archeologisclte verwacltting

...

66

7. Concl11sie ... 88

8. Bibliografie ... 96

(3)

2. Colofon

Condor Rapporten 164 ISSN-nummer: 2034-6387

Demer door Diest fase 3 Demerstraat, Refugiestraat en Brouwerijstraat, Gemeente Diest

Archeologisch bureauonderzoek

Auteurs: G. De Nutte en S. Houbrechts

In opdracht van: De Vlaamse l'vlilieumaatschappij (VMM)

Foto's en tekeningen: Condor Archaeological Research bvba, tenzij anders vermeld Condor Archaeological Research bvba, Bilzen, April 2014.

Niets 11it deze 11itgave tJJag worde11 vermenigvuldigd en/

ef

ope11baargemaakt worden door tJJiddel van drttk,fotokopie

ef

op welke wijze dan ook zonder vooraf schriftel!Jke toestetJJming va11 de 11itgevers.

ARCHAEOLOGICAL RES

Condor Archaeological Research BVBA Martenslindestraat 29a,

3742 MARTENSLINDE (BILZEN) Tel 0032 (0)498 59 38 89

E-mail: info@condorarch.be www.condorarch.be

(4)

3� A.dministratiev·e fiche

S.J. Administratieve gegevens

Opdrachtgever De Vlaamse Milieumaatschappij (VMM)

Operationeel Waterbeheer

De Schiervellaan 7 3500 Hasselt

Uitvoerder Condor Archaeological Research bvba

Condor Rapporten 164

Vergunninghouder De Nutte Glenn

Beheer opgravingsarchief Condor Archaeological Research bvba

Beheer roerende archeologische Niet van toepassing

monumenten

Projectcode / vergunningsnummer 2013/550

Vindplaa tsnaam Niet van toepassing

Provincie Vlaams-Brabant

Gemeente Diest

Deelgemeente Diest

Plaats Openbaar domein:

-Demerstraat -Refugies traa t -Brouwerijstraat

Toponiem Niet van toepassing

Coördinaten

X:

197744,96

Y: 186512,24

X:

197728,76

Y:

186510,33

X:

1977 62, 79

Y:

186462, 13

X:

197749,86 Y: 186449,46

X:

197808,92

Y: 186428, 19

X:

197803,63 Y: 186421,17

X:

197833,58

Y: 186387,29

X:

197824,88

Y:

186382,99

(5)

t epassing Niet van o

(6)

s.�.

Omschrijving onderzoeksopdracht

Bevoegd gezag

Bijzondere voorwaarden

Agentschap Onroerend Erfgoed Vlaams-Brabant ( contactpersonen: Mevr. E. Patrouille;

els.patrouille@nvo.vlaanderen.be en Dhr. M. B11.on; marc.brion@rwo.vlaanderen.be)

Zie ''Vergunning voor een archeologische opgraving: Diest, Kaai, Zoutstraat, Brouwerijstraat, Oude Demer, Demerstraat, Refugiestraat"

2013/550

Archeologische verwachting Een lage archeologische verwachting voor vindplaatsen (nederzettingen en begravingen) van jager-verzamelaars en/ of (pre-)historische landbouwers. In dit laatste geval geldt dit echter voor de periode neolithicum tot en met de

13

e eeuw. Indien historische gebouwrestanten toch zullen worden aangetroffen dan zullen deze niet ouder zijn dan de 13e of zelfs eerder de 16e eeuw.

Wetenschappelijke vraagstelling

Een hoge archeologische verwachting voor natte contexten zijnde voedselvoorziening, afvaldumps,

bruggen/ overgangen, verdedigingswerken,

scheepvaart, kaaimuren, aanlegsteigers, overbeschoeiingen, sluizen, rioleringen, militaria, toegangstrappen, ...

Een brng, namelijk de Sint­

Catherinabrng/KathelijnebtugK.aaibrug/Schipbrug die cartografisch tot 1669 te1uggaat. De recente brugfase dateert wellicht uit de 19c eeuw?

De aanwezigheid en bewaringstoestand van de archeologische monumenten te kunnen inschatten, om de historische bebouwing te kennen, om de impact van de werken op het aanwezige archeologische erfgoed in te schatten en daarnit

(7)

Onderzoeksvorm Plannen opdrachtgever

s.s. Specialisten

Specialisatie

concrete aanbevelingen te formuleren voor de verdere prospectiestrategie

Bureauonderzoek

De heraanleg van de historische Demerloop in Diest. Het openleggen van de Demer en omgevingswerken gebeurt in verschillende fasen. Onderhavige fase 3 omvat het traject Demerstraat tot en met Het Spijker. Dit met een totale geschatte oppervlakte van 2 100 m2

Het archeologisch onderzoek vanaf Het Spijker tot de Kaai is onderwerp van dezelfde bijzonder voo1waarden (vergunning 2013/550). Het bureau­ onderzoek hiervan is echter in een deel-rapport verschenen, Demer door Diest, Fase 4-1 (gem. Diest). Archeologisch bureauonderzoek. Condor Rapport 146.

Condor Archaeological Research bvba heeft voldoende specialisatie in huis om het onderzoek tot een goed eind te brengen.

(8)

4 I l �d�

.

__

n_ e1. 1ng

4.1. Onderzoekskader

Condor Archaeological Research bvba heeft in opdracht van De Vlaamse Milieumaatschappij (VMM), die verscheidene taken heeft binnen het Vlaamse beleidsdomein Leefmilieu, Natuur en Energie, een archeologisch bureauonderzoek uitgevoerd. Dit ten behoeve van de heraanleg van de historische Demerloop door het stadscenttum van Diest. Deze oude waterloop is in de jaren '60 van de 20e eeuw

gedempt en zal in vier opeenvolgende fases opengelegd worden.

Dit onderzoek behandelt fase 3. Specifiek te beginnen vanaf de kmising "achterkant Statiestraat" met de Demerstraat. Vervolgens loopt het traject tussen de huizen -te beginnen bij huisnummer 31- van de Demerstraat en het Spijker en dit richting de Brouwerijstraat. Het "nieuwe" tracé volgt zo nauwkeurig mogelijk de historische loop, maar wijkt plaatselijk af voor en doorlokale noden.

Onderhavige bureaustudie was gekoppeld aan opgravingsvergunning 2013/550.

Dit archeologisch vooronderzoek diende te worden uitgevoerd, omdat de realisatie van de plannen zou kunnen leiden tot aantasting of vernietiging van mogelijke aanwezige archeologische resten. Dit voortraject omvatte het afbakenen en beschrijven van het onderzoeksgebied, het verwerven van informatie over de landschappelijke opbouw en de reeds bekende archeologische en/ of historische waarden. Het had tot doel een gespecificeerde archeologische verwachting op te stellen voor deze locatie. Alsook, indien mogelijk, eveneens een eerste indruk geven van de kwaliteit (gaafheid en conservering), aard, datering, omvang en diepteligging van de eventuele aanwezige archeologische vindplaatsen. Hierbij diende men eveneens rekening te houden met de geplande civiele werken en de uitvoeringswijze hiervan. Onder andere moet dit leiden tot concrete aanbevelingen voor de verder verloop van het archeologisch onderzoek met in het achterhoofd de potentiële impact van de werkzaamheden op het eventuele aanwezige bodemarchief.

Hiervoor diende men volgens de gekoppelde vergunning volgende bronnen minstens te raadplegen:

(9)

- Erfgoedinventarissen:

o Centrale Archeologische Inventaris en de hierin vermelde bronnen

o

Inventaris bouwkundig erfgoed

o Landschapsatlas

o

Inventaris van het Wereldoorlogerfgoed

- Historische kaarten en iconografie:

o

F erraris kaart

o

Primitief kadaster

o

Popp kaart

o

Kadaste1plannen vanaf de 19e eeuw

o

Atlas van de buurtwegen

o

Lokaal beschikbare historische kaarten o Historische luchtfoto's

o

Historische grondplannen

o

Historische foto's

o

Iconografische bronnen

- Gekende archeologische en historische waarden:

o

(Amateur)archeologen en heemkundige kringen

o

(Inter)gemeentelijke, regionale en provinciale archeologische diensten

o

Universiteiten

o

Regio-experts o Literaire bronnen

o

Toponymie - Bodemgebmik en topografie:

o

Topografische kaarten

o

Digitaal Hoogtemodel Vlaanderen o Orthofoto's

o

Lucht- en satellietfoto's o Huidige gebmikers

- Erfdienstbaarheden en historische ingrepen:

o

Gemeente

o

Nutsmaatschappijen

(10)

Om de impact van de toekomstige werkzaamheden op het archeologisch erfgoed vast te stellen dient men gebruik te maken van de meest recente gegevens die de opdrachtgever of ontwerper kan aanleveren, namelijk:

o Plannen van de huidige bebouwing

o Ontwe1pplan en inrichtingsplan

o Aard en omvang van de toekomstige verstoring o Diepte grondwatertafel

o Gepland grondverzet: venvijdering (waar, hoe en hoe diep), ve1plaatsing (waar, hoeveel, tijdelijke opslag) of bewerking van de bodem in functie van de werken

o Technieken, zones en dieptes waar grondverbetering wordt voorzien

o Technieken, zones en dieptes waar grondbemaling wordt voorzien

De historische kaarten en de resultaten van de analyses dienden hierbij gegeorefereerd en geprojecteerd te worden op de actuele kadasterkaarten.

