Examen VWO
2019
tijdvak 2 woensdag 19 juni 13.30 – 16.30 uurwiskunde B
1 lees verderFormules
Goniometrie
sin( ) sin( )cos( ) cos( )sin( ) sin( ) sin( )cos( ) cos( )sin( ) cos( ) cos( )cos( ) sin( )sin( ) cos( ) cos( )cos( ) sin( )sin( )
t u t u t u t u t u t u t u t u t u t u t u t u
sin(2 ) 2sin( )cos( )t t t
2 2 2 2
Minimale lengte
De functie f wordt gegeven door figuur
2
( ) ( 3) 2
f x x x . Op de grafiek van
f ligt het punt P. Verder is gegeven het
punt A(7, 0). Zie de figuur.
De lengte van lijnstuk AP hangt af van de positie van P. In de figuur is P zó gekozen dat de lengte van lijnstuk AP minimaal is.
4p 1 Bereken deze minimale lengte. Geef je
eindantwoord in twee decimalen.
Bewegend punt
De beweging van een punt P wordt beschreven door de volgende bewegingsvergelijkingen:
( ) cos(2 ) sin(2 ) ( ) sin(2 ) sin( ) x t t t y t t t met 0 t 2Op verschillende tijdstippen bevindt P zich op de x-as. Op een van die tijdstippen bevindt P zich links van de y-as.
Zie figuur 1, waarin de positie van P op dit tijdstip is aangegeven.
figuur 1 figuur 2
4p 2 Bereken exact de x-coördinaat van P op dit tijdstip.
Op de tijdstippen t 0 en t bevindt P zich in hetzelfde punt. Dit punt is met een stip aangegeven in figuur 2.
Ook zijn de snelheidsvector van P op tijdstip t 0 en de snelheidsvector van P op tijdstip t aangegeven.
6p 3 Bereken algebraïsch de hoek in graden tussen deze twee snelheidsvectoren. Geef je
eindantwoord in één decimaal.
Raaklijn in knikpunt
De functie f wordt gegeven door: figuur
1 2
( ) | 2 | ( 2) 1
f x x x .
De grafiek van f heeft een knik in het punt A. Dit punt verdeelt de grafiek in twee delen. De lijn l is de raaklijn in A aan het linkerdeel van de grafiek. Zie de figuur.
5p 4 Stel op exacte wijze een vergelijking van lijn l op.
Optimale snijsnelheid
In de metaalindustrie worden met een foto boormachine gaten in harde materialen geboord.
Zie de foto.
De levensduur van een boor is afhankelijk van de
(snij)snelheid: dit is de snelheid waarmee de
buitenkant van de boor door het metaal snijdt. Bij een hoge snelheid zal de boor snel slijten waardoor de levensduur kort is.
Rond 1900 stelde F.W. Taylor het volgende verband vast:
m
V T C
Hierin is:
- V de (snij)snelheid van de boor (in meter per minuut (m/min))
(V ligt vaak tussen de 5 en 150 m/min),
- T de levensduur (in minuten),
- m een constante die afhangt van het materiaal waarvan de boor is gemaakt, - C een constante die afhangt van het materiaal waarin wordt geboord.
De waarden van m en C worden experimenteel bepaald. De resultaten van een meting in een bepaalde situatie zijn: - Bij een snelheid van 20 m/min is de levensduur 116 minuten. - Bij een snelheid van 30 m/min is de levensduur 40 minuten.
4p 5 Bereken algebraïsch de waarden van m en C in deze situatie. Geef m in twee
decimalen en C als geheel getal.
In een fabriek boort één boormachine 24 uur per dag dezelfde soort gaten. Het is belangrijk de snelheid van de boor goed in te stellen: een hoge snelheid betekent dat het boren van een gat minder tijd kost. Maar daar staat tegenover dat de boor sneller vervangen moet worden. Men wil berekenen bij welke snelheid V het aantal geboorde gaten A per 24 uur maximaal is.