Op basis van de gespecificeerde archeologische verwachting alsmede de aard en omvang van de voorgenomen bodemingrepen is vervolgens in hoofdstuk 7 een advies met betrekking tot de archeologische waarden geformuleerd. De resultaten van bovenstaande studies moeten toelaten een gemotiveerd advies te formuleren over onder meer de methodiek en de inplanting van de dwarsprofielen betreffende het archeologisch veldonderzoek.

Het onderzoeksgebied is heden ten dage openbaar domein. De voormalige gedempte Demerloop uit de jaren '60 is vooral in gebruik als zijnde wegverharding, wat groen en als "steeg" (afbeelding 1).

(11)

,

)

'

.)·-

. .

�i�

-

�•

·

:

--

­

:

dl'

'}

-

·

"'._:

,

..

V':v ..

.

.

,'

''9

. /

,

-

.

·

.

·

·

". :\

. .'

,

.

jf,

>

�-

'

.

.

-

;

·. -·.· J;· \ . \ '

··

,

,

\

:

,

..

:

\

\

'-

\

.

.

-�

---

-.-

,

_

�r.-· ,' !. _ ... ·'\:,,\':\ ,_, . �_A)• �

4�

--

<--

_,lf,l,!'.' ' :_-\ ' ,, � , ., ' \ 1

:

t

<�

��

4 • -. . '\·'\ '\. ': > ,/ , ,, \; { -�, . _\ ', ·; , . ' � '"i / ', \ ;.,� -:, , , .,. \.: • _, , l _ /_1 1· .._. ·_. \ / \. 1.. ,. •

a

L

.

_;_

-..-

_._::

-::,.

-

.

.

/,

,

1

, / \

·

r,-

'•,.,

.

AY

. ',

.

c· .

/

. : :

1

,

'

---·

(;·

-

)

·

,

\ ,;/ :• • •11

Afbeelding 1: u1chtfoto met daarop de contoimm van onderhavigplangebied (tvze lijn)'.

(12)

4.�. Onderzoeksteam

Het onderzoeksteam van Condor Archaeological Research bvba bestond uit:

• G. De Nutte rapportage • S. Houbrechts • R. Roggen

4.9. Dankwoord

digitalisatie archiefonderzoek

Dankzij de medewerking en het vertrouwen van verschillende partijen kon er tijdens dit project voortvarend worden gewerkt. In het bijzonder danken we de opdrachtgever de VMM, Afdeling Operationeel Waterbeheer (contactpersonen: Dhr. M. Peeters; mg. m.peeters@vmm.be, Dhr. ir. S. Stoffel Moeskops;

s.moeskops@vmm.be en Dhr. ir. I.Terrens;i.terrens@vmm.be); de gemeente Diest in de hoedanigheid van Mevr. P. V anhoutte als zijnde archivaris en de heren J. Smets en D. Geyskens van de technische dienst. Evenals de uitvoerder VBG met als aanspreekpunt senior projectmanager Dhr. ing. S. Buelens.

Tevens was er contact met de Dhr. L. Mees, bevelhebber brandweer Diest en voorzitter Limes Tamera Heemku11de van de Demerstreek in en om Diest. Alsook met Dhr. G.

Bommelen, voorzitter van de Geschied- e11 Heemkundige K1i11g Amo!dtts

IV.

Tevens

(13)

5� Landschappelijk_e· ontwikkeling

5.1. Algemeen

De ligging van archeologische vindplaatsen relateert in hoge mate aan het natuurlijk landschap waarin deze zich bevinden. Het huidige landschap is hierbij intussen het resultaat van een lange en complexe ontwikkeling.

Belangrijke fysische variabelen z11n: de geologie, de geomorfologie, de bodemgesteldheid en de hydrologie. Op basis hie1-van kunnen uitspraken worden gedaan over de landschapsgenese, de bodemopbouw, de ligging en stratigrafische positie van sedimenten waarin archeologische vindplaatsen kunnen zijn ingebed. Tevens is van belang het grondgebrnik in het heden en verleden te inventariseren. Bovenstaande elementen zijn gewichtige uitgangspunten om gefundeerde uitspraken te kunnen doen over de gespecificeerde archeologische ve1wachting (zie in/ra).

5.2. Geomorfologie en bodem

Geo(morfo)logisch gezien ligt het plangebied in het Scheldebekken, specifieker in de Deme1-vallei (afbeelding 2). Diest is hierbij gelegen op de uiterste zuidgrens van de Kempen, grenzend aan de noordelijke uitlopers van de Zandleemstreek. Onderscheidenlijk tussen het Heuvelland van Lummen, dat ten oosten hie1-van voorkomt, en het Hageland, dat ten zuidwesten ei-van gelegen is.2

Het onderzoeksgebied maakt deel uit van het stroomgebied van de huidige Demer en in het verleden van verschillende paleo-Demerfases. Ter hoogte van Diest vormt de kronkelende rivie1-vallei zelfs een vernauwing.

De basis voor het huidige landschap ligt in het Laat-Pleistoceen edoch vooral in het Holoceen, respectievelijk

128 000 - 11 800

jaar geleden en

11 800

jaar geleden tot nu.

In deze lange periode wisselden koude en warmere perioden (glacialen/ijstijden en interglacialen/ tussenijstijden) ellrnar af. Gedurende de guurste fasen heersten periglaciale omstandigheden, vergelijkbaar met die van de huidige Siberische toendra's.

(14)

Het Pleistoceen (2,3 miljoen jaar - 11 800 jaar geleden)

Gedurende deze periode ontstond als gevolg van de interne klimaatfluctuaties (stadialen en interstadialen) een sterk dynamisch rivierensysteem. Gedurende koude periodes vond voornamelijk sedimentatie plaats en in warmere perioden geschiedde hierin insnijding.

Omdat het klimaat overwegend koud en droog was en de bodem daardoor schaars begroeid, had de rivier een sterk vlechtend ( of venvilderd) karakter. Kenmerkend voor een vlechtende rivier is de brede dalbodem waarbinnen vele gelijktijdige stroomgeulen voorkomen, die zich rond zandbanken splitsen en weer samenkomen, al slingerend doorheen het rivierlandschap.

Volgens de kwartairgeologische kaart3 (afbeelding

2)

ligt het plangebied volledig in het

Demeralluvium (kle11rcode: gee�.

Het betreffen dus rivierafzettingen. Typerend onderaan grofzandig en naar de oppe1vlakte toe lemiger en ldeiiger. Ze dateren vooral uit het Holoceen (zie infra) maar kunnen op ietwat geringe diepte ook nog van laat-pleistocene ouderdom zijn.

Het heterogene karakter is het gevolg van de afzettingen waarin de Demer en al haar stroomopwaartse zijrivieren zich insnijden. Simplistisch gezegd, kunnen er zo lemige afzettingen voorkomen afkomstig uit het Haspengouwse brongebied.

Daarnaast zijn er zandigere (verspoeld dekzand), zelfs grindige afzettingen afkomstig van beken en rivieren die hun brongebied hebben op het Kempisch plateau alsook zelfs grof zand van de Formatie van Diest (Heuvellandschap van Lummen en het Hageland).

Ietwat ten noorden van Diest zijn er geomorfe boringen, uitgevoerd in het alluvium Deze vertonen volgende natuurlijke stratigrafie:

-Tot circa 1 m onder maaiveldniveau: vaste bmine leem;

-Tussen 1 en 2 m onder maaiveld: grijsgele vaste leem met zoetwaterschelpen;

-Tussen 2 en 2,5 m onder maaiveld: leemachtig geel zand;

-Tussen 2,5 en 3 m onder maaiveld: grijsbruine leem met plantaardige

stoffen; 3 Frederich & Gouwy, 1996.

(15)

-Tussen 3 en 3,5 m onder maaiveld: zeer fijn geel zand

Het onderzoeksgebied grenst ten zuiden aan de eolische Formatie van Wildert

(afbeelding 2; k!e11rcode:gme11 e11 b!aitw). Deze afzettingen dateren uit het Weichselien (circa

116 000 - 11 800 jaar geleden). Een periode van grote landschapsvormende activiteit voor onderhavige wijdere regio.

Tijdens de koudste fase hie1-van, het Pleniglaciaal (73 000 - 14 650 jaar geleden) teisterden hevige stormen het landschap. Hierbij zette de wind uitgestrekte glooiende pakketten sterk gelaagd en lemig dekzand af. Dit proces is te vergelijken met de huidige (stuif)duinen. Men spreekt van "Oud Dekzand" of de zogenaamde "Formatie van Wildert".

Onderhavige windafzettingen zijn in de regio gemiddeld tussen de 1 en 4 m dik en zijn ofwel rechtstreeks afgezet op het Tertiair ofwel op nog oudere alluviale afzettingen. Het Oud Dekzand bestaat dus uit een afwisseling van laagjes leemarm en leemrijk zand. In profielen onderscheiden de leemrijke bandjes zich, door hun vochtgehalte, duidelijk donkerder af dan de leemarme zandlaagjes daartussenin. Het gelaagde karakter is vooral ontstaan door sneeuwinvloed. De leemrijke laagjes bezitten een samenstelling en korrelgrootteverdeling dat overeenstemt met dat van löss. De fijne, in suspensie verplaatste bestanddeeltjes zullen destijds makkelijk aan vochtige oppervlakken zijn vastgeplakt. Daarnaast zal een flink deel van het opgewaaide stof en zand zich tijdens sneeuwsto1men aan sneeuwvlokken hebben vastgehecht, waardoor het bleef liggen. Hierdoor was het fijne materiaal ook tegen verdere uitwaaiing beschermd. Bij het smelten van de sneeuw in de zome1maanden zette het dooiwater de stofpartikels samen met het fijne zand als dunne lemige laagjes op het dekzandoppe1-vlak af.

Binnen dit dekzandpakket onderscheidt men Oud Dekzand I en Oud Dekzand II. Beide afzettingen zijn van ellrnar gescheiden door een niveau met grof zand en grindsteentjes. Het is een deflatielaag, gevo1md in het koudste en droogste deel van het Pleniglaciaal, waaruit door aanhoudende sterke wind al het fijnere materiaal is verdwenen. Vaak is de rijkdom aan steentjes zo groot dat men kan spreken van een

(16)

Beuningen genoemd, gevormd in het Laat-Pleniglaciaal (circa 28

000 - 14 650

jaar

geleden).

Op het Beuningenlaagje ligt Oud Dekzand II uit de Oudste Dryas (circa

15 000 - 14

650

jaar geleden). Dit Oud Dekzand II is moeilijk te onderscheiden van het eveneens

gelaagde en ook lemige zand van het Jonge Dekzand I dat in het Oude Dryas stadiaal

( circa

14 000 - 13 900

jaar geleden) in het Laat-Glaciaal gevormd is. Het Jong Dekzand

I is evenwel gemiddeld iets grover van korrel.

Nà afzetting was vooral het Oud Dekzand maar ook het Jong Dekzand onderhevig aan verspoeling op hellingen. Doordat de bodem tot diep bevroren was (permafrost), was het smeltwater onontbeerlijk gedwongen oppe1vlakkig af te stromen. Dit krachtig afvloeiende smeltwater sleet hierbij brede en ondiepe dalen uit. Hierbij werden de huidige beekvalleien in hun definitieve vorm uitgeschuurd. Of sommige beken reeds (pre-)gevormd waren in het Vroeg- en/ of Midden-Pleistoceen is vaak moeilijk te zeggen. Meestal betreft het dan de voorlopers van het in latere tijden gevo1mde laat­ pleistocene hydrologisch net.

(17)

Legenda quartairgeologische kaart

� Demeralluvium

� Zandleem tot 4 meter dik: afwisseling van dunne laagjes zand (Formatie van Wilde

� Zandleem tot 4 meter dik: afwisseling van dunne laagjes zand (Formatie van Wilde

Afbeelding 2: Kwmtait;geologische kamt met aanduiding van het plangebied (,vze kade,J.4

Het Holoceen (11 800 jaar geleden tot nu)

Met de komst van de huidige tussen-ijstijd, het Holoceen trad een belangrijke klimaatsverbetering op. Het werd warmer en vochtiger en de open koudeminnende vegetatie van het Weichselien maakte plaats voor een meer gesloten en warmteminnende vegetatiesttuctuur.

Buiten de dalen vond als gevolg van het steeds verder uitbreidende vegetatiedek niet of nauwelijks nog bodemerosie plaats. Echter door de natuur gedreven erosie- en sedimentatieprocessen presenteerden zich nog steeds in de actieve r1v1er- en beekdalen, zoals in onderhavig plangebied.

(18)

De permanent bevroren ondergrond was verdwenen, waardoor een deel van de neerslag in de grond kon insijpelen en bronnen vormden langs de valleiwanden. Het vochtiger klimaat zorgde ook voor een grondwaterspiegelstijging.

Het verbeterde klimaat resulteerde in een meer constante wateraanvoer en verminderde sedimentlast, waardoor de beken en rivieren veranderden van laat­ pleistocene - vroeg-holocene vlechtende stroomgeulen in een meanderend systeem met slechts één hoofdgeul. De belangrijkste beken volgden hierbij de uitgeschuurde/smeltwater dalen die tijdens het Weichselien gevormd waren.

In deze valleien zette zich nog altijd fluviatiele sedimenten (alluvium) af. De alluviale afzettingen zijn relatief beperkt qua omvang en vooral te vinden in de directe omgeving van de stroomgeul.

Ook de mens verschijnt meer en meer als de v01mende factor van het landschap. Dit met name sinds de introductie van de landbouw, tussen 5 500 en 2 000 v. Chr, wat vanaf dan leidde tot ontbossingen

Vooral in de Zandleemstreek raakten de valleien en hellingen door erosie en afspoeling gedeeltelijk opgevuld met verspoelde leem (colluvium). Bomen houden immers water voor langere tijd vast, waardoor hevige en langdurige regenval niet direct leiddt tot overstromingen. Door het ontboste landschap stroomde het water (met veel viuchtbaar slib) veel sneller van de hellingen richting de dalen. Zo zijn er grote hoeveelheden löss van de plateaus en de hellingen weggespoeld. Colluviumvoi-rning is daarbij zeer sterk gerelateerd aan de ontginning van een gebied. Er zijn in ieder geval twee grote fasen van colluviumvorming bekend. De eerste grote fase hangt samen met de ontginning van het gebied tijdens de Romeinse tijd en de tweede grotere fase hangt samen met de grootschalige ontbossingen tijdens de volle middeleeuwen. Naar alle waarschijnlijk heeft er ook in vroegere perioden (pre-Romeins) colluviumvorming plaatsgevonden, maar dan op veel kleinere schaal, omdat de ontginningen ook veel kleinschaliger waren.

In beek- en droogdalen kunnen de meters dikke pakketten colluvium archeologische vindplaatsen afdekken die daardoor goed geconsenreerd, maar moeilijk of in het geheel niet aan het oppe1vlak traceerbaar, zijn.

Door deze klimaatsverbetering kon bodemvorming optreden. De 1uimtelijke verspreiding van de verschillende bodemeenheden relateert in hoge mate aan de

(19)

geologische en geomorfologische opbouw van het landschap. Daamaast hangt de ontwikkeling van de bodemtypen samen met de aard van het moedermateriaal, het klimaat en de hydrologische omstandigheden.

De bodems in het onderzoeksgebied zijn van nature ontwikkeld m de holocene alluviale rivierafzettingen.

Aangezien het plangebied bebouwd is, is het niet bodemkundig gekarteerd volgens de bodemkaart van Vlaanderen (ajbee!ding 3). Uit extrapolatie van de bodemgegevens uit de wijdere omgeving gecombineerd met gelijkaardige geomorfologische situaties kan (bijna) met zekerheid toch wat afgeleid worden voor het desbetreffende plangebied. Hoogstwaarschijnlijk situeren/situeerden er zich matige droge tot matig natte leembodems zonder profiel ( code: complex ADp, drainageklasse c-d) en/ of zeer sterk gleyige kleibodems met reductiehorizont zonder profielontwikkeling (code: Efp).

Gronden zonder een duidelijke profielopbouw rekent men tot de "vaaggronden". Typerend is hun niet of slecht (vaag) ontwikkelde A-horizont: immers een relatief weinig donker gekleurde bovengrond met een laag humusgehalte.

De afwezigheid van een bodemprofiel kan hier het gevolg zijn van drie verschillende oorzaken:

Enerzijds een nasleep van een te natte ondergrond, bijvoorbeeld in beek- en rivierdalen waar de hoge grondwatertafel het niet toelaat dat bodemdeeltjes migreren (beekeerdgronden, gooreerdgronden, ooivaaggronden). Deze vertonen algemeen een 20-35 cm dikke donkergrijsbmine humushoudende bovengrond. Daaronder ligt meteen de/een C-horizont (moederbodem). De licht grijsbruine tot grijze, humusa1me C-laag bestaat uit sterk lemig, zeer fijn tot matig fijn zand en is meestal gelaagd met lemige bandjes. Nog dieper situeert zich voornamelijk zwartblauwige klei vaak met half verteerde plantenresten.

Karakteristiek aan dergelijk bodemprofiel is het voorkomen van (intense) gley­ verschijnselen, soms al bovenaan in het profiel. Roest ontstaat door een aanvoer van ijzer met het grondwater vanuit de hoger gelegen (dekzand)gebieden. Een grote

(20)

ijzeraanvoer met het grondwater kan leiden tot een verkitting van de zandkorrels en dan spreekt men van ijzeroer.

Anderzijds kan het het gevolg ZlJn van het jonge karakter van de bovengrond, waardoor er nog geen profielontwikkeling heeft kunnen plaatsgrijpen. Hiertoe worden naast colluviale afzettingen op hellingen ook de alluviale afzettingen in dalen toegerekend.

Het alluviaal/ colluviaal dek kan hierbij rnsten op een afgeërodeerde of deels geërodeerd ander bodemprofiel dat op zeer wisselende diepte kan voorkomen. Bij een ADp-bodem kunnen de sedimenten hierbij veelal rnsten op een afgeknotte textuur B of op een Tertiair substraat.

Een derde oorzaak is dat het oorspronkelijk bodemprofiel geheel of grotendeels door ontginning, afgraving en/egalisatie in het (sub)recente verleden is verdwenen. Dit is bvijvoorbeeld het geval ten oosten nabij het onderzoeksgebied, waar zich sterk vergraven gronden (code: OT) situeren.

(21)

Afbeelding 3: Bodemkaa,t met aanduiding van het plangebied (roze kader/.