Om A uit te kunnen drukken in V doen we de volgende aannames:
a Het aantal gaten N dat in één minuut geboord kan worden, is recht evenredig met de snelheid V van de boor. Bij een snelheid van 20 m/min boort deze boor 6 gaten in één minuut.
b Met behulp van de formule van Taylor is te berekenen na hoeveel minuten boren de boor vervangen moet worden. Voor het boorproces in deze fabriek geldt
150
C en m0,25, dus V T 0,25 150.
c Het vervangen van een boor kost telkens 2 minuten. De boormachine is dus maar een deel van de tijd bezig met boren. Voor dit deel d geldt: d TT2
d Voor het aantal geboorde gaten A per 24 uur geldt: A1440 N d
4 4 2 150 432 1 V A V
5p 6 Leid deze formule voor A af uit de aannames a, b, c en d.
In de figuur is de grafiek van
A weergegeven voor
5 V 150.
Uit de grafiek blijkt dat er een snelheid is waarbij het aantal geboorde gaten per 24 uur maximaal is.
5p 7 Bereken algebraïsch deze
snelheid in m/min. Geef je eindantwoord in één decimaal.
Oppervlakte onder een sinusgrafiek
De functie f met domein
0, wordt figuur 1
gegeven door f x( ) 2sin( ) x .We bekijken het gebied dat begrensd wordt door de grafiek van f, de x-as, de lijn met vergelijking x p en de lijn met vergelijking x p. Hierin is
1 2
0 p .
In figuur 1 is dit gebied grijs. De oppervlakte van het gebied is A(p). Er geldt: A p( ) 4cos( ) p .
4p 8 Bewijs dat deze formule voor A(p) juist is.
De lijn met vergelijking x p snijdt de figuur 2 grafiek van f in het punt P.
De lijn met vergelijking x p snijdt de grafiek van f in het punt Q.
De horizontale lijn door P en Q verdeelt het grijze gebied in twee delen. Het deel boven deze lijn is V, het deel onder deze lijn is W. Zie figuur 2.
Er is één waarde van p waarvoor de oppervlakten van V en W aan elkaar gelijk zijn.
4p 9 Bereken deze waarde van p. Geef je eindantwoord in twee decimalen.
Horizontale en verticale asymptoot
De functie f wordt gegeven door:
2 1000 ( ) 10 x x e f x e figuur De grafiek van f heeft een horizontale
asymptoot en een verticale asymptoot. In de figuur is de grafiek van f met de beide asymptoten weergegeven. De twee asymptoten snijden elkaar in het punt B. Het punt A is het snijpunt van de horizontale asymptoot en de y-as. Het punt C is het snijpunt van de horizontale asymptoot en de grafiek van f.
7p 10 Bewijs dat B het midden is van lijnstuk AC.
Wind aan zee
Wind heeft een richting en een snelheid. Daarom kan wind als een vector worden weergegeven. In de figuren bij deze opgave wordt een wind met een snelheid van 1 m/s weergegeven als een vector van 1 cm.
Op een warme zomerdag worden aan de kust de windrichting en de windsnelheid door twee processen bepaald:
- de luchtstroming van een gebied met hoge luchtdruk naar een gebied met lage luchtdruk: dit is wind wd
ur
.
- de luchtstroming die ontstaat doordat de temperatuur boven zee anders is dan boven land: dit is wind wz
ur
. We gaan er in deze opgave van uit dat deze wind loodrecht op de kustlijn staat en richting het land waait. In figuur 1 is een voorbeeldsituatie getekend waarbij wind wd
ur
figuur 1
De resulterende wind wr
ur
is de wind zoals die wordt ervaren door iemand die zich aan de kust in punt O bevindt. Er geldt: wr wz wd
ur ur ur
.
Op de uitwerkbijlage is een deel van een kust getekend. Er geldt: - De wind wz
ur
waait met een snelheid van 4 m/s landinwaarts. - De wind wd
ur
waait met een snelheid van 6 m/s. - De resulterende wind wr
ur
waait evenwijdig met de kustlijn.
Op basis van bovenstaande drie gegevens zijn er twee mogelijkheden voor wd
ur
.
4p 11 Teken op de uitwerkbijlage deze twee vectoren
d
wur . Neem daarbij punt O als beginpunt van wd
ur
. Licht je aanpak toe.
Op een plek langs de Nederlandse kust figuur 2 (in figuur 2 het punt O) maakt de kustlijn
een hoek van 30° met het noorden. Op zekere dag waait de wind wd
ur
met een snelheid van 5 m/s in zuidwestelijke richting. De wind wz
ur
heeft een snelheid van 3 m/s en staat loodrecht op de kustlijn. In figuur 2 zijn de lijn noord-zuid en de lijn oost-west de assen van het assenstelsel. De lijn door
O waar vector wurd op ligt, is gestippeld getekend; die maakt dus een hoek van 45° met het noorden. Figuur 2 staat ook op de uitwerkbijlage.