Archeologische resten kunnen onder ongekarteerde bebouwde zones zeker niet worden uitgesloten. Deze kunnen lokaal ofwel bewaard zijn gebleven ofwel (deels) verdwenen.

Ter hoogte van opgehoogde gronden kunnen archeologische resten nog bewaard zijn gebleven en worden deze op grotere diepte verwacht.

Terwijl men bij sterk vergraven gronden en groeves er meteen mag van uitgaan dat alle ooit aanwezige archeologische waarden binnen deze bodemeenheden volledig letterlijk van de kaart zijn verdwenen.

5.S. Historische ligging

De historische situatie

Volgens de overlevering zou de H. Remigius in de 6e eeuw een kerkje hebben

opgericht ter ere van zijn leermeester, de H. Sulpitius (570 - 644/647) te Diest.

De oudste historische vermelding dateert pas uit 837(?)/877. "Dioste" beschrijft men als hoofdplaats van de ''pagtts Diestem'I', namelijk een graafschap binnen het Karolingische rijk.6 Diest zou afkomstig zijn van de Indogermaanse stam "dhettl', hetgeen goddelijk en/ of heilig betekent. Het achte1voegsel "-t" betekent nederzetting. De betekenis zou dan zijn "nederzetting bij heilig water".7

Wat later, in 908-915 geniet de Demer haar eerste vermelding als Tamera/Temera. Het is een samenstelling van tam en ara, namelijk zwart of donkerkleurig en water. Demer zou dan willen zeggen donkerkleurige rivier. Opmerkelijk is dat een bijrivier te Molenstede "Zwartwater" heet en een andere de "Zwartebeek". Voor de zwarte kleur zou mogelijk een verklaring kunnen gezocht worden in de bodemafzettingen. Specifiek dat van turf, dat nog tot in de 17e en 18e in de omgeving van stad gestoken werd.8

s AGIV, 2010.

6 Lagrou, Van De Broek, Devos & Vries, 1978: 80. 7 Van der Eycken, 1980: 12.

(22)

De oudst gekende nederzetting (1 oc eeuw) ontstond op de noordwestelijke helling van

de Warande, een door de Begijnenbeek en Demer omsloten heuvel. Aldus een ideale verdedigingspositie voor de burcht van de Heren van Diest. De eerste toren was niets meer dan een toren op een kunstmatige heuvel, de zogenaamde Tafelrand. Nadien werd er een grotere burcht gebouwd op het vlakke deel van de Warande dat uitkijkt op het huidige Verstappenplein.9

In de loop van de 12c eeuw groeide Diest reeds verder uit tot een relatief belangrijk centrum. De oudste nederzettingskern strekte zich uit vanaf de linker Demeroever via de flank van de Allerheiligenberg tot op de Markt, vandaar via de Cabaretstraat naar de huidige lakenhalle en zo opnieuw tot op de Demer.

Maar al snel was het klein geworden en nieuwe wijken werden bijgebouwd. Zo ontstond een ganse nieuwe wijk met als centrale as de Lange Steenweg of huidige Koning Albertstraat. Deze wijk werd begrensd langs de ene zijde door de Verversgracht1°, een kunstmatige Demerarm, en langs de andere zijde door de Overstraat. Op het uiteinde van deze nieuwe wijk verzorgde de Bmidstraat de verbinding met de burcht. Deze oude stadskern moet aanvankelijk voorzien geweest zijn van primitieve wallen, palissades en poorten. 11

Aanvankelijk concentreerde de bevolking zich dus uitsluitend op de linkeroever, min of meer halve maan-vormig begrensd door water. Geleidelijk kwam er ook bewoning tot stand op de rechteroever. Aanvankelijk waren het de Minderbroeders, tussen 1228-123012 die zich hier in de Refugiestraat vestigden. Voor die nieuwe wijk(en) spreekt men zelfs in de bronnen van "Nuland" of "Nieuwland". De late ingebruikname van dit deel wijst op het natte karakter van de gronden die nog (te) vaak overstroomden, omwille van hun lage ligging. Op basis van onder andere de gekarteerde bodemeenheid Efp (zeer sterk gleyige kleibodems zonder profiel), mag men zelfs spreken van een waterziek gebied. In de winter overstromen dergelijke eenheden en in de zomer daalt het grondwater slechts tot op 40-80 cm diepte ten opzichte van het maaiveld. Typisch voor dit stadsgedeelte was wel dat de straten en huizen gelegen waren op dijken, hetgeen wegens de jaarlijkse overstromingen van de Demer zeker geen ovebodige luxe was. Naast landbouwexploitaties vestigden zich hier vooral

9 Van der Eycken, 1980: 16.

to Wellicht in de eerste helft van de 12e eeuw al gegraven of ouder zelfs.

11 Van der Eycken, 1980: 16-18.

(23)

personen die door hun stiel aan het water gebonden waren, zoals bijvoorbeeld huidevetters.13

Onderhavig onderzoeksgebied situeert zich ten opzichte van de "gegraven" Verversgracht op de rechteroever en behoort dus tot het "Nuland".

In 1299 verleent de Hertog van Brabant Hendrik I (1160 - 1235) stadsrechten. Samen

met Leuven en Zoutleeuw behoorde Diest tot de drie belangrijkste steden binnen het hertogdom Brabant. De stad dankte haar expansie aan haar gunstige ligging: langs de handelsweg Bmgge-Keulen en aan de Demer.

Aanvankelijk bezaten de diverse wijken, die organisch bij de oude stadskern toegevoegd werden, allemaal een soort verdedigingssysteem. 14 Onderhavig plangebied

viel oorspronkelijk buiten deze eerste besche1mingsgordel. Een eerste uniforme omwalling werd opgetrokken in 1365 -waarbinnen het onderzoeksgebied nu wel viel­ en bleef in gebniik tot het begin van de 16e eeuw. Het was een mim bemeten verdedigingsgordel met ove1wegend aarden wallen met daarvoor droge en natte grachten. Alsook voorzien van acht'5 stadspoorten en een 30-tal verdedigingstorens

opgetrokken in ijzerzandsteen. Twee monumentale versterkte poorten, de Schaffense­ en de Ant:werpsepoort en drie kleinere poorten, de Hasseltse-, de Leuvense- en de Zichemsepoort verleenden toegang tot de binnenstad.16 De aanleg van de vestingen

kostte veel geld en sleepte met onderbrekingen twee eeuwen aan.17

In de 14e en 15e eeuw leefden de inwoners in grote welstand door een druk bezochte

landbouw-, graan- en veemarkt, maar vooral door de lakennijverheid en -handel. Het Diestse laken was op bijna alle grote West-Europese markten te koop.

In 1499 kwam de stad door mil in het bezit van het Nederlandse huis Nassau en bleef in het bezit van de Oranje's tot 1795.

13 Van der Eycken, 1980: 35.

14 Van der Eycken, 1980: 44.

15 Of tien indien met rekening houdt met de drie-dubbelse Schaffensepoort. Bron Van der Eycken, 1980: 45.

16 Paesmans, 1995: 3

(24)

Door haar ligging bij de Demer, op de grens van het hertogdom Brabant en het prinsbisdom Luik en de connecties met Oranje-Nassau werd de stad vaak belegerd, verdedigd, geplunderd en verwoest. Overheen de 15e tot de 18e eeuw kregen ze diverse bezoeken van de Hollanders, de Spanjaarden, de Fransen, de Oostenrijkers en de brigands.

Historische militaire conflicten en bezettingen zijn onder meer gekend op:

-1 tot 4 oktober 1496: hertog Willem van Gullik-Berg (1455-1511), aan het hoofd van 250 rniters en een bende voetvolk bezette de stad op een zaterdagmorgen.18

-september 1567 - oktober 1568 (?): Spaanse rnitetij en garnizoen soldaten onder het bevel van de hertog van Alva (1507-1582) kwartierden in Diest.19

-7 januari tot 23 augustus 1569: Een deel van het koninklijke-Spaanse "Leger van Vlaanderen" stationeerde hier, circa 1400 manschappen.20

-1570: Kleinere Spaanse garnizoenen volgende elkaar op.21

-1 september tot 2 oktober 1572: 400 ruiters en 400 voetknechten onder de geuzenkapitein Carlo behorende tot het Oranje-leger nam Diest in en plunderde ze.22

-2 oktober 1572 - 8 november 1576: Spaanse troepen (her)veroveren de stad op de geuzen.23

-19 tot 21 febrnati 1578: Het resterende leger van Oranje, op de vlucht voor de troepen van Alexander Farnese (1545-1592), plunderen het historische hart en steken zelfs de Allerheiligenkapel in brand.24

-25/26 febrnati 1578: De Spaanse landvoogd van de Nederlanden, Farnese proclameert de overgave van de stad opnieuw aan de Spanjaarden.25 Ruiterij en

ld 1 · · 26

voetso aten egeren oprueuw m.

-8 juni 1580: De stad wordt bij verassmg bestormd tussen de Zichemse- en Leuvensepoort door Franse troepen, die bondgenoot waren van de Hollanders. Dit onder het bevel van kolonel de la Garde. Het gelegerde "Spaanse" garnizoen bestond

is Van der Eycken, 1980: 126. 19 Van der Eycken, 1980: 131-132.

20 Van der Eycken, 1980: 132-133.

21 Van der Eycken, 1980: 132-133.

22 Van der Eycken, 1980: 135.

23 Van der Eycken, 1980: 135.

2� Van der Eycken, 1980: 136.

25 Van der Eycken, 1980: 136.

(25)

uit Duitsers en Walen. De Fransen verwoestten en vernielden deels de stad. De stad bleef in handen van het huis Oranje tot 24 mei 1583.27

-24 mei 1583: De Nederlandse landvoogd Alexander Farnese keerde terng. Deze nieuwe stevige Spaanse bezetting bleef duren tot 1595(?). Op het einde van het jaar

1591 brak er zelfs muiterij op.28

-19 maart 1600 tot 25 febtuari 1601: Onder aartshertog Albrecht VII van Oostenrijk (1559-1612) en diens vrouw Isabella van Spanje (1566-1633) was muiterij van hun Spaanse troepen schering en inslag. Ze werden verschillende malen "gedwongen" bepaalde steden als betaling aan hun soldaten te geven. Deze stelden zich dan tevreden met de stad zelf en de omgeving ervan te beroven. In 1600 werd Diest als soldij uitbetaald. 2000 voetknechten en 1000 ruiters, vergezeld van hun vrouwen en kinderen leefden op de kap van de plaatselijke bevolking.29

-9 december 1606 tot 27 november 1607: Een tweede maal werd de stad gebmikt als uitbetaling aan de Spaanse legereenheden die anders gingen muiten. Ditmaal waren het er "slechts" 2000 manschappen.30

-Tussen 1621-1635: Er kazerneerde weer militairen intra nntros.31

-10 juni 1635: Prins Frederik-Hendrik van Oranje-Nassau (1584-1647) aan het hoofd

van een Hollandse-Franse troepenmacht claimde Diest. Een garnizoen van vendels

voetvolk bleef achter onder het bevel van kolonel Wijnbergen.32

-juli 1635: Een troepenmacht van circa 2000 man sterk, onder het bewind van kardinaal-Infant Don Ferdinand van Oostenrijk (1584-1647) belegerden de stad. Nà twee dagen deden ze hun intrede in de stad. Opnieuw hernam het traditionele leventje van inkwartieringen en allerhande opeisingen.33

- eind 1646: De militaire activiteit bereikte een hoogtepunt in Diest. Naast het normale garnizoen verbleef hier de volledige ruiterij van de prins Henri Louis Ernest de Ligne (1609-1641). Alsook een 2000 sterke troepenmacht onder bevel van Leopold Willem van Oostenrijk (1614-1662). Daarboven kwamen nog 1800 binnenlandse troepen

27 Van der Eycken, 1980: 138-139.

28 Van der Eycken, 1980: 139-140.

29 Van der Eycken, 1980: 140.

30 Van der Eycken, 1980: 140.

31 Van der Eycken, 1980: 187-188.

32 Van der Eycken, 1980: 189.

(26)

alsook 300 Italianen bovenstaande eenheden vervoegen. De vreugd was dan ook groot onder de bevolking wanneer dit leger vertrok op 16 oktober.34

-1648-1653: De troepenmacht van de prins van Darmstadt, van kolonel Garnier en van maarschalk de Bentivoglio maakten kwartier.35

-1661: Manschappen van kolonel Diego d'Ascona hielden alle schepen op de Demer in het oog. Als ze naderden stormden men er op af en plunderden ze. Dergelijke praktijken duurden tot september. Iedereen hield zich dan koest tot het vertrek in

. . h . d 36

Januari et par aarop.

-1667 tot het begin van de 18e eeuw: Constante inkwartiering van legereenheden. In 1692 logeerden niet minder dan 21 compagnies binnen de wallen. Eind oktober tot begin november van dat jaar kwamen 600 ruiters en vier reguliere soldaten van de Hannoveraanse legereenheden te Diest in garnizoen. Deze bleven in de stad tot de lente van 1693. Zij werden in de zomermaanden daarop opgevolgd door twee regimenten dragonders met hun paarden.37

-1702: De Fransen plaatsten een sterk garnizoen binnen de stad. Terwijl waren ook verbeteringswerken van de wallen en vestigingen aan de gang.38

-24 juli 1705: Op bevel van hertog John Churchill Marlborough (1650-1722) -de bekwaamste veldheer van zijn tijd want hij verloor geen enkele veldslag- het hoofd van een combineerde Engels-Hollandse-Oostenrijkse troepenmacht werd de stad bezet door een regiment Munsters voetvolk, een regiment Denen, een Engels 1uiterij en

. F · lk 39

twee regunenten nes voetvo .

-25 oktober 1705: Een raid van de Frans-Spaanse troepen deed zich voor op de stadspoorten. Onder andere buiten de Allerheiligenpoort werd artillerie opgesteld. Vanaf elf uur deden Franse grenadiers de ene stormaanval na de andere maar werden door de Munsterse soldaten en twee compagnies Walen tegengehouden. Na een derde bloedige aanval slaagden de Fransen erin de fortificaties aan de Allerheiligenberg in te nemen. De verdedigers bouwden daarop een noodwal met behulp van de banken en meubelen uit de Allerheiligenkapel. Ondertussen beschoten de Fransen ongestoord de wallen en weldra volgde de overgave.40

34 Van der Eycken, 1980: 190. 35 Van der Eycken, 1980: 191.

36 Van der Eycken, 1980: 191. 37 Van der Eycken, 1980: 193. 38 Van der Eycken, 1980: 193. 39 Van der Eycken, 1980: 194.

(27)

-4 november 1705: De Franse bevelhebber vaardigde in naam van de koning het bevel uit om de stadswallen te slopen en de poorten af te breken. Alle inwoners werden terstond opgeëist. Na één week was reeds een belangrijk deel van de wallen ontmanteld. Op 11 november werden de werken stilgelegd. Men was van oordeel dat de ontmanteling voldoende gevorderd was. Tijdens de volgende maanden en jaren beleefde Diest opnieuw de ongemakken van talrijke en ongedisciplineerde • i__ . . ld 41

illKwart1enngen van so aten.

-1707: De krijgskansen keerden en Diest kwam zonder slag of stoot in handen van het Engels-Hollands-Oostenrijkse leger. Opnieuw had de stad af te rekenen met

· ]__ · · 42

lnK wart1ermgen.

-11 april 1713: De Vrede van Utrecht werd getekend. Het gevolg was dat de Spaanse Nederlanden overgedragen werden aan de Oostenrijkers. Het aantal Oostenrijkse kwartieringen de jaren daarop was zeer gering.43

-17 40-17 48: De Oostenrijkse Successieoorlog zorgde voor een onderbreking in de rust, die de stad gekend had. Opnieuw deden diverse legereenheden Diest min of meer lange tijd aan. Het duurde echter tot februari eer de stedelingen rechtstreeks belaagd werd door de oorlogvoerende partijen. De zesde verscheen een Franse eenheid voor de stad en alhoewel er nog een Oostenrijkse garnizoen aanwezig was, werd de regering overgedragen voor dertien dagen en vervolgens opnieuw voor drie dagen aan de Fransen. Diest zat als het ware geklemd tussen beide legers en kon niets anders doen dan financieel afdokken.

In maart 1746 namen de Fransen zonder slag of stoot de stad in en gedurende meer dan twee jaar zouden zij te Diest de plak zwaaien. Ook werden regelmatig soldaten opgeëist voor Frankrijk. Op 13 oktober 1748 werd de Vrede van Aken getekend. Het duurde echter nog tot de lente van 1749 eer de laatste Franse soldaat Diest verlaten had. De komende veertig jaar verliep rustig44

-12 oktober 1781: Luitenant-kolonel J amez startte een studie ter ontmanteling der wallen. Het jaar daarop begon de sloop. Een volledige ontmanteling zou teveel kosten daarom werd toegestaan dat slechts de muren en buitenwerken zouden worden

41 Van der Eycken, 1980: 194-195. 42 Van der Eycken, 1980: 195.

43 Van der Eycken, 1980: 195. 44 Van der Eycken, 1980: 195-196.

(28)

afgebroken. De aarden wallen en grachten werden behouden en indien het niet teveel moeite kostte deels weggegraven. 45

-15 mei 1789: Een Oostenrijks regiment kwam aan om de brigands een halt toe te roepen. 46

-29 juli 1789: Twee Habsburgse compagnies kregen opnieuw de opdracht de mst te doen weerkeren. 47

-Eind september 1789: Talrijke keizerlijke regimenten verzamelden te Diest om een expeditie te plannen op het Luikse grondgebied. 48

-24 november 1789: Generaal Jan André Van der Meersch (1734-1792) der patriotten staat voor de poorten. De stadspoorten werden kapot geschoten en men viel de stad binnen. 49

-Eind november 1790: Oostenrijkers bezetten oprueuw de stad. Tijdens de wintermaanden van het daaropvolgende jaar verbleef een garnizoen over hier. 50

Op het eind van de 18° eeuw werden de Zuidelijke-Nederlanden bij Frankrijk aangehecht. Onze streken werden namelijk bevrijdt in 1792 door de sa11c/,/!otten. Tijdens de wintermaanden van 1792-1793 was het dertiende regiment ruiterij onder het bevel van kolonel Baillot hier gelegerd. Opluchting was er onder de bevollcing wanneer ze op 22 febmari met de noorderzon vertrokken met de. Echter de eerste dagen van maart was Diest herhaaldelijk het schouwtoneel van doortrekkende Franse legereenheden. Op 12 maart logeerden er liefst 4000 manschapen gedurende vier dagen. Acht dagen later verbleven er 1000 Fransen. Maar ook de Oostenrijkse voorhoede naderde. Na een 24u durende beleg trok het keizerlijke leger Diest binnen, hetgeen gepaard ging met bijzonder veel wreedheden tegenover de burgerbevollcing. Wanorde, troepenbewegingen en onveiligheid kenmerken dit Oostenrijks bewind. Verschillende regimenten verbleven beurtelings voor min of meer lange tijd in garnizoen.