5p 12 Bereken algebraïsch de snelheid in m/s van
de resulterende wind. Geef je eindantwoord in één decimaal. Je kunt bij deze vraag de uitwerkbijlage gebruiken.
Twee logaritmische functies
De functies f en g worden gegeven door:
( ) log( )
f x x en g x( ) log( x x) 1
De lijn met vergelijking y q snijdt figuur 1 de grafiek van f in het punt A en de
grafiek van g in het punt B. Zie figuur 1.
Er zijn waarden van q waarvoor A links van B ligt en de lengte van lijnstuk AB gelijk is aan 3.
4p 13 Bereken deze waarden van q. Geef
je eindantwoorden in twee decimalen.
Het snijpunt van de twee grafieken figuur 2 ligt bij x 10.
Gegeven is p10.
De lijn met vergelijking x p ligt dan rechts van het snijpunt van de twee grafieken. De lijn met vergelijking
x p snijdt de grafiek van f in het
punt C, de grafiek van g in het punt D en de x-as in het punt E.
Doordat p10, ligt D boven C. Zie figuur 2.
De verhouding tussen de lengte van lijnstuk CD en de lengte van lijnstuk CE hangt af van p. Er geldt: 2log( ) 2 log( ) CD p CE p
3p 14 Bewijs dat deze formule voor CD
CE juist is.
Als p onbegrensd toeneemt, nadert de verhouding CD
CE tot een grenswaarde.
Parabool en cirkel met variabele straal
Gegeven is de parabool met vergelijking y x2 en een punt M(0, r) op de positieve
y-as. We bekijken de cirkel met middelpunt M en straal r. Het punt O(0,0) ligt op deze
cirkel en op de gegeven parabool.
Afhankelijk van de waarde van r hebben de cirkel en de parabool één
gemeenschappelijk punt of drie gemeenschappelijke punten. In figuur 1 is de situatie met 9
20
r getekend, waarbij er één gemeenschappelijk punt is. In figuur 2 is de situatie met r 1 getekend, met drie gemeenschappelijke punten.
figuur 1 9 20
r figuur 2 r 1
5p 16 Bereken exact voor welke waarden van r de cirkel en de parabool drie
gemeenschappelijke punten hebben.
In de rest van deze opgave gaan we uit van de situatie waarin de cirkel en de parabool alleen punt O gemeenschappelijk hebben.
De lijn k gaat door M en is evenwijdig aan de x-as.
V is het gebied rechts van de y-as dat wordt ingesloten door de cirkel, de parabool en
lijn k. In figuur 3 is dit
gebied lichtgrijs gemaakt. figuur 3
W is het gebied rechts van
de y-as dat wordt ingesloten door de cirkel, de y-as en lijn k. In figuur 3 is dit gebied donkergrijs gemaakt.
Wanneer de cirkel wordt gewenteld om de y-as, ontstaat een bol met inhoud
3 4 3 .r
De gebieden V en W worden gewenteld om de y-as.
Er is een waarde van r waarvoor de inhoud van de omwentelingslichamen van V en
W aan elkaar gelijk zijn.
5p 17 Bereken exact deze waarde van r.
Wiskunde B
2019-II
Uitwerkbijlage.
NAAM: . . . . . . . . . . . .
vraag 12
Wiskunde B
2019-II
Uitwerkingen.