Op 26 juni 1794 werd het Oostenrijkse leger verslagen door de Fransen nabij Fleums. Tijdens de volgende dagen trokken talrijke groepen Oostenrijkers langs Diest temg. Op 16 juli kampeerden 15000 in en rond de stad! Op 23 juli kwamen de eerste Franman Diest binnen. Op 12 augustus volgde de eigenlijke bezettingsmacht. Diest

45 Van der Eycken, 1980: 196. 46 Van der Eycken, 1980: 242. 47 Van der Eycken, 1980: 242. 48 Van der Eycken, 1980: 243. 49 Van der Eycken, 1980: 243. so Van der Eycken, 1980: 244.

(29)

werd één van de garnizoensteden net zoals Antwe1pen, Bmssel, Mechelen en

Leuven.51

Pieter Corbeels (1755-1799), verzetsleider tijdens de Boerenkrijg trok op 25 oktober 1798 aan het hoofd van enkele compagnies boeren naar Diest en nam de stad in. Door een tactische vergissing verloor hij echter 's anderendaags opnieuw de stad. De Franse Generaal Dumtte (1767-1827) heroverde Diest met een strijdmacht van 150 infanteristen, enige miters en twee stuks veldgeschut. Ondertussen was ook de strijdmacht van generaal Chabert (1770-1839), bestaande uit een 600-tal manschappen, op weg naar Diest en verbleven er deels. In de nacht van 11 op 12 november bereikte de Boerentroepen onder leiding van Jan Cornelis Elen (1747-?) Diest dat slechts beschermd werd door een 90-tal Franse soldaten. In reactie hierop besloten de

Generaals Chabert, Jardon (1768-1809), Lacroix en Collaud hen te belegeren. De 15e

tukten ze de stad binnen op wraaklust.52

Op 20 januari 1814 verlieten de Fransen, onder het bewind van keizet Napoleon (1769-1821), want de Huzaren van Hellweg vielen de stad binnen. Dit Pruisisch Vrijko1ps zette de deuren open voor eenheden Saksen, Zweden, Pruisen en Russen die hier tot 1815 hier vertoefden. 53

Tussen 1815 en 1830 volgde opnieuw een Nederlandse periode, namelijk onder het zogenaamde Verenigd Koninkrijk der Nederlanden.

De Tiendaagse Veldtocht van 2 tot 12 augustus 1831 was een veldtocht van koning Willem I der Nederlanden (1772-1843) om de Belgische Opstand met wapengeweld te onderdmkken. Het stadsbestuur voelde echter weinig voor een heldhaftige verdediging van de stad. Wanneer een Hollandse patrouille de stad naderde, vonden ze deze op enkel soldaten na, gans verlaten. Vanaf 's middags begon de tweede Nederlandse Divisie, zowat 11000 man sterk, de stad binnen te trekken. Dit leger verbleef er tot 7 augustus en werd opgevolgd door de eerste divisie met 7000 manschappen en 500 paarden. Drie dagen later marcheerden ze richting Leuven. Frankrijk dreigde met militaire steun aan België waardoor de Hollandse troepen zich temgtrokken. Ze trokken opnieuw door Diest met alle gevolgen van dien. Enkele manschappen sloegen aan het plunderen. Opnieuw werden 6000 manschappen en 500

51 Van der Eycken, 1980: 245-248 en 254.

52 Van der Eycken, 1980: 254-256.

(30)

paarden tussen 14 en 17 te Diest gelogeerd. Zodra de Nederlanders weg waren, trokken Franse troepen door de stad, op hun beurt gevolgd door het Belgische leger. 54 Tussen 1837 en 1853, nà de Belgische onafhankelijkheid, werd de toenmalige Oranje­ stad voorzien van nieuwe wallen en versterkingen, gericht tegen een mogelijke Hollandse inval.

Opmerkelijk is dat beide Wereldoorlogen geen grote schade veroorzaakt hebben.

Het historisch landschap

Oude kaarten kunnen inzicht verschaffen over landschappelijke veranderingen. Ze kunnen ons duidelijk maken waarom bepaalde wegen lopen zoals ze lopen, wat restanten van oude verkavelingspatronen zijn en wanneer bepaalde gebieden (al) ontgonnen zijn (waren), ...

Het historisch gebrnik van een landschap is geënt op de natuurlijke omstandigheden ter plaatse. Tot de 20e eeuw waren namelijk de mogelijkheden beperkt om een landschap aan te passen aan het gewenste gebrnik. Globaal kon het landschap ingedeeld worden in 3 landschapstypen:

1. de akkerarealen met bijbehorende bewoning; 2. de wei- en/ of hooilanden;

3. de woeste gronden.

De akkerlanden en nederzettingen bevonden zich grotendeels op de goed ontwaterde en mineralogisch rijkere delen van het landschap. De slecht ontwaterde en mineralogisch armere delen werden ingericht als wei- en/ of hooilanden. De onontgonnen moerassen en heidevelden werden benut, indien mogelijk, ondere andere als houtleverancier, voor het steken van plaggen, als weideplaats voor koeien en schapen geleid door de buurtschap aangestelde herder of scheper. De ingezetenen mochten op de heide verder turf steken en leem uitgraven voor de huizenbouw. De talrijke vennen aldaar deden dienst als rootputten of als visvijver. Er werd eveneens honing gewonnen door het plaatsen van bijenkorven.

(31)

Hoewel de term "woeste" grond het tegendeel doet vermoeden, leenden de gronden zich dus voor diverse activiteiten, die van zeer groot belang waren voor het goed

functioneren van het lokale gemengde landbouwbedrijf.55

Eén van de oudste beschikbare afbeeldingen met wat detail betreft een gravure, mogelijk van de hand van Jan de Haen, uit 1606 (afbeelding 4). Het geeft een totaalzicht op de stad weer in vogelvlucht vanaf de zuidzijde, hoogstwaarschijnlijk vanuit de Allerheiligenberg. Een aantal markante gebouwen zijn duidelijk zichtbaar. Merkwaardig zijn een aantal gebouwen die toen niet meer bestonden. Mogelijk houdt dit in dat de kaart ouder is dan begin 17e eeuw. De auteur denkt minstens 30 jaar tot maximaal 100 jaar ouder?

Centraal merkt men de gegraven Verversgracht en links hiervan een deel van de "natuurlijke" oude Demer al slingerend door de stad op.

Op de hoek met de Demerstraat en de Statiestraat situeerde zich de thans verdwenen Sint-Jacobskapel, gebouwd in 1419 (afbeeldingen 4 en 6; blat1we py�.56 Thans is dit ter

hoogte van café Den Engel aan de Statiestraat 1. Deze zone situeert zich echter circa 50 m ten noorden der aanvang van het onderzoeksgebied.

De kapel dankt haar oorsprong aan de broederschap van de Sint-Jacobsmannen. Deze stelden zich tot doel behoeftige reizigers en vooral pelgrims naar Santiago de Compostella te herbergen. Wanneer dit broederschap is opgericht, is niet geweten. In 1411 kochten de leden een perceel grond in het toenmalige "Vetterbroek" om er een kapel te bouwen. Dit gebedsgebouwtje was in 1419 voltooid. In 1441 kochten de broeders er een huis in de buurt als vergaderlokaal. In 1491 liet een zekere Jan Clemetien zijn huis en hof in de nabijheid van de kapel bij testament over aan de Sint­ Jacobsmannen. Deze woning moest vooral dienen om arme pelgrims te herbergen.

In de bewuste kapel werd 's zondags door een kanunnik van Sint-Sulpitius een mis opgedragen. Op de zondag nà het feest van Sint-Jacobus de Meerdere (25 juli) trokken de broeders in processie met hun patroonbeeld door de stad. In de wijk rond de kapel werd dan de Sint-Jacobskermis gehouden. In 1580 werd de kapel door de Geuzen (?57)

ss Renes, 1999.

56 Van der Eycken, 1980: 97.

57 De auteur heeft het vermoeden dat dit foutief is. !\,fen bedoelt wellicht de Fransen in plaats van de "Geuzen". Op

8 juni 1580 is namelijk geweten dat "Franse troepen", die bondgenoot waren van de Hollanders deels de stad verwoest en vernield hebben.

(32)

verwoest. Zij is alleszins opnieuw in gebmik in 1598 maar is op dat ogenblik nog niet (geheel?) hersteld. Uit de historische bronnen is gekend dat de Spaanse garnizoenen, gelegerd in de stad tussen 1599 en 1601, financieel hebben bijgedragen tot het herstel.

In 1602 werd de kapel plechtig ingewijd door Mathias Hovius (1542-1620), de

aartsbisschop van Mechelen. De broederschap hielden tijdens de 17e en 18e eeuw hun tradities hoog in het vaandel.

Tevens hadden de leden van de Lazamskamer, een kleinere schuttersgilde uit de wijk eveneens hun intrek genomen in de kapel voor hun erediensten. Vroeger trokken de leden van de Lazamskamer hiervoor naar de kapel van de Lazarij op de gelijknamige berg. Deze werd echter in 1578 verwoest en niet meer heropgebouwd.

Bij de komst van de Fransen in 1794 en de daaropvolgende aanhechting van onze gewesten bij Frankrijk in 1795, werden alle broederschappen afgeschaft. De kapel werd hierbij gesloten in 1797. Het gebouw en de andere bezittingen van de broederschap kwamen in handen van het Bureel van Weldadigheid, het toenmalige OCMW. Deze verhuurden de kapel door als opslagplaats. In 1870 was ze bijvoorbeeld in gebruik als

schorsmagazijn voor de leerlooiers. Op 27 november 1899 brandde de kapel echter af. Het Bureel van Weldadigheid liet het puin mimen en verkocht het terrein in 1900. Op de plaats kwam een woonhuis en de herberg "De kapel", thans "Den Engel".58

De reeds vermelde "Lazamskamer" stond ongeveer op het punt waar de oude Demer stroomopwaarts wegboog. Hoogstwaarschijnlijk betreft dit cartografisch het gebouw aangeduid met de paarse pijl op ajbee!di11ge11 4 en 6 ?

Vanaf dit vergaderlokaal met schuttershof tot op de hoek met café Den Engel werd de huidige Demerstraat vroeger "Omtrent Sint-J acobseinde" genoemd. Uiteraard verwijzend naar de thans verdwenen kapel. De huidige Statiestraat werd vroeger dan weer in de volksmond "Achter Sint-Jacob "genoemd.59

De andere religieuze toren, aangeduid met een groene pijl evenzeer op afbeeldingen 4 en

6, betreft het Minderbroedersklooster. Het was een zeer belangrijk religieus bolwerk. In 1296 nam zelfs een algemene bijeenkomst plaats voor alle kloosters uit de Keulse "Fransiscanenprovincie". In 1364 had deze manifestatie opnieuw te Diest plaats.60

58 Bonroy, Brnffaerts, De Block, Hoeybergs, Laruelle, l\farsoul, Nijs, Vandewijngaerden & Van der Eycken. 2005. 59 Van der Eycken, 1980: 43.

(33)

Niettemin situeert dit complex zich op eruge afstand ten noorden van het onderzoeksgebied.

Het effectieve onderzoeksgebied wordt weergegeven tussen de oranje pijlen (afbeelding

4). Op de linkeroever van de Demer bemerkt men onbebouwd terrein met bomen. Verder stroomopwaarts situeren zich twee gebouwen. Vei-volgens oprueuw een onbebouwde zone. Tenslotte valt een groot gebouw met drie vensters op. Hoogstwaarschijnlijk is dit Het Spijker (afbeeldingen 4 en 6; rode p!Jl,· zje infra).

Onmiddellijk grenzend aan de rechteroever bevindt zich dé belangrijkste toegang vanuit het westen richting het historische hart.

Afbeelding 4: Gravure 11it 1606 door] an de Haan met aand11idi11g van het plangebied (t11ssen oranje p!Jlen).

(34)

Afbeelding 5: De inname van Diest in 1580; ets van Frans Hoge11be1;g.

• � � .'"a:'

·' t . •

·'

�-

,

-0_

-:�

�:

.

-

::

1

Bij nader studie van een ietwat oudere pentekening uit 1580 (afbeelding 5; rode cirke�

staan onder voorbehoud wellicht nabij/in het onderzoeksgebied enkele huizen afgebeeld op de linkeroever (?). Dit blijft echter zeer speculatief gezien het getekende perspectief, dat quasi niet bruikbaar is voor onderhavig onderzoeksgebied. Eveneens is de natuurlijke Demerloop er niet op te zien. Opvallend is eveneens dat het complex van de Franciscanenorde er niet op weergegeven is. Met andere woorden het blijft moeilijk om de correctheid van aangehaalde huizen cartografisch te beoordelen.

Deze kaart geeft een impressie weer van 8 juni 1580, de dag dat Diest bij verrassing door Franse troepen van Willem van Oranje (1533-1584) werd ingenomen. Ze bezit eveneens het perspectief vanaf de flank van de Allerheiligenberg.

Relatief recent, namelijk in 2008 dook een gekleurde kaart uit 1669 (afbeelding 6; roze zone) van de hand van architect en landmeter Cornelis Lewis in het Rijksarchief Brussel

op. 61

In dezelfde gekleurde pijlen als de kaart uit 1606 zijn de overeenkomstige gebouwen aangeduid. Deze kaart bevestigt dat het plangebied aanvangt nabij de "Lazatuskamer"

(afbeelding 6; paarse p!J�- Echter er zijn twee gebouwen waar te nemen. Het is dan de

(35)

vraag of beiden tot de schuttersgilde behoren. Of dat de constrnctie het dichtst nabij de Sint-Jacobskapel (afbeelding 6; blauwe pijl) gelegen, nog bij de Sint-Jacobsmannen toebehoort?

Op de rechteroever scheert eveneens de hoofdweg langs de oude Demer. Enkel stroomopwaarts situeren zich nu wel een drie-tal huizen ten opzichte van 1606. Niettemin zijn/waren deze mogelijk zichtbaar op de kaart uit 1580 (qfbeelding _5)? Opnieuw is op de linkeroever allereerst onbebouwd terrein zichtbaar. Wellicht is dit in gebruik als een soort tuin, behorende bij het Refugiehuis.

Voor het eerst is op de krnising met de huidige Demerstraat en Refugiestraat een brug zichtbaar. Plangrafisch is ze wellicht in steen afgebeeld en vertoont ze verder één b1ugboog. In de bronnen is op een gegeven moment sprake van de "Sint­ Kathelijnebrug" of de "Catherinabrng". Genoemd naar een huis Sint-Catherina nabij deze btug.62

Het is niet onwaarschijnlijk dat dit het gebouw betreft in rood omcirkeld

(qfbeelding 6)? Niettemin is enige voorzichtigheid op zijn plaats geboden.

De kaart bevestigd opnieuw dat stroomopwaarts van de brug zich aanvankelijk een onbebouwde zone bevindt. Wellicht de tuin met bomen behorende tot het "Sint­ Catherina huis".

Verderop maakt de Demer een lichte buitenwaartse knik, namelijk achter de reeds besproken "drie-tal huizen". Het ziet er naar uit dat de linkeroever niet bebouwd is en dit tot en met Het Spijker (afbeelding 6; rode

PM·

De huidige Demerstraat kreeg zelfs vroeger eveneens de benaming "Vissersstraat", namelijk het gedeelte tussen de Sint-Kathelijneb1ug en de stroomafwaartse gelegen Kaaibrug.63

Niettemin is ook de benaming ''V etterbroek" in gebtufä:. Dit venvijst naar de verschillende huidevetters die er hun bedrevenheid had.64

Mogelijk betreffen dit de "drie-tal huizen" al op de rechteroever?

Tevens staat "broek" voor een moerassig en laaggelegen land. Door geschikte afwateringsmethoden zijn veel broeken vanaf de middeleeuwen tot hooilanden omgevormd, vandaar de secundaire betekenis van laaggelegen hooilanden in dit geval een ontwaterd moeras. De vroegere natte veengronden waren geschikt voor de klot­ of turfwinning. Onder "broek" verstaat men ook de moerassige oevers van een

62 Van der Eyden, 2010: 56 63 Van der Eycken, 1980: 43.

(36)

riviertje met rijke onkruidvegetatie, waarvan de oever gedurende de winter en het vo01iaar deels onder water staat. Niet zelden groeiden er wilgen (Sa!ix) waarvan de tenen voor het maken van allerlei vlechtwerk werden gebruikt. De broekgronden hadden dus een zekere economische waarde. 65

De naam "Refugiestraat" is evident als men bedenkt dat zowel de abdijen van Tongerlo als van Averbode in deze straat hun refugehuis hadden. Toch dateert deze straatnaam pas van later. In de middeleeuwse teksten was immers, zoals reeds hoger gezegd, bijna steeds sprake van het "Nuland". Ook de benaming "Sculenbroek" werd voor dit stadsgedeelte wel eens gebmikt.

Volgens een staat van goed uit 1787 zou Averbode hun huis er in 1427 en in 1481 "de hof" verkregen hebben. Niettemin is in 1400 reeds sprake van een "huis van Everboden".66

Afbeeldi11g 6: Kamt 11it 1669 opgemaakt door Comelis Lewis 1 bewaard in

L,, t Rj;ksarchief

Br11sse!. Bovenaan een ietwat ietwat r11imere aa11dt1idi11g van het p!angebie uder) met de Si11t­ Catheri11a/ Kathel!Ji1ebntg.

65 Beijers & van Bussel, 1996: 110.

(37)

Echter de oudste gedetailleerde beschikbare kaart die men kon georefereren, is die van Ferraris uit de periode 1771-177867 (afbeelding 7). De noordelijke helft van de werkzone valt grotendeels op het droge (afbeelding 1; links). En vertoont zowel een weg als bebouwing. Hoogstwaarschijnlijk leent de kaart zich niet zo goed om te georefereren. Niettemin is/blijft ze enorm gedetailleerd, ondanks het pre-GPS tijdperk.68 Daarom is geopteerd om de kaart "manueel te georeferen" (afbeelding 7, rechts).