(N=2,2)
Minimale lengte
1 maximumscore 4 AP ( (p p3)22)2(7p)2 2 voer in: 2 2 2 1 ( ( 3) 2) (7 ) y x x x minimum 1 de minimale lengte is ongeveer 4,35 1
Bewegend punt
2 maximumscore 4
sin(2 ) sin( ) 0t t geeft sin(2 ) sin( )t t 1
2t t k 2 2t t k 2 1 1 2 3 3 2 t k t k 1 2 2 1 1 3 3 2 2 cos( ) sin( ) 3 P x 1 3 maximumscore 6 x t'( ) 2sin(2 ) 2cos(2 )t t 1 y t'( ) 2cos(2 ) cos( ) t t 1 0 2 1 v uur en 2 3 v uur 1 2 2 13 5 13 cos( ) 0,868 2 29,7o 1
Raaklijn in knikpunt
4 maximumscore 5 voor het linkerdeel geldt: 1 1 2
2 2 ( ) ( 2)( 2) 1 5 f x x x x x 2 f x'( ) x 1 1 lim '( )x2f x 3 1 y 3x b gaat door (2, 1)
dit geeft b 1 3 2 7 dus y 3x7 1
Optimale snijsnelheid
5 maximumscore 4 20 116 m C en 30 40 m C 1 uit 20 116 m 30 40 m volgt 116 30 40 20 ( )m 1 m 2,9log(1,5) 0,38 1 C20 116 0,38 122 16 maximumscore 5 uit a volgt: N 0,3V 1 uit b volgt: T0,25 150 V . M.a.w. 4 4 150 T V 1 uit c volgt: 2 112 T T d T 1 4 4 150 4 4 2 2 2 150 1 432 432 1440 0,3 1 1 1 V T V V A V V 2 7 maximumscore 5 4 4 4 4 3 2 2 150 150 4 2 2 150 ( 1) 432 432 4 ' 0 ( 1) V V V A V 2 4 4 2592 150 V 432 0 1 V4 84 375 000 geeft V 95,8 m/min 2
Oppervlakte onder een sinusgrafiek
8 maximumscore 4 ( ) 2sin( ) p p A p x dx
1 een primitieve van f is y 2cos( )x 1
A p( ) 2cos( p) 2cos( ) p 1
m.b.v. formuleblad:
2cos( p) 2cos( )cos( ) 2sin( )sin( ) 2cos( ) p p p
1
A p( ) 4cos( ) p
9 maximumscore 4
OppW ( p p) 2sin( ) 2( p 2 ) sin( )p p 1
1
2 ( ) 2cos( )
W
Opp A p p 1
Beschrijven hoe deze vergelijking op de GR opgelost kan worden 1
p0,41 1
Horizontale en verticale asymptoot
10 maximumscore 7
ex 10 0 geeft verticale asymptoot xln(10) 1
xlim ( )f x 100010 100 geeft horizontale asymptoot y 100 2
2 1000 100 10 x x e e geeft 2x 1000 100 x 1000 e e 1 e ex( x 100) 0 geeft ex 0 ex 100 1 C(ln(100),100) 1 1 2 1 2 2 ln(100) ln(100 ) ln(10) A C x x B x 1 2 lees verder ►►►
Wind aan zee
11 maximumscore 4
wr
ur
is een vector met lengte 6 evenwijdig aan de kustlijn (NO of ZW) 3 wd wr wz ur ur ur 1 12 maximumscore 5 1 2 1 2 1 3cos(60 ) 3sin(60 ) 1 3 kustlijn o o uuuuuuur 1 en deze 90° rechtsom draaien: 12
1 2 1 3 1 z w ur 1 1 2 1 2 2 2 5cos(45 ) 5 sin(45 ) 2 2 d w o o ur 1 1 1 2 2 1 1 2 2 1 3 2 2 0,94 5,04 1 2 2 r w ur 1 v ( 0,94) 2 ( 5,04)2 5,1 m/s 1
Twee logaritmische functies
13 maximumscore 4
f x( )g x( 3) 1
log( x) log(( x3) x3) 1 1
beschrijven hoe deze vergelijking met de GR opgelost kan worden 1
q 0,20 q 0,34 1 14 maximumscore 3 log( ) 1 log( ) log( ) p p p CD CE p 1 12 12 1 1 2 2
1 log( ) 1 log( ) log( ) 1 2log( ) 2
log( ) log( ) log( )
p p p p p p p 2 15 maximumscore 2 2log( ) 2 1 2
log( ) log( ) log( )
CD p
CE p p p 1
limp log( )2p 0, dus de grenswaarde is 1 1
Parabool en cirkel met variabele straal
16 maximumscore 5
c: x2(y r )2 r2 1
snijden met de parabool: x2 (x2r)2 r2 1
x2x4 2rx2r2 r2 geeft x x2( 2 1 2 ) 0r 1
x0 x2 2r1 1
de tweede vergelijking geeft 2 oplossingen als 1 2
4 lees verder
17 maximumscore 5 1 4 3 2 3 2 3 3 W I r r 1 V en W wentelen om de y-as: 2 1 2 1 2 2 0 2 0 ( ) r r I