Deze vertoont nu cartografisch quasi eenzelfde beeld wat reeds bekend is van de reeds voorgaande besproken kaarten. Het begin van het onderzoeksgebied op de linkeroever lijkt met een bomenrij afgebaard te zijn. Bebouwing direct grenzen aan de Demer doet zich blijkbaar niet voor met uitzondering van Het Spijker op het einde. Wel grenzen er allerlei tuin- en boomgaardpercelen aan. In rode cirkel situeert zich mogelijk het Sint-Catherina huis" ofwel bestond het niet meer en moet het hier ten noordwesten zich hiervan bevonden hebben, namelijk ter hoogte van de tuinen daar? Op de rechteroever is de bebouwing min of meer ongewijzigd.

De Kathelijnebmg is prominent aanwezig maar lijkt volgens de legende (nu?) in hout te zijn.

De huidige Brouwerijstraat bestond toen nog niet, gezien indertijd dit louter en alleen Ve1-versgracht was.

Onderhavige werkzone valt praktisch uitsluitend binnen de 18e eeuwse Demerloop. De breedte valt quasi 1 op 1 overeen met de huidige werkzone. Het ziet er naar uit dat het onderzoeksgebied Soms de droge oevers niet scheert. Opvallend is wel dat de aanvang van het onderzoeksgebied niet overeenstemt. Niettemin is ze enorm gedetailleerd, ondanks het pre-GPS tijdperk.69

67 Uitgeverij Lannoo n.v., 2009.

68 Op kaarten, en dat zie je vandaag de dag nog steeds op topokaarten wordt er altijd een overdrijving gemaakt van

de breedte van straten en waterlopen om deze duidelijker weer te geven op de kaart. Enkel bij brede dingen is dit niet het geval, daar wordt dan weer de daadwerkelijke breedte weergegven. Is het dan een overdrijving of een correcte weergave?

69 Op kaarten, en dat zie je vandaag de dag nog steeds op topografische kaarten, wordt er altijd een overdrijving gemaakt van de breedte van straten en waterlopen om deze duidelijker weer te geven op de kaart. Enkel bij brede dingen is dit niet het geval, daar wordt dan weer de daadwerkelijke breedte weergegeven. Is het dan een overdrijving of een correcte weergave?

(38)

Afbeelding 7: Fenmiskamt met aanduiding van het plangebied (,vze kader).

Eveneens is er nog ander 18e eeuws kaartmateriaal bekend, het zogenaamde "Plan De

La Ville De Diest Levée 1786". Deze stadsplattegrond (qfbeeldi11g 8) is toegeschreven aan landmeter Albertus Meulemans uit Tongerlo.

PLAS DE LA YiLtE DE DiEST

''!'---. ••.,,./ / ,,. ·,

....

,.

...

4 .. .á" 't+, . j

-

·

..

,.

Afbeelding 8: Diests Stadsplattegrond op 29 december 1786 met ietwat ntimere weergave van het plangebied (,vde kade,).

(39)

De Atlas van de Buurtwegen uit 1840 (afbeelding 9; links), laat ietwat dezelfde situatie zien als de Oostenrijkse kaart. Alsook dezelfde foutenmarge

bij

een exacte georeferentie. Daarom is geopteerd om de kaart "manueel te georeferen" (afbeelding 9; rechts).

.,

',.

,(

\

\

Afbeelding 9: Atlas der Bm11twegen met aandt1idi11g van het plangebied (tYJze kadet).

C

ol,5

Afbeelding 10: Kadastetplan 11it 1858 met ietwat nrimere aand11idi11g van het plangebied (roze kade,).

(40)

De ietwat latere momentopname, het kadaste1plan uit

1858

(ajbeeldi11g 10), maakt toponymisch melding van een brouwerij op de linkeroever nabij de Sint­ Catherinabrng. Dit is wellicht de huisbrouwerij behorende tot het aanwezige refugehuis. De reeds besproken onbebouwde zone stroomafwaarts is nu in gebruik als een zone om de was te laten bleken ("bleekery"). Tevens is nog geen sprake van de Demerstraat maar van "St Jacobs Einde" waar reeds eerder naar verwezen is. Van de "Demerstraat" is trouwens pas sprake na de demp van de Demer in de jaren

'60

van vorige eeuw.

In

1860

kwam een overzichtsplan van de uitgevoerde fortificaties uit (afbeelding 11).

Deze militaire tekening brengt geen nieuw nieuws naar voor.

Afbeelding 11: Uits11ede va11 algetJJem fortificatiepla11ne11 uit 1860 tJJet ietwat rnitJJere aand11idi11g plangebied (tvze kade1j.

Archieffoto's en postkaarten.

In het stadsarchief doken wat foto's en postkaarten uit de oude doos op. De eerste foto (afbeelding 12) is een luchtfoto uit

1926.

(41)

Vet-volgens is getracht om de fotosessie (het merendeel zonder data)

min

of meer

in

een logische stroomafwaartse richting, qua volgorde af te beelden (afbeeldingen 13-24).

De rode lijn op sommige fotografische impressies geven het eindpunt weer van onderhavige onderzoekstracé.

(42)

Afbeelding 13: Postkamt zo11der dat11m. Rechts is ee11 zjcht op "mettbehnaker van Gmis':

Op bovenstaande impressie (afbeelding 13) kan men opmerken dat de rechteroever met muurwerk afgebakend is. Het is niet echt duidelijk waar te nemen maar vermoedelijk is

(43)

ze opgetrokken uit baksteen versterkt met muur11zers. Nabij de lantaarnpaal lijkt mogelijk een "versterking" (verdikking) naar binnen toe zich te situeren. Mogelijk doet/ doen deze dienst om bij het aanleggen van boten de nodige afstand te verzorgen met de Deme1muur. Dit met het oog op eventuele beschadiging?

Op de baksteenmuur situeert zich een deksteen -wellicht uit blauwe natuursteen- met ijzeren reling.

Afbeelding 14: Postkaatt zonder dat11111. Zicht op de Kathel!Ji1ebmg.

Op de Sint-Catherinabmg staan mensen te poseren voor de te maken foto (afbeelding

14).

Een gelijkaardige ijzeren reling is zichtbaar. Het betreft slechts één bmgboog uit

baksteen opgetrokken. Wellicht is eveneens een stalen ligger zichtbaar versierd met een soort "rozetten".

(44)

� Diest Demerslr,1at. Roe du O cmer,

Afbeelding 15: Postkamt versttmrd in 190 7. Met zjcht va nop de Kathelfjnebntg.

De bovenstaande (afbeelding 15) en onderstaande afbeeldingen (afbeeldingen 16-19) geven wellicht het perspectief weer vanaf de brug. Ongeveer net vóór de huidige Demerstraat 31 situeerde zich ooit een toegangstrap tot de Demer (afbeelding 15;

blauwe pijl en blauwe ovaal).

Langs de muur zijn tevens uitstekende palen weergegeven (afbeelding 16). Dit is een locatie om aan te meren. Het houtwerk zorgt ervoor dat een boot niet stoot tegen de oevermuur. Op de gravure (afbeelding 16') ziet men ook grote (bier)tonnen op een kar en tegen de muur gestapeld. Er is weet van enkele gevestigde brouwerijen hier. Het gebouw met de tonnen is hoogstwaarschijnlijk brouwerij "De Anker". Een andere brouwerij over hier gekend was het "Huis van Galiciën".70 De houten aanmeer­ infrastructuur zal wellicht nodig geweest zijn in functie van de brouwerijen?

Vermoedelijk is onderstaande gravure het oudst, gezien hier nog geen ijzeren reling aanwezig is. Tevens wordt de oevermuur mogelijk grafisch weergegeven uit grotere (natuurstenen) blokken in plaats van bakstenen. De vraag is of dit historische realiteit reflecteert waarbij een oudere fase uit natuurstenen blokken opgetrokken is en waarbij in latere periodes mogelijk een baksteen is tegen gezet of opnieuw opgetrokken na sloop van natuursteen?

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Bij het planten in het voorjaar kan gewacht worden tot de structuur goed genoeg is voor bewerken en planten.. Vooral ten opzichte van een nat najaar heeft dit duidelijk

de overheid worden gebruikt om te bepalen welke aanbieders geschikt zijn om een bepaald productaanbod te verzorgen als een nieuwe vraag zich voordoet en hoe deze aanbieders dan

Uiteindelijk valt het saldo van vleesvarkens in 2009 naar verwachting 28 euro lager uit en komt uit op 50 euro per dier per jaar.. Van die daling valt 11 euro te wijten aan de

Waarden die meer gerelateerd waren aan economische activiteiten zoals landbouw maar ook recreatie werden in het eerste groepje als minder belangrijk gezien en in de andere

De resultaten De resultaten van de monitoring worden globaal per doelgroep behandeld ‘van buiten naar binnen’, dat wil zeggen eerst de websitebezoekers, vervolgens burgers uit

Door het kleinere areaal en de gemiddeld lagere opbrengsten per hectare ligt de aardappeloogst in ons land wel aanzienlijk beneden het niveau van vorig jaar.. Het percentage

men in het Nederlandse onder- zoek niet voorkomen en veel van de soorten van de Rode lijst juist op stammen met een diameter van meer dan 80 cm zijn gevon-

Duinen hebben een flauwe (bovenstroomse) loefzijde waarover het sediment wordt meegesleept, en een steile (benedenstroomse) lijzijde met een helling tot maximaal 40°.